Op 10 april 2008 heeft de rechtbank Alkmaar een uitspraak gedaan in een Dexia zaak.
Er werd door de gedupeerde o.a. een beroep gedaan op artikel 3:51 lid 3 BW. :
' Een beroep in rechte op een vernietigingsgrond kan te allen tijde worden gedaan ter afwering van een op de rechtshandeling steunende vordering of andere rechtsmaatregel. '. (kwijtschelding restschuld na vernietiging)
De uitspraak van de rechtbank Alkmaar is hier te lezen:
http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage ... ljn=BD5257
De rechtbank zegt hierover:
7.5. Het beroep dat [de heer A.] zelf in reconventie heeft gedaan op artikel 3:51 lid 3 BW dient te falen. De kantonrechter is in navolging van het arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 27 november 2007 (LJN: BC1140) van oordeel dat dit verwerend beroep slechts toekomt aan degene die partij is bij de rechtshandeling en tot nakoming van zijn verplichtingen uit die rechtshandeling wordt aangesproken, zijnde [de heer A.]. De vernietigingsgrond van artikel 1:89 BW komt alleen toe aan de echtgenote, juist omdat zij geen partij bij de rechtshandeling is.
De rechtbank verwijst naar de uitspraak van het Hof Den Bosch van 27 november 2008.
Deze uitspraak is hier te lezen:
http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage ... ljn=BC1140
Het Hof zegt hierover:
4.5.6. Het hof zal reeds thans ingaan op het door [appellant], voor het geval Dexia zou slagen in dit bewijs, subsidiair gedane beroep op artikel 3:51 lid 3 BW. [appellant] stelt zich op het standpunt dat zijn echtgenote ([persoon 1]) op grond van dit artikel, ook na het verstrijken van de in artikel 52 lid 1 aanhef en onder d BW genoemde verjaringstermijn van drie jaren, een beroep toekomt op de haar in artikel 1:89 BW gegeven vernietigingsgrond en daarmee ook hem dat beroep toekomt.
In de daarop volgende punten geeft het Hof uitleg en een standpunt hierover en wijst een beroep op art 3:51 lid 3 Bw af.
Het gerechtshof Amsterdam heeft hier echter een andere mening over op 6 december 2007:
Beroep op vernietiging effectenlease-overeenkomsten wegens ontbreken toestemming echtgeno(o)t(e) slaagt niet als zelfstandige vordering (want verjaard), maar wel als verweer tegen vordering van Dexia tot betaling ‘restschulden’
4.14 Artikel 3:51, derde lid, Burgerlijk Wetboek bepaalt met zoveel woorden dat een beroep in rechte op een vernietigingsgrond “te allen tijde” kan worden gedaan ter afwering van een vordering die steunt op de rechtshandeling waarop dat beroep betrekking heeft. Dit geval doet zich hier voor: de vorderingen tot betaling van de restschulden die zijn voortgesproten uit de onder 3.c en 3.d genoemde overeenkomsten, steunen immers op dezelfde rechtshandelingen, namelijk die overeenkomsten, als ten aanzien waarvan [appellant 1] en [appellant 2] thans in rechte een beroep doen op het bestaan van een vernietigingsgrond, namelijk het ontbreken van de wettelijk vereiste toestemming van de andere echtgenoot. Uit het onder 4.8 overwogene volgt dat het beroep op deze vernietigingsgrond slaagt, behoudens hetgeen daarna over de verjaring van de op die grond stoelende vordering van [appellant 1] en [appellant 2] is overwogen. Nu artikel 3:51, derde lid, Burgerlijk Wetboek evenwel bepaalt dat een beroep in rechte op een vernietigingsgrond ter afwering van een vordering “te allen tijde” kan worden gedaan, staat hetgeen met betrekking tot die verjaring is overwogen, niet in de weg aan het beroep op de hierboven besproken vernietigingsgrond tot verweer tegen de vorderingen van Dexia. “Te allen tijde” kan immers niet anders worden begrepen dan dat het beroep op een vernietigingsgrond voor zover strekkend tot verweer, (in een rechtsgeding) kan worden gedaan ongeacht de voltooiing van de in artikel 3:52, eerste lid onder d, Burgerlijk Wetboek voor verjaring bepaalde termijn. Dit alles brengt mee dat het beroep op de vernietigingsgrond als verweer tegen de vorderingen van Dexia tot betaling van de restschulden voortvloeiend uit de onder 3.c en 3.d genoemde overeenkomsten, slaagt, zodat die vorderingen niet toewijsbaar zijn.
Deze uitspraak is hier te lezen:
http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage ... ljn=BB9552
Over de toepassing van art 3:51 lid 3 BW is het laatste woord dus nog niet gezegd en blijven vele gedupeerden en hun advocaten onnodig lang in onzekerheid.
In dit geschilpunt is sprongcassatie of cassatie in belang der wet een goede oplossing .
Dit om duidelijkheid te geven aan de rechtbanken en gerechtshoven en de vele gedupeerden.
Maar of Dexia hier aan zal meewerken……
Ook de rechtbank Amsterdam heeft op precies dezelfde gronden als Alkmaar ( dus in onderling overleg) een beroep op art 3:51 lid 3 BW afgewezen op 11 juni 2008.
Deze uitspraak wordt z.s.m. gepubliceerd op de website van PAL.
Ondanks deze afwijzing door de rechtbank Alkmaar komt het gezin in cat 2 en Dexia moet 60 % van de schade voor zijn rekening nemen:
I.veroordeelt Dexia om aan [de heer A.] te betalen:
- ten aanzien van lease-overeenkomst I € 4.405,68, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
- ten aanzien van lease-overeenkomst II € 5.970,50 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [de heer A.] gevallen, tot op heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht € 196,00
voor het exploot van dagvaarding € 84,87
voor salaris van gemachtigde € 750,00
totaal € 1.030,87
III. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [de heer A.] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
IV. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Groeten,
Piet