LET OP: Dit topic is meer dan drie jaar geleden geplaatst. De informatie is mogelijk verouderd. |
[ archief ] Wat is het stil bij DSI
-
- Berichten: 159
- Lid geworden op: 22 mar 2004 21:59
Wat is het stil bij DSI
De laatste tijd zijn er geen nieuwe uitspraken meer verschenen op de site van DSI.
Ik vraag me af waarom het zo lang duurt.
Kennelijk een Volkskrant effect => Na een paar blunders zijn ze bijzonder voorzichtig aan het worden.
Heeft iemand hier op het forum misschien informatie waarom het nu zo lang duurt?
Ik vraag me af waarom het zo lang duurt.
Kennelijk een Volkskrant effect => Na een paar blunders zijn ze bijzonder voorzichtig aan het worden.
Heeft iemand hier op het forum misschien informatie waarom het nu zo lang duurt?
Re: Wat is het stil bij DSI
slapen jullie nou of hebben jullie verkeerde naam gekozen,kunnen jullie hem gelijk vermelde op de site deze komtoveréén met een advies van een tussenpersoon..vrgr.andre de croos
Uitspraak KCHB nr. 76 d.d. 30-03-2004
Uitspraak d.d. 30 maart 2004 van de Commissie van Beroep.
(mr. A. Rutten-Roos (voorzitter), mr. J.B. Fleers, drs. G.H. Heida, prof. mr. F.H.J.Mijnssen en A. Vas-tenhouw)
1. De procedure in hoger beroep
1.1 Klager in beroep (belanghebbende) heeft op de voet van artikel 14.2 van het Algemeen Reglement DSI bij beroepschrift van 9 september 2003 de beslissing van de Klachtencommissie DSI (de Klachtencom-missie) van 15 augus-tus 2003 ter toetsing voorgelegd aan de Commissie van Beroep DSI (de Beroepscommis-sie).
1.2 Verweerster in beroep (deelneemster) heeft op 10 oktober 2003 een verweerschrift ingediend.
1.3 De mondelinge behandeling van het beroep vond plaats op 15 maart 2004.
1.4 Partijen hebben hun standpunten toegelicht.
2. De procedure in eerste aanleg
Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst de Beroepscommissie naar de uitspraak van de Klachtencommissie van 15 augustus 2003. Die uitspraak is aan deze beslis-sing gehecht.
3. Inleiding op de beoordeling van het beroep
3.1 Tussen belanghebbende en deelneemster bestaat sinds 1997 een adviesrelatie met betrekking tot de effectenportefeuille van belanghebbende. In februari 2000 was belanghebbende ern-stig ziek. Hij heeft toen aan deelneemster opdracht gegeven zijn effectenportefeuille te verkopen. De opbrengst be-droeg omstreeks f.4.700.000.-. In maart 2000 heeft belanghebbende contact opgenomen met deelneemster met het verzoek hem een beleggingsvoorstel te doen. Na overleg met een "financial consultant" van deelneemster is bij fax van 7 maart 2000 aan belanghebbende informatie toegezonden met betrekking tot –onder andere- de "5 Year EUR Note Linked to a Global Equity Index Basket With 90% Minimum Redemption" (hierna: de GEIB Note). Die informatie houdt onder meer in dat er sprake is van een "Interest Rate" van 0% (Zero Coupon Note), dat de "Maturity Date" vijf jaren na de "Settlement Date" is en dat dan een uitkering zal worden gedaan van minimaal 90% van de inleg, plus een eventuele aanvulling naar gelang het verloop van de referen-tie-indexen. Bij brief van 16 maart 2000 heeft genoemde con-sul-tant aan belanghebbende een voorstel gedaan met betrekking tot de herin-veste-ring van diens vermogen. In die brief staat ver-meld dat EUR 1.000.000,- is geïnvesteerd in de GEIB Note en dat deze note "settled" op 21 maart 2000.
3.2 In oktober 2001 wilde belanghebbende zijn effectenrekening bij deelneemster sluiten en zijn effectenportefeuille overboe-ken naar de Rabobank te Tilburg. Toen bleek dat deze bank de GEIB Note niet kon aanvaarden. Belanghebbende had de keuze de GEIB Note bij deelneemster aan te houden of tussentijds te liquideren.
3.3 Belanghebbende is van oordeel dat deelneemster jegens hem is tekortgeschoten in de uitvoering van haar adviestaak door tot aankoop van de GEIB Note te adviseren. Het advies deugde niet, omdat daardoor een onevenredig groot deel van het vermo-gen van belanghebbende werd ondergebracht in een speculatieve belegging, die bovendien geen inkomsten genereerde en geduren-de vijf jaren immobiel was. Belanghebbende vordert een bedrag van EUR 220.000,- schadevergoeding.
3.4 Deelneemster stelt daar tegenover dat belanghebbende een ervaren belegger is die naar behoren door haar is geïnformeerd omtrent de GEIB Note. Het desbetreffende aankoop-advies was adequaat want belanghebbende had te kennen gegeven dat hij zijn beleggingsstrategie wilde wijzigen van "aggressieve groei" naar kapitaalbehoud, groei en inkomen. Wat dat, op advies van deelneemster uit preferente aandelen te verkrijgen, inkomen betreft had belanghebbende laten weten dat hij dit in de begin-periode wilde beperken. Van een speculatieve belegging is volgens deelneemster geen sprake, want de GEIB Note bood een garantie van 90%. Dat de GEIB Note niet aan de Rabobank kon worden overge-dragen, betekent niet dat het advies niet deugde. Overigens was het mogelijk de GEIB Note tussentijds te liqui-deren.
3.5 De Klachtencommissie heeft overwogen dat het advies tot aan-koop van de GEIB Note in de gegeven omstan-digheden niet is aan te merken als een advies dat een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur niet had mogen geven. Daar komt bij dat deelneemster belang-hebbende heeft aangera-den zijn fiscaal adviseur te raadplegen. Dat achteraf bleek dat de GEIB Note niet door de Rabobank werd aanvaard is, aldus de Klachtencommissie, niet aan deelneemster toe te rekenen. De Klachtencommissie wijst de klacht af.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Belanghebbende betoogt in beroep dat de Klachtencommissie van een onjuist uitgangspunt is uitgegaan. Het gaat er niet om of de GEIB Note een goed product is, maar of het advies tot aankoop van de GEIB Note aansloot bij de doel-stellingen die belangheb-bende destijds had. Die doelstellingen waren behoud van kapi-taal en het genereren van een jaarlijks rendement. Aan die doelstellingen voldeed het advies niet. Daar komt bij dat de Klachtencommissie ten onrechte is voorbijgegaan aan de een-zijdigheid van de belegging waarbij ruim 45% van het vermogen van belanghebbende werd belegd in een illiquide huisfonds. Bij de behandeling van het beroep ter zitting heeft belanghebbende er voorts nog op gewezen dat de GEIB Note een speculatieve belegging was en dat hij dit niet heeft gewild.
4.2 Hieromtrent geldt het volgende.
4.3 Onweersproken is dat belanghebbende een ervaren belegger is en dat deelneemster hem heeft voorzien van de relevante informatie met betrekking tot de GEIB Note. Voorts staat vast dat belanghebbende tegenover deelneemster de wens heeft geuit dat bij de herbe-legging van zijn vermogen behoud van kapitaal als uit-gangspunt zou gelden en dat ter sprake is gekomen dat de inkomsten uit vermo-gen gedu-rende enige tijd beperkt zouden dienen te zijn.
4.4 De Beroepscommissie onderschrijft het oordeel van de Klachtencommissie dat deelneemster, door onder bovengenoemde omstandigheden belanghebbende te adviseren ruim 45% van zijn vermo-gen te investeren in de GEIB Note, niet is tekortgescho-ten in de uitvoering van haar adviestaak.
4.5 Anders dan belanghebbende betoogt, is door de 90% garantie van de GEIB Note wel degelijk voldaan aan het streven naar kapitaalbehoud. Van een speculatieve belegging is dan ook geen sprake. Dat deze garantie vervalt bij tussentijdse liquidatie, maakt dit niet anders.
4.6 Ook indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat belanghebbende tegenover deelneemster kenbaar heeft ge-maakt dat de door hem gewenste beperking van zijn inkomen slechts gold voor het jaar 2000, betekent dit niet dat deel-neemster tegenover belanghebbende is tekortgeschoten door de aankoop van de GEIB Note te adviseren. De door deelneemster verstrekte infor-matie omtrent de GEIB Note (Inte-rest Rate: 0% (Zero Coupon Note) laat op dit punt aan duide-lijkheid immers niets te wensen over. Het had op de weg van belang-hebbende (die, zoals gezegd, een ervaren beleg-ger is) gelegen aan deel-neem-ster de vraag voor te leggen, hoe een interest rate van 0% te rijmen viel met zijn wens na afloop van het jaar 2000 weer een jaar-lijks rendement over ook dit deel van zijn vermogen te genie-ten.
4.7 Dat belanghebbende van de desbetreffende informatie, zoals hij stelt, geen of onvoldoende kennis heeft genomen, komt geheel voor zijn risico. Hetzelf-de geldt voor het negeren door belanghebbende van het advies van deelneemster een fiscaal adviseur te raad-plegen.
4.8 Het verwijt dat door het advies van deelneemster een substantieel deel van het vermogen van belanghebbende geduren-de vijf jaar is vastgezet in een illiquide (huis)fonds, is even-min gegrond. Onweersproken is dat het belanghebbende vrij-stond de GEIB Note op ieder door hem gewenst te liquideren. Dat de bijzondere voordelen en garanties die verbonden waren aan het behoud van de GEIB Note tot de "Maturity Date" daarbij verlo-ren zouden gaan, is inherent aan een dergelijke vorm van investe-ring. Dit maakt de GEIB Note in de gegeven omstandig-heden niet tot een voor belanghebbende ongeschikte beleggingen.
Uitspraak KCHB nr. 76 d.d. 30-03-2004
Uitspraak d.d. 30 maart 2004 van de Commissie van Beroep.
(mr. A. Rutten-Roos (voorzitter), mr. J.B. Fleers, drs. G.H. Heida, prof. mr. F.H.J.Mijnssen en A. Vas-tenhouw)
1. De procedure in hoger beroep
1.1 Klager in beroep (belanghebbende) heeft op de voet van artikel 14.2 van het Algemeen Reglement DSI bij beroepschrift van 9 september 2003 de beslissing van de Klachtencommissie DSI (de Klachtencom-missie) van 15 augus-tus 2003 ter toetsing voorgelegd aan de Commissie van Beroep DSI (de Beroepscommis-sie).
1.2 Verweerster in beroep (deelneemster) heeft op 10 oktober 2003 een verweerschrift ingediend.
1.3 De mondelinge behandeling van het beroep vond plaats op 15 maart 2004.
1.4 Partijen hebben hun standpunten toegelicht.
2. De procedure in eerste aanleg
Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst de Beroepscommissie naar de uitspraak van de Klachtencommissie van 15 augustus 2003. Die uitspraak is aan deze beslis-sing gehecht.
3. Inleiding op de beoordeling van het beroep
3.1 Tussen belanghebbende en deelneemster bestaat sinds 1997 een adviesrelatie met betrekking tot de effectenportefeuille van belanghebbende. In februari 2000 was belanghebbende ern-stig ziek. Hij heeft toen aan deelneemster opdracht gegeven zijn effectenportefeuille te verkopen. De opbrengst be-droeg omstreeks f.4.700.000.-. In maart 2000 heeft belanghebbende contact opgenomen met deelneemster met het verzoek hem een beleggingsvoorstel te doen. Na overleg met een "financial consultant" van deelneemster is bij fax van 7 maart 2000 aan belanghebbende informatie toegezonden met betrekking tot –onder andere- de "5 Year EUR Note Linked to a Global Equity Index Basket With 90% Minimum Redemption" (hierna: de GEIB Note). Die informatie houdt onder meer in dat er sprake is van een "Interest Rate" van 0% (Zero Coupon Note), dat de "Maturity Date" vijf jaren na de "Settlement Date" is en dat dan een uitkering zal worden gedaan van minimaal 90% van de inleg, plus een eventuele aanvulling naar gelang het verloop van de referen-tie-indexen. Bij brief van 16 maart 2000 heeft genoemde con-sul-tant aan belanghebbende een voorstel gedaan met betrekking tot de herin-veste-ring van diens vermogen. In die brief staat ver-meld dat EUR 1.000.000,- is geïnvesteerd in de GEIB Note en dat deze note "settled" op 21 maart 2000.
3.2 In oktober 2001 wilde belanghebbende zijn effectenrekening bij deelneemster sluiten en zijn effectenportefeuille overboe-ken naar de Rabobank te Tilburg. Toen bleek dat deze bank de GEIB Note niet kon aanvaarden. Belanghebbende had de keuze de GEIB Note bij deelneemster aan te houden of tussentijds te liquideren.
3.3 Belanghebbende is van oordeel dat deelneemster jegens hem is tekortgeschoten in de uitvoering van haar adviestaak door tot aankoop van de GEIB Note te adviseren. Het advies deugde niet, omdat daardoor een onevenredig groot deel van het vermo-gen van belanghebbende werd ondergebracht in een speculatieve belegging, die bovendien geen inkomsten genereerde en geduren-de vijf jaren immobiel was. Belanghebbende vordert een bedrag van EUR 220.000,- schadevergoeding.
3.4 Deelneemster stelt daar tegenover dat belanghebbende een ervaren belegger is die naar behoren door haar is geïnformeerd omtrent de GEIB Note. Het desbetreffende aankoop-advies was adequaat want belanghebbende had te kennen gegeven dat hij zijn beleggingsstrategie wilde wijzigen van "aggressieve groei" naar kapitaalbehoud, groei en inkomen. Wat dat, op advies van deelneemster uit preferente aandelen te verkrijgen, inkomen betreft had belanghebbende laten weten dat hij dit in de begin-periode wilde beperken. Van een speculatieve belegging is volgens deelneemster geen sprake, want de GEIB Note bood een garantie van 90%. Dat de GEIB Note niet aan de Rabobank kon worden overge-dragen, betekent niet dat het advies niet deugde. Overigens was het mogelijk de GEIB Note tussentijds te liqui-deren.
3.5 De Klachtencommissie heeft overwogen dat het advies tot aan-koop van de GEIB Note in de gegeven omstan-digheden niet is aan te merken als een advies dat een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur niet had mogen geven. Daar komt bij dat deelneemster belang-hebbende heeft aangera-den zijn fiscaal adviseur te raadplegen. Dat achteraf bleek dat de GEIB Note niet door de Rabobank werd aanvaard is, aldus de Klachtencommissie, niet aan deelneemster toe te rekenen. De Klachtencommissie wijst de klacht af.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Belanghebbende betoogt in beroep dat de Klachtencommissie van een onjuist uitgangspunt is uitgegaan. Het gaat er niet om of de GEIB Note een goed product is, maar of het advies tot aankoop van de GEIB Note aansloot bij de doel-stellingen die belangheb-bende destijds had. Die doelstellingen waren behoud van kapi-taal en het genereren van een jaarlijks rendement. Aan die doelstellingen voldeed het advies niet. Daar komt bij dat de Klachtencommissie ten onrechte is voorbijgegaan aan de een-zijdigheid van de belegging waarbij ruim 45% van het vermogen van belanghebbende werd belegd in een illiquide huisfonds. Bij de behandeling van het beroep ter zitting heeft belanghebbende er voorts nog op gewezen dat de GEIB Note een speculatieve belegging was en dat hij dit niet heeft gewild.
4.2 Hieromtrent geldt het volgende.
4.3 Onweersproken is dat belanghebbende een ervaren belegger is en dat deelneemster hem heeft voorzien van de relevante informatie met betrekking tot de GEIB Note. Voorts staat vast dat belanghebbende tegenover deelneemster de wens heeft geuit dat bij de herbe-legging van zijn vermogen behoud van kapitaal als uit-gangspunt zou gelden en dat ter sprake is gekomen dat de inkomsten uit vermo-gen gedu-rende enige tijd beperkt zouden dienen te zijn.
4.4 De Beroepscommissie onderschrijft het oordeel van de Klachtencommissie dat deelneemster, door onder bovengenoemde omstandigheden belanghebbende te adviseren ruim 45% van zijn vermo-gen te investeren in de GEIB Note, niet is tekortgescho-ten in de uitvoering van haar adviestaak.
4.5 Anders dan belanghebbende betoogt, is door de 90% garantie van de GEIB Note wel degelijk voldaan aan het streven naar kapitaalbehoud. Van een speculatieve belegging is dan ook geen sprake. Dat deze garantie vervalt bij tussentijdse liquidatie, maakt dit niet anders.
4.6 Ook indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat belanghebbende tegenover deelneemster kenbaar heeft ge-maakt dat de door hem gewenste beperking van zijn inkomen slechts gold voor het jaar 2000, betekent dit niet dat deel-neemster tegenover belanghebbende is tekortgeschoten door de aankoop van de GEIB Note te adviseren. De door deelneemster verstrekte infor-matie omtrent de GEIB Note (Inte-rest Rate: 0% (Zero Coupon Note) laat op dit punt aan duide-lijkheid immers niets te wensen over. Het had op de weg van belang-hebbende (die, zoals gezegd, een ervaren beleg-ger is) gelegen aan deel-neem-ster de vraag voor te leggen, hoe een interest rate van 0% te rijmen viel met zijn wens na afloop van het jaar 2000 weer een jaar-lijks rendement over ook dit deel van zijn vermogen te genie-ten.
4.7 Dat belanghebbende van de desbetreffende informatie, zoals hij stelt, geen of onvoldoende kennis heeft genomen, komt geheel voor zijn risico. Hetzelf-de geldt voor het negeren door belanghebbende van het advies van deelneemster een fiscaal adviseur te raad-plegen.
4.8 Het verwijt dat door het advies van deelneemster een substantieel deel van het vermogen van belanghebbende geduren-de vijf jaar is vastgezet in een illiquide (huis)fonds, is even-min gegrond. Onweersproken is dat het belanghebbende vrij-stond de GEIB Note op ieder door hem gewenst te liquideren. Dat de bijzondere voordelen en garanties die verbonden waren aan het behoud van de GEIB Note tot de "Maturity Date" daarbij verlo-ren zouden gaan, is inherent aan een dergelijke vorm van investe-ring. Dit maakt de GEIB Note in de gegeven omstandig-heden niet tot een voor belanghebbende ongeschikte beleggingen.
Re: Wat is het stil bij DSI
Croosjes,
Blijkbaar heeft u zich de kritiek aangetrokken om inhoudelijk te reageren i.p.v. met loze kreten en teveel reclame. Dank.
Kunt u ook uitleggen wat de door u aangehaalde uitspraak met dit forum over Dexia en aandelenlease te maken heeft?
Blijkbaar heeft u zich de kritiek aangetrokken om inhoudelijk te reageren i.p.v. met loze kreten en teveel reclame. Dank.
Kunt u ook uitleggen wat de door u aangehaalde uitspraak met dit forum over Dexia en aandelenlease te maken heeft?
Re: Wat is het stil bij DSI
DSI deed op 19/4 opnieuw uitspraak.
Zie later in Telegraaf en vermogensmonitor.nl
Zie later in Telegraaf en vermogensmonitor.nl
Re: Wat is het stil bij DSI
jll,ik had al geschreven advies die gegevenof gedaan wordt overéénkomt met een tussenpersoon.vrgr.andre de croos
-
- Berichten: 159
- Lid geworden op: 22 mar 2004 21:59
Re: Wat is het stil bij DSI
Geachte heer Croosjes,
Bedankt voor uw opmerkzaamheid, maar deze uitspraak is al weer oud.
Bovendien komt dit nauwelijks overeen met een lease uitspraak.
Een GEIB note is wel degelijk iets heel anders dan een lease contract!
Dit heeft dus helemaal niets te maken met lease!
Er is ook helemaal geen sprake van een tussenpersoon, ik kan dat ook nergens in de tekst terugvinden, ook niet in de initiele zaak.
Toch bedankt voor de moeite.
Vriendelijke groet,
Wijzijnactief
Onderstaand is de laatste uitspraak in hoger beroep in een leasezaak, zeker anders dan de bovenstaande uitspraak in hoger beroep:
Uitspraak KCHB nr. 73 d.d. 15-03-2004
Uitspraak d.d. 15 maart 2004 van de Commissie van Beroep DSI.
(mr. A. Rutten-Roos (voorzitter), drs. G.H. Heida, mr. G.St. Panjer, prof. mr. F.H.J. Mijnssen en mr. J.B. Fleers)
1. De procedure in hoger beroep
1.1 Appellante, hierna te noemen “deelneemster”, is bij beroepschrift van 21 augustus 2003, op de voet van het bepaalde in artikel 14 lid 2 van het Algemeen Reglement DSI, bij de Commissie van Beroep DSI (hierna: de Beroepscommissie) in beroep gekomen tegen de beslissing van de Klachtencommissie DSI (de Klachtencommissie) van 22 juli 2003 naar aanleiding van een in eerste aanleg door verweerder, hierna te noemen: “belanghebbende”, jegens deelneemster ingestelde klacht. Kort gezegd had deze klacht betrekking op de advisering en uitvoering door deelneemster ten aanzien van een aantal beleggingsovereenkomsten met belanghebbende.
1.2 Bij brief van 19 september 2003 heeft deelneemster de (nadere) gronden van het beroep uiteengezet. Belanghebbende heeft bij brief van 16 oktober 2003 het beroep bestreden.
1.3 De mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 15 maart 2004.
1.4 De behandeling is beperkt gebleven tot de vraag of deelneemster in haar beroep kan worden ontvangen. Partijen hebben hierover het woord gevoerd. Vervolgens heeft de Beroepscommissie de behandeling van het beroep geschorst voor beraad. Na de schorsing heeft de voor-zitter de beslissing van de Beroepscommissie aan partijen medege-deeld.
2. De procedure in eerste aanleg
Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst de Beroepscommissie naar de aan deze uitspraak gehechte uitspraak van de Klachtencommissie van 22 juli 2003.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
1.1 Ingevolge artikel 6 lid 2 van het te dezen toepasselijk Reglement van Beroep DSI (oud) kan deelneemster (zoals gedefinieerd in het Reglement van Beroep DSI) beroep instellen tegen een beslissing van de Klachtencommissie indien:
- de vordering ten minste € 100.000,-- heeft belopen en de Klachtencommissie aan de belanghebbende een schadevergoeding van ten minste vijfentwintig procent van diens vordering heeft toegewezen; of
- het door de Klachtencommissie toegewezen gedeelte van de vordering van de belanghebbende ten minste € 100.000,-- beloopt; of
- de precedentwerking van het bindend advies zodanig is dat het financieel belang voor de deelneemster of de bedrijfstak groter is dan € 5 miljoen, met dien verstande dat een precedentwerking voor de bedrijfstak wordt onderschreven door andere belanghebbende partijen uit de bedrijfstak, dan wel op andere wijze aannemelijk wordt gemaakt;
tenzij de belanghebbende op deze bepalingen geen beroep heeft gedaan
1.2 Blijkens de bestreden beslissing van de Klachtencommissie bedroeg de vordering van belanghebbende in eerste aanleg € 9.450,05. De Klachtencommissie heeft vastgesteld dat deelneemster een bedrag van € 7.560,-- aan belanghebbende dient te vergoeden. Hieruit volgt dat de vordering van belanghebbende in eerste aanleg minder dan € 100.000,-- heeft belopen.
1.3 De Beroepscommissie is van oordeel dat een redelijke toepassing van artikel 6 lid 2 van het Reglement van Beroep meebrengt dat zij, indien de niet door een juridisch geschoolde raadsman bijgestane belanghebbende, zoals hier het geval is, in hoger beroep op deze bepaling geen beroep heeft gedaan, dient na te gaan of de belanghebbende zich van de inhoud van deze bepaling bewust is. De Beroepscommissie heeft derhalve ter zitting onderzocht of belanghebbende zich van die inhoud bewust was, hetgeen niet het geval bleek te zijn. Belanghebbende heeft vervolgens alsnog een beroep gedaan op artikel 6 lid 2 van het Reglement van Beroep.
1.4 De Beroepscommissie is van oordeel dat dit beroep slaagt, voor zover de ontvankelijkheid van deelneemster zou berusten op hetgeen is bepaald in artikel 6.2, eerste of tweede liggend streepje. De vordering van belanghebbende in eerste aanleg heeft immers minder dan € 100.000,-- belopen.
1.5 Deelneemster stelt echter dat de precedentwerking van het bindend advies van de Klachtencommissie zodanig is dat het finan-cieel belang voor deelneemster of voor de bedrijfstak meer dan € 5 miljoen bedraagt, zodat deelneemster op grond van het bepaalde in artikel 6.2, derde liggend stree-pje van het Reglement van Beroep, in haar beroep kan worden ontvan-gen. Met betrekking tot deze stelling overweegt de Beroepscommissie het volgende.
1.6 Artikel 14.2 van het Algemeen Reglement houdt in dat beslissingen van de Klachtencom-missie ter toetsing kunnen worden voorgelegd aan de Beroepscommissie, overeenkomstig het Regle-ment van Beroep. De artikelen 6.1 en 6.2 (telkens onder het eerste en het tweede liggend streepje) van het Reglement van Beroep verbinden aan het beroep zowel voor de belanghebbende als voor de deelneemster de voor-waarde van - kort gezegd - een minimumbelang van de vordering waar het in de procedure bij de Klachtencommissie is gegaan, alsmede een minimumpercentage van die vorde-ring dat in die procedure is af- dan wel toegewezen.
1.7 Ten aanzien van de deelneemster geldt daarnaast nog een beroepsmogelijkheid op grond van precedentwerking. Deze be-roepsmogelijkheid (artikel 6.2, derde liggend streepje van het Reglement van Beroep) is niet afhankelijk van de hoogte van de vordering en even-min van het percentage van de vordering dat is toe- dan wel afge-we-zen. Wel geldt dat het beroep alleen mogelijk is indien het finan-cieel belang voor de deelneemster of de be-drijfs-tak groter is dan € 5 mil-joen.
1.8 Genoemde extra beroepsmogelijkheid voor de deelneemster vormt een uitzondering op de financiële grenzen die, zowel voor de belanghebbende als voor de deelneemster, in het algemeen gelden met be-trek-king tot de mogelijkheid van beroep tegen beslissin-gen van de Klachtencommissie.
1.9 Deze omstandigheid brengt mee dat de extra be-roepsmogelijkheid strikt moet worden uitgelegd. De deelne-emster die zich daarvan wil bedienen, dient voldoende aannemelijk te maken dat de beslissing van de Klachtencommissie precedentwerking heeft in die zin dat de overwegingen van de Klachtencommissie niet alleen de grondslag vormen voor haar beslissing in de desbetreffende zaak, maar dat deze overwegingen tevens beslissende betekenis hebben voor uitspraken in toekomstige zaken waarin een vergelijkbare vraag aan de orde is, alsmede dat het financieel belang voor de deelneemster of de bedrijfstak groter is dan € 5 miljoen.
1.10 Deelneemster is hierin niet geslaagd. Deelneemster kan weliswaar worden gevolgd in haar betoog dat de beslissing van de Klachtencommissie van 22 juli 2003 wellicht aanleiding zal zijn voor andere beleggers, die in een soortgelijke situatie verkeren, om schadevergoeding van deelneemster te vorderen, maar deelneemster heeft niet aannemelijk gemaakt dat de overwegingen van de Klachtencommissie tevens beslissende betekenis hebben voor uitspraken in andere en/of toekomstige zaken waarin een vergelijkbare vraag aan de orde is.
1.11 De Klachtencommissie heeft haar beslissing immers gegrond op de overweging dat deelneemster in dit specifieke geval belanghebbende niet had mogen adviseren dan wel toestaan al diens spaargeld in de Vermogensversnellers te steken. Dat de term “toestaan” minder gelukkig gekozen is, betekent niet dat de Klachtencommissie met de onderhavige overweging een oordeel heeft gegeven over de gedragslijn die deelneemster in het algemeen dient te volgen bij de advisering omtrent producten als de Vermogensversneller.
1.12 Daar komt bij dat niet aannemelijk is geworden dat deelneemster is geconfronteerd met schadevorderingen tot een bedrag van € 5 miljoen die verband houden met de bestreden beslissing van de Klachtencommissie. Ten aanzien van de eventuele precedentwerking geldt voorts dat deelneemster niet heeft aangevoerd dat door andere belanghebbende partijen uit de bedrijfstak wordt onderschreven dat van precedentwerking sprake is en dat deze werking ook overigens niet aannemelijk is geworden.
4. Beslissing
De Beroepscommissie verklaart deelneemster in haar beroep tegen de beslissing van de Klachtencommissie van 22 juli 2003 niet-ontvankelijk.
Het betreft hier de Fortis/Groeivermogen Vermogenversnellers
Een hoger beroep dat is ingesteld tegen de bestreden uitspraak KCD 2003-106.
Bedankt voor uw opmerkzaamheid, maar deze uitspraak is al weer oud.
Bovendien komt dit nauwelijks overeen met een lease uitspraak.
Een GEIB note is wel degelijk iets heel anders dan een lease contract!
Dit heeft dus helemaal niets te maken met lease!
Er is ook helemaal geen sprake van een tussenpersoon, ik kan dat ook nergens in de tekst terugvinden, ook niet in de initiele zaak.
Toch bedankt voor de moeite.
Vriendelijke groet,
Wijzijnactief
Onderstaand is de laatste uitspraak in hoger beroep in een leasezaak, zeker anders dan de bovenstaande uitspraak in hoger beroep:
Uitspraak KCHB nr. 73 d.d. 15-03-2004
Uitspraak d.d. 15 maart 2004 van de Commissie van Beroep DSI.
(mr. A. Rutten-Roos (voorzitter), drs. G.H. Heida, mr. G.St. Panjer, prof. mr. F.H.J. Mijnssen en mr. J.B. Fleers)
1. De procedure in hoger beroep
1.1 Appellante, hierna te noemen “deelneemster”, is bij beroepschrift van 21 augustus 2003, op de voet van het bepaalde in artikel 14 lid 2 van het Algemeen Reglement DSI, bij de Commissie van Beroep DSI (hierna: de Beroepscommissie) in beroep gekomen tegen de beslissing van de Klachtencommissie DSI (de Klachtencommissie) van 22 juli 2003 naar aanleiding van een in eerste aanleg door verweerder, hierna te noemen: “belanghebbende”, jegens deelneemster ingestelde klacht. Kort gezegd had deze klacht betrekking op de advisering en uitvoering door deelneemster ten aanzien van een aantal beleggingsovereenkomsten met belanghebbende.
1.2 Bij brief van 19 september 2003 heeft deelneemster de (nadere) gronden van het beroep uiteengezet. Belanghebbende heeft bij brief van 16 oktober 2003 het beroep bestreden.
1.3 De mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 15 maart 2004.
1.4 De behandeling is beperkt gebleven tot de vraag of deelneemster in haar beroep kan worden ontvangen. Partijen hebben hierover het woord gevoerd. Vervolgens heeft de Beroepscommissie de behandeling van het beroep geschorst voor beraad. Na de schorsing heeft de voor-zitter de beslissing van de Beroepscommissie aan partijen medege-deeld.
2. De procedure in eerste aanleg
Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst de Beroepscommissie naar de aan deze uitspraak gehechte uitspraak van de Klachtencommissie van 22 juli 2003.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
1.1 Ingevolge artikel 6 lid 2 van het te dezen toepasselijk Reglement van Beroep DSI (oud) kan deelneemster (zoals gedefinieerd in het Reglement van Beroep DSI) beroep instellen tegen een beslissing van de Klachtencommissie indien:
- de vordering ten minste € 100.000,-- heeft belopen en de Klachtencommissie aan de belanghebbende een schadevergoeding van ten minste vijfentwintig procent van diens vordering heeft toegewezen; of
- het door de Klachtencommissie toegewezen gedeelte van de vordering van de belanghebbende ten minste € 100.000,-- beloopt; of
- de precedentwerking van het bindend advies zodanig is dat het financieel belang voor de deelneemster of de bedrijfstak groter is dan € 5 miljoen, met dien verstande dat een precedentwerking voor de bedrijfstak wordt onderschreven door andere belanghebbende partijen uit de bedrijfstak, dan wel op andere wijze aannemelijk wordt gemaakt;
tenzij de belanghebbende op deze bepalingen geen beroep heeft gedaan
1.2 Blijkens de bestreden beslissing van de Klachtencommissie bedroeg de vordering van belanghebbende in eerste aanleg € 9.450,05. De Klachtencommissie heeft vastgesteld dat deelneemster een bedrag van € 7.560,-- aan belanghebbende dient te vergoeden. Hieruit volgt dat de vordering van belanghebbende in eerste aanleg minder dan € 100.000,-- heeft belopen.
1.3 De Beroepscommissie is van oordeel dat een redelijke toepassing van artikel 6 lid 2 van het Reglement van Beroep meebrengt dat zij, indien de niet door een juridisch geschoolde raadsman bijgestane belanghebbende, zoals hier het geval is, in hoger beroep op deze bepaling geen beroep heeft gedaan, dient na te gaan of de belanghebbende zich van de inhoud van deze bepaling bewust is. De Beroepscommissie heeft derhalve ter zitting onderzocht of belanghebbende zich van die inhoud bewust was, hetgeen niet het geval bleek te zijn. Belanghebbende heeft vervolgens alsnog een beroep gedaan op artikel 6 lid 2 van het Reglement van Beroep.
1.4 De Beroepscommissie is van oordeel dat dit beroep slaagt, voor zover de ontvankelijkheid van deelneemster zou berusten op hetgeen is bepaald in artikel 6.2, eerste of tweede liggend streepje. De vordering van belanghebbende in eerste aanleg heeft immers minder dan € 100.000,-- belopen.
1.5 Deelneemster stelt echter dat de precedentwerking van het bindend advies van de Klachtencommissie zodanig is dat het finan-cieel belang voor deelneemster of voor de bedrijfstak meer dan € 5 miljoen bedraagt, zodat deelneemster op grond van het bepaalde in artikel 6.2, derde liggend stree-pje van het Reglement van Beroep, in haar beroep kan worden ontvan-gen. Met betrekking tot deze stelling overweegt de Beroepscommissie het volgende.
1.6 Artikel 14.2 van het Algemeen Reglement houdt in dat beslissingen van de Klachtencom-missie ter toetsing kunnen worden voorgelegd aan de Beroepscommissie, overeenkomstig het Regle-ment van Beroep. De artikelen 6.1 en 6.2 (telkens onder het eerste en het tweede liggend streepje) van het Reglement van Beroep verbinden aan het beroep zowel voor de belanghebbende als voor de deelneemster de voor-waarde van - kort gezegd - een minimumbelang van de vordering waar het in de procedure bij de Klachtencommissie is gegaan, alsmede een minimumpercentage van die vorde-ring dat in die procedure is af- dan wel toegewezen.
1.7 Ten aanzien van de deelneemster geldt daarnaast nog een beroepsmogelijkheid op grond van precedentwerking. Deze be-roepsmogelijkheid (artikel 6.2, derde liggend streepje van het Reglement van Beroep) is niet afhankelijk van de hoogte van de vordering en even-min van het percentage van de vordering dat is toe- dan wel afge-we-zen. Wel geldt dat het beroep alleen mogelijk is indien het finan-cieel belang voor de deelneemster of de be-drijfs-tak groter is dan € 5 mil-joen.
1.8 Genoemde extra beroepsmogelijkheid voor de deelneemster vormt een uitzondering op de financiële grenzen die, zowel voor de belanghebbende als voor de deelneemster, in het algemeen gelden met be-trek-king tot de mogelijkheid van beroep tegen beslissin-gen van de Klachtencommissie.
1.9 Deze omstandigheid brengt mee dat de extra be-roepsmogelijkheid strikt moet worden uitgelegd. De deelne-emster die zich daarvan wil bedienen, dient voldoende aannemelijk te maken dat de beslissing van de Klachtencommissie precedentwerking heeft in die zin dat de overwegingen van de Klachtencommissie niet alleen de grondslag vormen voor haar beslissing in de desbetreffende zaak, maar dat deze overwegingen tevens beslissende betekenis hebben voor uitspraken in toekomstige zaken waarin een vergelijkbare vraag aan de orde is, alsmede dat het financieel belang voor de deelneemster of de bedrijfstak groter is dan € 5 miljoen.
1.10 Deelneemster is hierin niet geslaagd. Deelneemster kan weliswaar worden gevolgd in haar betoog dat de beslissing van de Klachtencommissie van 22 juli 2003 wellicht aanleiding zal zijn voor andere beleggers, die in een soortgelijke situatie verkeren, om schadevergoeding van deelneemster te vorderen, maar deelneemster heeft niet aannemelijk gemaakt dat de overwegingen van de Klachtencommissie tevens beslissende betekenis hebben voor uitspraken in andere en/of toekomstige zaken waarin een vergelijkbare vraag aan de orde is.
1.11 De Klachtencommissie heeft haar beslissing immers gegrond op de overweging dat deelneemster in dit specifieke geval belanghebbende niet had mogen adviseren dan wel toestaan al diens spaargeld in de Vermogensversnellers te steken. Dat de term “toestaan” minder gelukkig gekozen is, betekent niet dat de Klachtencommissie met de onderhavige overweging een oordeel heeft gegeven over de gedragslijn die deelneemster in het algemeen dient te volgen bij de advisering omtrent producten als de Vermogensversneller.
1.12 Daar komt bij dat niet aannemelijk is geworden dat deelneemster is geconfronteerd met schadevorderingen tot een bedrag van € 5 miljoen die verband houden met de bestreden beslissing van de Klachtencommissie. Ten aanzien van de eventuele precedentwerking geldt voorts dat deelneemster niet heeft aangevoerd dat door andere belanghebbende partijen uit de bedrijfstak wordt onderschreven dat van precedentwerking sprake is en dat deze werking ook overigens niet aannemelijk is geworden.
4. Beslissing
De Beroepscommissie verklaart deelneemster in haar beroep tegen de beslissing van de Klachtencommissie van 22 juli 2003 niet-ontvankelijk.
Het betreft hier de Fortis/Groeivermogen Vermogenversnellers
Een hoger beroep dat is ingesteld tegen de bestreden uitspraak KCD 2003-106.
Laatst gewijzigd door wijzijnactief op 20 apr 2004 16:50, 1 keer totaal gewijzigd.
Re: Wat is het stil bij DSI
Croosjes,
Of ik ben dislectisch, of uw taalgebruik wordt er niet beter op. Voor mij is er geen touw aan vast te knopen. Begrijpt uw advocaat u wel?
Afijn, nu inhoudelijk:
Nogmaals, de door u aangehaalde uitspraak hoort m.i. niet op dit forum thuis.
Of ik ben dislectisch, of uw taalgebruik wordt er niet beter op. Voor mij is er geen touw aan vast te knopen. Begrijpt uw advocaat u wel?
Afijn, nu inhoudelijk:
Tussenpersonen als Spaar Select zijn geen deelnemers aan DSI. Alleen vermogensbeheerders die hebben bemiddeld in leaseproducten kunnen via DSI worden aangesproken.Deelnemende (effecten)instellingen
De (effecten)instellingen, inclusief de beleggingsafdelingen van verzekeraars en pensioenfondsen, spelen een grote rol in het werk van DSI. Uitsluitend (effecten)instellingen die onder wettelijk toezicht staan kunnen deelnemen. Zij onderschrijven de doelstellingen van DSI en moedigen hun medewerkers aan zich te laten registreren.
Nogmaals, de door u aangehaalde uitspraak hoort m.i. niet op dit forum thuis.
-
- Berichten: 159
- Lid geworden op: 22 mar 2004 21:59
Re: Wat is het stil bij DSI
Klopt jll, bovendien komt er helemaal geen tussenpersoon aan te pas.
Re: Wat is het stil bij DSI
jll enz,ik zal je dit vertellen leesleed de oprichter daar van is ook een zelfstandige vermogenbeheerder wat doet hij dan als tussen persoon voor de gedupeerde waar hij zelf hypotheken aan verzorgt heeft? raar maar waar.Ze zullen nooit zeggen dat het hun fout is,ze noemen dat omstandigheden en een vermogenbeheerder heeft rustig een medewerker die tussenpersoon is makkelijk he.lees tussen personen op AFM site er op na.vrgr.andre de croos
Uw adviseur
J.G.P. Westmeijer Westmeijer Financial Planning, is een relatief jong bureau, kan bogen op de 25 jarige bank ervaring van oprichter Jos Westmeijer, gecertificeerd financieel planner en aangesloten bij de onafhankelijke beroepsorganisatie Federatie Financiële Planners (FFP) te Utrecht
Oprichter is ook geregistreerd bij de AFM.
Beide kwalificaties en de eerdere genoemde bankervaring, vormen een waarborg voor deskundigheid, professionaliteit en onafhankelijkheid.
Het bureau is namens u een professionele gesprekspartner bij een bank, vermogensbeheerder, notaris, accountant, makelaar e.d. Het belang van u staat uitsluitend voorop. Het uitgangspunt is dat u bij uw eigen bank cliënt blijft.
Sleutelwoorden in de dienstverlening zijn: Efficiënt, integer, betrouwbaar discreet en creatief.
Kortom, private banking zoals private banking bedoeld is......
Uw adviseur
J.G.P. Westmeijer Westmeijer Financial Planning, is een relatief jong bureau, kan bogen op de 25 jarige bank ervaring van oprichter Jos Westmeijer, gecertificeerd financieel planner en aangesloten bij de onafhankelijke beroepsorganisatie Federatie Financiële Planners (FFP) te Utrecht
Oprichter is ook geregistreerd bij de AFM.
Beide kwalificaties en de eerdere genoemde bankervaring, vormen een waarborg voor deskundigheid, professionaliteit en onafhankelijkheid.
Het bureau is namens u een professionele gesprekspartner bij een bank, vermogensbeheerder, notaris, accountant, makelaar e.d. Het belang van u staat uitsluitend voorop. Het uitgangspunt is dat u bij uw eigen bank cliënt blijft.
Sleutelwoorden in de dienstverlening zijn: Efficiënt, integer, betrouwbaar discreet en creatief.
Kortom, private banking zoals private banking bedoeld is......
Re: Wat is het stil bij DSI
Croosjes,
Ikke niet begrijp?
Ikke niet begrijp?
-
- Berichten: 159
- Lid geworden op: 22 mar 2004 21:59
Re: Wat is het stil bij DSI
Voor mij is het ook niet helemaal duidelijk
Re: Wat is het stil bij DSI
denk er maar goed overna.vrgr.andre de croos
-
- Berichten: 159
- Lid geworden op: 22 mar 2004 21:59
Re: Wat is het stil bij DSI
Kun je het in ieder geval me proberen uit te leggen, of is dat teveel gevraagd?