Uitspraak KCD nr. 81 d.d. 03-06-2004
Uitspraak Klachtencommissie DSI nr. 81 d.d. 3 juni 2004
(prof. mr. M.R. Mok, voorzitter, mr. P.J.L.M. Bartholomeus en G.G.J. Kuttschreuter RA)
INHOUD VAN DE KLACHT
De klacht houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.
Klager heeft in mei 1998 met verweerder drie aandelenlease-overeenkomsten gesloten met een looptijd van vijf jaar. Hij was hiervoor maandelijkse leasetermijnen verschuldigd. Tweemaal per jaar zou dividend worden uitgekeerd en éénmaal per jaar zou drie procent van de aandelen worden verkocht en in contanten uitgekeerd.
Ter financiering van de maandelijks verschuldigde termijnen heeft verweerder aan klager een kredietfaciliteit in rekening-courant verleend. Het was de bedoeling de jaarlijkse uitbetalingen terug te laten vloeien naar de rekening-courant.
Gebleken is dat de koersontwikkeling de jaarlijkse uitbetaling van 3% niet toestond en dat ook de dividenden door de slechte beursresultaten tegenvielen. Als gevolg hiervan was klager gedwongen geld bij te storten.
Op 5 april 2002 heeft klager een bedrag van € 581,94 overgemaakt om de achterstand in te lopen en weer voldoende saldo op zijn rekening te hebben. Deze betaling is niet op de juiste rekening aangekomen, waarna klager werd gemaand het betalingsbewijs over te leggen. Dit heeft hij per fax gedaan, doch dit faxbericht is bij verweerder niet op de juiste afdeling aangekomen. Verweerder is op 20 mei 2002 overgegaan tot liquidatie van de contracten. Hij heeft daarbij boeterente wegens vervroegde beëindiging in rekening gebracht. Bovendien leed klager door de verkoop van zijn contracten koersverlies.
Na protest van klager heeft verweerder erkend dat de verkoop ten onrechte was geschied en zich bereid verklaard het koersverlies te vergoeden en de boeterente terug te betalen. Verweerder verlangt echter dat klager de debetstand van de rekening courant ad € 2.908,77 aanzuivert. Door de verkoop van de contracten heeft verweerder klager voorts de kans ontnomen te profiteren van aantrekkende koersen waardoor hij wellicht in staat zou zijn geweest de debetstand af te lossen. De contracten liepen tot mei 2003, doch konden worden verlengd.
Klager eist vergoeding van zijn schade die bestaat uit een bedrag van € 2.908,77 te verhogen met een bedrag wegens gederfde beleggingswinst.
INHOUD VAN HET VERWEER
Het verweer houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.
Naar aanleiding van de ontstane achterstand in het betalen van maandelijkse leasetermijnen heeft verweerder de contracten van klager geliquideerd. Daarbij is zowel aan de kant van klager als aan de kant van verweerder een administratieve vergissing gemaakt. Verweerder erkent dat hij de contracten ten onrechte heeft verkocht. In verband daarmee heeft hij het koersverlies dat klager heeft geleden ad € 1.770,51 en de boeterente die hem in rekening is gebracht ten bedrage van € 1.235,26 voor zijn rekening genomen.
Verweerder heeft geen reden gezien de debetstand van de rekening-courant van klager kwijt te schelden. Afgesproken was dat de leasetermijnen uit deze rekening zouden worden voldaan. Deze constructie is niet door verweerder ontworpen doch door een tussenpersoon. Dat op de rekening een debetstand is ontstaan dient aan klager of zijn tussenpersoon te worden toegerekend.
Klager stelt dat hij schade zal lijden doordat de contracten ontijdig zijn verkocht. De oorzaak van de gedwongen verkoop dient echter voor het merendeel te worden toegerekend aan klager, die een betalingsachterstand van drie maanden heeft laten ontstaan.
REACTIE OP HET VERWEER
Klager stelt dat de aan klager geadviseerde constructie inderdaad bestond uit twee componenten,
enerzijds een aandelenlease en anderzijds een krediet in rekening-courant ter financiering van de leasecontracten. Deze constructie was bij verweerder bekend. Hij is van mening dat verweerder de combinatie van de twee genoemde contractverhoudingen zorgvuldiger had moeten behandelen. Hij wijst er voorts op dat de klacht niet gaat over deze constructie doch over het op verkeerde gronden beëindigen daarvan.
SCHIKKINGSVOORSTEL VAN VERWEERDER
Verweerder heeft aan klager laten weten bereid te zijn tot een schikking die inhoudt dat klager de ten onrechte verkochte effecten weer in economische eigendom krijgt tegen de oorspronkelijke koersen waartegenover klager alle sedert de beëindiging vervallen maandtermijnen dient te vergoeden. Rekening houdend met de inmiddels door klager volgens de afbetalingsregeling betaalde bedragen zou klager verschuldigd zijn:
21 maandtermijnen € 4.313,52
reeds betaald ingevolge afbetalingsregeling “ 1.776,74
--------------
verschuldigd € 2.536,78
========
Klager heeft dit voorstel van de hand gewezen.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
Tussen partijen staat vast dat verweerder de onderliggende aandelen van de leasecontracten op 20 mei 2002 ten onrechte heeft verkocht. Partijen verschillen van mening over de omvang van de schade die klager daardoor heeft geleden.
De Commissie overweegt ter zake het volgende.
Verweerder heeft het koersverlies tot en met 20 mei 2002 alsmede de aan klager in rekening gebrachte contractuele boeterente vergoed. Klager eist dat verweerder hem de resterende schuld op de rekening-courant kwijtscheldt en hem een vergoeding betaalt wegens een gederfde kans op toekomstige beleggingswinst.
Het negatieve saldo op de rekening-courant is niet veroorzaakt door de tussentijdse en onterechte verkoop van de aandelen aangezien verweerder het koersverlies tot 20 mei 2002 heeft vergoed en heeft afgezien van het in rekening brengen van boeterente. Het tekort is daarentegen ontstaan door tegenvallende resultaten op de belegging in aandelen. Voor dit nadelig beleggingsresultaat is verweerder niet aansprakelijk. Gezien het ontbreken van een oorzakelijk verband tussen de verkoop van de aandelen en het tekort op de rekening is er geen aanleiding verweerder te verplichten het saldo kwijt te schelden.
Bij verkoop op 20 mei 2002 hebben de aandelen € 19.430,25 opgebracht. De stand van de AEX- index stond toen op 495. Deze index mag men als representatief beschouwen, aangezien voor klagers rekening negen aandelenfondsen, alle behorend tot de zgn. AEX-fondsen, waren gekocht. Als klager zijn aandelen had behouden tot de datum van verlenging zou zijn opbrengst aanzienlijk lager zijn geweest aangezien de index toen op 295 stond. Hieruit moet worden geconcludeerd dat klager door de ontijdige verkoop geen schade heeft geleden.
Klager had 1 oktober 2002, toen verweerder hem het koersverlies en de boeterente had vergoed, de aandelen ter beperking van zijn schade kunnen terugkopen. Hij zou daar een aanzienlijk lager bedrag voor hebben betaald, aangezien de beurs inmiddels sterk gedaald was en de index 305 was. Het feit dat klager als gevolg van de nadelige beleggingsresultaten uit voorgaande jaren niet in staat zou zijn geweest een vervangende aankoop te financieren, kan verweerder niet worden toegerekend.
Op grond van het bovenstaande wijst de Commissie de klacht af.
UITSPRAAK
De Commissie stelt het bindend advies vast dat de klacht wordt afgewezen.
LET OP: Dit topic is meer dan drie jaar geleden geplaatst. De informatie is mogelijk verouderd. |
[ archief ] Nieuwe Uitspraak DSI
Re: Nieuwe Uitspraak DSI
Dom, dommer, domst. Een andere kwalificatie weet ik zo gauw niet te bedenken voor de klager in bijgaande zaak bij DSI tegen ???. Samengevat gaat het over het volgende:
Klager heeft 3 leasecontracten afgesloten in mei 1998. Tegelijk wordt ook een kredietrekening afgesloten om de rentes te betalen en dividenden vergoed te krijgen. Na het overschrijden van de kredietlimiet stort klager bij, maar op de verkeerde rekening. Het betalingsbewijs hiervoor komt op de verkeerde afdeling terecht. De incasso loopt daarom spaak, waardoor de afdeling Lease de contracten (ten onrechte) liquideert. Gevolg: koersverlies (op AEX 495) en boeterente.
Verweerder lost de zaken vervolgens uitermate correct op: het contract wordt niet in kracht hersteld, maar zij vergoed zelfs het koersverlies(!) en de in rekening gebrachte boeterente. Dit scheelt klager bovendien een jaar rente.
Klager eist vergoeding van de roodstand en gederfde beleggingswinst (echter, het verlies zou alleen maar groter zijn geworden:op einddatum mei 2003 stond de AEX op 305). Op basis van het gestelde in de eis van klager, wordt de klacht terecht afgewezen.
M.i. had klager zich met wellicht wat meer succes kunnen beroepen op het feit dat lease + kredietrekening in feite een depotconstructie is. Dit is in eerdere uitspraken van DSI een verboden constructie genoemd met als gevolg het terugbrengen door de bank naar het beginsaldo, ofwel alle betaalde rentes retour...
Klager heeft 3 leasecontracten afgesloten in mei 1998. Tegelijk wordt ook een kredietrekening afgesloten om de rentes te betalen en dividenden vergoed te krijgen. Na het overschrijden van de kredietlimiet stort klager bij, maar op de verkeerde rekening. Het betalingsbewijs hiervoor komt op de verkeerde afdeling terecht. De incasso loopt daarom spaak, waardoor de afdeling Lease de contracten (ten onrechte) liquideert. Gevolg: koersverlies (op AEX 495) en boeterente.
Verweerder lost de zaken vervolgens uitermate correct op: het contract wordt niet in kracht hersteld, maar zij vergoed zelfs het koersverlies(!) en de in rekening gebrachte boeterente. Dit scheelt klager bovendien een jaar rente.
Klager eist vergoeding van de roodstand en gederfde beleggingswinst (echter, het verlies zou alleen maar groter zijn geworden:op einddatum mei 2003 stond de AEX op 305). Op basis van het gestelde in de eis van klager, wordt de klacht terecht afgewezen.
M.i. had klager zich met wellicht wat meer succes kunnen beroepen op het feit dat lease + kredietrekening in feite een depotconstructie is. Dit is in eerdere uitspraken van DSI een verboden constructie genoemd met als gevolg het terugbrengen door de bank naar het beginsaldo, ofwel alle betaalde rentes retour...