LET OP: Dit topic is meer dan drie jaar geleden geplaatst. De informatie is mogelijk verouderd.

[ archief ] uitspraken na 1 januari 2005.zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/d

Hier kan je jouw opmerkingen en klachten kwijt over LegioLease.
Janny
Berichten: 2094
Lid geworden op: 27 aug 2003 21:15

uitspraken na 1 januari 2005.zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/d

Ongelezen bericht door Janny »

LJN: AS2214, Rechtbank Breda, 308654/CV/04-3058

Datum uitspraak: 12-01-2005
Datum publicatie: 12-01-2005

Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Kantonrechter wijst de vordering van Dexia toe onder meer omdat de klant te weinig heeft gesteld omtrent haar opleiding, beleggingservaring, beleggingsdoelstellingen en de bestedingsruimte.





Uitspraak

RECHTBANK BREDA
sector kanton – locatie Breda

VONNIS

in de zaak van:

de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V., gevestigd te Amsterdam,

eiseres,

gemachtigden: L.C.J. Netten, L.W.J. Danen en J.H. Vekemans, gerechtsdeurwaarders te Tilburg,

tegen:

[gedaagde], wonende te [woonplaats], aan [adres],

gedaagde, procederende in persoon.


1. Het procesverloop

Dat blijkt uit het vonnis van de sector handelsrecht van de rechtbank Breda van 12 november 2003 en de daarin genoemde stukken alsmede uit:
a. het exploot van oproeping van 4 mei 2004 met producties;
b. de conclusie van antwoord;
c. de conclusie van repliek met producties;
d. de conclusie van dupliek met een productie;
e. de akte uitlating zijdens Dexia.

Partijen worden hierna ook aangeduid als respectievelijk Dexia en [gedaagde].

2. Het geschil

Dexia vordert [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 8.131,81, vermeerderd met rente en kosten.

[gedaagde] heeft de vordering bestreden.

3. De beoordeling

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken dan wel op grond van de niet weersproken inhoud van de producties kan van het volgende worden uitgegaan.

Bij vonnis van de rechtbank Breda van 12 november 2003 heeft de sector handelsrecht op grond van artikel 93 Rv heeft geoordeeld dat de sector kanton bevoegd is om van het geschil van partijen kennis te nemen en daartoe de zaak verwezen naar de kantonrechter ter verdere behandeling.

Waar in dit vonnis sprake is van Dexia worden daarmee ook haar rechtsvoorgangsters de Bank Labouchere en Legio-Lease bedoeld.

[gedaagde] is gehuwd geweest met ............ Het huwelijk is in 2000 ontbonden door echtscheiding.

[gedaagde] heeft een op 13 juni 1999 gedateerde “Aanmeldingsbon” ondertekend en aan Legio-Lease toegezonden.

Vervolgens heeft de bank de “Lease-overeenkomst nummer: [OVEREENKOMST]” (verder: de overeenkomst) aan [gedaagde] toegezonden. Deze overeenkomsten heeft de bank aangeprezen met de naam “WinstVerDriedubbelaar”. Deze overeenkomst is gedateerd 17 juni 1999. [gedaagde] heeft deze overeenkomst getekend retour gezonden waardoor de overeenkomst tot stand is gekomen.

Dexia heeft nadien de rechten en verplichtingen van Legio-Lease BV uit hoofde van de overeenkomst overgenomen.

Blijkens die overeenkomst zijn op 16 juni 1999 pakketten aandelen (ABN AMRO, Ahold en ING) gekocht voor een totaalbedrag van € 12.974,04.

In de overeenkomst is voor een zelfde bedrag een tweede (12 maanden na de eerste aankoop) en een derde aankoop (24 maanden na de eerste aankoop) voorzien.

Omtrent rente is in het contract vermeld:
“Totaal te betalen rente tijdens de looptijd van deze lease-overeenkomst € 8.166,64”.

De lease som bedraagt daardoor in totaal € 38.922,12

In deze overeenkomst is voorts bepaald:
“2. Deze lease overeenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 36 maanden, te rekenen vanaf de aankoopdag van de waarden.
3. De lease som bedraagt:
a. Het totaal van 36 gelijke termijnen van f 499,91 (€ 226,85)
(...).
b. Een bedrag van: f 100,- (...) op of omstreeks de 35e maand.
c. Aan het einde van de deze overeenkomst het restant van zege
f 85.673,07 (€ 38.876,74) (…)
Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.
4. Betaling van de hierboven genoemde maandtermijnen zal uitsluitend geschieden door middel van een automatische (post) bank-incasso op een speciaal daartoe geopende rekening bij Bank Labouchere N.V.(.)
8. Aan het einde van de looptijd heeft lessee het recht deze lease-overeenkomst te verlengen voor een periode van 36 maanden. Verlenging geschiedt op basis van een maandtermijnen tegen de alsdan bij Legio-Lease geldende condities. Vanaf 1 jaar na deze verlenging kan lessee deze lease-overeenkomst dagelijks en zonder kosten beëindigen. (…)
10. Lessee verklaart door ondertekening van deze lease-overeenkomst bekend te zijn met de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van de Legio-Lease zoals die zijn afgedrukt aan de ommezijde, alsmede de toepasselijkheid daarvan op deze lease-overeenkomst te aanvaarden”.


In de bij genoemde overeenkomst behorende bijzondere voorwaarden is onder meer het volgende bepaald:

2. Legio-Lease en lessee komen overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Ten einde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar van de waarden wordt, worden de in de overeenkomst genoemde waarden voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde waarden onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchere, overeenkomstig artikel 17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht. Legio-Lease behoud het eigendom van de waarden totdat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan en blijft als zodanig bevoegd over de waarden de beschikken zonder dat deed en nadele van lessee werkt. De lessee kan niet over de waarden beschikking, behoudens met voorafgaande schriftelijke toestemming van Legio-Lease. Legio-Lease draagt het risico van het verloren gegaan van de waarden totdat deze eigendom van lessee is geworden.
3. Alle baten en waardeveranderingen van de waarden komen lessee toe. (…)
6. Indien (a) lessee na schriftelijke ingebrekestelling nalatig blijft met het betalen van één of meer maandtermijnen (…), is Legio-Lease gerechtigd (…) het onbetaalde restant van de totaal overeengekomen leasesom(men) in zijn geheel op te eisen en de waarden te verkopen op een door Legio-Lease te bepalen moment ter beurze of anderszins. Legio-Lease zal de opbrengst van die verkoop in mindering brengen op datgene wat lessee haar verschuldigd is. Een eventueel batig saldo zal alsdan door Legio-Lease aan lessee worden uitbetaald.
7. Indien lessee nalatig is het door hem aan Legio-Lease verschuldigde te voldoen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten, zowel in als buiten rechte, voor rekening van lessee. De zogenaamde buitengerechtelijke incassokosten belopen 15 % van het gevorderde met een minimum van f 250,-. (…)
10. Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen de waarden aan lessee worden uitgeleverd tenzij lessee alsdan mededeelt de voorkeur te geven aan de verkoop van de waarden. De verkoopopbrengst al in dat geval door Legio-Lease aan lessee worden uitbetaald. Verkoop vindt zo spoedig mogelijk na opdracht daartoe plaats. (…)
12. Legio-Lease zal het Bureau Kredietregistratie (BKR) te Tiel informeren over de overeenkomst en eventuele betalingsachterstanden van lessee.

[gedaagde] heeft aan de maandelijkse verplichting tot betaling van € 226,85 voldaan.

Bij brief van 12 november 2002 heeft Dexia aan [gedaagde] de eindafrekening toegezonden. Daar blijkt dat de aandelen op 17 juni 2002 zijn verkocht en dat door [gedaagde] resteert te betalen een bedrag van € 5.894,69.

[gedaagde] heeft dat bedrag, ondanks sommatie, onbetaald gelaten.

Volgens Dexia heeft zij op grond van de overeenkomst en de bijzondere voorwaarden aanspraak op betaling van € 5.894,69 vermeerderd met rente en kosten.

Daartegen heeft [gedaagde] verweer gevoerd.


Kort weergegeven heeft [gedaagde] verwezen naar een vonnis van 25 augustus 2004 van de rechtbank te Amsterdam inzake een geschil van de stichting Leaseverlies tegen Dexia en (bij de conclusie van dupliek) verzocht om ontbinding van de overeenkomst. Voorts heeft zij gesteld: “dat ik aan al mijn verplichtingen heb voldaan terwijl ik dat na onze scheiding niet meer kon, maar toch heb gedaan”, alsmede “dat Dexia slechte tot geen informatie heeft verstrekt over wat er fout kan gaan”.

Uit het vorenoverwogene blijkt dat de door partijen gesloten overeenkomst in hoofdzaak inhoudt dat:
a.de bank aandelen koopt voor een bedrag van € 38.922,12;
b.[gedaagde] dit bedrag aan het einde van de lease-overeenkomst dient terug te betalen;
c. zodra [gedaagde] alle verplichtingen krachtens deze overeenkomst jegens de bank is nagekomen, zij van rechtswege eigenaresse van de aandelen wordt;
d.[gedaagde] terzake van rente een bedrag van € 8.166,64 verschuldigd is;
e.de betaling van rente dient te geschieden door in een tijdvak van 36 maanden na 17 juni 1999 maandelijks aan de bank te betalen een bedrag van f 499,91 (36 x f 499,91 = f 17.996,90);
g. bij verkoop van de aandelen de koopsom kan worden verrekend met de verkoopopbrengst.

Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] heeft betrekking op de door haar verzochte ontbinding van de overeenkomst.

Door te verwijzen naar het door de rechtbank Amsterdam beoordeelde geschil tussen de stichting Leaseverlies en Dexia neemt de kantonrechter aan dat [gedaagde] beoogd heeft aan te voeren dat voor het aangaan van de effecten lease-overeenkomst toestemming is vereist van de echtgenoot als bedoeld in artikel 1:88 BW, bij gebreke waarvan de rechtshandeling die een echtgenoot in strijd hiermee heeft verricht op grond van artikel 1:89 BW vernietigbaar is.

Deze stelling kan [gedaagde] niet baten reeds omdat op grond van artikel 1:89, eerste lid, BW slechts de andere (ex) echtgenoot een beroep op deze vernietigingsgrond kan doen. De ex-echtgenoot van [gedaagde] is evenwel geen partij in dit geding en gesteld, noch gebleken is dat de overeenkomst buiten rechte reeds is vernietigd door die andere ex- echtgenoot (in dit geval de heer [EX-ECHTGENOOT]).

Het verweer van [gedaagde] komt er in wezen op neer dat haar niet, althans onvoldoende, duidelijk is gemaakt dat zij een overeenkomst van geldlening met Dexia sloot. Naar kantonrechter aanneemt heeft [gedaagde] daarbij met name het oog op de verplichting tot terugbetaling van het aankoopbedrag van de aandelen van € 38.876,74 (= f 85.673,07).

Voor zover [gedaagde] beoogd heeft een beroep te doen op dwaling wordt het volgende overwogen.

In artikel 6:228 BW is bepaald dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, onder meer vernietigbaar is indien de dwaling is te wijten aan een inlichtingen van de wederpartij (tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichtingen zal worden de gesloten).
[gedaagde] heeft niet gesteld op welke inlichtingen zij het oog heeft.

Voor zover [gedaagde] het oog heeft op de door Dexia als productie 9 bij de conclusie van repliek in het geding gebrachte advertentie in het Algemeen Dagblad waaruit zij de aanmeldingsbon

heeft geknipt wordt overwogen dat uit de inhoud van die advertentie niet blijkt dat bij het einde van de looptijd het aankoopbedrag niet behoeft te worden terugbetaald.

De stelling van [gedaagde] dat Dexia “geen tot slechte informatie heeft verstrekt over wat er fout kan gaan”, vat de kantonrechter verder op als een beroep op het schenden van de zorgplicht van de bank.
Meer specifiek heeft [gedaagde] in dit verband gesteld dat Dexia er niet op heeft gewezen dat na verkoop van de aandelen een schuld kon resteren en dat zij en haar ex man “er nooit aan begonnen” waren als Dexia die informatie wel had verstrekt.

Dexia heeft er (uitvoerig) op gewezen dat het [gedaagde] duidelijk moet zijn geweest dat zij geld leende waarmee aandelen werden gekocht.

Omtrent de vraag of Dexia [gedaagde] eigener beweging een negatief scenario had moeten voorhouden en wat de gevolgen zijn indien dat is nagelaten, wordt het volgende overwogen.

Naar mate de aspirant belegger minder kennis en ervaring heeft met een beleggingsproduct is er een nadrukkelijker verplichting aan de zijde van de bank tot het verschaffen van duidelijke informatie, waaronder – onder omstandigheden - ook het schetsen van een negatief scenario.

Uit de aard van de effectenleaseconstructie, zoals die is aangeboden, vloeit voort dat de potentiële belegger in belangrijke mate kon beoordelen of die constructie in beginsel geschikt was om aan zijn of haar beleggingsoogmerk te voldoen. Het bedrag waarvoor in effecten wordt geïnvesteerd, de aard van die effecten en de duur van de investering zijn immers voor de belegger op voorhand volledig kenbaar.

[gedaagde] heeft niets gesteld omtrent haar opleiding, beleggingservaring, beleggingsdoelstellingen en haar bestedingsruimte. Zij heeft evenmin specifiek gesteld dat - gelet op een en ander - Dexia haar zorgplicht heeft geschonden door geen informatie in te winnen omtrent de klant enerzijds en dat Dexia op grond daarvan meer informatie had dienen te verschaffen omtrent het beleggingsproduct anderzijds. De enkele stelling van [gedaagde] inhoudende dat als zij had geweten dat een schuld kon resteren zij er nooit aan was begonnen, is onvoldoende om de toetsing van de zorgplicht van Dexia in rechte te rechtvaardigen. Zoals hiervoor overwogen, is de inhoud van de overeenkomst zodanig dat een potentiële belegger op basis daarvan kan beoordelen of de aangeboden constructie in beginsel geschikt is om aan zijn beleggingsoogmerk te voldoen.

Derhalve komt de restschuld voor toewijzing in aanmerking.

Bij brief van 12 november 2002 heeft Dexia aan [gedaagde] een eindafrekening toegezonden met daarbij gevoegd een specificatie.
Daaruit blijkt dat na verkoop van de aandelen op 17 juni 2002 resteert te betalen een bedrag van € 5.894,69.

[gedaagde] heeft de juistheid van dit bedrag niet bestreden zodat het wordt toegewezen.

Volgens Dexia heeft zij aanspraak op de contractuele rente van 0,96% per maand.

[gedaagde] heeft dat niet specifiek weersproken.



Gelet hierop en op de brief van Dexia aan [gedaagde] van 1 november 2002 wordt de contractuele rente over voormeld bedrag toegewezen met ingang van 15 november 2002.

Ter zake van buitengerechtelijke incassokosten heeft Dexia € 788,97 gevorderd.

Daartegen heeft [gedaagde] evenmin specifiek verweer gevoerd.

Op grond hiervan wordt overeenkomstig het gebruikelijke tarief toegewezen een bedrag van
€ 788,97.

4. De kosten

[gedaagde] dient als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure, voor zover aan de zijde van Dexia gevallen, te worden verwezen.

5. De beslissing

- veroordeelt [gedaagde] aan Dexia te betalen een bedrag van € 6.683,66 (zesduizend zeshonderddrieëntachtig euro en zesenzestig cent), vermeerderd met de contractuele rente van 0,96% per maand vanaf 15 november 2002 over € 5.894,69 tot de dag der algehele voldoening;

- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure voor zover aan de zijde van Dexia gevallen, en tot op heden begroot op € 820,56 waaronder € 540,= als salaris van de gemachtigde van Dexia;

- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.

Dit vonnis is gewezen door mr. F.G.P.M. Spreuwenberg en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 12 januari 2005.

http://www.rechtspraak.nl/Uitspraken/Zo ... praken.htm

Hieruit blijkt dat een goed verweer en een doortimmerde dagvaarding noodzakelijk zijn om profijt te boeken.
Laatst gewijzigd door Janny op 12 jan 2005 16:50, 1 keer totaal gewijzigd.

Jan
Berichten: 200
Lid geworden op: 10 jul 2003 19:54

Re: uitspraken na 1 januari 2005.zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/d

Ongelezen bericht door Jan »

Dit is sneu.

Met een advocaat had hier voor deze gedupeerde meer in gezeten. Slechter kan eigenlijk niet zou ik zo zeggen. Werkelijk alle eisen van Dexia zijn toegewezen bij gebrek aan verweer van deze mede-gedupeerde.

Daar kan deze rechter ook niets aan verhapstukken. Die kan in dit geval niet anders dan met kromme tenen alles aan Dexia toewijzen.

Jan

anne_
Berichten: 1469
Lid geworden op: 12 jan 2005 15:02

Re: uitspraken na 1 januari 2005.zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/d

Ongelezen bericht door anne_ »

De noodzaak voor het nemen van een advocaat is hier overduidelijk. Op juridisch gebied moet je genoeg kennis in huis hebben om zo'n zaak als leek alleen te doen. Erg sneu voor deze gedupeerde.

Anne.

Truus2004
Berichten: 2377
Lid geworden op: 17 jun 2004 00:13

Re: uitspraken na 1 januari 2005.zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/d

Ongelezen bericht door Truus2004 »

Er is zomaar gestopt met betalen, zonder vernietiging! En vervolgens dagvaarding afgewacht. Gevaarlijk dus!
Janny, 'ze' hebben vergeten de naam van de ex-echtgenoot te verwijderen. Misschien een idee om dat hier alsnog te doen!

Janny
Berichten: 2094
Lid geworden op: 27 aug 2003 21:15

Re: uitspraken na 1 januari 2005.zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/d

Ongelezen bericht door Janny »

éénmaal naam gevonden en verwijderd.

janny

Truus2004
Berichten: 2377
Lid geworden op: 17 jun 2004 00:13

Re: uitspraken na 1 januari 2005.zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/d

Ongelezen bericht door Truus2004 »

Stond er idd maar een keer!


peewee
Berichten: 2195
Lid geworden op: 15 mar 2004 12:00

Re: uitspraken na 1 januari 2005.zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/d

Ongelezen bericht door peewee »

Erg sneu voor deze gedupeerde dit vonnis. Uit dit vonnis blijkt dat het rechtsgevoel van veel burgers sterk uiteenloopt met de feitelijke juridische situatie. In de optiek van de meeste gedupeerden is de als gevolg van het leasen van aandelen ontstane situatie voornamelijk te wijten aan misleidende en gebrekkige informatie door de lease-aanbieders en de door hen aangestelde tussenpersonen. Kortom, misleiding. Helaas misleiding is juridisch een zeer lastig te bewandelen weg.
Want
a) is lastig te gebruiken in een collectieve rechtsprocedure
b) misleiding wordt getoetst door de rechter aan zeer strenge normen, namelijk aan de norm van een allerte, goed oplettende consument.

Veel beter is dus om te trachten de lease-aanbieders "onderuit te halen"" door de talloze fouten die zij maakten bij de ontwikkeling van hun producten, de toezichtwetten die de overheid hen liet negeren etc. tegen de aanbieders te gebruiken. Voorbeelden te over: de Wet Toezicht Effectenverkeer; het Besluit Toezicht Effectenverkeer, De Nadere Regeling, De Wet op het Consumentenkrediet. Hele andere wetten dan de (vage) wettelijke regels over misleiding.
De moraal van het verhaal: ga als gedupeerde niet alleen af op je eigen rechtsgevoel, maar zoek goede en deskundige ondersteuning.

tester
Berichten: 253
Lid geworden op: 02 jul 2003 18:27

Re: uitspraken na 1 januari 2005.zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/d

Ongelezen bericht door tester »

Alle ogen gericht op de Hoge Raad 11-01-2005
Rechtszaken rond aandelenlease blijven zich voortslepen in 2005

Het zal in 2005 rechterlijke uitspraken regenen over aandelenleasezaken, maar of er ook al definitief duidelijkheid komt voor de gedupeerden is de vraag.
Door onze redacteur JOCHEN VAN BARSCHOT
ROTTERDAM, 8 JAN. - Het was even rustig rond de rechtszaken over aandelenlease. Rechters die veel van dit soort zaken behandelen, besloten vorig jaar bij elkaar te gaan zitten om hun aanpak beter op elkaar af te stemmen. Problemen met aandelenleaseproducten, waarbij beleggers met geleend geld aandelen kopen, zijn een betrekkelijk nieuw fenomeen en er is nog geen jurisprudentie waar rechters op kunnen terugvallen. In vergelijkbare zaken kwamen rechters daardoor tot verschillende uitspraken. Om dit voortaan te voorkomen, was afstemming nodig, vonden ze.
In afwachting van de resultaten hiervan, werd een groot aantal zaken - er lopen er meer dan duizend - aangehouden. Inmiddels is het overleg afgerond en is de behandeling van de zaken hervat. De verwachting is dat het de komende maanden uitspraken zal gaan regenen. In een aantal zaken loopt ook al het hoger beroep. De eerste uitspraken van de gerechtshoven zijn naar verwachting in medio april.
Wat de rechters precies met elkaar hebben afgesproken - en hoe concreet of abstract hun afspraken zijn - hebben ze niet bekendgemaakt. Dat zal moeten blijken uit hun uitspraken. Waarbij natuurlijk geldt dat iedere zaak anders is en individueel beoordeeld zal worden.
In de meeste zaken gaat het om beleggers die in de jaren negentig een aandelenleaseproduct hebben gekocht. Ze kochten met geleend geld aandelen op de beurs en verkochten die na een vooraf afgesproken periode, om met de opbrengst de lening af te lossen en daarna liefst nog wat over te houden. In de jaren dat het goed ging op de beurs was dat geen enkel probleem en maakten producten als de `winstverdriedubbelaar' van (tegenwoordig) Dexia Bank hun naam meer dan waar. Maar na het inzakken van de aandelenkoersen vanaf eind 2001, bleven veel beleggers na het aflopen van hun aandelenleasecontract met een restschuld zitten.
Een groot deel van hen is daarna, individueel of collectief via stichtingen als Eegalease of Leaseverlies, rechtszaken gestart om de aandelenleasecontracten ontbonden te krijgen. De contracten zijn volgens hen niet rechtsgeldig omdat de aanbieders van leaseproducten onvoldoende op de risico's hebben gewezen en hun klanten daarmee hebben misleid.
Over de vraag of aanbieders van leaseproducten hun klanten hebben misleid, heeft de rechter intussen bepaald dat dat niet zo is. Hierover loopt wel nog het hoger beroep. Een aantal rechters heeft inmiddels verder bepaald, dat de partner bij het aangaan van een aandelenleasecontract moet meetekenen. Is dat niet gebeurd - wat in de meeste gevallen vermoedelijk het geval is - dan kan het contract worden ontbonden. Het moet nog blijken of deze uitspraak in hoger beroep standhoudt.
Een andere vraag die de rechters nog moeten beantwoorden is of aandelenleaseproducten een vorm van consumentenkrediet zijn. Is
dat het geval, dan kunnen beleggers van wie het leaseproduct nog loopt tussentijds van hun contract af. Ten slotte moeten de rechters zich nog buigen over de vraag hoever de zorgplicht, die banken wettelijk jegens hun klanten hebben, reikt in het geval van de leaseproducten. Had de bank mensen die nu in financiële nood zitten door hun restschuld wel een aandelenleaseproduct mogen verkopen, nu blijkt dat ze financieel niet daadkrachtig genoeg zijn om de risico's daarvan te dragen?
Als de rechters al deze vragen hebben beantwoord, is er voor de gedupeerde beleggers overigens nog steeds geen definitief uitsluitsel, want na de uitspraak volgt nog het hoger beroep en uiteindelijk moet de Hoge Raad zich over de aandelenleasekwesties buigen. En zelfs als er op korte termijn een uitspraak komt in een `modelzaak' waarin alle probleempunten samenkomen en deze zaak met voorrang door het hoger beroep en de cassatieprocedure geleid wordt, gaat dat alles bij elkaar minimaal nog een jaar duren. Dus of beleggers met een aandelenleasecontract hierover in 2005 meer duidelijkheid kunnen verwachten, valt sterk te betwijfelen.
Zesde en laatste deel in een serie die vooruitblikt op 2005. Eerdere afleveringen verschenen de afgelopen week in E en zijn na te lezen op www.nrc.nl.

Bron: NRC Handelsblad

grotius
Berichten: 85
Lid geworden op: 11 feb 2004 15:38

Re: uitspraken na 1 januari 2005.zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/d

Ongelezen bericht door grotius »

Het artikeltje van Van Barschot bevat helaas niets dat niet reeds bij iedereen bekend is. Kennelijk moest er een pagina worden gevuld.

Janny
Berichten: 2094
Lid geworden op: 27 aug 2003 21:15

Re: uitspraken na 1 januari 2005.zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/d

Ongelezen bericht door Janny »

Uitspraak

Zaak-/rolnummer: 236706 CV EXPL 04-2668 1
Datum vonnis: 20 januari 2005


Rechtbank Haarlem
sector kanton, locatie Zaandam


VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

in de zaak van:

de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: C.Th. Snijder,

--tegen--

[gedaagde],
zichzelf noemend: [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. S.A. van den Broek.


Partijen zullen hierna als volgt worden aangeduid:
- eisende partij in conventie en verwerende partij in reconventie: Dexia;
- gedaagde partij in conventie en eisende partij in reconventie: [gedaagde].


1. Het verloop van de procedure.

Verwezen wordt naar het vonnis van de sector civiel van deze rechtbank van 21 april 2004 (en de daarin genoemde stukken), waarin de zaak naar de sector kanton is verwezen.
Hierna is de zaak aangebracht op de rolzitting van de sector kanton van 27 mei 2004.
Het verdere verloop van de zaak blijkt uit:
- de tussenbeslissing van de kantonrechter van 10 juni 2004,
- de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte voorwaardelijke wijziging van eis, met producties,
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie, tevens houdende akte verzet tegen voorwaardelijke wijziging van eis, met producties,
- de conclusie van dupliek in reconventie, met producties.

Uitspraak is (nader) bepaald op vandaag.

[gedaagde] heeft niet kunnen reageren op de bij dupliek in reconventie nog in het geding gebrachte producties. Gelet op hetgeen hierna zal worden overwogen en beslist, is er geen aanleiding [gedaagde] daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen.





2. De feiten.

De volgende feiten zijn komen vast te staan omdat deze zijn erkend, dan wel omdat deze niet, althans onvoldoende, zijn betwist.

2.1 Dexia is rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., die op haar beurt rechtsopvolgster is van Legio Lease B.V. De kantonrechter zal hierna steeds spreken over “Dexia”, waarmee dan Dexia en/of haar rechtsvoorgangsters worden bedoeld.

2.2 Tussen Dexia en [gedaagde] is op 1 juli 1999 een overeenkomst met contractnummer 74214207 totstandgekomen welke door Dexia WinstVerDriedubbelaar werd genoemd. Hieraan voorafgaand heeft [gedaagde] op 27 juni 1999 een door haar ondertekende aanmeldingsbon voor de WinstVerDriedubbelaar aan Dexia toegezonden. Op deze bon staat:
“JA, ook ik wil al over drie jaar een hoog belastingvrij bedrag uitbetaald krijgen.
Koop nu voor mij het eerste pakket aandelen ABN-AMRO, Ahold en ING. (...)
Stuur mij zo spoedig mogelijk het leasecontract, de garantie van Bank Labouchere en de fiscale opinie (...). Na akkoordbevinding stuur ik een getekend exemplaar retour en de zaak is rond. (...)”.

2.3 In de lease-overeenkomst is – onder meer – opgenomen:
“ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
1. Lessee least van Legio-Lease, gelijk deze aan lessee verleast, de hierna te noemen aandelen/effecten, verder ook te noemen de “waarden” (…)
totaal aankoopbedragen € 38.913,60 (...)
totaal te betalen rente tijdens looptijd van deze lease-overeenkomst € 8.164,84 (...)
totaal overeengekomen leasesom € 47.078,44 (...)
2. Deze lease-overeenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 36 maanden (…)
3. De lease-som bedraagt:
a. Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van zegge: f 499,80 (€ 226,80)
b. Een bedrag van f 100,-- (…) op of omstreeks de 35e maand.
c. Aan het einde van de lease-overeenkomst het restant van zegge: f 85.654,29 (€ 38.868,29)
Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.
(...)
10. Lessee verklaart door ondertekening van deze lease-overeenkomst bekend te zijn met de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van Legio-lease zoals die zijn afgedrukt aan ommezijde, alsmede de toepasselijkheid daarvan op deze lease-overeenkomst te aanvaarden”.
2.4 De looptijd van de overeenkomst is op 1 juli 2002 verstreken. Dexia heeft vervolgens een eindafrekening aan [gedaagde] gezonden, waaruit blijkt dat de verkoopopbrengst van de door [gedaagde] geleasde effecten € 33.283,47 was en dat ten laste van [gedaagde] een bedrag van € 6.083,73 resteert. [gedaagde] heeft daarop € 226,80 in mindering voldaan, zodat € 5.856,93 onbetaald is gebleven.







3. De vorderingen in conventie en reconventie

3.1 Dexia vordert in conventie veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 7.246,68, vermeerderd met de contractuele rente ad
0,96 % per maand, althans de wettelijke rente over € 5.856,93 vanaf 7juni 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Dexia stelt daartoe (samengevat en na voorwaardelijke wijziging van eis) dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen uit de aandelenlease-overeenkomst door het restant van de geleende hoofdsom (na aftrek van de verkoopopbrengst van de door haar geleasde effecten), vermeerderd met de contractuele rente ad 0.96 % per maand niet te betalen. De vordering is tevens vermeerderd met buitengerechtelijke kosten, omdat Dexia zich genoodzaakt heeft gezien haar vordering ter incasso uit handen te geven.

3.2 Voorwaardelijk, voor het geval de vordering in reconventie geheel of ten dele mocht worden toegewezen, vordert Dexia veroordeling van Jacobs tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde daarvan op de datum van verkoop, althans de datum van vernietiging of ontbinding van de overeenkomst. Dexia baseert deze vordering op artikel 6:278 BW.

3.3 [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering in conventie en vordert in reconventie:

Primair
A) voor recht te verklaren dat de tussen partijen gesloten lease-overeenkomst is vernietigd op grond van dwaling;
B) met veroordeling van Dexia tot terugbetaling van € 8.210,22 ter zake van door [gedaagde] betaalde inlegpremies, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van dagvaarding;
C) voor recht te verklaren dat de restschuld ad € 5.856,93 vermeerderd met rente en kosten, in totaal € 7.246,68 uitsluitend ten laste van Dexia komt;

Subsidiair:
A) veroordeling van Dexia tot betaling van € 8.210,22 aan schadevergoeding op grond van wanprestatie en/of onrechtmatige daad;
B) voor recht te verklaren dat de restschuld ad € 5.856,93 vermeerderd met rente en kosten, in totaal € 7.246,68, uitsluitend ten laste van Dexia komt;

Meer subsidiair:
het door [gedaagde] te betalen deel van de restschuld overeenkomstig de bestendige jurisprudentie van de Klachtencommissie DSI te bepalen op € 5.837,04;
met veroordeling van Dexia in de proceskosten in conventie en reconventie.


4. De verweren in conventie en reconventie

Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer bestreden. Daarop zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van de geschillen nader worden ingegaan.



5. De beoordeling van het geschil in conventie en reconventie

5.1 De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2 [gedaagde] voert het verweer dat zij de aandelenlease-overeenkomst heeft gesloten onder invloed van dwaling. Hieraan legt [gedaagde] - kort gezegd - het volgende ten grondslag. Zij heeft zich met gebruikmaking van een inschrijvingsformulier bij Dexia aangemeld voor de WinstVerDriedubbelaar. Naar aanleiding hiervan heeft zij de overeenkomst, de bijzondere voorwaarden, de fiscale opinie en een prognosevoorbeeld ontvangen.
De brochure over de WinstVerDriedubbelaar heeft zij niet ontvangen.
Bij het sluiten van de overeenkomst verkeerde zij in de (achteraf onjuist gebleken) veronderstelling dat de koersen van de aandelen aanzienlijk zouden stijgen. Dexia heeft onvoldoende dan wel onjuiste informatie verschaft, waardoor [gedaagde] niet wist dat zij met geleend geld zou beleggen. [gedaagde] dacht dat zij alleen met de ingelegde bedragen zou gaan beleggen en die inleg in ieder geval aan het einde van de looptijd zou terug ontvangen. Dexia heeft [gedaagde] er niet op gewezen dat zij een lening aanging en uiteindelijk een schuld zou kunnen resteren; daarentegen heeft Dexia de verwachting gewekt dat [gedaagde] een driedubbele winst zou behalen.

5.3 Overwogen wordt als volgt. Niet is gebleken dat door of namens Dexia onjuiste dan wel (bewust) onvolledige informatie is verstrekt. [gedaagde] heeft niet weersproken dat zij op 27 juni 1999, alvorens de overeenkomst te ondertekenen, op eigen
initiatief een aanmeldingsbon uit een advertentie in de Telegraaf over de WinstVerDriedubbelaar heeft ingevuld en ondertekend naar Dexia heeft gestuurd. Hoewel die advertentie een sterk aanprijzend karakter en een over het geheel genomen bijzonder optimistische toonzetting heeft, blijkt daaruit immers ook voldoende duidelijk dat er een risico van koersdalingen en een restschuld bestaat.

Zo is daarin vermeld:
“Zou de verkoop van de aandelen onverhoopt minder opbrengen dan de aankoopprijs, dan zou u het verschil moeten bijbetalen.”

Ook bevat de advertentie de in een kader geplaatste waarschuwing:
“Let op! Beleggen bij wie en in welke vorm dan ook brengt financiële risico’s met zich mee.(...) Beleggen geeft u kans op een hoger, maar ook op een lager gemiddeld rendement. Dit risico is voor u.
De waarde van uw belegging kan fluctueren. (...) Wij wijzen erop, dat de gehanteerde rendementen zijn gebaseerd op rendementen uit het verleden. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst.”

Tevens kan uit de advertentie, de aandelenlease-overeenkomst en de fiscale opinie worden afgeleid dat sprake was van belegging met geleend geld. Zo wordt in de advertentie tweemaal expliciet meegedeeld dat het maandbedrag alleen uit “rente” bestaat. Ook in de overeenkomst wordt gesproken over de lease van aandelen en een bedrag aan te betalen “rente”. Uit de overeenkomst blijkt tevens hoe de leasesom is opgebouwd, dat deze moet worden terugbetaald en zal worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
Verder staat in de fiscale opinie dat de investering in de aandelenaankoop geschiedt:
“ in de vorm van een driejarige aflossingsvrije lening op normale condities, tegen een voor drie jaar vast maandelijks rentebedrag, voor de deelnemer gefinancierd”.


5.4 De beslissing om in aandelen te beleggen brengt een eigen verantwoordelijkheid voor de belegger mee. Van [gedaagde] mocht dan ook worden verwacht dat zij het haar gedane aanbod en de haar ter ondertekening toegezonden overeenkomst met de nodige aandacht en oplettendheid zou bestuderen. Maatstaf daarbij is de verwachting van een niet ter zake deskundige, doch aandachtige en oplettende consument. Daarnaast is algemeen bekend dat aandelen sterk in waarde kunnen fluctueren, zodat [gedaagde] de informatie waarover zij beschikte ook in dat licht had moeten bezien. Het enkele feit dat [gedaagde] de lease-overeenkomst is aangegaan met (toekomst)verwachtingen ten aanzien van de koersontwikkeling die achteraf niet gerechtvaardigd bleken en zij zich kennelijk door de (achteraf bezien) veel te optimistische toonzetting van de advertentie tot de aandelenlease-constructie heeft laten overhalen, dient voor haar rekening en risico te blijven. Het beroep op dwaling stuit hierop af.
5.5 [gedaagde] voert subsidiair aan - en legt dit tevens aan haar subsidiaire vordering in reconventie ten grondslag - dat Dexia is tekortgeschoten in haar contractuele verplichtingen door bij de totstandkoming van de overeenkomst geen informatie te hebben ingewonnen over de inkomens- en vermogenspositie van [gedaagde] teneinde te beoordelen of [gedaagde] de financiële lasten, voortvloeiende uit het contract, kon dragen. [gedaagde] beroept zich in dit verband onder meer op artikel 28 van de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (1999).

5.6 Dit verweer treft in zoverre doel dat het, nadat [gedaagde] zich bij Dexia had aangemeld voor deelname aan de WinstVerdriedubbelaar, op de weg van Dexia had gelegen zich tenminste rekenschap te geven van de vraag of [gedaagde] naar redelijke verwachting over voldoende draagkracht zou beschikken om niet alleen de rentetermijnen te betalen, maar ook een eventuele restschuld na verkoop van de aandelen te voldoen. Deze verplichting vloeit onder meer voort uit de in artikel 28 van de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (1999) gecodificeerde zorgplicht.
5.7 Het standpunt van Dexia dat artikel 28 NR onverbindend is wordt verworpen, evenals haar betoog dat zij bij het aanbieden van de WinstVerDriedubbelaar niet aan de in de NR vervatte zorgplicht was gehouden. In het voetspoor van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2004 (NJF 2004, 410) en de daaromtrent gedane uitspraken van de Klachtencommissie van het DSI van 5 februari 2004 (NJF 2004, 446) wordt geoordeeld dat Dexia aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht gehouden was, waaraan niet afdoet dat zij een kant-en-klaar effectenproduct aan een breed publiek aanbood.

5.8 Niet is gebleken dat Dexia haar zorgplicht naar behoren is nagekomen. Voor zover Dexia informatie bij het BKR in Tiel heeft ingewonnen, kan dat niet als voldoende worden aangemerkt. Dexia heeft aldus in strijd gehandeld met de zorgvuldigheid die van haar als professionele en ter zake deskundige dienstverlener mocht worden verwacht, waardoor zij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar (al dan niet pre-)contractuele zorgplicht jegens [gedaagde].

5.9 Vervolgens is de vraag welke gevolgen aan de schending van de zorgplicht moeten worden verbonden. Waar die zorgplicht juist strekt tot bescherming tegen een (onverwachte, hoge) restschuld, dient de “remedie” tegen de schending ervan ook tot dat deel van de verplichtingen van [gedaagde] uit de overeenkomst beperkt te blijven. Iedere verderstrekkende consequentie van de schending van de zorgplicht (waaronder in dit geval te verstaan: de in reconventie door [gedaagde] gevorderde schadevergoeding ) stuit hierop af. Deze vorderingen zullen worden afgewezen. Wel zullen de in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [gedaagde] daaronder begrepen, worden verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.

5.10 Immers, door haar zorgplicht jegens [gedaagde] niet na te komen is Dexia aansprakelijk voor het als gevolg daarvan door [gedaagde] ondervonden nadeel. Daarbij dient echter voorop gesteld te worden dat [gedaagde] ook een eigen verantwoordelijkheid draagt voor de gevolgen van haar keuze tot deelname aan de WinstVerDriedubbelaar. Voorts dient rekening gehouden te worden met de overige omstandigheden van het geval.

5.11 Een en ander brengt met zich dat het onverkort toepassen van alle tussen partijen geldende bedingen tot onaanvaardbare gevolgen zal leiden, zoals bedoeld in art.6:248 lid 2 BW. De verplichtingen van [gedaagde] uit de overeenkomst dienen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid te worden beperkt, zoals hierna zal worden bepaald.

5.12 Onder het aan de zijde van [gedaagde] in aanmerking te nemen nadeel wordt in dit geval verstaan de restschuld, dat wil zeggen het bedrag dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst na afloop daarvan nog zou moeten betalen nadat zij alle tijdens de looptijd daarvan verschuldigd geworden termijnbedragen zou hebben betaald. Dit nadeel wordt vastgesteld op € 5.856,93. Geoordeeld wordt dat op grond van de omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 75% van dit nadeel voor rekening van Dexia dient te komen en de overige 25%
(= € 1.464,23) voor rekening van [gedaagde] dient te blijven. Hierbij worden als relevante omstandigheden in aanmerking genomen: de mate waarin Dexia is tekortgeschoten in haar zorgverplichtingen, de beperkte financiële ruimte van [gedaagde] (zoals blijkt uit de door haar overgelegde stukken), de kennis en ervaring die bij [gedaagde] op beleggingsgebied verondersteld mogen worden op het moment dat zij aan dit product deelnam en de door Dexia gebruikte verkoopmethode.
De ingangsdatum van de contractuele rente over € 1.464,23 zal worden vastgesteld op de dag van de eindafrekening, dus 1 juli 2002.

5.13 Aangezien de aandelenlease-overeenkomst niet (geheel of ten dele) zal worden vernietigd, behoeft het voorwaardelijke beroep van Dexia op artikel 6:278 BW geen bespreking.

5.14 De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn niet toewijsbaar, nu niet is gebleken dat het door Dexia ingeschakelde incassobureau meer heeft gedaan dan het versturen van een (herhaalde) standaard aanmaning. Daarvoor pleegt een eventuele proceskostenveroordeling reeds een vergoeding in te sluiten.

5.15 Al hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.

5.16 Gezien de samenhang tussen de conventie en reconventie enerzijds, en anderzijds de omstandigheid dat partijen over en weer op punten in het gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.


Beslissing

De kantonrechter:

in conventie

- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Dexia van € 1.464,23, te vermeerderen met de contractuele rente ad 0,96 % per maand over dat bedrag vanaf 1 juli 2002 tot aan de dag van de algehele voldoening;

- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;

- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;


in reconventie

- wijst het gevorderde af;


in conventie en in reconventie

- compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.



Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Stolp en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.

Gesloten