LET OP: Dit topic is meer dan drie jaar geleden geplaatst. De informatie is mogelijk verouderd.

[ archief ] Uitspraak KC DSI gepubliceerd op "vermogensmonitor"

Hier kan je discussiëren over de onderwerpen rondom Legio Lease.
Chris G
Berichten: 911
Lid geworden op: 21 aug 2003 14:13

Uitspraak KC DSI gepubliceerd op "vermogensmonitor"

Ongelezen bericht door Chris G »

Op de site van "vermogensmonitor" staat nu de uitspraak vermeld zoals deze door de KC van DSI is uitgesproken.
Het vreemde van deze uitspraak is dat DSI er meer dan een jaar over heeft gedaan om tot deze uitspraak te komen nadat alle belanghebbende waren gehoord althans dat wordt op de site van vermogensmonitor verklaard. Omdat deze uitspraak nog steeds niet is gepubliceerd op de site van DSI heeft vermogenmonitor deze nu zelf geplubiceerd.
Hieonder de volledige uitspraak zoals deze op de site van vermogensmonitor staat gepubliceerd.

______________________________________________________________________

UITSPRAAK

ONDERSTAANDE UITSPRAAK IS NOG NIET IN DIGITALE VORM DOOR HET DSI GEPUBLICEERD. DE ONDERSTAANDE TEKST IS DOOR DE STICHTING ADVIESVERLIES OVERGETYPT EN TER BESCHIKKING GESTELD AAN DE VERMOGENSMONITOR. DE TEKST IS OP EEN AANTAL PLAATSEN AANGEPAST EN VOORZIEN VAN COMMENTAAR. INDIEN U DE ONDERSTAANDE TEKST WILT GEBRUIKEN KUNT U MET ONS OF ADVIESVERLIES CONTACT OPNEMEN.

Dossiernr: 02-394

Klachtencommissie DSI

Bindend Advies


Inzake de klacht van



De heer x, wonende te y hierna te noemen klager,

Tegen

Levob Bank N.V. gevestigd te Leusden, als Deelnemer bij het Dutch Securities Institute geregistreerde effecteninstelling, hierna te noemen verweerder.

De commissie bedoeld in artikel 1 van het Reglement van de Klachtencommissie DSI heeft kennis genomen van de op 15 augustus 2002 ontvangen klacht en van de overige door partijen ingezonden stukken.

Zij heeft partijen gehoord in haar zitting op 19 maart 2003.

Op die zitting zin voor haar verschenen:

klager in persoon en P.P. van Straaten (Vermogensmonitor):
namens verweerder: mr. W.J. Kriekamp en mr. F.R.H. van der Leeuw, raadsman.
De commissie heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het in behandeling nemen van de klacht, als omschreven in artikel 6 van het Reglement, is voldaan.

INHOUD VAN DE KLACHT

De klacht houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.

Klager, die reeds eerder bij een andere instelling ervaring had opgedaan met aandelenlease, heeft via een bemiddelaar op 22 april 1998 een zestal leasecontracten met verweerder gesloten. Per contract heeft verweerder ƒ 15.000 in gelijke delen belegd in negen Nederlandse fondsen. Uit de naamgeving van de contracten bleek dat het om een belegging met een hefboomwerking ging. De looptijd was tien jaar met de mogelijkheid tot verlenging voor nog eens vijf jaar. De maandelijks te betalen termijn bedroeg voor de zes contracten tezamen ƒ 855.

Naast de genoemde leasecontracten heeft verweerder nog gezorgd voor een kredietfaciliteit van ƒ 10.000 zodat klager wat meer financiële armslag zou krijgen.

Op 17 juni 1999 heeft klager aan verweerder medegedeeld dat hij per 1 maart 2000 voor 100% in de WAO zou gaan en dat zijn financiële situatie zodanig zou verslechteren dat hij niet aan de verplichtingen uit hoofde van de contracten zou kunnen voldoen. Hierbij speelde ook het vervallen van de zogenoemde renteaftrek een rol. Klager heeft een beroep gedaan op verweerder om de nog openstaande rentetermijnen te doen vervallen zonder toepassing van de boeteclausule uit het contract. Vermeerder heeft dit geweigerd. Klager heeft zijn betalingen nadien voortgezet omdat een te groot bedrag gemoeid zou zijn met de boete.

Op 17 juli 2002 heeft klager zich opnieuw tot verweerder gewend en verzocht om een coulanceregeling. Niet alleen waren de maandtermijnen een te zware last nu klager voor 100% in de WAO was beland doch ook als gevolg van de daling van de beurs kwam klager in grote problemen. Klager heeft becijferd dat zijn tekort berekend op basis van de koersen van 17 juli 2002 € 30.861 bedroeg.

Klager stelt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met zijn zorgplicht omdat hij:

-onvoldoende heeft gewaarschuwd voor de gevolgen van een ventule recessie:

-niet gewezen heeft op de mogelijke fiscale wijziging waardoor rente niet meer aftrekbaar zou zijn:

-zich onvoldoende heeft georiënteerd omtrent klagers financiële situatie:

-is uitgegaan van een te gunstige prognose en de resultaten te rooskleurig heeft voorgesteld:

-hem ten onrechte een kredietfaciliteit van ƒ 10.000 heeft geboden.

Klager vordert een schadeloosstelling groot € 30.861 wegens reeds geleden verliezen op zijn contracten, vermeerderd met betaalde rente over de betaalde premie ad € 731,33 alsmede 20% van de gederfde winst, te weten, € 2.396,24

INHOUD VAN HET VERWEER

Het verweer houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.

Op 15 april 1998 heeft verweerder via een onafhankelijk assurantietussenpersoon een aanvraagformulier ontvangen waarop klager zes leasecontracten aanvroeg. Bijgevoegd was onder meer een salarisstrook van klager.

Verweerder heeft vervolgens een inkomenstoets en een BKR-toets toegepast om na te gaan of klager voldeed aan de acceptatienormen van verweerder. Verweerder heeft de contracten via de tussenpersoon aan klager doen toekomen. Klager heeft de contracten na ondertekening op 1 mei 1998 aan verweerder dien toekomen, waarna deze op 4 mei 1998 is overgegaan tot aankoop van de effecten.

Met zijn brief van 17 september 1999 heeft klager verzicht de boeteclausule te laten vervallen. Verweerder heeft daartoe geen aanleiding gezien omdat hij niet vooruit wilde lopen op een situatie die zich in maart 2000 wellicht zou voordien. De boeterente dient ter dekking van gemaakte kosten en ter compensatie van gederfde rentemarge. Toen klager in 2002 opnieuw verzocht af te zien van boetrente heeft verweerder een coulanceaanbod gedaan omdat een deel van de gemaakte kosten inmiddels was terugverdiend. Overigens was verweerde op dat moment nog steeds niet overtuigd van de noodzaak daarvan.

Naar aanleiding van de brief van klager van 17 juli 2002 waarin deze een bedrag van € 30.861 vorderde, heeft verweerde hem uitgenodigd voor een gesprek. Dit heeft geresulteerd in het aanbod aan klager om boetevrij uit te stappen. Klager is daar niet op ingegaan.

In de aan klager ter beschikking gestelde brochure is expliciet op het koersrisico gewezen. Verweerder heeft geen garantie gegeven voor het te behalen rendement. Dat aan beleggen risico’s zijn verbonden is algemeen bekend. Het verlies dat klager heeft gleden is het gevolg van de grote koersdaling ter beurze.

Het rendement op de contracten wordt nadelig beïnvloed door het vervallen van de belastingaftrek. Dit feit was verweerder bij het sluiten van de contracten niet bekend. Eerst met het persbericht van 13 oktober 1998 heeft het Ministerie van Financiën bekend gemaakt dat het voornemen bestond de aftrek te beperken. Dit was voor verweerder niet te voorzien.

Klager heeft gesteld dat verweerder onvoldoende onderziek naar zijn financiële positie heeft ingesteld. Verweerder heeft onder meer een inkomenstoets uitgevoerd. Deze geschiedt op basis van het netto inkomen en houdt in dat berekend wordt welk bedrag vrij beschikbaar is ter betaling van de termijnen. Dit vrij beschikbare bedrag wordt berekend door van het netto maaninkomen de werkelijke woonlasten af te trekken, alsmede een bedrag, benodigd voor andere uitgaven (levensonderhoud). Dit laatste bedrag is afhankelijk van de gezinssamenstelling van betrokken. Verweerder maakt gebruik van de tabellen van het Nibud. Bij hogere inkomens, zoals bij klager, rekent verweerder echter een bedrag van 50% van het netto inkomen, in verband met de hogere levensstandaard. Blijkens het aanvraagformulier bedroeg het netto maandinkomen destijds ƒ 8.000. Voor levensonderhoud gold 50% of ƒ 4.000. De woonlasten waren bruto ƒ 3.000. Vrij beschikbaar was derhalve ƒ 1.000. Gezien toets gaf geen indicatie van andere verplichtingen. Verweerder stelt op grond van het bovenstaande verantwoord te werk te zijn gegaan.

Klager heeft ten onrechte gesteld dat verweerder een kredietfaciliteit van ƒ 10.000 heeft geopend. Deze faciliteit is geopend bij een andere instelling door bemiddeling van de onafhankelijke assurantietussenpersoon.

Verweerder verzoekt de klacht af te wijzen.

REACTIE OP HET VERWEER

In zijn reactie op het verweer vermeldt klager de volgende van belang zijde punten.

Bij de BKR stond toentertijd meer dan ƒ 1.100 per maand aan verplichtingen geregistreerd. Daar heeft verweerder bij zijn toetsing of voldaan werd aan de eigen acceptatienormen kennelijk geen rekening mee gehouden. De tussenpersoon was van deze verplichtingen op de hoogte. Verweerder heeft de BKR-toets niet toegepast op de uitkomst daarvan genegeerd. Verweerder had geen nieuw krediet mogen verstrekken en geen leasecontracten mogen afsluiten

Het nadeel van het vervallen van de fiscale aftrek komt ten onrecht uitsluitend voor rekening van klager terwijl verweer toch over de deskundigen beschikt die op deze materie meer kijken hebben en het risico van wijziging hadden moeten incalculeren.

Klager is zich bewust dat het beleggen in effecten risico’s met zich brengt. Hij is echter van mening dal verweerder met de brochure te hoge verwachtingen heeft gewerkt. Ook betwist klager de juistheid van de mededeling in de brochure dat de lasten ƒ 7 per maand zouden bedragen. De brochure is onjuist en suggestief. Hij noemt daarbij onder meer het citaat:

"U kunt vaarwel zeggen tegen de lange rent op uw spaarrekening, terwijl u toch op zeker speelt. Deze beleggingsvorm combineert dus het gemak van sparen met het hoge rendement van belegen".



Het aanbod dat verweerder uit coulance heeft gedaan hield onder meer in dat klager over de volgende periode van vijf jaar 7,9% rente zou gaan betalen. Klager berekent dat hij ook bij een koersstijging ban gemiddeld 12% een verlies lijdt van circa € 40.000. Klager handhaaft zijn els.

BEHANDELING TER ZITTING

Verweerder is met klager in contact gekomen via een cliëntenremiser die ingeschreven was in het register van de toenmalige STE. Wat deze remsier destijds met klager besproken heeft is verweerder niet bekend. Hij acht zich daarvoor mede gezien eerdere uitspraken van de Commissie en van de Geschillencommissie Bankzaken niet aansprakelijk. Verweerder legt een kopie van het bericht over dat hij destijds van het BKR kreeg en waarin geen melding is gemaakt van een verplichting van ƒ 1.100 die klager stelt te hebben gehad. Wel bleek dat er een tweetal huurkoopovereenkomsten van ieder ƒ 40.560 en een resolverend krediet van ƒ 50.000 te zijn geregistreerd. De daaruit voortvloeiende maandelijkse lasten waren niet vermeld. Inmiddels is gebleken dat het krediet van ƒ 50.000 in juli 1999 is geëindigd en één van de huurkoopovereenkomsten in oktober 2000.

In het verweerschrift is ten onrechte uitgegaan van de bruto huurlasten van klager ad ƒ 3.000 per maand; evenwel moesten de netto lasten het uitgangspunt vormen. De vrije bestedingsruimte bedroeg daardoor ƒ 2.800. Aannemende dat de opgave van klager juist is en dat er reeds maandelijkse verplichtingen waren van ƒ 1.100 kan worden vastgesteld dat zowel de lopende als de nieuwe verplichtingen uit lease-overeenkomsten uit de vrije bestedingsruimte van ƒ 2.800 konden worden voldaan.

Verweerder is bij de inkomenstoets uitgegaan van de inkomensopgave van klager. Later ingetreden wijzigingen komen voor diens rekening. Verweerder is niet gehouden in verband met een eventuele inkomstdaling en regeling met klager te treffen.

Over het geschil over de beperking van de fiscale aftrekbaarheid van de rente heeft de Geschillencommissie Bankzaken in een soortgelijke zaak uitspraak gedaan en verweerder in het gelijk gesteld, hetgeen blijkt uit een overgelegde uitspraak.

De aan klager ter beschikking gestelde brochure bevat een prognosevoorbeeld waarin onder bepaalde omstandigheden een netto maandlast ontstaat van ƒ 7. Ook hierover heeft de Geschillencommissie Bankzaken in een geval met een gelijk feitencomplex uitspraak gedaan en verweerder in het gelijk gesteld, hetgeen blijkt uit een overgelegd bindend advies. Klager geeft te kennen dat hij vindt dat de tussenpersoon een kwalijke rol heeft gespeeld. Hij heeft klager contracten voorgelegd die deze zonder te lezen heeft moeten tekenen. In de brochure is niet vermeld dat het rendement lager dan 12% zou kunnen zijn. Klager is onvoldoende gewaarschuwd en voelt zich misleid. De adviseur van klager brengt naar voren dat verweerder volgens de AFM een saldibewakingsplicht had en zich daar niet aan heeft gehouden.

Klager kan vanwege een lichamelijke handicap niet direct reageren op het door verweerder ter zitting gestelde.

De Commissie heeft klager in verband daarmee in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren.

NADERE REACTIE OP HET VERWEER

Bij het sluiten van de contracten was een tussenpersoon betrokken die bij verweerder – naar achteraf is gebleken – een slechte naam had. Klager acht de door verweerder in het geding gebrachte uitspraken van de Commissie niet relevant omdat het niet gaat om het handelen van tussenpersonen doch om bemiddeling.

Klager betwist dat verweerder voor het totstandkomen een inkomenstoets heeft uitgevoerd. De door verweerder overgelegde rapportering van het BKR dateert uit 2003. De berekening van het vrij besteedbare bedrag is onjuist. In de salarisstrook is reeds rekening gehouden met het belastingvoordeel van het eigen huis, onder het hoofd "beschikking inspecteur". Bij de berekening is voorts geen rekening gehouden met de reeds bestaande verplichtingen ad ƒ 1.100 per maand. Bovendien vermengt verweerder bruto en netto bedragen.

Klager wijst er op dat de tussenpersoon en verweerder hem mondeling hebben medegedeeld dat de rente aftrekbaar zou blijven.

De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft scherpe kritiek geuit op aanbieders van aandelenlease producten waarbij met geleend geld kan worden belegd. Deze aanbieders hebben te veel nadruk gelegd op de positieve rendementen, geven eenzijdige voorlichting en vertellen weinig over risico’s. Getoetst aan deze stelling van de AFM constateert klager dat verweerder moet opkomen voor de restschuld.

Onder verwijzing naar de nieuwsbrief "Inzicht" van de AFM stelt klager dat verweerder op grond van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (NR 1999) een saldibewakingsplicht heeft. De invulling daarvan kan op verschillende manieren plaatsvinden. Uit analyse van het verloop van de waarde van de portefeuille van klager in relatie tot de openstaande schuld blijkt dat op 5 september 2001 is opgelopen tot 78%. Op 4 juni 2002 is vervolgens een blijvend tekort van meer dan 10% ontstaan, gevolgd door een blijvend tekort van 20% op 10 juli 2002.

Op grond van artikel 28 lid 4 van de NR 2002 had verweerder de positie van klager p of rond 10 juni 2002 moeten sluiten. Door klager niet te waarschuwen is het verlies per contract toegenomen met ƒ 6.577 por contract derhalve in totaal voor zes contracten met ƒ 39.462 (€ 17.907).

VERDERE CORRESPONDENTIE

Met zijn brief van 15 mei 2003 heeft verweerder medegedeeld zijn standpunt te handhaven. Hij benadrukt dat de inkomenstoets destijds is gebaseerd op gegevens die klager zelf op het aanvraagformulier heeft ingevuld. Hij onderschrijft niet klagers stelling met betrekking tot de post "beschikking inspecteur". Het toepassen daarvan leidt tot verschuiving van belastingvoordeel en niet tot verandering van verschuldigde belastingbedragen. Verweerder betwist dat de contracten destijds niet hadden mogen worden gesloten. Klager wist welke verplichtingen hij reeds had en welke nieuwe verplichtingen hij aanging. Hij wijst er voorts op dat de NR 2002 niet van toepassing kan zijn op in 1998 gesloten contracten.

Uit de nadien door partijen ingebrachte brieven en andere bescheiden kan het volgende worden ontleend.

Klager stelt dat verweerder aansprakelijk is voor de restschuld omdat de contracten moeten worden beoordeeld naar de normen die zin vastgelegd in de NR 1999 en 2002. Hij heeft in een gesprek met de AFM bevestiging gekregen van de toepasbaarheid van de NR 1999 en 2002.

Verweerder stelt dat de Commissie niet gebonden is aan de opvatting van de AFM in deze. Zijn opvatting is dat de contracten vallen onder de NR 1995. Indien klager van mening zou zijn dat de NR 1999 van toepassing is op de gesloten contracten, had hij ingevolge artikel 7.2 van het Reglement binnen een jaar een dus voor 1 juni 2000 moeten klagen.

Klager legt een brief over van zijn belastingadviseur van 12 augustus 2003. De adviseur stelt – kort gezegd – dat verweerder door bij de bepaling van het netto maandinkomen rekening te houden met het belastingvoordeel op de eigen woning en dit voordeel tevens in mindering te brengen op de woonlasten, dit voordeel tweemaal in aanmerking heeft genomen. Bovendien had verweerder moeten zien dat op de salarisstrook van klager ook ziekengeld voorkwam en het nettoloon in verband daarmee moeten corrigeren. Ook had verweer moeten beseffen dat de "aftrek inspecteur" ten dele betrekking had op andere lasten dan allen rente.

In zijn brief van 30 september 2003 stelt verweerder ter zake dat indien met netto inkomen wordt gerekend ook de woonlasten netto moeten worden genomen. Zelfs als rekening wordt gehouden met de overige financiële verplichtingen die uit de BKR-toets zijn gebleken en die ƒ 1.060 per maand bedroegen zou er voldoende ruimte voor het sluiten van de leasecontracten geweest zijn.

Klager betwist dit laatste en rekent voor dat het vrij beschikbare bedrag voor het sluiten van leasecontracten, uitgaande van de normen van verweerder, negatief was.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Klager heeft gesteld dat verweerder zich vóór het sluiten van zes aandelenleasecontracten onvoldoende heeft georiënteerd omtrent klagers financiële positie en hem later niet tegemoet is getreden toen hij de lasten die uit deze contracten voortvloeien niet meer kon dragen. Hij verwijt verweerder voorts dat deze niet heeft gewaarschuwd voor koersdaling en te gunstige resultaten heeft voorgespiegeld.

Uit de aard van de effectenleaseconstructie, zoals die aangeboden, vloeit voort dat klager in belangrijke mate kon beoordelen of die constructie geschikt was om aan zijn beleggingsoogmerk te voldoen. Het bedrag waarvoor in effecten werd geïnvesteerd, de aard van die effecten en de duur van de investering waren voor klager op voorhand zichtbaar.



Dat neemt niet weg dat verweerder zich tenminste rekenschap behoorde te geven van de vraag of klager naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit de contracten voortvloeiende verplichtingen te voldoen. De omvang van de op verweerder als effecteninstelling rustende zorgplicht wordt bepaald door hetgeen de eisen van de redelijkheid en billijkheid, naar de aard van de contractuele en feitelijke verhoudingen tussen de partijen meebrengen. Verweerder heeft naar het oordeel van de Commissie ten aanzien van de bij klager te verwachten bestedingsruimte ontoereikende zorg betracht, hetgeen blijkt uit het navolgende.

In het aanvraagformulier voor de leasecontracten heeft klager vermeld dat zijn netto inkomen ƒ 8.000 bedroeg en dat hij woonlasten had ten bedrage van bruto ƒ 3.000. In het formulier, afkomstig van verweerder, komen geen vragen voor over eventuele overige financiële verplichtingen. Verweerder heeft gesteld dat hij een zogenoemde BKR-toets heeft uitgevoerd en dat daarbij niet van andere maandelijkse verplichtingen is gebleken. Uit een latere opgave van het BKR blijkt echter dat klager op 16 april 1998 nog schulden had tot een bedrag van ƒ 131.120. Als verweerder dat bij het aangaan van het contract had gevraagd, had hij daaruit kunnen afleiden dat klager gehouden was daarover, al of niet maandelijks, rente en aflossing te betalen. Indien hij daaraan had getwijfeld had hij daarover inlichtingen aan klager kunnen vragen. Achteraf heeft verweerder onbestreden gesteld dat deze lasten circa ƒ 1.060 per maand hebben bedragen.

Uit bij het aanvraagformulier gevoegde salarisspecificatie blijkt dat bij de berekening van het netto maandsalaris rekening is gehouden met een post "aftrek inspecteur", die naar redelijkerwijs mocht worden aangenomen, grotendeels verband hield met de woonlasten van klager. Het door deze aftrek ontstane belastingvoordeel is bedoeld als maandelijkse tegemoetkoming voor de betaling van de bruto woonlasten. Er is geen grond voor de stelling van verweerder dat de netto woonlasten zouden moeten worden gesteld tegenover het netto maandinkomen. Klager moest de woonlasten bruto voldoen uit zijn netto salaris, waarin het belastingvoordeel voortvloeiend uit de woonlasten reeds was verwerkt. Niet van betekenis is of in de "aftrek inspecteur" ook reiskosten of andere lasten begrepen waren.

Het bovenstaande voert tot de conclusie dat het vrij beschikbare bedrag per maand had moeten worden gesteld op ƒ 8.000, verminderd met de woonlasten ad ƒ 3.000, de kosten van levensonderhoud overeenkomstig verweerders norm ad ƒ 4.000 en de overige, hierboven genoemde financiële verplichtingen ad ƒ 1.060, zodat een negatief saldo resteerde van ƒ 60. Onder deze omstandigheden had verweerder de zes leasecontracten niet mogen aangaan.

Door geen gedegen onderzoek naar de financiële positie van klager in te stellen heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 24 sub a van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995. Hij is hierdoor in beginsel aansprakelijk voor de schade die daaruit is voortgevloeid.

Klager heeft echter ook zelf schuld aan de verliezen. Hij had reeds ervaring met het leasen van aandelen en had uit de hem verstrekt brochure kunnen afleiden dat hij door het aangaan van een leasecontract een rentedragende schuld aanging die hij bij het einde van de looptijd uit de opbrengst van de geleaste aandelen moest aflossen. Klager was er voorts van op de hoogte dat er naast de aan verweerder gemelde woonlasten nog andere financiële verplichtingen bestonden. Door desondanks, op eigen initiatief, zes leasecontracten met verweerder te sluiten, heeft klager het risico dat daaruit voortvloeit aanvaard. De Commissie stelt het percentage eigen schuld naar redelijkheid en billijkheid vast op 66 2/3, zodat de resultaten van vier contracten voor klagers rekening blijven.

Het overige door partijen naar voren gebrachte behoeft na het bovenstaande geen behandeling.

Op grond van het bovenstaande bepaalt de Commissie dat verweerder in zijn verhouding tot klager bij de totstandkoming van de leasecontracten zodanig is tekortgeschoten dat hij klager slechts aan twee (moet zijn: vier) van de zes contracten mag houden. De Commissie stelt het bindend advies vast dat zij twee van de zes tussen partijen gesloten leasecontracten als vernietigd beschouwt, zodat verweerder daaraan geen rechten kan ontlenen. Tevens stelt de Commissie vast dat verweerder de termijnen die klager reeds op deze twee contracten heeft betaald moet terugbetalen, met rente gelijk aan de wettelijke rente daarover vanaf de data dat klager deze aan verweerder heeft betaald tot aan de dag der terugbetaling.



UITSPRAAK

De Commissie stelt het bindend advies vast dat twee van de zes contracten als vernietigd worden beschouwd en dat verweerder de termijnen die klager op de vernietigde contracten reeds heeft betaald, terugbetaalt, met rente gelijk aan de wettelijke rente vanaf de data dat klager deze aan verweerder heeft betaald tot aan de dag van terugbetaling.

Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Deze uitspraak is op 19-4-2004 tot stand gekomen met inachtneming van de bepalingen van het Reglement. Zij is gegeven door prof.mr. M.R. Mok, voorzitter, G.G.J. Kuttschreuter RA en R.H.G. Mijné, leden, terwijl mr. S.T.P. Smit als secretaris fungeerde.

entertainer

Re: Uitspraak KC DSI gepubliceerd op "vermogensmonitor"

Ongelezen bericht door entertainer »

Vraagje aan Chris G. Deze tekst is te vinden op Vermogensmonitor.
Is een simpele verwijzing naar deze site een betere oplossing zodat degene die de lap tekst wil lezen dat ook kan.
De link kan ook gelegd worden naar belangrijke links en topics.
Op deze manier blijft het forum leesbaar en overzichtelijk.

Oom Dagobert
Berichten: 1701
Lid geworden op: 07 jul 2003 16:29

Re: Uitspraak KC DSI gepubliceerd op "vermogensmonitor"

Ongelezen bericht door Oom Dagobert »

Beetje gezochte opmerking, ik vind het wel makkelijk zo.

C. Lindeboom
Berichten: 93
Lid geworden op: 29 mar 2004 15:57

Re: Uitspraak KC DSI gepubliceerd op "vermogensmonitor"

Ongelezen bericht door C. Lindeboom »

Wederom een parallel gevonden.

Gesloten