http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/H ... zaken.aspx
Schadeberekening bij effectenlease-zaken
Den Haag , 29-4-2011
Kern van de uitspraak
De rechter mag uitgaan van een algemene formule bij de beoordeling of een effectenlease-overeenkomst een onaanvaardbaar zware financiële last op de afnemer legde. De formule moet wel voldoende ruimte laten om met individuele omstandigheden van de afnemer rekening te houden. Ook de inkomens- en vermogenspositie van de partner van de afnemer zijn van belang. Bij de begroting van de schade mogen behaalde winsten uit eerdere effectenleasetransacties met Dexia worden meegerekend.
Achtergrond
Een afnemer vordert vergoeding van schade die hij heeft geleden als gevolg van met Dexia gesloten effectenleasetransacties. De schade is ontstaan doordat de effecten aan het einde van de looptijd van de contracten minder opbrachten dan de leasesom. De vordering is onder meer gebaseerd op onrechtmatig handelen van Dexia.
In zijn uitspraken van 5 juni 2009, LJN BH2815 ([De T.]/Dexia), LJN BH2811 (Levob/) en LJN BH2822 (GeSp/Aegon), heeft de Hoge Raad algemene regels gegeven over de op Dexia rustende zorgplichten en over de schade die bij schending van die zorgplichten voor vergoeding in aanmerking komt. Betaalde rente en aflossingen komen slechts voor vergoeding in aanmerking indien onderzoek destijds zou hebben uitgewezen dat de overeenkomst een onaanvaardbaar zware financiële last op de afnemer legde.
Naar aanleiding van deze uitspraken strijden een afnemer en Dexia over de vraag: (i) hoe beoordeeld moet worden of de overeenkomsten destijds een onaanvaardbaar zware financiële last op de afnemer legden, en (ii) of met eerdere effectenleasetransacties behaalde voordelen in aanmerking moeten worden genomen bij de schadebegroting (‘voordeelstoerekening’; art. 6:100 van het Burgerlijk Wetboek). In het kader van de eerste vraag verschilden partijen onder meer van mening of de financiële omstandigheden van een eventuele partner moeten worden meegenomen. In het kader van de tweede vraag spitste het debat zich toe op de vraag of is voldaan aan de voorwaarden van art. 6:100 BW. Volgens deze bepaling mag genoten voordeel op de te vergoeden schade in mindering worden gebracht, als het voordeel voortvloeit uit ‘een zelfde gebeurtenis’" als de schade. Is daarvan ook sprake in geval van afzonderlijke effectenleasetransacties?
De procedure bij rechtbank en hof
De rechtbank Amsterdam heeft op 19 november 2008 beslist dat Dexia aansprakelijk is en Dexia veroordeeld tot vergoeding van 30% van het door de afnemer geleden nadeel.
In hoger beroep heeft het hof Amsterdam op 1 december 2009 (LJN BK4978) de vordering van de afnemer alsnog afgewezen. Het hof heeft aan de hand van een formule vastgesteld dat de overeenkomsten destijds niet een onaanvaardbaar zware last op de afnemer legden. Volgens het hof is Dexia daarmee enkel aansprakelijk voor de restschuld, niet ook voor de betaalde rente en aflossingen. Het hof heeft ook beslist dat door de afnemer uit eerdere transacties met Dexia genoten voordelen bij de begroting van de schade verrekend moeten worden. Nu het voordeel in dit geval groter was dan de restschuld, resteerde er per saldo geen schade meer.
De procedure bij de Hoge Raad
De afnemer (advocaat in cassatie: mr. R.A.A. Duk in Den Haag en behandelend advocaten: mrs. R.M. Hermans en J. de Bie Leuveling Tjeenk in Amsterdam) heeft beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad tegen de uitspraak van het hof Amsterdam. Dexia (advocaat mr. K.G.W. van Oven in Den Haag) heeft verweer gevoerd.
Op 11 februari 2011 heeft de plv. procureur-generaal mr. C.L. De Vries Lentsch-Kostense in haar conclusie de Hoge Raad geadviseerd de uitspraak van het hof Amsterdam alleen te vernietigen op het punt van de voordeelstoerekening.
De uitspraak van de Hoge Raad
Het hof Amsterdam mag een formule hanteren bij de beoordeling of sprake was van effectenlease-overeenkomsten die een onaanvaardbaar zware financiële last op de afnemer van Dexia legden. De formule moet wel voldoende ruimte laten om met individuele omstandigheden van de afnemer rekening te houden. Bij deze beoordeling zijn ook de inkomens- en vermogenspositie van de partner van de afnemer van belang, ongeacht de juridische of vermogensrechtelijke verhouding tussen de afnemer en zijn partner.
Het hof heeft bij de schadebegroting terecht door de afnemer met eerdere transacties behaalde voordelen in mindering gebracht. Het gaat daarbij in feite om een zodanig samenhangend geheel van soortgelijke transacties, dat het telkens tekortschieten van Dexia in de nakoming van haar zorgplichten jegens de afnemer kan worden aangemerkt als ‘een zelfde gebeurtenis’ in de zin van art. 6:100 BW.
Gevolgen van de uitspraak
De uitspraak van het hof Amsterdam van 1 december 2009 is definitief.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 29 april 2011. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.
LET OP: Dit topic is meer dan drie jaar geleden geplaatst. De informatie is mogelijk verouderd. |
[ archief ] Hoge raad neemt uitspraak gerechtshof over
Re: Hoge raad neemt uitspraak gerechtshof over
Een nieuw piketpaaltje langs de weg van de in 2007 door het Gerechtshof Amsterdam ingezette gang in het indammen van zo veel mogelijk claims.
Vóór 2007 speelde het inkomen en vermogen van een beleggingsgedupeerde geen rol bij het bepalen van de zorgplichtschending en de daaruit voortvloeiende schadetoerekening. Ra Ra hoe kan dit ?
Zonder een bijbuiging van het recht lijkt me dit niet goed mogelijk.
Vóór 2007 speelde het inkomen en vermogen van een beleggingsgedupeerde geen rol bij het bepalen van de zorgplichtschending en de daaruit voortvloeiende schadetoerekening. Ra Ra hoe kan dit ?
Zonder een bijbuiging van het recht lijkt me dit niet goed mogelijk.