Financiële bijsluiter moet eenvoudiger
AMSTERDAM (ANP) - De financiële bijsluiter is te complex, waardoor de toelichting op ingewikkelde beleggingsproducten zijn doel voorbij schiet. Kopers worden vaak niet wijzer van de uitleg. Op hun beurt klagen de aanbieders van beleggingen dat consumenten de verschillende toelichtingen weinig gebruiken als vergelijkingsmateriaal.
De financiële bijsluiter moet daarom bondiger en helderder. Dat blijkt uit een onderzoek dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft laten uitvoeren naar de verplichte toelichting op beleggingen. De toezichthouder op de beurs houdt de bijsluiter al enige maanden tegen het licht en maakte vrijdag een tussenstand bekend. Daarbij meldde de AFM dat zij gaat werken aan een pakket aanbevelingen om de toelichting te verbeteren.
Zowel de aanbieders als de kopers van beleggingsconstructies pleiten voor een verkorte versie van de financiële bijsluiter. De toelichting zou consumenten voornamelijk moeten informeren over de rendementen, kosten en risico’s van een belegging. Nu schiet de bijsluiter te veel door en krijgen de kopers een moeilijk, juridisch document onder ogen. "De huidige aanpak vertroebelt het beeld en leidt tot de huidige te lange en onleesbare bijsluiter", aldus het onderzoek.
De consumenten en financiële bedrijven staan wel achter het idee van een bijsluiter, die inzicht moet geven in hoe een belegging werkt. Sinds midden 2002 zijn bedrijven verplicht om deze uitleg aan klanten te verstrekken. De AFM houdt toezicht op de financiële bijsluiter.
© 1996-2004 Dagblad De Telegraaf. Alle rechten voorbehouden.
e-mail: [email protected] Disclaimer
LET OP: Dit topic is meer dan drie jaar geleden geplaatst. De informatie is mogelijk verouderd. |
[ archief ] Financiële bijsluiter moet eenvoudiger
Re: Financiële bijsluiter moet eenvoudiger
Eerste fase evaluatie Financiële Bijsluiter afgerond
25-6-2004
In januari van dit jaar is de Autoriteit Financiële Markten (AFM) gestart met de evaluatie van de Financiële Bijsluiter. Deze evaluatie is bij de invoering van de regelgeving in juli 2002 aangekondigd door de minister van Financiën. De AFM heeft de eerste fase van de evaluatie afgerond in de vorm van een onderzoek onder consumenten, intermediairs en aanbieders naar de werking, effectiviteit en efficiëntie van de Financiële Bijsluiter. De AFM heeft de onderzoeksresultaten aangeboden aan het ministerie van Financiën. Het onafhankelijk marktonderzoekbureau Millward Brown/Centrum heeft het onderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek is te vinden op deze website.
De doelstellingen van de Financiële Bijsluiter luiden dat de consument het financiële product moet kunnen kennen (inzicht), en het product moet kunnen vergelijken met andere producten. Het onderzoek toont aan dat de doelstellingen van de FB breed gesteund worden door consumenten, intermediairs en aanbieders van complexe financiële producten. De waardering voor de FB geeft echter aan dat er ruimte is voor verbetering, met name op het gebied van de lengte en de leesbaarheid van het document. De bekendheid van de FB is hoog en een ruime meerderheid van consumenten die een FB ontvangt, leest de FB en vindt dat deze bijdraagt aan het verkrijgen van inzicht in het product.
Op basis van het onderzoek zal de AFM in de tweede fase van de evaluatie aanbevelingen formuleren voor het aanpassen van de Financiële Bijsluiter en de bijbehorende regelgeving. De AFM maakt hierbij wederom gebruik van een klankbordgroep van belangenverenigingen en brancheorganisaties. De aanpassingen worden vervolgens meegenomen in het Besluit Financiële Dienstverlening (Bfd) van het Ministerie van Financiën. Dit Besluit, waarin de wettelijke regels voor de Financiële Bijsluiter zijn opgenomen, wordt vervolgens ter consultatie aan de markt voorgelegd met specifieke aandacht voor de aanpassingen in de Financiële Bijsluiter - de derde fase van de evaluatie. Naar verwachting start deze consultatie eind juli. De laatste fase van de evaluatie bestaat uit het vaststellen van het Besluit door het Ministerie van Financiën.
Sinds 1 juli 2002 is de regelgeving met betrekking tot de Financiële Bijsluiter van kracht. Vanaf die datum zijn aanbieders van complexe financiële producten verplicht een Financiële Bijsluiter op te stellen en te verstrekken aan de consument, voorafgaand aan de verkoop van het product. Complexe financiële producten zijn combinaties van enerzijds beleggen en anderzijds sparen, verzekeren of lenen. In de FB kunnen consumenten essentiële informatie vinden over de werking, rendementen, kosten, risico's en andere belangrijke kenmerken van deze producten. De AFM is de toezichthouder op de naleving van de regelgeving op de FB.
http://www.afm.nl/default.ashx?DocumentID=3562
25-6-2004
In januari van dit jaar is de Autoriteit Financiële Markten (AFM) gestart met de evaluatie van de Financiële Bijsluiter. Deze evaluatie is bij de invoering van de regelgeving in juli 2002 aangekondigd door de minister van Financiën. De AFM heeft de eerste fase van de evaluatie afgerond in de vorm van een onderzoek onder consumenten, intermediairs en aanbieders naar de werking, effectiviteit en efficiëntie van de Financiële Bijsluiter. De AFM heeft de onderzoeksresultaten aangeboden aan het ministerie van Financiën. Het onafhankelijk marktonderzoekbureau Millward Brown/Centrum heeft het onderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek is te vinden op deze website.
De doelstellingen van de Financiële Bijsluiter luiden dat de consument het financiële product moet kunnen kennen (inzicht), en het product moet kunnen vergelijken met andere producten. Het onderzoek toont aan dat de doelstellingen van de FB breed gesteund worden door consumenten, intermediairs en aanbieders van complexe financiële producten. De waardering voor de FB geeft echter aan dat er ruimte is voor verbetering, met name op het gebied van de lengte en de leesbaarheid van het document. De bekendheid van de FB is hoog en een ruime meerderheid van consumenten die een FB ontvangt, leest de FB en vindt dat deze bijdraagt aan het verkrijgen van inzicht in het product.
Op basis van het onderzoek zal de AFM in de tweede fase van de evaluatie aanbevelingen formuleren voor het aanpassen van de Financiële Bijsluiter en de bijbehorende regelgeving. De AFM maakt hierbij wederom gebruik van een klankbordgroep van belangenverenigingen en brancheorganisaties. De aanpassingen worden vervolgens meegenomen in het Besluit Financiële Dienstverlening (Bfd) van het Ministerie van Financiën. Dit Besluit, waarin de wettelijke regels voor de Financiële Bijsluiter zijn opgenomen, wordt vervolgens ter consultatie aan de markt voorgelegd met specifieke aandacht voor de aanpassingen in de Financiële Bijsluiter - de derde fase van de evaluatie. Naar verwachting start deze consultatie eind juli. De laatste fase van de evaluatie bestaat uit het vaststellen van het Besluit door het Ministerie van Financiën.
Sinds 1 juli 2002 is de regelgeving met betrekking tot de Financiële Bijsluiter van kracht. Vanaf die datum zijn aanbieders van complexe financiële producten verplicht een Financiële Bijsluiter op te stellen en te verstrekken aan de consument, voorafgaand aan de verkoop van het product. Complexe financiële producten zijn combinaties van enerzijds beleggen en anderzijds sparen, verzekeren of lenen. In de FB kunnen consumenten essentiële informatie vinden over de werking, rendementen, kosten, risico's en andere belangrijke kenmerken van deze producten. De AFM is de toezichthouder op de naleving van de regelgeving op de FB.
http://www.afm.nl/default.ashx?DocumentID=3562
Re: Financiële bijsluiter moet eenvoudiger
Duidelijkheid rondom consumenten krediet
bescherming en huurkoop
Overwegende dat de Commissie uiterlijk op 1 januari 1995 aan de Raad verslag moet uitbrengen over de werking van deze richtlijn,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Deze richtlijn is van toepassing op kredietovereenkomsten.
2. In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) »consument": een natuurlijk persoon die ten aanzien van de onder deze richtlijn vallende transacties handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijf of beroep;
b) »kredietgever": een natuurlijk persoon of rechtspersoon of een groep van dergelijke personen, die in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep krediet verleent;
c) »kredietovereenkomst": een overeenkomst waarbij een kredietgever aan een consument in de vorm van uitstel van betaling, van een lening of van een andere soortgelijke financieringsregeling, krediet verleent of toezegt.
Overeenkomsten voor het op continubasis verlenen van diensten of het doen van leveringen waarbij de consument het recht heeft om gedurende de periode van dienstverlening respectievelijk levering in termijnen te betalen, vormen geen kredietovereenkomsten in de zin van deze richtlijn;
d) »totale kosten van het aan de consument verleende krediet": alle kosten van het krediet, met inbegrip van de rente en andere rechtstreeks met de kredietovereenkomst verband houdende kosten, berekend overeenkomstig de voorschriften of gebruiken die in de Lid-Staten bestaan of door hen zullen worden vastgesteld;
e) »jaarlijks kostenpercentage": de totale kosten van het aan de consument verleende krediet uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het verleende krediet en berekend volgens de in de Lid-Staten bestaande methoden.
Artikel 2
1. Deze richtlijn is niet van toepassing op:
a) kredietovereenkomsten of krediettoezeggingen:
- die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de verwerving of het behoud van eigendomsrechten op grond of een bestaand of nog op te trekken gebouw;
- die bestemd zijn voor de renovatie of de verbetering van een gebouw als zodanig;
b) huurovereenkomsten, behalve wanneer daarin bepaald is dat het eigendomsrecht uiteindelijk aan de huurder wordt overgedragen;
c) kredieten die verleend of ter beschikking gesteld worden zonder dat daarbij rente of andere kosten verschuldigd zijn;
d) kredietovereenkomsten waarbij geen rente in rekening wordt gebracht op voorwaarde dat de consument ermee akkoord gaat het krediet in één keer terug te betalen;
e) kredieten in de vorm van een door een krediet- of financiële instelling toegestane debetstand van een rekening-courant anders dan kredieten op kredietkaartrekeningen.
Niettemin zijn de bepalingen van artikel 6 van toepassing op zulke kredieten;
f) kredietovereenkomsten waarbij het om bedragen van minder dan 200 of meer dan 20 000 Ecu gaat;
g) kredietovereenkomsten waarbij de kredietnemer het krediet moet terugbetalen:
- hetzij binnen ten hoogste drie maanden;
- hetzij in ten hoogste vier betalingen binnen ten hoogste twaalf maanden.
Weet u nog welke verplichting de krediet instelling heeft?
Geen krediet overeenkomst in de zin.
bescherming en huurkoop
Overwegende dat de Commissie uiterlijk op 1 januari 1995 aan de Raad verslag moet uitbrengen over de werking van deze richtlijn,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Deze richtlijn is van toepassing op kredietovereenkomsten.
2. In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) »consument": een natuurlijk persoon die ten aanzien van de onder deze richtlijn vallende transacties handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijf of beroep;
b) »kredietgever": een natuurlijk persoon of rechtspersoon of een groep van dergelijke personen, die in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep krediet verleent;
c) »kredietovereenkomst": een overeenkomst waarbij een kredietgever aan een consument in de vorm van uitstel van betaling, van een lening of van een andere soortgelijke financieringsregeling, krediet verleent of toezegt.
Overeenkomsten voor het op continubasis verlenen van diensten of het doen van leveringen waarbij de consument het recht heeft om gedurende de periode van dienstverlening respectievelijk levering in termijnen te betalen, vormen geen kredietovereenkomsten in de zin van deze richtlijn;
d) »totale kosten van het aan de consument verleende krediet": alle kosten van het krediet, met inbegrip van de rente en andere rechtstreeks met de kredietovereenkomst verband houdende kosten, berekend overeenkomstig de voorschriften of gebruiken die in de Lid-Staten bestaan of door hen zullen worden vastgesteld;
e) »jaarlijks kostenpercentage": de totale kosten van het aan de consument verleende krediet uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het verleende krediet en berekend volgens de in de Lid-Staten bestaande methoden.
Artikel 2
1. Deze richtlijn is niet van toepassing op:
a) kredietovereenkomsten of krediettoezeggingen:
- die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de verwerving of het behoud van eigendomsrechten op grond of een bestaand of nog op te trekken gebouw;
- die bestemd zijn voor de renovatie of de verbetering van een gebouw als zodanig;
b) huurovereenkomsten, behalve wanneer daarin bepaald is dat het eigendomsrecht uiteindelijk aan de huurder wordt overgedragen;
c) kredieten die verleend of ter beschikking gesteld worden zonder dat daarbij rente of andere kosten verschuldigd zijn;
d) kredietovereenkomsten waarbij geen rente in rekening wordt gebracht op voorwaarde dat de consument ermee akkoord gaat het krediet in één keer terug te betalen;
e) kredieten in de vorm van een door een krediet- of financiële instelling toegestane debetstand van een rekening-courant anders dan kredieten op kredietkaartrekeningen.
Niettemin zijn de bepalingen van artikel 6 van toepassing op zulke kredieten;
f) kredietovereenkomsten waarbij het om bedragen van minder dan 200 of meer dan 20 000 Ecu gaat;
g) kredietovereenkomsten waarbij de kredietnemer het krediet moet terugbetalen:
- hetzij binnen ten hoogste drie maanden;
- hetzij in ten hoogste vier betalingen binnen ten hoogste twaalf maanden.
Weet u nog welke verplichting de krediet instelling heeft?
Geen krediet overeenkomst in de zin.
Overeenkomsten voor het op continubasis verlenen van diensten of het doen van leveringen waarbij de consument het recht heeft om gedurende de periode van dienstverlening respectievelijk levering in termijnen te betalen, vormen geen kredietovereenkomsten in de zin van deze richtlijn
Is het dan niet zo dat kredieten waarin het eigendomsrecht uiteindelijk wel aan de huurder worden overgedragen als HUURKOOP gezien worden?huurovereenkomsten, behalve wanneer daarin bepaald is dat het eigendomsrecht uiteindelijk aan de huurder wordt overgedragen;