Hallo Lotte 2025
Om het hefboom en inteereffect te begrijpen is het noodzakelijk om de werking, de specifieke dynamiek, van een beleggingsverzekering te begrijpen in de periodes dat het met de beurs en de aandelenkoersen heel slecht gaat.
De prijzen/waardes van de aandelen zijn dan heel laag. Dit lijkt negatief voor de waarde van een beleggingsverzekering maar voor de waardeontwikkeling van een lopende beleggingspolis kan het juist heel voordelig zijn. Voor de ingelegde premie kunnen er dan nl. veel beleggingseenheden/participaties aangekocht worden, want die zijn dan nl. heel goedkoop. Vergelijk het met de uitverkoop in een winkel met anders dure artikelen. Als het dan meezit heb je voor weinig geld veel waarde aangekocht.
Voor de waardeontwikkeling van een beleggingsverzekering is het het dus heel belangrijk dat er in de periodes van lage koerswaarden geen beleggingseenheden/participaties aan het beleggingsspaarpotje worden onttrokken en vooral ook dat de ingelegde premie maximaal wordt gebruikt voor het aankopen van goedkope beleggingseenheden/participaties. Als de koerswaarden stijgen geven die vele en "goedkope"beleggingseenheden/participaties een hele snelle, hoge, en blijvende waardeontwikkeling.
Het koerswaardeverloop van de afgelopen 3 jaar is zodanig dat een goede beleggingsverzekering een waarde zou moeten hebben die hoger is dan de ingelegde premiewaarde. Ondanks dat men spreekt van een beurs-malaise is er sprake van een al bijna 2 jaar durende gestage koerswaardestijging. Bij veel beleggingspolissen is er veel te weinig waardeontwikkeling en dit kan veroorzaakt zijn door een veel te hoge kostenafslag en/of het hefboom en inteereffect van een ingebouwde overlijdingsrisicoverzekering (ORV) , waarvoor premie wordt verrekend. Voor de premie van een ORV worden nl. geen beleggingseenheden/participaties gekocht voor de polishouder. Deze premie wordt ook niet als kostenpost gezien, het is nl. een aparte verzekering.
Het hefboomeffect van een ORV-premie ontstaat doordat in de periodes van lage koerswaarden het financiele risico voor de verzekeraar, bij voortijdig overlijden van de polishouder, groter wordt. De gegarandeerde uitkering, meestal de inleg + 10%, aan de nabestaanden, wordt dan nl. groter dan de poliswaarde. Daardoor gaat de premie omhoog. De premie gaat vaak ook nog omhoog doordat de polishouder ouder wordt. Doordat de ORV-premie stijgt blijft er minder over voor de aankoop van, relatief veel, goedkope beleggingseenheden.
Het inteereffect van de verhoogde ORV-premie ontstaat vervolgens door de wijze van verrekening. Als die verhoogde ORV-premie wordt verrekend door beleggingseenheden/participaties uit het beleggingsspaarpotje te halen dan gaat het direct om veel groter aantal, juist omdat ze zo goedkoop zijn. Dat is precies het tegenovergestelde effect van maximale premie-inleg in periodes van lage koerswaarden bij een goede beleggingsverzekering.
Dit is uiteraard zeer voordelig voor de verzekeraar. Die weet wel raad met die vele goedkope beleggingseenheden/participaties afkomstig van polissen van grote aantallen polishouders.
Daar gaat de verzekeraar zelf mee aan de slag dwz. er kan een enorme koerswinst worden bijgeschreven op de rekening van de verzekaraar.
Over dit hefboom en inteereffect zijn polishouders niet geinformeerd geweest in de periode voordat de polis werd aangekocht en er een handtekening is gezet. Hiertegen kan dus, waarschijnlijk met succes, een juridische procedure worden opgestart. ( zie
http://www.koersplandewegkwijt.nl )
Met vriendelijke groet, Arie Wever