LET OP: Dit topic is meer dan drie jaar geleden geplaatst. De informatie is mogelijk verouderd. |
[ archief ] Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
Indien we de uitspraken over de rechtzaken in een topic plaatsen wordt de zaak wat overzichtelijker.
Re: Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
Home > Uitspraken zoeken > Uitspraak
LJN-nummer: AN9320 Zaaknr: 03-12274
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 20-11-2003
Datum publicatie: 2-12-2003
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk : 03-12274
Datum : 20 november 2003
113
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
1. V.,
2. V.,
beiden wonende te B
eisers in de hoofdzaak
gedaagden in het incident
nader te noemen: eisers
gemachtigde: mr. V
t e g e n:
D.
gevestigd en zaakdoende te Amsterdam
gedaagde in de hoofdzaak
eiseres in het incident
nader te noemen: D.
gemachtigde: mr. de L.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 30 juni 2003 inhoudende de vordering van eisers
- de incidentele vordering van D strekkende tot onbevoegdverklaring van de kantonrechter
- het antwoord van eisers op de incidentele vordering.
Vervolgens is in het incident vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
In het incident
1. In deze fase van dit geding wordt uitgegaan van de volgende erkende of onvoldoende weersproken feiten:
1.1. D is sedert 2000 de rechtsopvolger van Bank L.
1.2. Eisers hebben via tussenkomst van Spaar Select Breda B.V. op 20 april 1998 een overeenkomst afgesloten met Bank L., onder de naam Maximaal Rendement Effect. Volgens de overeenkomst zijn partijen een lease-overeenkomst aangegaan met betrekking tot een door Bank L. op 17 april 1998 aangekocht pakket aandelen in vier financiële instellingen, met een aankoopbedrag van f. 207.508,00. De looptijd van de overeenkomst was 180 maanden. Tussentijdse opzegging door eisers was mogelijk na 60 maanden. Eisers waren over de overeengekomen looptijd een totaalbedrag verschuldigd van f. 567.247,00, waarin begrepen de voormelde koopsom, f. 1.800,00 aan administratiekosten en f. 357.939,00 aan rente, gebaseerd op een rentevergoeding van 11,5% per jaar. De dividendbaten werden tweemaal per jaar aan eisers ter beschikking gesteld.
1.3. De voormelde betalingsverplichting van eisers aan Bank L. c.q. D diende volgens de overeenkomst als volgt te worden voldaan:
- de leasetermijn tot en met de 60e maand: bij vooruitbetaling van f. 95.930,40 ineens;
- de leasetermijn van de 61ste tot en met de 180e maand: f. 1.998,55 per maand, op de eerste van iedere maand te voldoen;
- f. 100,00: “op of omstreeks de 179e maand te voldoen”;
- aan het einde van de lease-overeenkomst: f. 207.408,00, volgens de overeenkomst eventueel te verrekenen met de verkoopopbrengst van de aangekochte effecten.
1.4. Eisers hebben het voormelde bedrag van f. 95.930,40 ter beschikking gesteld aan Bank L.. Zij hebben daartoe, via bemiddeling van Spaar Select Breda B.V., een hypotheekrecht gevestigd op hun woning te Breda, gebruik makend van (een deel van) de overwaarde van die woning. Postbank N.V. heeft terzake een geldlening verstrekt van f. 100.000,00 tegen een rentevergoeding van f. 5.000,00 per jaar. De kosten van de vestiging van het hypotheekrecht bedroegen f. 2.307,30.
1.5. Art. 6 van de overeenkomst luidt als volgt:
Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.
1.6. Art. 2 van de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease luidt:
Bank L. N.V. (hierna de Bank) blijft eigenaresse van de waarden totdat lessee aan al haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. De Bank draagt het risico van het verloren gaan van de waarden (maar uitdrukkelijk niet van de koerswaarde van de waarden) totdat deze eigendom van lessee zijn geworden.
1.7. Bij brief van 22 maart 2003 heeft eiser sub 1 de overeenkomst opgezegd.
1.8. Bij brief van 6 mei 2003 heeft D een berekening gemaakt, volgens welke eisers
€ 56.076,03 aan haar dienden te voldoen. De brief bevat voorts de volgende frase:
De hoofdsom is het bedrag waarvoor de aandelen voor uw contract zijn aangekocht. In verband met artikel 1576 van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek deelt D Bank Nederland deze hoofdsom in tweeën: in een ‘restant hoofdsom’ en een eerste ‘aflossingstermijn’ van € 45,38. Dit zijn geen extra beëindigingskosten zoals wel eens wordt aangenomen. Het gaat hier enkel om een administratieve afhandeling.
1.9. Eisers hebben D op 10 juni 2003 opdracht gegeven de voormelde aandelen te verkopen.
2. Eisers hebben in de hoofdzaak, zakelijk weergegeven, veroordeling gevorderd van D tot betaling van € 74.559,42 op uiteenlopende primaire en subsidiaire gronden. Zij hebben de bevoegdheid van de kantonrechter gebaseerd op de stelling dat de lease-overeenkomst als een huurkoopovereenkomst te beschouwen is.
3. D heeft de bevoegdheid van de kantonrechter betwist en heeft verzocht de zaak ter behandeling naar de civiele sector van deze rechtbank te verwijzen. Zij stelt daartoe – samengevat - dat een effectenlease-overeenkomst gekwalificeerd moet worden als een overeenkomst sui generis en niet als koop op afbetaling, waarvan huurkoop een species is. In de eerste plaats ziet de overeenkomst tussen partijen op effecten, die geen stoffelijk object zijn in de zin van art. 3.2 BW, maar als vermogensrechten ex art. 3.6 BW. Het toonderbewijs is niet als een stoffelijk recht te beschouwen. Art. 7A: 1576 lid 5 BW mist toepassing, nu die bepaling geen uitbreiding bevat van de definitie van koop op afbetaling.
4. D stelt voorts dat de overeenkomst evenmin voldoet aan de drie overige voorwaarden als omschreven in art. 7A:1576 lid 1 BW.
Van aflevering is geen sprake, nu het bezit van de effecten niet is verschaft. Volgens de in rov. 1.6 genoemde bepaling bleef D daarvan eigenaar totdat eisers aan al hun verplichtingen zouden hebben voldaan. Eisers hadden niet het gebruiksrecht, maar kregen slechts een recht op voorwaardelijke overdracht van de effecten.
5. D betwist ook dat betaling van de koopprijs van de effecten in termijnen is bedongen. De overeengekomen termijnbetalingen betreffen rentevergoedingen. De splitsing in de betaling van f. 100,00 enerzijds en de restantbetaling anderzijds is evenmin te beschouwen als een betaling in termijnen. Het bedrag van f. 100,00 is van volledig ondergeschikt belang. Bovendien dient betaling plaats te vinden op of omstreeks de laatste maand van de overeenkomst, zoals beschreven in rov. 1.3. Betaling ineens van het gehele restantbedrag is dat ook mogelijk. In de regel wordt wordt het restantbedrag inclusief de termijn van f. 100,00 aan het einde van de overeenkomst verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten.
6. D stelt tenslotte dat partijen geen eigendomsoverdracht beoogd hebben. Feitelijk vindt uitlevering van de effecten zelden plaats, omdat de effecten in de regel bij het einde van de overeenkomst worden verkocht en de opbrengst wordt verrekend met de aankoopprijs. Aldus bespaart de lessee zich bewaar- en transactiekosten. Eisers hadden geen verplichting tot afname van de aandelen. Een urgerende optie (een koopoptie met een lage uitoefenprijs) is evenmin bedongen. De overeenkomst voorziet juridisch noch economisch in de feitelijke verkrijging van de effecten.
7. Eisers hebben het betoog van D weersproken, welk verweer in het onderstaande wordt opgenomen en beoordeeld.
8. Geoordeeld wordt als volgt.
Vermogensrechten zijn krachtens het vijfde lid van art. 7A:1576 BW vatbaar voor koop op afbetaling, zoals de wetgever blijkens de wetsgeschiedenis bij de invoering van die bepaling heeft beoogd. Effecten zijn te beschouwen als vermogensrechten en kunnen onderwerp zijn van koop op afbetaling en van huurkoop. Titel 5A is mitsdien van toepassing; de vraag naar de reikwijdte van art. 1:88 BW is in deze procedure niet aan de orde.
9. Geoordeeld wordt dat de overeenkomst ook aan de voorwaarden van huurkoop voldoet. D miskent dat de aflevering van effecten aan een rechthebbende niet in stoffelijke vorm plaatsvindt, maar middels bijschrijving in de administratie van de betrokken instelling. D heeft erkend dat in haar boekhouding een aantekening is geplaatst op de voet van art. 17 Wet Giraal Effectenverkeer (Wge), waarmee mag worden aangenomen dat zij aan haar leveringsverplichtingen jegens eisers heeft voldaan. De in rov. 1.6 genoemde bepaling is niet anders te beschouwen dan als een eigendomsvoorbehoud als bedoeld in art. 3:92 BW. Dat de eigendom van de effecten pas overgaat als eisers aan hun betalingsverplichtingen zouden voldoen, doet er niet aan af dat de levering heeft plaatsgehad.
10. D betwist voorts ten onrechte dat de overeenkomst mede bestond uit termijnbetalingen. Daargelaten dat de overeenkomst de term “lease-termijnen” niet in rente- en aflossingsvergoedingen kwalificeert, is in het licht van de strekking van art. 7A:1576h BW niet relevant of die termijnen uitsluitend zagen op rente. In hetzelfde licht is van belang dat Bank L. bij de totstandkoming van de lease-overeenkomst en de daarin vervatte termijnen kennelijk ook een huurkoopconstructie voor ogen stond. Een begrijpelijke uitleg waarom eisers in de voorlaatste maand een bedrag van f. 100,00 dienden te voldoen heeft zij niet gegeven. In haar in rov. 1.8 genoemde recente brief kwalificeert zij zelf de overeenkomst ook als zodanig.
11. D betwist tenslotte vruchteloos dat partijen eigendomsoverdracht hebben beoogd. Art. 6 van de overeenkomst en art. 2 van de bijzondere voorwaarden bepalen juist uitdrukkelijk dat eisers de eigendom van de aandelen “automatisch” verwerven zodra zij aan hun verplichtingen hebben voldaan. Volgens laatstgenoemde bepaling berust het risico van koersfluctuaties voorts expliciet bij eisers, hetgeen te beschouwen is als een vorm van economisch eigendom. Eisers betogen bovendien terecht dat het hen niet om de eigendom van de aandelen zelf ging, maar om de waarde bij het einde van de looptijd of op enig moment voordien. Die waarde kunnen zij in beginsel niet verzilveren zonder eigendom van de effecten. Dat op praktische gronden wel wordt gekozen voor verkoop en verrekening bij het einde van de overeenkomst, maakt het bovenstaande niet anders.
12. Op grond van het bovenstaande wordt geoordeeld dat de hoofdzaak door de kantonsector behandeld en beslist moet worden. De vordering in het incident wordt afgewezen.
13. De beslissing omtrent de kosten van het incident wordt aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.
14. D dient op 18 december 2003 in de hoofdzaak een conclusie van antwoord te nemen. De kantonrechter heeft vooralsnog het voornemen om na het nemen van die conclusie een inlichtingen- en schikkingcomparitie te houden. In dat kader dient D in haar conclusie van antwoord opgave te verschaffen van de betalingen van eisers tot aan de opzegging van de overeenkomst, alsmede van hun eventuele baten uit de overeenkomst, zoals dividendopbrengsten. Ook dient D opgave te verschaffen van de opbrengst van de verkoop van het aandelenpakket. Voorts zullen partijen in de conclusie van antwoord resp. ter comparitie kunnen reageren op het rapport d.d. 23 oktober 2003 van de Autoriteit Financiële Markten.
BESLISSING
De kantonrechter:
In het incident
I. wijst de vordering af;
II. houdt de beslissing inzake de kosten van dit incident aan;
In de hoofdzaak
III. verwijst de zaak naar de terechtzitting van de kantonrechter op 18 december 2003 voor het nemen van een conclusie van antwoord.
Aldus gewezen door mr. F. van der Hoek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
LJN-nummer: AN9320 Zaaknr: 03-12274
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 20-11-2003
Datum publicatie: 2-12-2003
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk : 03-12274
Datum : 20 november 2003
113
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
1. V.,
2. V.,
beiden wonende te B
eisers in de hoofdzaak
gedaagden in het incident
nader te noemen: eisers
gemachtigde: mr. V
t e g e n:
D.
gevestigd en zaakdoende te Amsterdam
gedaagde in de hoofdzaak
eiseres in het incident
nader te noemen: D.
gemachtigde: mr. de L.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 30 juni 2003 inhoudende de vordering van eisers
- de incidentele vordering van D strekkende tot onbevoegdverklaring van de kantonrechter
- het antwoord van eisers op de incidentele vordering.
Vervolgens is in het incident vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
In het incident
1. In deze fase van dit geding wordt uitgegaan van de volgende erkende of onvoldoende weersproken feiten:
1.1. D is sedert 2000 de rechtsopvolger van Bank L.
1.2. Eisers hebben via tussenkomst van Spaar Select Breda B.V. op 20 april 1998 een overeenkomst afgesloten met Bank L., onder de naam Maximaal Rendement Effect. Volgens de overeenkomst zijn partijen een lease-overeenkomst aangegaan met betrekking tot een door Bank L. op 17 april 1998 aangekocht pakket aandelen in vier financiële instellingen, met een aankoopbedrag van f. 207.508,00. De looptijd van de overeenkomst was 180 maanden. Tussentijdse opzegging door eisers was mogelijk na 60 maanden. Eisers waren over de overeengekomen looptijd een totaalbedrag verschuldigd van f. 567.247,00, waarin begrepen de voormelde koopsom, f. 1.800,00 aan administratiekosten en f. 357.939,00 aan rente, gebaseerd op een rentevergoeding van 11,5% per jaar. De dividendbaten werden tweemaal per jaar aan eisers ter beschikking gesteld.
1.3. De voormelde betalingsverplichting van eisers aan Bank L. c.q. D diende volgens de overeenkomst als volgt te worden voldaan:
- de leasetermijn tot en met de 60e maand: bij vooruitbetaling van f. 95.930,40 ineens;
- de leasetermijn van de 61ste tot en met de 180e maand: f. 1.998,55 per maand, op de eerste van iedere maand te voldoen;
- f. 100,00: “op of omstreeks de 179e maand te voldoen”;
- aan het einde van de lease-overeenkomst: f. 207.408,00, volgens de overeenkomst eventueel te verrekenen met de verkoopopbrengst van de aangekochte effecten.
1.4. Eisers hebben het voormelde bedrag van f. 95.930,40 ter beschikking gesteld aan Bank L.. Zij hebben daartoe, via bemiddeling van Spaar Select Breda B.V., een hypotheekrecht gevestigd op hun woning te Breda, gebruik makend van (een deel van) de overwaarde van die woning. Postbank N.V. heeft terzake een geldlening verstrekt van f. 100.000,00 tegen een rentevergoeding van f. 5.000,00 per jaar. De kosten van de vestiging van het hypotheekrecht bedroegen f. 2.307,30.
1.5. Art. 6 van de overeenkomst luidt als volgt:
Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.
1.6. Art. 2 van de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease luidt:
Bank L. N.V. (hierna de Bank) blijft eigenaresse van de waarden totdat lessee aan al haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. De Bank draagt het risico van het verloren gaan van de waarden (maar uitdrukkelijk niet van de koerswaarde van de waarden) totdat deze eigendom van lessee zijn geworden.
1.7. Bij brief van 22 maart 2003 heeft eiser sub 1 de overeenkomst opgezegd.
1.8. Bij brief van 6 mei 2003 heeft D een berekening gemaakt, volgens welke eisers
€ 56.076,03 aan haar dienden te voldoen. De brief bevat voorts de volgende frase:
De hoofdsom is het bedrag waarvoor de aandelen voor uw contract zijn aangekocht. In verband met artikel 1576 van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek deelt D Bank Nederland deze hoofdsom in tweeën: in een ‘restant hoofdsom’ en een eerste ‘aflossingstermijn’ van € 45,38. Dit zijn geen extra beëindigingskosten zoals wel eens wordt aangenomen. Het gaat hier enkel om een administratieve afhandeling.
1.9. Eisers hebben D op 10 juni 2003 opdracht gegeven de voormelde aandelen te verkopen.
2. Eisers hebben in de hoofdzaak, zakelijk weergegeven, veroordeling gevorderd van D tot betaling van € 74.559,42 op uiteenlopende primaire en subsidiaire gronden. Zij hebben de bevoegdheid van de kantonrechter gebaseerd op de stelling dat de lease-overeenkomst als een huurkoopovereenkomst te beschouwen is.
3. D heeft de bevoegdheid van de kantonrechter betwist en heeft verzocht de zaak ter behandeling naar de civiele sector van deze rechtbank te verwijzen. Zij stelt daartoe – samengevat - dat een effectenlease-overeenkomst gekwalificeerd moet worden als een overeenkomst sui generis en niet als koop op afbetaling, waarvan huurkoop een species is. In de eerste plaats ziet de overeenkomst tussen partijen op effecten, die geen stoffelijk object zijn in de zin van art. 3.2 BW, maar als vermogensrechten ex art. 3.6 BW. Het toonderbewijs is niet als een stoffelijk recht te beschouwen. Art. 7A: 1576 lid 5 BW mist toepassing, nu die bepaling geen uitbreiding bevat van de definitie van koop op afbetaling.
4. D stelt voorts dat de overeenkomst evenmin voldoet aan de drie overige voorwaarden als omschreven in art. 7A:1576 lid 1 BW.
Van aflevering is geen sprake, nu het bezit van de effecten niet is verschaft. Volgens de in rov. 1.6 genoemde bepaling bleef D daarvan eigenaar totdat eisers aan al hun verplichtingen zouden hebben voldaan. Eisers hadden niet het gebruiksrecht, maar kregen slechts een recht op voorwaardelijke overdracht van de effecten.
5. D betwist ook dat betaling van de koopprijs van de effecten in termijnen is bedongen. De overeengekomen termijnbetalingen betreffen rentevergoedingen. De splitsing in de betaling van f. 100,00 enerzijds en de restantbetaling anderzijds is evenmin te beschouwen als een betaling in termijnen. Het bedrag van f. 100,00 is van volledig ondergeschikt belang. Bovendien dient betaling plaats te vinden op of omstreeks de laatste maand van de overeenkomst, zoals beschreven in rov. 1.3. Betaling ineens van het gehele restantbedrag is dat ook mogelijk. In de regel wordt wordt het restantbedrag inclusief de termijn van f. 100,00 aan het einde van de overeenkomst verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten.
6. D stelt tenslotte dat partijen geen eigendomsoverdracht beoogd hebben. Feitelijk vindt uitlevering van de effecten zelden plaats, omdat de effecten in de regel bij het einde van de overeenkomst worden verkocht en de opbrengst wordt verrekend met de aankoopprijs. Aldus bespaart de lessee zich bewaar- en transactiekosten. Eisers hadden geen verplichting tot afname van de aandelen. Een urgerende optie (een koopoptie met een lage uitoefenprijs) is evenmin bedongen. De overeenkomst voorziet juridisch noch economisch in de feitelijke verkrijging van de effecten.
7. Eisers hebben het betoog van D weersproken, welk verweer in het onderstaande wordt opgenomen en beoordeeld.
8. Geoordeeld wordt als volgt.
Vermogensrechten zijn krachtens het vijfde lid van art. 7A:1576 BW vatbaar voor koop op afbetaling, zoals de wetgever blijkens de wetsgeschiedenis bij de invoering van die bepaling heeft beoogd. Effecten zijn te beschouwen als vermogensrechten en kunnen onderwerp zijn van koop op afbetaling en van huurkoop. Titel 5A is mitsdien van toepassing; de vraag naar de reikwijdte van art. 1:88 BW is in deze procedure niet aan de orde.
9. Geoordeeld wordt dat de overeenkomst ook aan de voorwaarden van huurkoop voldoet. D miskent dat de aflevering van effecten aan een rechthebbende niet in stoffelijke vorm plaatsvindt, maar middels bijschrijving in de administratie van de betrokken instelling. D heeft erkend dat in haar boekhouding een aantekening is geplaatst op de voet van art. 17 Wet Giraal Effectenverkeer (Wge), waarmee mag worden aangenomen dat zij aan haar leveringsverplichtingen jegens eisers heeft voldaan. De in rov. 1.6 genoemde bepaling is niet anders te beschouwen dan als een eigendomsvoorbehoud als bedoeld in art. 3:92 BW. Dat de eigendom van de effecten pas overgaat als eisers aan hun betalingsverplichtingen zouden voldoen, doet er niet aan af dat de levering heeft plaatsgehad.
10. D betwist voorts ten onrechte dat de overeenkomst mede bestond uit termijnbetalingen. Daargelaten dat de overeenkomst de term “lease-termijnen” niet in rente- en aflossingsvergoedingen kwalificeert, is in het licht van de strekking van art. 7A:1576h BW niet relevant of die termijnen uitsluitend zagen op rente. In hetzelfde licht is van belang dat Bank L. bij de totstandkoming van de lease-overeenkomst en de daarin vervatte termijnen kennelijk ook een huurkoopconstructie voor ogen stond. Een begrijpelijke uitleg waarom eisers in de voorlaatste maand een bedrag van f. 100,00 dienden te voldoen heeft zij niet gegeven. In haar in rov. 1.8 genoemde recente brief kwalificeert zij zelf de overeenkomst ook als zodanig.
11. D betwist tenslotte vruchteloos dat partijen eigendomsoverdracht hebben beoogd. Art. 6 van de overeenkomst en art. 2 van de bijzondere voorwaarden bepalen juist uitdrukkelijk dat eisers de eigendom van de aandelen “automatisch” verwerven zodra zij aan hun verplichtingen hebben voldaan. Volgens laatstgenoemde bepaling berust het risico van koersfluctuaties voorts expliciet bij eisers, hetgeen te beschouwen is als een vorm van economisch eigendom. Eisers betogen bovendien terecht dat het hen niet om de eigendom van de aandelen zelf ging, maar om de waarde bij het einde van de looptijd of op enig moment voordien. Die waarde kunnen zij in beginsel niet verzilveren zonder eigendom van de effecten. Dat op praktische gronden wel wordt gekozen voor verkoop en verrekening bij het einde van de overeenkomst, maakt het bovenstaande niet anders.
12. Op grond van het bovenstaande wordt geoordeeld dat de hoofdzaak door de kantonsector behandeld en beslist moet worden. De vordering in het incident wordt afgewezen.
13. De beslissing omtrent de kosten van het incident wordt aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.
14. D dient op 18 december 2003 in de hoofdzaak een conclusie van antwoord te nemen. De kantonrechter heeft vooralsnog het voornemen om na het nemen van die conclusie een inlichtingen- en schikkingcomparitie te houden. In dat kader dient D in haar conclusie van antwoord opgave te verschaffen van de betalingen van eisers tot aan de opzegging van de overeenkomst, alsmede van hun eventuele baten uit de overeenkomst, zoals dividendopbrengsten. Ook dient D opgave te verschaffen van de opbrengst van de verkoop van het aandelenpakket. Voorts zullen partijen in de conclusie van antwoord resp. ter comparitie kunnen reageren op het rapport d.d. 23 oktober 2003 van de Autoriteit Financiële Markten.
BESLISSING
De kantonrechter:
In het incident
I. wijst de vordering af;
II. houdt de beslissing inzake de kosten van dit incident aan;
In de hoofdzaak
III. verwijst de zaak naar de terechtzitting van de kantonrechter op 18 december 2003 voor het nemen van een conclusie van antwoord.
Aldus gewezen door mr. F. van der Hoek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Re: Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
LJN-nummer: AN9138 Zaaknr: 59599 HA ZA 03-670
Bron: Rechtbank Almelo
Datum uitspraak: 26-11-2003
Datum publicatie: 1-12-2003
Soort zaak: civiel - handelszaak
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
RECHTBANK ALMELO
zaaknummer: 59599 ha za 03-670
datum uitspraak vonnis: 26 november 2003 (rm).
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
incidenteel verweerster,
verder te noemen: [Eiseres],
procureur: mr. J. Sleeswijk Visser,
advocaat mr. H. Post te Helmond,
tegen
Gedaagde,
wonende te Almelo,
gedaagde in de hoofdzaak,
incidenteel eiseres,
verder te noemen: [Gedaagde],
procureur mr. A.J. Spoor,
advocaat mr. N.H.A. van Duuren te Leiden.
Het procesverloop
In de hoofdzaak en in het incident
[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
[Gedaagde] heeft geconcludeerd voor antwoord en de onbevoegdheid van de sector ingeroepen.
[Eiseres] heeft geantwoord op de exceptie van onbevoegdheid en geconcludeerd tot afwijzing.
Vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd in het incident.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
In de hoofdzaak
1. Bij dagvaarding vordert [Eiseres] om [Gedaagde] te veroordelen om aan haar, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen de som van e 11.046,77, vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand, althans de wettelijke rente, over e 9.402,21 vanaf 7 juni 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [Gedaagde] in de kosten van dit geding.
2. [Eiseres] stelt deze vordering te hebben omdat, kort gezegd, [Gedaagde] heeft verzuimd de eindafrekening ad e 9.402,21 te betalen, welk bedrag zij op grond van een aandelenlease-overeenkomst tussen partijen verschuldigd is.
In het incident
3. De exceptie van onbevoegdheid is door [Gedaagde] tijdig en op de juiste wijze voorgesteld.
4. [Gedaagde] stelt over de onbevoegdheid van deze sector, dat in deze zaak sprake is van een huurkoopovereenkomst en de kantonrechter daarom op grond van artikel 93 sub c van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd is.
5. [Eiseres] betwist dat er sprake is van een huurkoopovereenkomst en betwist dat de sector kanton bevoegd is. Zij stelt, kort gezegd, dat de effectenlease-overeenkomsten niet als huurkoop kunnen worden gekwalificeerd, omdat deze overeenkomsten niet voldoen aan de wezenlijke kenmerken van een koop op afbetaling.
6. Ter discussie staat of de aandelenlease-overeenkomst tussen partijen als huurkoop-overeenkomst gekwalificeerd moeten worden. Wanneer deze vraag in positieve zin beantwoord zal worden, dan is de deze rechtbank onbevoegd om deze zaak te behandelen en zal de zaak worden verwezen naar de sector kanton van deze rechtbank. Wordt deze vraag in negatieve zin beantwoord, dan is deze rechtbank bevoegd en zal zij de vordering van [Gedaagde] afwijzen.
7. Artikel 7A:1576 h van het Burgerlijk Wetboek (BW) definieert een huurkoopovereenkomst als volgt:
(lid 1) Huurkoop is de koop en verkoop op afbetaling, waarbij partijen overeenkomen, dat de verkochte zaak niet door enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door vervulling van de opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat door de koper uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is.
Er is alleen dan sprake van een huurkoopovereenkomst als een overeenkomst aan alle in dit artikel genoemde voorwaarden voldoet.
8. Een aandelenlease-overeenkomst is een overeenkomst sui generis. Gezegd kan worden dat een dergelijke aandelenlease-overeenkomst raakpunten heeft met verschillende andere overeenkomsten. Zo vertoont een aandelenlease-overeenkomst ook belangrijke overeenkomsten met een huurkoopovereenkomst zoals hierboven gedefinieerd. Toch zijn er belangrijke verschillen tussen beide overeenkomsten.
9. Een huurkoopovereenkomst veronderstelt dat het huurkoopobject bij het aangaan van de overeenkomst wordt afgeleverd, hetgeen wil zeggen dat de zaak ter beschikking van de huurkoper wordt gesteld. Van een ter beschikking stellen is naar het oordeel van de rechtbank bij een dergelijke aandelenlease-overeenkomst geen sprake. [Gedaagde] is, nadat de aandelen door [Eiseres] zijn gekocht, nooit in het bezit daarvan geweest, of in de positie geweest dat zij de aandelen kon vervreemden, bezwaren of enig ander recht ten aanzien van de aandelen kon uitoefenen.
10. Daarnaast is een uitgangspunt bij de aandelenlease-overeenkomsten dat de effecten aan het einde van de looptijd niet in eigendom aan de cliënt worden overgedragen, maar dat de aandelen worden verkocht aan een derde. Met de cliënt wordt dan het verschil tussen de koop- en verkoopprijs van de aandelen afgerekend. Gedurende de looptijd van de overeenkomst kan de lessee aangeven de aandelen in eigendom te willen verkrijgen. Niet gesteld of gebleken is dat [Gedaagde] dit heeft aangegeven. In deze zaak zijn de aandelen blijkens de eindafrekening na afloop van de overeenkomst verkocht tegen de op dat moment geldende koers en is het verschil tussen de koop- en verkoopprijs met [Gedaagde] afgerekend. De aandelen waren dusdanig in koers gedaald dat zij nog een bedrag diende te voldoen van e 9.402,21. Het is nu juist de strekking van een huurkoopovereenkomst dat de eigendom van de zaak op de lessee overgaat wanneer de laatste betalingstermijn is voldaan, terwijl daar bij een aandelenlease-overeenkomst dus geen sprake van is.
11. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de aandelenlease-overeenkomsten niet als huurkoopovereenkomsten gekwalificeerd kunnen worden. De sector kanton van deze rechtbank is dus niet op grond van artikel 93 sub c Rv bevoegd. De rechtbank zal de vordering van [Gedaagde] daarom afwijzen.
12. [Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit incident worden veroordeeld.
In de hoofdzaak
13. Gelet op hetgeen is overwogen in het incident zal de rechtbank de hoofdzaak verwijzen naar de rol.
De beslissing
In het incident
I. Wijst de vordering van [Gedaagde] af.
II. Veroordeelt [Gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [Eiseres] begroot op e 390,= aan salaris van de procureur.
In de hoofdzaak
III. Verwijst de zaak naar de rol van woensdag 24 december 2003.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Verhoeven en op 26 november 2003 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/fra ... i_id=54265
Naar boven
Bron: Rechtbank Almelo
Datum uitspraak: 26-11-2003
Datum publicatie: 1-12-2003
Soort zaak: civiel - handelszaak
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
RECHTBANK ALMELO
zaaknummer: 59599 ha za 03-670
datum uitspraak vonnis: 26 november 2003 (rm).
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
incidenteel verweerster,
verder te noemen: [Eiseres],
procureur: mr. J. Sleeswijk Visser,
advocaat mr. H. Post te Helmond,
tegen
Gedaagde,
wonende te Almelo,
gedaagde in de hoofdzaak,
incidenteel eiseres,
verder te noemen: [Gedaagde],
procureur mr. A.J. Spoor,
advocaat mr. N.H.A. van Duuren te Leiden.
Het procesverloop
In de hoofdzaak en in het incident
[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
[Gedaagde] heeft geconcludeerd voor antwoord en de onbevoegdheid van de sector ingeroepen.
[Eiseres] heeft geantwoord op de exceptie van onbevoegdheid en geconcludeerd tot afwijzing.
Vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd in het incident.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
In de hoofdzaak
1. Bij dagvaarding vordert [Eiseres] om [Gedaagde] te veroordelen om aan haar, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen de som van e 11.046,77, vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand, althans de wettelijke rente, over e 9.402,21 vanaf 7 juni 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [Gedaagde] in de kosten van dit geding.
2. [Eiseres] stelt deze vordering te hebben omdat, kort gezegd, [Gedaagde] heeft verzuimd de eindafrekening ad e 9.402,21 te betalen, welk bedrag zij op grond van een aandelenlease-overeenkomst tussen partijen verschuldigd is.
In het incident
3. De exceptie van onbevoegdheid is door [Gedaagde] tijdig en op de juiste wijze voorgesteld.
4. [Gedaagde] stelt over de onbevoegdheid van deze sector, dat in deze zaak sprake is van een huurkoopovereenkomst en de kantonrechter daarom op grond van artikel 93 sub c van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd is.
5. [Eiseres] betwist dat er sprake is van een huurkoopovereenkomst en betwist dat de sector kanton bevoegd is. Zij stelt, kort gezegd, dat de effectenlease-overeenkomsten niet als huurkoop kunnen worden gekwalificeerd, omdat deze overeenkomsten niet voldoen aan de wezenlijke kenmerken van een koop op afbetaling.
6. Ter discussie staat of de aandelenlease-overeenkomst tussen partijen als huurkoop-overeenkomst gekwalificeerd moeten worden. Wanneer deze vraag in positieve zin beantwoord zal worden, dan is de deze rechtbank onbevoegd om deze zaak te behandelen en zal de zaak worden verwezen naar de sector kanton van deze rechtbank. Wordt deze vraag in negatieve zin beantwoord, dan is deze rechtbank bevoegd en zal zij de vordering van [Gedaagde] afwijzen.
7. Artikel 7A:1576 h van het Burgerlijk Wetboek (BW) definieert een huurkoopovereenkomst als volgt:
(lid 1) Huurkoop is de koop en verkoop op afbetaling, waarbij partijen overeenkomen, dat de verkochte zaak niet door enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door vervulling van de opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat door de koper uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is.
Er is alleen dan sprake van een huurkoopovereenkomst als een overeenkomst aan alle in dit artikel genoemde voorwaarden voldoet.
8. Een aandelenlease-overeenkomst is een overeenkomst sui generis. Gezegd kan worden dat een dergelijke aandelenlease-overeenkomst raakpunten heeft met verschillende andere overeenkomsten. Zo vertoont een aandelenlease-overeenkomst ook belangrijke overeenkomsten met een huurkoopovereenkomst zoals hierboven gedefinieerd. Toch zijn er belangrijke verschillen tussen beide overeenkomsten.
9. Een huurkoopovereenkomst veronderstelt dat het huurkoopobject bij het aangaan van de overeenkomst wordt afgeleverd, hetgeen wil zeggen dat de zaak ter beschikking van de huurkoper wordt gesteld. Van een ter beschikking stellen is naar het oordeel van de rechtbank bij een dergelijke aandelenlease-overeenkomst geen sprake. [Gedaagde] is, nadat de aandelen door [Eiseres] zijn gekocht, nooit in het bezit daarvan geweest, of in de positie geweest dat zij de aandelen kon vervreemden, bezwaren of enig ander recht ten aanzien van de aandelen kon uitoefenen.
10. Daarnaast is een uitgangspunt bij de aandelenlease-overeenkomsten dat de effecten aan het einde van de looptijd niet in eigendom aan de cliënt worden overgedragen, maar dat de aandelen worden verkocht aan een derde. Met de cliënt wordt dan het verschil tussen de koop- en verkoopprijs van de aandelen afgerekend. Gedurende de looptijd van de overeenkomst kan de lessee aangeven de aandelen in eigendom te willen verkrijgen. Niet gesteld of gebleken is dat [Gedaagde] dit heeft aangegeven. In deze zaak zijn de aandelen blijkens de eindafrekening na afloop van de overeenkomst verkocht tegen de op dat moment geldende koers en is het verschil tussen de koop- en verkoopprijs met [Gedaagde] afgerekend. De aandelen waren dusdanig in koers gedaald dat zij nog een bedrag diende te voldoen van e 9.402,21. Het is nu juist de strekking van een huurkoopovereenkomst dat de eigendom van de zaak op de lessee overgaat wanneer de laatste betalingstermijn is voldaan, terwijl daar bij een aandelenlease-overeenkomst dus geen sprake van is.
11. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de aandelenlease-overeenkomsten niet als huurkoopovereenkomsten gekwalificeerd kunnen worden. De sector kanton van deze rechtbank is dus niet op grond van artikel 93 sub c Rv bevoegd. De rechtbank zal de vordering van [Gedaagde] daarom afwijzen.
12. [Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit incident worden veroordeeld.
In de hoofdzaak
13. Gelet op hetgeen is overwogen in het incident zal de rechtbank de hoofdzaak verwijzen naar de rol.
De beslissing
In het incident
I. Wijst de vordering van [Gedaagde] af.
II. Veroordeelt [Gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [Eiseres] begroot op e 390,= aan salaris van de procureur.
In de hoofdzaak
III. Verwijst de zaak naar de rol van woensdag 24 december 2003.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Verhoeven en op 26 november 2003 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/fra ... i_id=54265
Naar boven
Re: Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
reactie van Mr. Rompelberg op de uitspraak in Almelo
Rechtbank Almelo: aandelenlease is geen huurkoop
(2 december 2003)
1. Inleiding
Is aandelenlease koop op afbetaling en dient de huwelijkspartner overeenkomsten daarom mee te tekenen? Deze belangrijke discussie wordt momenteel in en buiten rechte gevoerd tussen Dexia en de gedupeerde leasebeleggers wier partner niet meetekende. De discussie spitst zich dan toe op de vraag of het wetsartikel waarin is geregeld dat de niet-instemmende partner de lease-overeenkomst kan vernietigen (art. 1:88 jo 89 BW) óók geldt voor koop op afbetaling van vermogensrechten zoals aandelen. Volgens Dexia geldt deze vernietigingsmogelijkheid namelijk alleen als er sprake is van koop op afbetaling van roerende zaken. Blijkens een bericht in NRC Handelsblad besliste de Kantonrechter te Amsterdam onlangs dat ook aandelenlease-overeenkomsten op grond van art. 1:88 jo 89 BW kunnen worden vernietigd door de niet-meetekenende partner. Wij schreven hierover eerder in een bijdrage op onze site dat deze beslissing te verwachten was.
In een op 26 november 2003 gewezen vonnis oordeelt de rechter te Almelo dat aandelen-lease geen huurkoop is. Dit is een discussie die verder gaat dan de bovenstaande. De rechter te Almelo komt niet toe aan de vraag of de vernietigingsmogelijkheid voor de huwelijkspartner ook geldt voor koop op afbetaling van vermogensrechten: hij zegt dat aandelenlease op zichzelf geen koop op afbetaling is. Dit is een zodanig principieel afwijkend geluid, dat het een nadere beschouwing behoeft. Het vonnis vermeldt niet over welke aandelenlease-overeenkomst het gaat. Maar als het gaat om de gebruikelijke variant (waarbij lessee na de laatste betaling eigenaar wordt) dan zijn wij het met dit rechterlijk oordeel niet eens. De Klachtencommissie DSI noemde in haar bindend advies d.d. 23 april 2002 een Winstverdriedubbelaar consequent een “huurkoopovereenkomst”. Daarbij beschikt ons kantoor over een brief van Legio Lease B.V. aan één van onze cliënten, waarin Legio stelt dat aandelenlease huurkoop is.
2. Aanleiding voor het vonnis
Dexia dagvaardde een leasebelegger tot betaling van restschuld met rente en kosten en bracht de zaak aan bij de rechtbank te Almelo. Gedaagde verweerde zich allereerst met de stelling dat aandelenlease huurkoop is, en het volgens art. 93 Rv. de kantonrechter is (en niet de rechtbank) die van huurkoop-zaken kennis neemt, immers art. 93 Rv. luidt (voor zover van belang) als volgt:
“Door de Kantonrechter worden behandeld en beslist:
c. zaken betreffende een (..) huurkoopovereenkomst, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering”
Het is in een procedure mogelijk om de bevoegdheid van de rechter voor wie de zaak dient, ter discussie te stellen. Zulke “exceptie van onbevoegdheid” moet vóórafgaand aan alle overige verweren ter kennis van de rechter worden gebracht. Daarna vind er over de bevoegdheid van de rechter een mini-procedure plaats waarbij partijen recht hebben op hoor en wederhoor. Deze procedure, die is beperkt tot de bevoegdheid van de rechter, heet een “incident”. De rechtbank heeft thans in het incident beslist dat zij de zaak niet verwijst naar de kantonrechter, en dat de zaak voor het eerst weer op 24 december a.s. door de rechtbank (inhoudelijk) zal worden behandeld.
3. Commentaar op de gronden van de beslissing
De rechtbank geeft toe dat aandelenlease belangrijke overeenkomsten vertoont met huurkoop zoals omschreven in art. 7A:1576h BW, welk artikel (voor zover van belang) als volgt luidt:
“Huurkoop is de koop en verkoop op afbetaling, waarbij partijen overeenkomen dat de verkochte zaak niet door enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door vervulling van de opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat door de koper uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is”.
Men zou menen dat deze definitie exact overeenkomt met hetgeen vrijwel in alle aandelenlease-overeenkomsten staat:
“Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij krachtens deze lease overeenkomst (..) verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden”
Overigens spreekt de definitie van huurkoop van “zaak”, maar lid van 5 van art. 7A:1576 BW verklaart de huurkoop-definitie ook van toepassing op vermogensrechten. Van belang is voorts lid 2 van art. 7A:1676h BW:
“Alle overeenkomsten welke dezelfde strekking hebben, hetzij als huur en verhuur, hetzij onder andere vorm of andere benaming aangegaan, worden als huurkoop aangemerkt”.
De rechtbank meent echter dat er zodanig belangrijke verschillen zijn tussen de juridische definitie van huurkoop en de praktische uitwerking van aandelenlease dat er -ondanks de bovengenoemde ruime strekkingsbepaling- geen sprake is van huurkoop.
a. Volgens de rechtbank veronderstelt een huurkoopovereenkomst dat het huurkoopobject bij het aangaan van de overeenkomst wordt afgeleverd, hetgeen wil zeggen dat de zaak ter beschikking van de huurkoper wordt gesteld. Volgens de rechtbank is bij een aandelenlease geen sprake van een “ter beschikking stellen” zodat er volgens haar geen sprake is van huurkoop.
De geleasde aandelen worden inderdaad niet ter hand gesteld. Valt de aandelenlease overeenkomst daarom niet onder de definitie van huurkoop? Volgens art. 7A:1676 l BW is de verkoper verplicht de verkochte zaak aan de koper te leveren door aan deze de macht over de zaak te verschaffen”. Indien hier niet aan wordt voldaan, dan is er a) een overeenkomst van huurkoop tot stand gekomen waarbij b) de huurverkoper zijn verplichtingen uit de wet niet nakomt. Maar daarom is de overeenkomst niet minder huurkoop. Want nergens in de wet staat het vereiste dat huurkoop alleen maar huurkoop is, indien het object bij het aangaan van de overeenkomst is afgeleverd. De Almelose rechter zegt ook niet dat de wet fysieke aflevering eist, maar dat huurkoop fysieke aflevering veronderstelt.
De fysieke aflevering van een lease-object is zinvol als het een auto betreft, maar fysieke aflevering van aandelen heeft geen enkele praktische zin en wordt zelden gedaan. Zelfs aan degene die aandelen koopt in plaats van least, worden de gekochte aandelen om die reden zelden ter hand gesteld (maar op een beleggersrekening geadministreerd). Dit heeft te maken met de specifieke kenmerken van vermogensrechten. De wetsartikelen inzake koop op afbetaling en huurkoop zijn geschreven vanuit de achterliggende gedachte dat het vrijwel steeds om roerende zaken zal gaan. Bij roerende zaken is fysieke aflevering zinvol, bij vermogensrechten niet. Bij uitstek voor deze gevallen bepaalt lid 5 van art. 7A:1576 BW, dat de wetsartikelen inzake koop op afbetaling en huurkoop “overeenkomstige toepassing vinden op vermogensrechten (..) voor zover dat in overeenstemming is met de aard van het recht”. Indien dit niet het geval is mist het desbetreffende wetsartikel dus overeenkomstige toepassing. De rechter had art. 7A:1576 l BW aldus buiten toepassing moeten laten in plaats van het als toetssteen te hanteren.
Bovendien gebeurt er bij aandelenlease iets dat in praktische zin grote gelijkenis vertoont met “ter beschikking stellen”. Met ingang van de ondertekening van de aandelenlease-overeenkomst geniet de lessee de economische lusten en lasten van de door hem geleasde waarden. Kijk de brochures maar op na: “vanaf de eerste dag zijn de aandelen voor u aan het werk”. De Lessee geniet de gevolgen van koersstijgingen en -dalingen en hij ontvangt de over de aandelen uitgekeerde dividenden. Bij aandelenlease gebeurt dus iets dat in praktische zin vergelijkbaar is met “ter beschikking stellen” aan de lessee.
b. Daarnaast is volgens de rechtbank bij aandelenlease het uitgangspunt dat de effecten aan het eind van de looptijd niet in eigendom aan de cliënt worden overgedragen, maar dat de aandelen worden verkocht aan een derde.
Dit lijkt ons niet juist. Allereerst staat in vrijwel alle aandelenlease-overeenkomsten dat lessee eigenaar wordt zodra hij het verschuldigde heeft voldaan. Indien daarna de aandelen worden verkocht, dan doet Dexia zulks voor de lessee, voor rekening en risico van lessee. Zo staat het te lezen in de meeste brochures van Legio Lease:
“Als uw leasecontract na 60 maanden is afgelopen kan Legio-Lease uw aandelen voor u verkopen (.) en de koerswinst (..) voor u incasseren”.
Dit komt niet in strijd met de wettelijke definitie van huurkoop die bepaalt dat na afloop van alle betalingen de eigendom over gaat op de lessee. Dat lessee na eigendomsoverdracht vervolgens aan Dexia opdracht geeft om de geleasde waarden te verkopen verhindert niet dat de te verkopen waarden door huurkoop op enig moment tot zijn eigendom zijn gaan behoren.
Slotopmerkingen
De rechtbank beslist aldus dat de berechte aandelenlease geen huurkoop is. Volgens ons ten onrechte. De vraag is of er op dit moment een rechtsmiddel tegen het vonnis open staat en of het zinvol is om daar thans gebruik van te maken. Naar het zich laat aanzien zal de rechtbank de zaak verder inhoudelijk behandelen. Nu de rechtbank oordeelt dat deze aandelenlease geen huurkoop is, kan een beroep op vernietiging ex art. 1:88 jo 89 BW in elk geval niet slagen. Het is te hopen dat de gedaagde zijn verweer op meerdere juridische grondslagen heeft gebaseerd. Het blijft immers mogelijk dat de rechtbank inhoudelijk concludeert dat de overeenkomst moet worden ontbonden of dat Dexia aansprakelijk is uit wanprestatie of onrechtmatige daad.
Wij hopen dat hiermee is aangetoond dat procederen in aandelenlease in elk geval structurele aandacht vergt voor alle relevante feiten en omstandigheden van het geval, alsmede kennis van de (achtergronden) van alle wetsartikelen en vergelijkbare uitspraken die op het onderwerp betrekking hebben. Alleen dan zijn valkuilen te vermijden en tegenslagen te overwinnen.
Deze bijdrage werd verzorgd door onze juridisch specialisten in aandelenlease.
Graag verlenen wij u rechtsbijstand en/of treden wij voor u op. Op het rechtsgebied aandelenlease zijn mr. M.M.H.J. Rompelberg, mr. J.P. Van Dyck,
mr. D.D.J.M. Gulpers, mr. M. Garske, mr. S.E.W. Engelen en mr. R.H.J.M. Silvertand werkzaam.
Het bovengenoemde vonnis van de rechtbank Almelo kunt u hier raadplegen.
Indien u nog vragen heeft, bijvoorbeeld over (de kosten van) onze dienstverlening, neem dan hier contact met ons op. Wij beantwoorden uw vragen zo spoedig mogelijk.
Rechtbank Almelo: aandelenlease is geen huurkoop
(2 december 2003)
1. Inleiding
Is aandelenlease koop op afbetaling en dient de huwelijkspartner overeenkomsten daarom mee te tekenen? Deze belangrijke discussie wordt momenteel in en buiten rechte gevoerd tussen Dexia en de gedupeerde leasebeleggers wier partner niet meetekende. De discussie spitst zich dan toe op de vraag of het wetsartikel waarin is geregeld dat de niet-instemmende partner de lease-overeenkomst kan vernietigen (art. 1:88 jo 89 BW) óók geldt voor koop op afbetaling van vermogensrechten zoals aandelen. Volgens Dexia geldt deze vernietigingsmogelijkheid namelijk alleen als er sprake is van koop op afbetaling van roerende zaken. Blijkens een bericht in NRC Handelsblad besliste de Kantonrechter te Amsterdam onlangs dat ook aandelenlease-overeenkomsten op grond van art. 1:88 jo 89 BW kunnen worden vernietigd door de niet-meetekenende partner. Wij schreven hierover eerder in een bijdrage op onze site dat deze beslissing te verwachten was.
In een op 26 november 2003 gewezen vonnis oordeelt de rechter te Almelo dat aandelen-lease geen huurkoop is. Dit is een discussie die verder gaat dan de bovenstaande. De rechter te Almelo komt niet toe aan de vraag of de vernietigingsmogelijkheid voor de huwelijkspartner ook geldt voor koop op afbetaling van vermogensrechten: hij zegt dat aandelenlease op zichzelf geen koop op afbetaling is. Dit is een zodanig principieel afwijkend geluid, dat het een nadere beschouwing behoeft. Het vonnis vermeldt niet over welke aandelenlease-overeenkomst het gaat. Maar als het gaat om de gebruikelijke variant (waarbij lessee na de laatste betaling eigenaar wordt) dan zijn wij het met dit rechterlijk oordeel niet eens. De Klachtencommissie DSI noemde in haar bindend advies d.d. 23 april 2002 een Winstverdriedubbelaar consequent een “huurkoopovereenkomst”. Daarbij beschikt ons kantoor over een brief van Legio Lease B.V. aan één van onze cliënten, waarin Legio stelt dat aandelenlease huurkoop is.
2. Aanleiding voor het vonnis
Dexia dagvaardde een leasebelegger tot betaling van restschuld met rente en kosten en bracht de zaak aan bij de rechtbank te Almelo. Gedaagde verweerde zich allereerst met de stelling dat aandelenlease huurkoop is, en het volgens art. 93 Rv. de kantonrechter is (en niet de rechtbank) die van huurkoop-zaken kennis neemt, immers art. 93 Rv. luidt (voor zover van belang) als volgt:
“Door de Kantonrechter worden behandeld en beslist:
c. zaken betreffende een (..) huurkoopovereenkomst, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering”
Het is in een procedure mogelijk om de bevoegdheid van de rechter voor wie de zaak dient, ter discussie te stellen. Zulke “exceptie van onbevoegdheid” moet vóórafgaand aan alle overige verweren ter kennis van de rechter worden gebracht. Daarna vind er over de bevoegdheid van de rechter een mini-procedure plaats waarbij partijen recht hebben op hoor en wederhoor. Deze procedure, die is beperkt tot de bevoegdheid van de rechter, heet een “incident”. De rechtbank heeft thans in het incident beslist dat zij de zaak niet verwijst naar de kantonrechter, en dat de zaak voor het eerst weer op 24 december a.s. door de rechtbank (inhoudelijk) zal worden behandeld.
3. Commentaar op de gronden van de beslissing
De rechtbank geeft toe dat aandelenlease belangrijke overeenkomsten vertoont met huurkoop zoals omschreven in art. 7A:1576h BW, welk artikel (voor zover van belang) als volgt luidt:
“Huurkoop is de koop en verkoop op afbetaling, waarbij partijen overeenkomen dat de verkochte zaak niet door enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door vervulling van de opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat door de koper uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is”.
Men zou menen dat deze definitie exact overeenkomt met hetgeen vrijwel in alle aandelenlease-overeenkomsten staat:
“Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij krachtens deze lease overeenkomst (..) verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden”
Overigens spreekt de definitie van huurkoop van “zaak”, maar lid van 5 van art. 7A:1576 BW verklaart de huurkoop-definitie ook van toepassing op vermogensrechten. Van belang is voorts lid 2 van art. 7A:1676h BW:
“Alle overeenkomsten welke dezelfde strekking hebben, hetzij als huur en verhuur, hetzij onder andere vorm of andere benaming aangegaan, worden als huurkoop aangemerkt”.
De rechtbank meent echter dat er zodanig belangrijke verschillen zijn tussen de juridische definitie van huurkoop en de praktische uitwerking van aandelenlease dat er -ondanks de bovengenoemde ruime strekkingsbepaling- geen sprake is van huurkoop.
a. Volgens de rechtbank veronderstelt een huurkoopovereenkomst dat het huurkoopobject bij het aangaan van de overeenkomst wordt afgeleverd, hetgeen wil zeggen dat de zaak ter beschikking van de huurkoper wordt gesteld. Volgens de rechtbank is bij een aandelenlease geen sprake van een “ter beschikking stellen” zodat er volgens haar geen sprake is van huurkoop.
De geleasde aandelen worden inderdaad niet ter hand gesteld. Valt de aandelenlease overeenkomst daarom niet onder de definitie van huurkoop? Volgens art. 7A:1676 l BW is de verkoper verplicht de verkochte zaak aan de koper te leveren door aan deze de macht over de zaak te verschaffen”. Indien hier niet aan wordt voldaan, dan is er a) een overeenkomst van huurkoop tot stand gekomen waarbij b) de huurverkoper zijn verplichtingen uit de wet niet nakomt. Maar daarom is de overeenkomst niet minder huurkoop. Want nergens in de wet staat het vereiste dat huurkoop alleen maar huurkoop is, indien het object bij het aangaan van de overeenkomst is afgeleverd. De Almelose rechter zegt ook niet dat de wet fysieke aflevering eist, maar dat huurkoop fysieke aflevering veronderstelt.
De fysieke aflevering van een lease-object is zinvol als het een auto betreft, maar fysieke aflevering van aandelen heeft geen enkele praktische zin en wordt zelden gedaan. Zelfs aan degene die aandelen koopt in plaats van least, worden de gekochte aandelen om die reden zelden ter hand gesteld (maar op een beleggersrekening geadministreerd). Dit heeft te maken met de specifieke kenmerken van vermogensrechten. De wetsartikelen inzake koop op afbetaling en huurkoop zijn geschreven vanuit de achterliggende gedachte dat het vrijwel steeds om roerende zaken zal gaan. Bij roerende zaken is fysieke aflevering zinvol, bij vermogensrechten niet. Bij uitstek voor deze gevallen bepaalt lid 5 van art. 7A:1576 BW, dat de wetsartikelen inzake koop op afbetaling en huurkoop “overeenkomstige toepassing vinden op vermogensrechten (..) voor zover dat in overeenstemming is met de aard van het recht”. Indien dit niet het geval is mist het desbetreffende wetsartikel dus overeenkomstige toepassing. De rechter had art. 7A:1576 l BW aldus buiten toepassing moeten laten in plaats van het als toetssteen te hanteren.
Bovendien gebeurt er bij aandelenlease iets dat in praktische zin grote gelijkenis vertoont met “ter beschikking stellen”. Met ingang van de ondertekening van de aandelenlease-overeenkomst geniet de lessee de economische lusten en lasten van de door hem geleasde waarden. Kijk de brochures maar op na: “vanaf de eerste dag zijn de aandelen voor u aan het werk”. De Lessee geniet de gevolgen van koersstijgingen en -dalingen en hij ontvangt de over de aandelen uitgekeerde dividenden. Bij aandelenlease gebeurt dus iets dat in praktische zin vergelijkbaar is met “ter beschikking stellen” aan de lessee.
b. Daarnaast is volgens de rechtbank bij aandelenlease het uitgangspunt dat de effecten aan het eind van de looptijd niet in eigendom aan de cliënt worden overgedragen, maar dat de aandelen worden verkocht aan een derde.
Dit lijkt ons niet juist. Allereerst staat in vrijwel alle aandelenlease-overeenkomsten dat lessee eigenaar wordt zodra hij het verschuldigde heeft voldaan. Indien daarna de aandelen worden verkocht, dan doet Dexia zulks voor de lessee, voor rekening en risico van lessee. Zo staat het te lezen in de meeste brochures van Legio Lease:
“Als uw leasecontract na 60 maanden is afgelopen kan Legio-Lease uw aandelen voor u verkopen (.) en de koerswinst (..) voor u incasseren”.
Dit komt niet in strijd met de wettelijke definitie van huurkoop die bepaalt dat na afloop van alle betalingen de eigendom over gaat op de lessee. Dat lessee na eigendomsoverdracht vervolgens aan Dexia opdracht geeft om de geleasde waarden te verkopen verhindert niet dat de te verkopen waarden door huurkoop op enig moment tot zijn eigendom zijn gaan behoren.
Slotopmerkingen
De rechtbank beslist aldus dat de berechte aandelenlease geen huurkoop is. Volgens ons ten onrechte. De vraag is of er op dit moment een rechtsmiddel tegen het vonnis open staat en of het zinvol is om daar thans gebruik van te maken. Naar het zich laat aanzien zal de rechtbank de zaak verder inhoudelijk behandelen. Nu de rechtbank oordeelt dat deze aandelenlease geen huurkoop is, kan een beroep op vernietiging ex art. 1:88 jo 89 BW in elk geval niet slagen. Het is te hopen dat de gedaagde zijn verweer op meerdere juridische grondslagen heeft gebaseerd. Het blijft immers mogelijk dat de rechtbank inhoudelijk concludeert dat de overeenkomst moet worden ontbonden of dat Dexia aansprakelijk is uit wanprestatie of onrechtmatige daad.
Wij hopen dat hiermee is aangetoond dat procederen in aandelenlease in elk geval structurele aandacht vergt voor alle relevante feiten en omstandigheden van het geval, alsmede kennis van de (achtergronden) van alle wetsartikelen en vergelijkbare uitspraken die op het onderwerp betrekking hebben. Alleen dan zijn valkuilen te vermijden en tegenslagen te overwinnen.
Deze bijdrage werd verzorgd door onze juridisch specialisten in aandelenlease.
Graag verlenen wij u rechtsbijstand en/of treden wij voor u op. Op het rechtsgebied aandelenlease zijn mr. M.M.H.J. Rompelberg, mr. J.P. Van Dyck,
mr. D.D.J.M. Gulpers, mr. M. Garske, mr. S.E.W. Engelen en mr. R.H.J.M. Silvertand werkzaam.
Het bovengenoemde vonnis van de rechtbank Almelo kunt u hier raadplegen.
Indien u nog vragen heeft, bijvoorbeeld over (de kosten van) onze dienstverlening, neem dan hier contact met ons op. Wij beantwoorden uw vragen zo spoedig mogelijk.
Re: Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
Geplaatst op 02 Dec 2003 20:39 door Hans2
Hierbij de aanvulling die, volgens mijn visie, in de uitspraak in Almelo helaas ....ontbrak
Uit de uitspraak Rechtbank Amsterdam
Datum 20-11-2003
Publicatie: 2-12-2003
Sector: Kanton
Nr: 0312274
8. Geoordeeld wordt als volgt.
Vermogensrechten zijn krachtens het vijfde lid van art. 7A:1576 BW vatbaar voor koop op afbetaling, zoals de wetgever blijkens de wetsgeschiedenis bij de invoering van die bepaling heeft beoogd. Effecten zijn te beschouwen als vermogensrechten en kunnen onderwerp zijn van KOOP OP AFBETALING EN HUURKOOP. Titel 5A is mitsdien van toepassing; de vraag naar de reikwijdte van art. 1:88 BW is in deze procedure niet aan de orde.
9. Geoordeeld wordt dat de overeenkomst ook aan DE VOORWAARDEN VAN HUURKOOP VOLDOET. Dexia miskent dat de aflevering van effecten aan een rechthebbende niet in stoffelijke vorm plaatsvindt, maar middels bijschrijving in de administratie van de betrokken instelling. Dexia heeft erkend dat in haar boekhouding een aantekening is geplaatst op de voet van art. 17 Wet Giraal Effectenverkeer (Wge), waarmee mag worden aangenomen dat zij aan haar leveringsverplichtingen jegens eisers heeft voldaan. De in rov. 1.6 genoemde bepaling is niet anders te beschouwen dan alsEEN EIGENDOMSVOOBEHOUD bedoeld in art. 3:92 BW.
Dat de eigendom van de effecten pas overgaat als eisers aan hun betalingsverplichtingen zouden voldoen, doet er niet aan af dat de levering heeft plaatsgehad.
10. Dexia betwist voorts ten onrechte dat de overeenkomst mede bestond uit termijnbetalingen. Daargelaten dat de overeenkomst de term “lease-termijnen” niet in rente- en aflossingsvergoedingen kwalificeert, is in het licht van de strekking van art. 7A:1576h BW niet relevant of die termijnen uitsluitend zagen op rente. In hetzelfde licht is van belang dat Bank L. bij de totstandkoming van de lease-overeenkomst en de daarin vervatte termijnen kennelijk ook EEN HUURKOOPCONSTRUCTIE voor ogen stond…………….. Een begrijpelijke uitleg waarom eisers in de voorlaatste maand een bedrag van f. 100,00 dienden te voldoen heeft zij niet gegeven…………!!!!!!! In haar in rov. 1.8 genoemde recente brief kwalificeert zij zelf de overeenkomst ook als zodanig.
11. Dexia betwist tenslotte vruchteloos dat partijen eigendomsoverdracht hebben beoogd. Art. 6 van de overeenkomst en art. 2 van de bijzondere voorwaarden bepalen juist uitdrukkelijk dat eisers de eigendom van de aandelen “automatisch” verwerven zodra zij aan hun verplichtingen hebben voldaan. Volgens laatstgenoemde bepaling berust het risico van koersfluctuaties voorts expliciet bij eisers, hetgeen te beschouwen is als een vorm van ECONOMISCH EIGENDOM . Eisers betogen bovendien terecht dat het hen niet om de eigendom van de aandelen zelf ging, maar om ……DE WAARDE…… bij het einde van de looptijd of op enig moment voordien. DIE WAARDE kunnen zij in beginsel niet verzilveren zonder eigendom van de effecten. Dat op praktische gronden wel wordt gekozen voor verkoop en verrekening bij het einde van de overeenkomst, maakt het bovenstaande niet anders.
Kortom het contract wordt gezien als een huurkoopcontract.
Op het eind gaat het niet om van de aandelen zelf, maar om de waarde.(n)
(In de meeste leasecontracten komt deze zin ook voor:HET RESTANT WORDT VERREKEND MET DE WAARDEN)
Nog even in de van Dale opgezocht:
U hebt gezocht op waarde:
RESULTAAT (maximaal 20 woorden)
waar•de (de ~ (v.), ~n, ~n/~s, ~n/~s)
1 betekenis die iets heeft als bezit of ruilobject
Het gaat dus duidelijk niet aan het eind van een contract om de aandelen op zich.(germanisme van an sich)
Het gaat aan het eind om de betekenis die deze aandelen uiteindelijk hebben voor de lessee als waardeobject, uitgedrukt in het begrip waarde.
Een doordenker voor de advokaten van Dexia
Hierbij de aanvulling die, volgens mijn visie, in de uitspraak in Almelo helaas ....ontbrak
Uit de uitspraak Rechtbank Amsterdam
Datum 20-11-2003
Publicatie: 2-12-2003
Sector: Kanton
Nr: 0312274
8. Geoordeeld wordt als volgt.
Vermogensrechten zijn krachtens het vijfde lid van art. 7A:1576 BW vatbaar voor koop op afbetaling, zoals de wetgever blijkens de wetsgeschiedenis bij de invoering van die bepaling heeft beoogd. Effecten zijn te beschouwen als vermogensrechten en kunnen onderwerp zijn van KOOP OP AFBETALING EN HUURKOOP. Titel 5A is mitsdien van toepassing; de vraag naar de reikwijdte van art. 1:88 BW is in deze procedure niet aan de orde.
9. Geoordeeld wordt dat de overeenkomst ook aan DE VOORWAARDEN VAN HUURKOOP VOLDOET. Dexia miskent dat de aflevering van effecten aan een rechthebbende niet in stoffelijke vorm plaatsvindt, maar middels bijschrijving in de administratie van de betrokken instelling. Dexia heeft erkend dat in haar boekhouding een aantekening is geplaatst op de voet van art. 17 Wet Giraal Effectenverkeer (Wge), waarmee mag worden aangenomen dat zij aan haar leveringsverplichtingen jegens eisers heeft voldaan. De in rov. 1.6 genoemde bepaling is niet anders te beschouwen dan alsEEN EIGENDOMSVOOBEHOUD bedoeld in art. 3:92 BW.
Dat de eigendom van de effecten pas overgaat als eisers aan hun betalingsverplichtingen zouden voldoen, doet er niet aan af dat de levering heeft plaatsgehad.
10. Dexia betwist voorts ten onrechte dat de overeenkomst mede bestond uit termijnbetalingen. Daargelaten dat de overeenkomst de term “lease-termijnen” niet in rente- en aflossingsvergoedingen kwalificeert, is in het licht van de strekking van art. 7A:1576h BW niet relevant of die termijnen uitsluitend zagen op rente. In hetzelfde licht is van belang dat Bank L. bij de totstandkoming van de lease-overeenkomst en de daarin vervatte termijnen kennelijk ook EEN HUURKOOPCONSTRUCTIE voor ogen stond…………….. Een begrijpelijke uitleg waarom eisers in de voorlaatste maand een bedrag van f. 100,00 dienden te voldoen heeft zij niet gegeven…………!!!!!!! In haar in rov. 1.8 genoemde recente brief kwalificeert zij zelf de overeenkomst ook als zodanig.
11. Dexia betwist tenslotte vruchteloos dat partijen eigendomsoverdracht hebben beoogd. Art. 6 van de overeenkomst en art. 2 van de bijzondere voorwaarden bepalen juist uitdrukkelijk dat eisers de eigendom van de aandelen “automatisch” verwerven zodra zij aan hun verplichtingen hebben voldaan. Volgens laatstgenoemde bepaling berust het risico van koersfluctuaties voorts expliciet bij eisers, hetgeen te beschouwen is als een vorm van ECONOMISCH EIGENDOM . Eisers betogen bovendien terecht dat het hen niet om de eigendom van de aandelen zelf ging, maar om ……DE WAARDE…… bij het einde van de looptijd of op enig moment voordien. DIE WAARDE kunnen zij in beginsel niet verzilveren zonder eigendom van de effecten. Dat op praktische gronden wel wordt gekozen voor verkoop en verrekening bij het einde van de overeenkomst, maakt het bovenstaande niet anders.
Kortom het contract wordt gezien als een huurkoopcontract.
Op het eind gaat het niet om van de aandelen zelf, maar om de waarde.(n)
(In de meeste leasecontracten komt deze zin ook voor:HET RESTANT WORDT VERREKEND MET DE WAARDEN)
Nog even in de van Dale opgezocht:
U hebt gezocht op waarde:
RESULTAAT (maximaal 20 woorden)
waar•de (de ~ (v.), ~n, ~n/~s, ~n/~s)
1 betekenis die iets heeft als bezit of ruilobject
Het gaat dus duidelijk niet aan het eind van een contract om de aandelen op zich.(germanisme van an sich)
Het gaat aan het eind om de betekenis die deze aandelen uiteindelijk hebben voor de lessee als waardeobject, uitgedrukt in het begrip waarde.
Een doordenker voor de advokaten van Dexia
Re: Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
Geplaatst op 03 Dec 2003 17:32 door lhardeman
--------------------------------------------------------------------------------
Amsterdam
Datum uitspraak: 3-12-2003
Datum publicatie: 3-12-2003
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk : 03-5323
Datum : 3 december 2003
184
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
1. de stichting Stichting Eegalease , gevestigd te 's-Gravenhage
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Consumentenbond, gevestigd te 's-Gravenhage
3. [eiseres 3], wonende te [woonplaats]
4. [eiser 4], wonende te [woonplaats]
5. [eiseres 5], wonende te [woonplaats]
eisers
nader te noemen Eegalease c.s.
gemachtigde: mr W.M. Schonewille
t e g e n:
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen Dexia
gemachtigde: mr H.G. van Everdingen.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 13 maart 2003 inhoudende de vordering van Eegalease c.s.
- het antwoord houdende onder meer de incidentele vordering van gedaagde strekkende tot verwijzing ex artikel 71 Rv., tevens incidentele conclusie tot voeging
- het antwoord van Eegalease c.s. op de incidentele vordering met een bewijsstuk
- de akte van Dexia, waarbij deze op dit bewijsstuk reageert.
Vervolgens is in het incident vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
In de hoofzaak
1. In deze fase van dit geding wordt uitgegaan van de volgende erkende of onvoldoende weersproken feiten:
1.1. Dexia is de rechtsopvolger van Legio-Lease B.V., Classic Investments N.V., Bank Labouchère N.V. en Labouchère N.V. In zowel haar hoedanigheid als rechtsopvolger onder algemene titel van deze vennootschappen als de huidige aanbieder van effectenleaseproducten onder de naam "Legio Lease" en "Legio" is zij procespartij.
1.2. Legio-Lease B.V. is sedert 1990 actief op het gebied van het aanbieden van effectenproducten op basis van lease-constructies onder vele namen, waaronder Winstverdriedubbelaar.
1.3. Volgens de daarvan overgelegde voorbeeldovereenkomst zijn partijen een lease-overeenkomst aangegaan met betrekking tot een door Legio Lease op 19 april 2000 aangekocht pakket aandelen in drie financiële instellingen. De looptijd van deze overeenkomst is 36 maanden.
1.4. De betalingsverplichting van de lessee is volgens deze overeenkomst:
- de leasetermijn tot en met de 36e maand à ƒ 502,62 per maand,
- een bedrag van ƒ 100,00 op of omstreeks de 35e maand,
- aan het einde van de lease-overeenkomst: het restant à ƒ 86.137,17, volgens de overeenkomst eventueel te verrekenen met de verkoopopbrengst van de aangekochte effecten.
1.5. Artikel 5 van de overeenkomst luidt: Zodra lessee al datgene aan Legio Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.
1.6. Art. 10 van voormelde overeenkomst luidt: Lessee verklaart door ondertekening van deze lease-overeenkomst bekend te zijn met de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van Legio-Lease, zoals die zijn afgedrukt aan ommezijde, alsmede de toepasselijkheid daarvan op deze lease-overeenkomst te aanvaarden.
1.7. Art. 2 van deze Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease luidt:
Legio-Lease en lessee komen overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar wordt, worden de in de overeenkomst genoemde waarden voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofd van de overeenkomst heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde waarden onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchère, overeenkomstig artikel 17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht. Legio-Lease behoudt het eigendom van de waarden totdat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan en blijft als zodanig bevoegd over de waarden te beschikken zonder dat dit ten nadele van lessee werkt. Lessee kan niet over de waarden beschikken, behoudens met voorafgaande schriftelijke toestemming van Legio-Lease. Legio-Lease draagt het risico van het verloren gaan van de waarden totdat deze eigendom van lessee zijn geworden.
1.8. Artikel 2 van de Bijzondere voorwaarden Labouchère Effecten Lease luidt: Bank Labouchere N.V. (hierna de Bank) blijft eigenaresse van de waarden totdat lessee aan al haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. De Bank draagt het risico van het verloren gaan van de waarden (maar uitdrukkelijk niet van de koerswaarde van de waarden) totdat deze eigendom van
1.9. lessee zijn geworden..
2. Eegalease c.s. vordert als in de dagvaarding nader omschreven.
In het incident tot verwijzing
1. Dexia voert aan dat de overeenkomsten van effectenlease niet zijn te kwalificeren als koop op afbetaling en dus evenmin als huurkoop, zodat deze zaak niet ex artikel 93c Rv. tot het takenpakket van de kantonrechter behoort en naar de sector civiel van de rechtbank behoort te worden verwezen.
Zij stelt daartoe - samengevat - dat een effectenlease-overeenkomst niet gekwalificeerd moet worden als een koop op afbetaling. In de eerste plaats ziet de overeenkomst tussen partijen op effecten, zijnde vermogensrechten. Weliswaar bepaalt artikel 7A:1576 lid 5 BW dat het in de betreffende titel (lees: de vijfde titel A van boek 7A BW) bepaalde van overeenkomstig toepassing is op vermogensrechten, maar dit betreft een uitbreiding van de werkingssfeer van de bepalingen die op koop op afbetaling van toepassing zijn en niet een uitbreiding van de definitie koop op afbetaling.
Dexia stelt voorts dat de overeenkomst evenmin voldoet aan de drie overige voorwaarden als omschreven in art. 7A:1576 lid 1 BW.
Van aflevering is geen sprake, nu het bezit van de effecten niet is verschaft. De effectenleasecliënt kan niet over de effecten beschikken, de effectenleasecliënt kan niet zelf het aan de aandelen verbonden stemrecht uitoefenen, de effectenleasecliënt heeft geen rechtsreeks recht op dividenden. De effectenleasecliënt kan de aandelen ook niet vervreemden of bezwaren.
Dexia betwist ook dat betaling van de koopprijs van de effecten in termijnen is bedongen. De overeengekomen termijnbetalingen betreffen rentevergoedingen. De splitsing in de betaling van f. 100,00 enerzijds en de restantbetaling anderzijds is evenmin te beschouwen als een betaling in termijnen. Het bedrag van f. 100,00 is van volledig ondergeschikt belang. Bovendien dient betaling plaats te vinden op of omstreeks de laatste maand van de overeenkomst, zoals beschreven in rov. 1.4. Betaling ineens van het gehele restantbedrag is dan ook mogelijk. In de regel wordt het restantbedrag inclusief de termijn van f. 100,00 aan het einde van de overeenkomst verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten.
Dexia stelt tenslotte dat partijen geen eigendomsoverdracht beoogd hebben. Feitelijk vindt uitlevering van de effecten zelden plaats, omdat de effecten in de regel bij het einde van de overeenkomst worden verkocht en de opbrengst wordt verrekend met de aankoopprijs. Aldus bespaart de lessee zich bewaar- en transactiekosten. De lessee had geen verplichting tot afname van de aandelen. Een urgerende optie (een koopoptie met een lage uitoefenprijs) is evenmin bedongen. De overeenkomst voorziet juridisch noch economisch in de feitelijke verkrijging van de effecten.
2. Eegalease c.s. verzet zich tegen verwijzing en bepleit dat de kantonrechter bevoegd is van de onderhavige vordering kennis te nemen. Haar verweer wordt in het onderstaande opgenomen en beoordeeld.
3. Beslissend is het voorlopig oordeel van de kantonrechter met betrekking tot de bevoegdheidsvraag, (artikel 71 lid 3 Rv). Daartoe wordt het volgende overwogen:
Vermogensrechten zijn krachtens het vijfde lid van art. 7A:1576 BW vatbaar voor koop op afbetaling, zoals de wetgever blijkens de wetsgeschiedenis bij de invoering van die bepaling heeft beoogd. Effecten zijn te beschouwen als vermogensrechten en kunnen onderwerp zijn van koop op afbetaling en van huurkoop, zijnde het species van het genus koop op afbetaling. Titel 5A is mitsdien van toepassing. De vraag naar de reikwijdte van art. 1:88 BW is in dit incident niet aan de orde.
4. Geoordeeld wordt dat de overeenkomst aan de voorwaarden van huurkoop voldoet. Dexia miskent dat de aflevering van effecten aan een rechthebbende niet in stoffelijke vorm plaatsvindt, maar middels bijschrijving in de administratie van de betrokken instelling. Dexia heeft erkend dat in haar boekhouding een aantekening is geplaatst op de voet van art. 17 Wet Giraal Effectenverkeer (Wge), waarmee mag worden aangenomen dat zij aan haar leveringsverplichtingen jegens eisers heeft voldaan. De in rov. 1.7. en 1.8. aangehaalde bepalingen zijn niet anders te beschouwen dan als een eigendomsvoorbehoud als bedoeld in art. 3:92 BW. Dat de eigendom van de effecten pas overgaat als eisers aan hun betalingsverplichtingen zouden voldoen, doet er niet aan af dat de levering heeft plaatsgehad.
5. Dexia betwist voorts ten onrechte dat de overeenkomst mede bestond uit termijnbetalingen. Daargelaten dat de overeenkomst de term "lease-termijnen" niet in rente- en aflossingsvergoedingen kwalificeert, is in het licht van de strekking van art. 7A:1576h BW niet relevant of die termijnen uitsluitend zagen op rente. In hetzelfde licht is van belang dat Legio Lease bij de totstandkoming van de lease-overeenkomst en de daarin vervatte termijnen kennelijk een huurkoopconstructie voor ogen stond. Een begrijpelijke uitleg waarom eisers in de voorlaatste maand een bedrag van ƒ100,00 dienden te voldoen heeft zij niet gegeven. In een door Eegalease c.s. overgelegde geanonimiseerde brief van Labouchère N.V., rechtsvoorganger van Dexia, aan een van haar klanten als antwoord op een tegen haar ingediende klacht kwalificeert zij zelf de overeenkomst ook als zodanig.
6. Dexia betwist tenslotte vruchteloos dat partijen geen eigendomsoverdracht hebben beoogd. Art. 5 van de overeenkomst en art. 2 in beide aangehaalde exemplaren van de bijzondere voorwaarden bepalen juist uitdrukkelijk dat eisers de eigendom van de aandelen "automatisch" verwerven zodra zij aan hun verplichtingen hebben voldaan. Volgens laatstgenoemde bepaling berust het risico van koersfluctuaties voorts expliciet bij de lessee, hetgeen te beschouwen is als een vorm van economisch eigendom. Bovendien kan de waarde van de effecten bij het einde van de looptijd in beginsel niet worden verzilverd zonder de eigendom daarvan. Dat op praktische gronden wordt gekozen voor verkoop en verrekening bij het einde van de overeenkomst, maakt het bovenstaande niet anders.
7. Op grond van het voor voorgaande wordt geoordeeld dat de hoofdzaak door de kantonsector behandeld en beslist moet worden. De vordering in het incident wordt afgewezen.
8. Een beslissing omtrent het voorwaardelijk voegingsincident wordt hier niet gegeven nu aan de voorwaarde, verwijzing naar de sector civiel, niet is voldaan.
9. De beslissing omtrent de kosten van het incident wordt aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
10. De zaak is niet geschikt voor een verschijning van partijen als bedoeld in artikel 131 Rv. De zaak wordt naar de rol verwezen voor voortprocederen.
BESLISSING
De kantonrechter:
In het incident
I. verklaart zich bevoegd;
II. houdt de beslissing inzake de kosten van dit incident aan;
In de hoofdzaak
III. verwijst de zaak naar de terechtzitting van woensdag 7 januari 2004 voor conclusie
groet. Anne
[/quote]
--------------------------------------------------------------------------------
Amsterdam
Datum uitspraak: 3-12-2003
Datum publicatie: 3-12-2003
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk : 03-5323
Datum : 3 december 2003
184
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
1. de stichting Stichting Eegalease , gevestigd te 's-Gravenhage
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Consumentenbond, gevestigd te 's-Gravenhage
3. [eiseres 3], wonende te [woonplaats]
4. [eiser 4], wonende te [woonplaats]
5. [eiseres 5], wonende te [woonplaats]
eisers
nader te noemen Eegalease c.s.
gemachtigde: mr W.M. Schonewille
t e g e n:
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen Dexia
gemachtigde: mr H.G. van Everdingen.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 13 maart 2003 inhoudende de vordering van Eegalease c.s.
- het antwoord houdende onder meer de incidentele vordering van gedaagde strekkende tot verwijzing ex artikel 71 Rv., tevens incidentele conclusie tot voeging
- het antwoord van Eegalease c.s. op de incidentele vordering met een bewijsstuk
- de akte van Dexia, waarbij deze op dit bewijsstuk reageert.
Vervolgens is in het incident vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
In de hoofzaak
1. In deze fase van dit geding wordt uitgegaan van de volgende erkende of onvoldoende weersproken feiten:
1.1. Dexia is de rechtsopvolger van Legio-Lease B.V., Classic Investments N.V., Bank Labouchère N.V. en Labouchère N.V. In zowel haar hoedanigheid als rechtsopvolger onder algemene titel van deze vennootschappen als de huidige aanbieder van effectenleaseproducten onder de naam "Legio Lease" en "Legio" is zij procespartij.
1.2. Legio-Lease B.V. is sedert 1990 actief op het gebied van het aanbieden van effectenproducten op basis van lease-constructies onder vele namen, waaronder Winstverdriedubbelaar.
1.3. Volgens de daarvan overgelegde voorbeeldovereenkomst zijn partijen een lease-overeenkomst aangegaan met betrekking tot een door Legio Lease op 19 april 2000 aangekocht pakket aandelen in drie financiële instellingen. De looptijd van deze overeenkomst is 36 maanden.
1.4. De betalingsverplichting van de lessee is volgens deze overeenkomst:
- de leasetermijn tot en met de 36e maand à ƒ 502,62 per maand,
- een bedrag van ƒ 100,00 op of omstreeks de 35e maand,
- aan het einde van de lease-overeenkomst: het restant à ƒ 86.137,17, volgens de overeenkomst eventueel te verrekenen met de verkoopopbrengst van de aangekochte effecten.
1.5. Artikel 5 van de overeenkomst luidt: Zodra lessee al datgene aan Legio Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.
1.6. Art. 10 van voormelde overeenkomst luidt: Lessee verklaart door ondertekening van deze lease-overeenkomst bekend te zijn met de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van Legio-Lease, zoals die zijn afgedrukt aan ommezijde, alsmede de toepasselijkheid daarvan op deze lease-overeenkomst te aanvaarden.
1.7. Art. 2 van deze Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease luidt:
Legio-Lease en lessee komen overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar wordt, worden de in de overeenkomst genoemde waarden voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofd van de overeenkomst heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde waarden onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchère, overeenkomstig artikel 17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht. Legio-Lease behoudt het eigendom van de waarden totdat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan en blijft als zodanig bevoegd over de waarden te beschikken zonder dat dit ten nadele van lessee werkt. Lessee kan niet over de waarden beschikken, behoudens met voorafgaande schriftelijke toestemming van Legio-Lease. Legio-Lease draagt het risico van het verloren gaan van de waarden totdat deze eigendom van lessee zijn geworden.
1.8. Artikel 2 van de Bijzondere voorwaarden Labouchère Effecten Lease luidt: Bank Labouchere N.V. (hierna de Bank) blijft eigenaresse van de waarden totdat lessee aan al haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. De Bank draagt het risico van het verloren gaan van de waarden (maar uitdrukkelijk niet van de koerswaarde van de waarden) totdat deze eigendom van
1.9. lessee zijn geworden..
2. Eegalease c.s. vordert als in de dagvaarding nader omschreven.
In het incident tot verwijzing
1. Dexia voert aan dat de overeenkomsten van effectenlease niet zijn te kwalificeren als koop op afbetaling en dus evenmin als huurkoop, zodat deze zaak niet ex artikel 93c Rv. tot het takenpakket van de kantonrechter behoort en naar de sector civiel van de rechtbank behoort te worden verwezen.
Zij stelt daartoe - samengevat - dat een effectenlease-overeenkomst niet gekwalificeerd moet worden als een koop op afbetaling. In de eerste plaats ziet de overeenkomst tussen partijen op effecten, zijnde vermogensrechten. Weliswaar bepaalt artikel 7A:1576 lid 5 BW dat het in de betreffende titel (lees: de vijfde titel A van boek 7A BW) bepaalde van overeenkomstig toepassing is op vermogensrechten, maar dit betreft een uitbreiding van de werkingssfeer van de bepalingen die op koop op afbetaling van toepassing zijn en niet een uitbreiding van de definitie koop op afbetaling.
Dexia stelt voorts dat de overeenkomst evenmin voldoet aan de drie overige voorwaarden als omschreven in art. 7A:1576 lid 1 BW.
Van aflevering is geen sprake, nu het bezit van de effecten niet is verschaft. De effectenleasecliënt kan niet over de effecten beschikken, de effectenleasecliënt kan niet zelf het aan de aandelen verbonden stemrecht uitoefenen, de effectenleasecliënt heeft geen rechtsreeks recht op dividenden. De effectenleasecliënt kan de aandelen ook niet vervreemden of bezwaren.
Dexia betwist ook dat betaling van de koopprijs van de effecten in termijnen is bedongen. De overeengekomen termijnbetalingen betreffen rentevergoedingen. De splitsing in de betaling van f. 100,00 enerzijds en de restantbetaling anderzijds is evenmin te beschouwen als een betaling in termijnen. Het bedrag van f. 100,00 is van volledig ondergeschikt belang. Bovendien dient betaling plaats te vinden op of omstreeks de laatste maand van de overeenkomst, zoals beschreven in rov. 1.4. Betaling ineens van het gehele restantbedrag is dan ook mogelijk. In de regel wordt het restantbedrag inclusief de termijn van f. 100,00 aan het einde van de overeenkomst verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten.
Dexia stelt tenslotte dat partijen geen eigendomsoverdracht beoogd hebben. Feitelijk vindt uitlevering van de effecten zelden plaats, omdat de effecten in de regel bij het einde van de overeenkomst worden verkocht en de opbrengst wordt verrekend met de aankoopprijs. Aldus bespaart de lessee zich bewaar- en transactiekosten. De lessee had geen verplichting tot afname van de aandelen. Een urgerende optie (een koopoptie met een lage uitoefenprijs) is evenmin bedongen. De overeenkomst voorziet juridisch noch economisch in de feitelijke verkrijging van de effecten.
2. Eegalease c.s. verzet zich tegen verwijzing en bepleit dat de kantonrechter bevoegd is van de onderhavige vordering kennis te nemen. Haar verweer wordt in het onderstaande opgenomen en beoordeeld.
3. Beslissend is het voorlopig oordeel van de kantonrechter met betrekking tot de bevoegdheidsvraag, (artikel 71 lid 3 Rv). Daartoe wordt het volgende overwogen:
Vermogensrechten zijn krachtens het vijfde lid van art. 7A:1576 BW vatbaar voor koop op afbetaling, zoals de wetgever blijkens de wetsgeschiedenis bij de invoering van die bepaling heeft beoogd. Effecten zijn te beschouwen als vermogensrechten en kunnen onderwerp zijn van koop op afbetaling en van huurkoop, zijnde het species van het genus koop op afbetaling. Titel 5A is mitsdien van toepassing. De vraag naar de reikwijdte van art. 1:88 BW is in dit incident niet aan de orde.
4. Geoordeeld wordt dat de overeenkomst aan de voorwaarden van huurkoop voldoet. Dexia miskent dat de aflevering van effecten aan een rechthebbende niet in stoffelijke vorm plaatsvindt, maar middels bijschrijving in de administratie van de betrokken instelling. Dexia heeft erkend dat in haar boekhouding een aantekening is geplaatst op de voet van art. 17 Wet Giraal Effectenverkeer (Wge), waarmee mag worden aangenomen dat zij aan haar leveringsverplichtingen jegens eisers heeft voldaan. De in rov. 1.7. en 1.8. aangehaalde bepalingen zijn niet anders te beschouwen dan als een eigendomsvoorbehoud als bedoeld in art. 3:92 BW. Dat de eigendom van de effecten pas overgaat als eisers aan hun betalingsverplichtingen zouden voldoen, doet er niet aan af dat de levering heeft plaatsgehad.
5. Dexia betwist voorts ten onrechte dat de overeenkomst mede bestond uit termijnbetalingen. Daargelaten dat de overeenkomst de term "lease-termijnen" niet in rente- en aflossingsvergoedingen kwalificeert, is in het licht van de strekking van art. 7A:1576h BW niet relevant of die termijnen uitsluitend zagen op rente. In hetzelfde licht is van belang dat Legio Lease bij de totstandkoming van de lease-overeenkomst en de daarin vervatte termijnen kennelijk een huurkoopconstructie voor ogen stond. Een begrijpelijke uitleg waarom eisers in de voorlaatste maand een bedrag van ƒ100,00 dienden te voldoen heeft zij niet gegeven. In een door Eegalease c.s. overgelegde geanonimiseerde brief van Labouchère N.V., rechtsvoorganger van Dexia, aan een van haar klanten als antwoord op een tegen haar ingediende klacht kwalificeert zij zelf de overeenkomst ook als zodanig.
6. Dexia betwist tenslotte vruchteloos dat partijen geen eigendomsoverdracht hebben beoogd. Art. 5 van de overeenkomst en art. 2 in beide aangehaalde exemplaren van de bijzondere voorwaarden bepalen juist uitdrukkelijk dat eisers de eigendom van de aandelen "automatisch" verwerven zodra zij aan hun verplichtingen hebben voldaan. Volgens laatstgenoemde bepaling berust het risico van koersfluctuaties voorts expliciet bij de lessee, hetgeen te beschouwen is als een vorm van economisch eigendom. Bovendien kan de waarde van de effecten bij het einde van de looptijd in beginsel niet worden verzilverd zonder de eigendom daarvan. Dat op praktische gronden wordt gekozen voor verkoop en verrekening bij het einde van de overeenkomst, maakt het bovenstaande niet anders.
7. Op grond van het voor voorgaande wordt geoordeeld dat de hoofdzaak door de kantonsector behandeld en beslist moet worden. De vordering in het incident wordt afgewezen.
8. Een beslissing omtrent het voorwaardelijk voegingsincident wordt hier niet gegeven nu aan de voorwaarde, verwijzing naar de sector civiel, niet is voldaan.
9. De beslissing omtrent de kosten van het incident wordt aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
10. De zaak is niet geschikt voor een verschijning van partijen als bedoeld in artikel 131 Rv. De zaak wordt naar de rol verwezen voor voortprocederen.
BESLISSING
De kantonrechter:
In het incident
I. verklaart zich bevoegd;
II. houdt de beslissing inzake de kosten van dit incident aan;
In de hoofdzaak
III. verwijst de zaak naar de terechtzitting van woensdag 7 januari 2004 voor conclusie
groet. Anne
[/quote]
Re: Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
up
Laatst gewijzigd door Hans2 op 09 dec 2003 20:45, 2 keer totaal gewijzigd.
Re: Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
Deze stond er al het heeft geen zin alles 2 maal of meer te plaatsen.
Joost
Joost
Re: Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
Zijn er nog nieuwe uitspraken? als ik hier zo lees op dit grote forum moeten er toch nog wat uitspraken komen.
J.Jansen
J.Jansen
Re: Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
Wie weet waar deze uitspraak vandaan komt? De klant heeft alles verloren en Aegon alles gewonnen.
Samenvatting vonnis Rechtbank Den Haag van 30 juli 2003 inzake leasecontract Aegon-vliegwiel:
De rechtbank is van oordeel dat het voorlichtingsmateriaal in voldoende mate tot uitdrukking brengt dat het gaat om de koop van aandelen met geleend geld (effectenlease). Ook is het duidelijk dat het geleende bedrag, waarvan de aandelen worden gekocht, circa 2,5 keer zo hoog is als de inleg, waarvan de rente op de lening vooruit wordt betaald. Voorts is het financiële risico van het kopen van aandelen met geleend geld algemeen bekend, namelijk dat koersen niet alleen kunnen stijgen maar ook kunnen dalen, zodat het op basis van de lening aangeschafte aandelenbezit minder waard kan worden, zodat uit de opbrengst daarvan de lening niet meer kan worden terugbetaald, terwijl ook nog rente over de lening dient te worden betaald. De brochure suggereert ook niet dat het om een relatief veilig beleggingsproduct gaat, waarmee relatief weinig risico wordt gelopen. Hoewel de brochure niet ingaat op het aan beleggen met geleend geld inherente risico, is dit risico algemeen bekend en moest het bovendien in het bijzonder aan de belegger bekend zijn, gegeven dat hij eerder een beleggingshypotheek had afgesloten. Nu Aegon niet ervan op de hoogte was dat de belegger uit was op een vooral veilige belegging, is niet aan het voor een succesvol beroep op dwaling noodzakelijke ‘kenbaarheidsvereiste’ voldaan. Aegon is uit dien hoofde dan ook niet aansprakelijk te achten voor de schade die de belegger stelt te hebben geleden en evenmin uit hoofde van onrechtmatige daad. De rechtbank wijst de vordering af.
Samenvatting vonnis Rechtbank Den Haag van 30 juli 2003 inzake leasecontract Aegon-vliegwiel:
De rechtbank is van oordeel dat het voorlichtingsmateriaal in voldoende mate tot uitdrukking brengt dat het gaat om de koop van aandelen met geleend geld (effectenlease). Ook is het duidelijk dat het geleende bedrag, waarvan de aandelen worden gekocht, circa 2,5 keer zo hoog is als de inleg, waarvan de rente op de lening vooruit wordt betaald. Voorts is het financiële risico van het kopen van aandelen met geleend geld algemeen bekend, namelijk dat koersen niet alleen kunnen stijgen maar ook kunnen dalen, zodat het op basis van de lening aangeschafte aandelenbezit minder waard kan worden, zodat uit de opbrengst daarvan de lening niet meer kan worden terugbetaald, terwijl ook nog rente over de lening dient te worden betaald. De brochure suggereert ook niet dat het om een relatief veilig beleggingsproduct gaat, waarmee relatief weinig risico wordt gelopen. Hoewel de brochure niet ingaat op het aan beleggen met geleend geld inherente risico, is dit risico algemeen bekend en moest het bovendien in het bijzonder aan de belegger bekend zijn, gegeven dat hij eerder een beleggingshypotheek had afgesloten. Nu Aegon niet ervan op de hoogte was dat de belegger uit was op een vooral veilige belegging, is niet aan het voor een succesvol beroep op dwaling noodzakelijke ‘kenbaarheidsvereiste’ voldaan. Aegon is uit dien hoofde dan ook niet aansprakelijk te achten voor de schade die de belegger stelt te hebben geleden en evenmin uit hoofde van onrechtmatige daad. De rechtbank wijst de vordering af.
Re: Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
alle uitslagen ook op http://www.hetdexiadebacle.belgieweb.nl
en op de site van dhr. Blok en zonder verder gezeur
en op de site van dhr. Blok en zonder verder gezeur
Re: Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
Dat is dus (later) vandaag......ik ben benieuwdBESLISSING
De kantonrechter:
In het incident
I. wijst de vordering af;
II. houdt de beslissing inzake de kosten van dit incident aan;
In de hoofdzaak
III. verwijst de zaak naar de terechtzitting van de kantonrechter op 18 december 2003 voor het nemen van een conclusie van antwoord
Re: Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
Erik,
Je zult toch nog even geduld moeten hebben. Het nemen van de conclusie van antwoord houdt alleen maar in dat de gedaagde dan zijn commentaar op de dagvaarding moet inleveren bij de rechtbank. Dit is dus nog steeds een papieren aangelegenheid.
Je zult toch nog even geduld moeten hebben. Het nemen van de conclusie van antwoord houdt alleen maar in dat de gedaagde dan zijn commentaar op de dagvaarding moet inleveren bij de rechtbank. Dit is dus nog steeds een papieren aangelegenheid.
Re: Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
Over welke zaak gaat dit bronvermelding is wel makkelijk en rolnummer ook.
Geert
Geert
Re: Plaats alle uitspraken over de rechtzaken hier!!!!!!!!!!!!!
LJN-nummer: AN9320 Zaaknr: 03-12274
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 20-11-2003
Datum publicatie: 2-12-2003
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk : 03-12274
Datum : 20 november 2003
113
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 20-11-2003
Datum publicatie: 2-12-2003
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk : 03-12274
Datum : 20 november 2003
113