LET OP: Dit topic is meer dan drie jaar geleden geplaatst. De informatie is mogelijk verouderd. |
[ archief ] Rechtbank en bindende arbitrage.
-
- Berichten: 25
- Lid geworden op: 27 feb 2012 12:25
Rechtbank en bindende arbitrage.
Het gaat hier om de onderstaande situatie:
Wegens een geschil met een advocaat aangaande voorlichting en declaraties, hetgeen niet tot een oplossing mocht komen, is via de deken mijn geschil bij de geschillencommissie advocatuur terecht gekomen, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot een arbitraal eindvonnis waar geen hoger beroep tegen mogelijk is.
De advocaat heeft mij niet (conform regel 19 van gedragcode advocatuur) voordat de procedure een aanvang zou nemen geïnformeerd dat deze een geding bij de geschillencommissie advocatuur aanhangig zou gaan maken.
De geschillencommissie heeft conform artikel 1058b dit vonnis gedeponeerd bij de griffie van de rechtbank binnen welk arrondissement de plaats van de arbitrage is gelegen.
De advocaat heeft conform art. 1062 Rv een verzoek ingediend bij de rechtbank om verlof te krijgen het arbitrale vonnis ten uitvoer te brengen.
Met de uitspraak van de geschillen commissie was ik het om uiteenlopende redenen niet eens en heb hiertegen verzet aangetekend bij de rechtbank. Er heeft bij de rechtbank een hoorzitting plaatsgevonden die uitgemond is in een voor mij negatieve beschikking en waarin is bepaald dat de voorzieningenrechter, het verzoek van de advocaat heeft toegewezen. Uitsluitend is gekeken of de uitspraak van de geschillen commissie niet in strijd was met de openbare orde en goede zeden.
Met name is tijdens deze hoorzitting geattendeerd op 2 vonnissen bij het kantongerecht waarbij de advocaat niet ontvankelijk is verklaard en deze zijn nota’s diende te laten begroten.
De advocaat heeft getracht de (achterstallige) nota’s via de kantonrechter te incasseren maar is als zodanig in de 1ste procedure niet ontvankelijk verklaard en verwezen naar een begrotingsprocedure conform het bepaalde in artikel 32 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (Wtbz). Na 2 jaar een gelijksoortige procedure hetgeen heeft geleid tot hetzelfde vonnis, een niet ontvankelijkheids verklaring.
Aan beide vonnissen heeft de advocaat geen gehoor gegeven.
Als rede werd aangegeven dat primair eerst de bedragen van de niet betaalde nota’s op een derde rekening van het Buro van de locale Orde van diende te worden gestort. Een van de juridische medewerkers op dat bureau gaf aan dat hier geen formele bepalingen voor zijn.
Ook merkwaardig is het gegeven dat de advocaat zich heeft gewend tot de geschillencommissie advocatuur om een nota aangaande griffierechten te laten begroten, waarbij de commissie heeft verklaard dat het begroten van nota’s niet tot de competentie van de commissie behoort.
Ten overvloede, griffierechten niet zijn te begroten, deze zijn een percentage zijn van de geëiste hoofdsom in een procedure en staan derhalve wettelijk vast.
Onbegrijpelijk in dit verband is dat de commissie volledig voorbij gaat aan de 2 kantonrechtervonnissen, die m.i. prevaleren boven een bindende uitspraak van de geschillencommissie en derhalve m.i. voorrang hebben. Zolang aan de 2 kantonrechtervonnissen voorbij wordt gegaan kan het m.i. niet zo zijn dat dan een uitspraak van de geschillencommissie voorrang krijgt.
De enige en nog resterende mogelijkheid om tegen dit vonnis in het geweer te komen is bepaald in Wetboek van Burgerlijke van Rechtsvordering artikel 1064
“Tegen een geheel of gedeeltelijk arbitraal eindvonnis dat niet vatbaar is voor arbitraal hoger beroep, of tegen een geheel of gedeeltelijk eindvonnis, gewezen in arbitraal hoger beroep, staan slechts de rechtsmiddelen van vernietiging en van herroeping op de voet van deze afdeling open.”
Een reactie op het bovenstaande wordt op prijs gesteld,
Wegens een geschil met een advocaat aangaande voorlichting en declaraties, hetgeen niet tot een oplossing mocht komen, is via de deken mijn geschil bij de geschillencommissie advocatuur terecht gekomen, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot een arbitraal eindvonnis waar geen hoger beroep tegen mogelijk is.
De advocaat heeft mij niet (conform regel 19 van gedragcode advocatuur) voordat de procedure een aanvang zou nemen geïnformeerd dat deze een geding bij de geschillencommissie advocatuur aanhangig zou gaan maken.
De geschillencommissie heeft conform artikel 1058b dit vonnis gedeponeerd bij de griffie van de rechtbank binnen welk arrondissement de plaats van de arbitrage is gelegen.
De advocaat heeft conform art. 1062 Rv een verzoek ingediend bij de rechtbank om verlof te krijgen het arbitrale vonnis ten uitvoer te brengen.
Met de uitspraak van de geschillen commissie was ik het om uiteenlopende redenen niet eens en heb hiertegen verzet aangetekend bij de rechtbank. Er heeft bij de rechtbank een hoorzitting plaatsgevonden die uitgemond is in een voor mij negatieve beschikking en waarin is bepaald dat de voorzieningenrechter, het verzoek van de advocaat heeft toegewezen. Uitsluitend is gekeken of de uitspraak van de geschillen commissie niet in strijd was met de openbare orde en goede zeden.
Met name is tijdens deze hoorzitting geattendeerd op 2 vonnissen bij het kantongerecht waarbij de advocaat niet ontvankelijk is verklaard en deze zijn nota’s diende te laten begroten.
De advocaat heeft getracht de (achterstallige) nota’s via de kantonrechter te incasseren maar is als zodanig in de 1ste procedure niet ontvankelijk verklaard en verwezen naar een begrotingsprocedure conform het bepaalde in artikel 32 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (Wtbz). Na 2 jaar een gelijksoortige procedure hetgeen heeft geleid tot hetzelfde vonnis, een niet ontvankelijkheids verklaring.
Aan beide vonnissen heeft de advocaat geen gehoor gegeven.
Als rede werd aangegeven dat primair eerst de bedragen van de niet betaalde nota’s op een derde rekening van het Buro van de locale Orde van diende te worden gestort. Een van de juridische medewerkers op dat bureau gaf aan dat hier geen formele bepalingen voor zijn.
Ook merkwaardig is het gegeven dat de advocaat zich heeft gewend tot de geschillencommissie advocatuur om een nota aangaande griffierechten te laten begroten, waarbij de commissie heeft verklaard dat het begroten van nota’s niet tot de competentie van de commissie behoort.
Ten overvloede, griffierechten niet zijn te begroten, deze zijn een percentage zijn van de geëiste hoofdsom in een procedure en staan derhalve wettelijk vast.
Onbegrijpelijk in dit verband is dat de commissie volledig voorbij gaat aan de 2 kantonrechtervonnissen, die m.i. prevaleren boven een bindende uitspraak van de geschillencommissie en derhalve m.i. voorrang hebben. Zolang aan de 2 kantonrechtervonnissen voorbij wordt gegaan kan het m.i. niet zo zijn dat dan een uitspraak van de geschillencommissie voorrang krijgt.
De enige en nog resterende mogelijkheid om tegen dit vonnis in het geweer te komen is bepaald in Wetboek van Burgerlijke van Rechtsvordering artikel 1064
“Tegen een geheel of gedeeltelijk arbitraal eindvonnis dat niet vatbaar is voor arbitraal hoger beroep, of tegen een geheel of gedeeltelijk eindvonnis, gewezen in arbitraal hoger beroep, staan slechts de rechtsmiddelen van vernietiging en van herroeping op de voet van deze afdeling open.”
Een reactie op het bovenstaande wordt op prijs gesteld,
Re: Rechtbank en bindende arbitrage.
Een scheidsgerecht (een geschillencommissie is toch geen arbitrage maar een bindend advies-procedure?) kan een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de rechter niet aantasten. De feiten zoals die genoemd staan in het vonnis van de rechter staan vast, behoudens openstaande rechtsmiddelen zoals verzet of hoger beroep. Dat de rechter een arbitraal vonnis maar marginaal toetst en dus heeft toegewezen is niet vreemd. Bovendien moet expliciet aanspraak gemaakt worden op het gezag van gewijsde, hoewel dit bij de geschillencommissie wellicht anders ligt. Op zich vind ik het niet vreemd dat jij het aflegt tegen een advocaat in dergelijke juridisch meer ingewikkelde zaken.Norbert Runsel schreef:Onbegrijpelijk in dit verband is dat de commissie volledig voorbij gaat aan de 2 kantonrechtervonnissen, die m.i. prevaleren boven een bindende uitspraak van de geschillencommissie en derhalve m.i. voorrang hebben. Zolang aan de 2 kantonrechtervonnissen voorbij wordt gegaan kan het m.i. niet zo zijn dat dan een uitspraak van de geschillencommissie voorrang krijgt.
Als ik het goed begrijp heeft de advocaat een executoriale titel gekregen van de voorzieningenrechter?
-
- Berichten: 25
- Lid geworden op: 27 feb 2012 12:25
Re: Rechtbank en bindende arbitrage.
In verband met het bovenstaande is onderstaand verzoek ingediend bij de rechtbank.
Klachtencoördinator Rechtbank xxxx
Tav xxxxxxx
en/of xxxxxxxxxxx, President van de Rechtbank
Dinsdag 26 juni 2012
Geachte mevrouw xxxxxxxxxx,
Op 30 mei jl. heeft mij een beschikking bereikt onder rekestnummer xxxxxxxxxxxxxxx
Zaak maatschap xxxxxxxxxxxxxxx / xxxxxxxxxxx
Uit voornoemde beschikking heb ik uitsluitend kunnen destilleren, dat is nagegaan of de uitspraak van de geschillen commissie niet in strijd was met de openbare orde en goede zeden en derhalve is het verzoek van de advocaat tot ten uitvoerlegging conform art. 1062 Rv gehonoreerd.
Mijn overige en schriftelijk ingediende bezwaren aangaande het arbitrale vonnis zijn niet in aanmerking genomen.
In de beschikking staat op pagina 3 1e alinea, dat voor een volledige toetsing van het arbitrale vonnis een vernietigingsactie dient te worden ingesteld, hetgeen op basis van het bepaalde in het Wetboek van Burgerlijke van Rechtsvordering artikel 1064 mogelijk is.
Bij deze wens ik dan ook formeel en op basis van artikel 1064 sub 3 een vordering tot vernietiging in te stellen.
Gaarne zal ik van u vernemen of dit de juiste procedure is en of mijn verzoek officieel kan worden gehonoreerd.
Bij voorbaat zeg ik u dank voor uw informatie en medewerking en zal gaarne zo spoedig mogelijk van u vernemen.
Met vriendelijke groeten,
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Re: Rechtbank en bindende arbitrage.
De klachtencoördinator kan hier niets mee want hij/zij is geen rechter en behandelt sowieso geen procedurele zaken. Bovendien kan vernietiging slechts op een van de in art. 1065 Rv genoemde gronden. Bovendien bevat het door jouw geschreven verzoekschrift geen grondslagen die zelfs deze vernietiging kunnen dragen. Daarnaast maak ik uit art. 1064 lid 5 Rv op dat het geding bij dagvaarding moet worden ingeleid, niet met een verzoekschrift.
-
- Berichten: 25
- Lid geworden op: 27 feb 2012 12:25
Re: Rechtbank en bindende arbitrage.
Geschillen commissie advocatuur:
Indien een klacht over het functioneren van een advocaat wordt ingediend krijgt men uitsluitend en alleen te maken met vakbroeders collega’s die als “confrère” moeten oordelen over de werkzaamheden van de desbetreffende advocaat waar in voorkomende gevallen later weer mee moet worden samengewerkt. Een onwenselijke situatie.
Het kan en mag niet zo zijn dat een commissie voornamelijk ( behoudens een toegevoegde rechter ) bestaat uit collega’s advocaten, in deze kringen valt met elkaar niet graag af, maar uiteraard wel uit juristen, maar die moeten dan als zodanig niet in de advocatuur werkzaam zijn.
Dit geldt zowel voor de deken, alsmede voor de advocaat die vrijwillig en/of noodgedwongen (conform Artikel 13 Advocatenwet), een artikel 1065 RV vernietiging arbitraal vonnis) procedure moet aanspannen.
Een artikel 1065 RV procedure dient uiterlijk 3 maanden na betekening te worden aangespannen.
Om gebruik te kunnen maken van een dagvaarding conform artikel 1065 RV dient een advocaat ingeschakeld te worden en dit is uiterst moeizaam. In mijn regio zij hiervoor 52 advocaten benaderd, waarvan er 2 bereid waren voor een inleidend gesprek, maar er geen “ brood” inzagen.
Uiteindelijk is via de deken een beroep gedaan op Artikel 13 Advocatenwet en een advocaat bereid gevonden de zaak in behandeling te nemen. Ook deze advocaat heeft gemeend geen dagvaarding conform artikel 1065 RV te moeten uitbrengen en wel om reden dat door mij geen expliciet beroep is gedaan op 1022 RV, mede gelet op artikel 1065 Sub 1a.
Verloop van de geschillenprocedure:
In de algemene voorwaarden van een advocatenkantoor staat aangegeven dat het kantoor is aangesloten bij Geschillen commissie advocatuur.
Algemene voorwaarden worden schriftelijk en/of stilzwijgend aanvaard.
Schriftelijk en/of stilzwijgend: Conform Artikel 1021 Rv
Indien de advocaat in een eerste brief aangeeft: “ik verzoek u kennis te nemen van de algemene voorwaarden” (achterkant briefpapier /website) en cliënt doorgaat via deze advocaat met de procedure.
De advocaat (eiser) heeft zich ruim 2 en 1 jaar voortijdig gewend tot een ander rechtscollege zijnde de Kantonrechter ( 2 procedures in kracht van gewijsde en niet ontvankelijk verklaart) en zoals nu begrepen:
Omdat cliënt (gedaagde) in beide procedures geen beroep heeft gedaan op Artikel 1022 sub 1 (onbevoegd verklaren van de rechter), is de overeenkomst tot arbitrage (tussen advocaat en cliënt) komen te vervallen omdat eiser de zaak bij de gewone civiele rechter heeft aangebracht.
Dit moet dan worden beschouwd een afspraak tussen partijen, inhoudende dat er overeenstemming is bereikt over het voeren van de procedure bij de gewone civiele rechter en de arbitrageovereenkomst zoals omschreven in de algemene voorwaarden daarmee is komen te vervallen.
Ondanks het bovenstaande heeft de advocaat alsnog gemeend alsnog een arbitrage procedure aan te vangen, geheel voorbijgaand aan het bovenstaande.
Omdat cliënt/gedaagde in zijn verweer wel heeft aangegeven dat er 2 kantonrechtervonnissen waren, waarbij de advocaat in beide gevallen niet ontvankelijk is verklaard, maar zich niet heeft beroepen op het bepaalde in 1022 lid 1 RV, het feit dat er geen rechtsgeldige arbitrageovereenkomst meer was, ( artikel 1065 Sub 1) dan treed 1064 lid 1 Rv een rechtsgeldige arbitrageovereenkomst) weer in werking en heeft geleid tot een “rechtsgeldige” arbitrage uitspraak ten nadele van cliënt.
Hier wordt van de omgekeerde situatie uitgegaan.
Omdat ik totaal onbekend was met artikel 1022 sub 1 en in de procedures met de advocaat mijn eigen verdediging heb moeten voeren, zou mij dat in de arbitrageprocedure, een hoop nu verloren tijd en veel onnodig gemaakte kosten hebben bespaard, indien ik van dit wetsartikel op de hoogte zou zijn geweest.
Indien aan een commissie ter kennisname wordt gebracht, nota bene ook aangeven door de advocaat zelf, dat er reeds 2 kantonrechter vonnissen waren, dan zou verwacht mogen worden dat de commissie zich hierin verdiept en een bepaalde zorgplicht was dan ook wenselijk geweest.
Deze vonnissen zijn voor kennisname aangenomen en de commissie is hier niet op ingegaan.
Alle overige bezwaren aangaande het vonnis zijn niet beoordeeld zoals:
Het uitsluitend en alleen tegen mij in persoon procederen, terwijl er 2 partners in het geding waren, waar de advocaat voor optrad acht ik zeer onjuist.
Hoe kan een commissie de vraag van de advocaat honoreren om een nota te begroten die niet te begroten valt ( griffierecht) en als commissie zelf in het vonnis aangeeft dat “begroten” niet tot de competentie van de commissie behoord, dan alsnog gedaagde veroordelen.
In het vonnis staat een fout:
De commissie stelt dat cliënt 2 maanden de tijd heeft gehad om de toegestuurde stukken van de advocaat te bestuderen en zijn verweer hierop te baseren.
Dit is niet juist deze zijn pas 5 dagen ( ca 300 pagina’s) voor aanvang van de bijeenkomst van de arbitragecommissie ontvangen. Dit heeft de administratie van de commissie bevestigd.
Relevante stukken die ik ten tijde van de zitting alsnog heb willen overleggen, zijn niet in behandeling genomen.
Zou hier van een vormfout in het vonnis gesproken kunnen worden? En mede daardoor vernietigbaar.
Conclusie:
Zoals is gebleken dient een advocaat aan cliënt voldoende duidelijk te maken de consequenties van de algemene voorwaarden en het hoofdstuk geschillencommissie apart toe te lichten, om niet in deze “valkuil” te geraken.
Ik heb getracht de ondergane procedure zo goed mogelijk te verwoorden en met name het aspect conform Artikel 1022 lid 1 RV verdient de aandacht.
Wat verder nog de mogelijkheden zijn is mij nog onduidelijk, suggesties zijn welkom.
Verder verwijs ik naar: http://www.arbitragewet.nl/index.html
-------------------------------------------------------------------
Artikel 13 Advocatenwet
De rechtzoekende die niet of niet tijdig een advocaat bereid vindt hem zijn diensten te verlenen in een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven dan wel bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, kan zich wenden tot de deken van de orde van advocaten in het arrondissement waar de zaak moet dienen, met het verzoek een advocaat aan te wijzen.
2. De deken kan het verzoek alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Hij kan een aanwijzing op grond van bijzondere redenen wijzigen of intrekken.
3. Binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking, houdende afwijzing van het verzoek, kan de belanghebbende beklag doen bij het hof van discipline. Op de behandeling van het beklag zijn de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
4. De aangewezen advocaat is verplicht zijn diensten te verlenen.
5. De advocaat, door het bestuur van de raad voor rechtsbijstand als raadsman toegevoegd, is verplicht als zodanig op te treden of zich overeenkomstig artikel 46 van het Wetboek van Strafvordering te doen vervangen, zolang niet een gekozen raadsman is opgetreden of op de voet van artikel 45 van het Wetboek van Strafvordering een ander is toegevoegd.
Artikel 1064 - Vernietiging in het algemeen
1. Tegen een geheel of gedeeltelijk arbitraal eindvonnis dat niet vatbaar is voor arbitraal hoger beroep, of tegen een geheel of gedeeltelijk eindvonnis, gewezen in arbitraal hoger beroep, staan slechts de rechtsmiddelen van vernietiging en van herroeping op de voet van deze afdeling open.
Artikel 1065 RV
"1. Vernietiging kan slechts plaatsvinden op een of meer van de navolgende gronden:
a) een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt;
b) het scheidsgerecht is in strijd met de daarvoor geldende regelen samengesteld;
c) het scheidsgerecht heeft zich niet aan zijn opdracht gehouden;
d) het vonnis is niet overeenkomstig het in artikel 1057 bepaalde ondertekend of niet met redenen omkleed;
e) het vonnis, of de wijze waarop dit tot stand kwam, strijdt met de openbare orde of de goede zede."
Artikel 1021 Rv bepaalt dat een overeenkomst tot arbitrage wordt bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat in arbitrage voorziet of dat verwijst naar algemene voorwaarden welke in arbitrage voorzien en dat door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard.
Artikel 1022 lid 1 RV
De rechter, bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, verklaart zich onbevoegd, indien een partij zich voor alle weren op het bestaan van deze overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is.
Indien een klacht over het functioneren van een advocaat wordt ingediend krijgt men uitsluitend en alleen te maken met vakbroeders collega’s die als “confrère” moeten oordelen over de werkzaamheden van de desbetreffende advocaat waar in voorkomende gevallen later weer mee moet worden samengewerkt. Een onwenselijke situatie.
Het kan en mag niet zo zijn dat een commissie voornamelijk ( behoudens een toegevoegde rechter ) bestaat uit collega’s advocaten, in deze kringen valt met elkaar niet graag af, maar uiteraard wel uit juristen, maar die moeten dan als zodanig niet in de advocatuur werkzaam zijn.
Dit geldt zowel voor de deken, alsmede voor de advocaat die vrijwillig en/of noodgedwongen (conform Artikel 13 Advocatenwet), een artikel 1065 RV vernietiging arbitraal vonnis) procedure moet aanspannen.
Een artikel 1065 RV procedure dient uiterlijk 3 maanden na betekening te worden aangespannen.
Om gebruik te kunnen maken van een dagvaarding conform artikel 1065 RV dient een advocaat ingeschakeld te worden en dit is uiterst moeizaam. In mijn regio zij hiervoor 52 advocaten benaderd, waarvan er 2 bereid waren voor een inleidend gesprek, maar er geen “ brood” inzagen.
Uiteindelijk is via de deken een beroep gedaan op Artikel 13 Advocatenwet en een advocaat bereid gevonden de zaak in behandeling te nemen. Ook deze advocaat heeft gemeend geen dagvaarding conform artikel 1065 RV te moeten uitbrengen en wel om reden dat door mij geen expliciet beroep is gedaan op 1022 RV, mede gelet op artikel 1065 Sub 1a.
Verloop van de geschillenprocedure:
In de algemene voorwaarden van een advocatenkantoor staat aangegeven dat het kantoor is aangesloten bij Geschillen commissie advocatuur.
Algemene voorwaarden worden schriftelijk en/of stilzwijgend aanvaard.
Schriftelijk en/of stilzwijgend: Conform Artikel 1021 Rv
Indien de advocaat in een eerste brief aangeeft: “ik verzoek u kennis te nemen van de algemene voorwaarden” (achterkant briefpapier /website) en cliënt doorgaat via deze advocaat met de procedure.
De advocaat (eiser) heeft zich ruim 2 en 1 jaar voortijdig gewend tot een ander rechtscollege zijnde de Kantonrechter ( 2 procedures in kracht van gewijsde en niet ontvankelijk verklaart) en zoals nu begrepen:
Omdat cliënt (gedaagde) in beide procedures geen beroep heeft gedaan op Artikel 1022 sub 1 (onbevoegd verklaren van de rechter), is de overeenkomst tot arbitrage (tussen advocaat en cliënt) komen te vervallen omdat eiser de zaak bij de gewone civiele rechter heeft aangebracht.
Dit moet dan worden beschouwd een afspraak tussen partijen, inhoudende dat er overeenstemming is bereikt over het voeren van de procedure bij de gewone civiele rechter en de arbitrageovereenkomst zoals omschreven in de algemene voorwaarden daarmee is komen te vervallen.
Ondanks het bovenstaande heeft de advocaat alsnog gemeend alsnog een arbitrage procedure aan te vangen, geheel voorbijgaand aan het bovenstaande.
Omdat cliënt/gedaagde in zijn verweer wel heeft aangegeven dat er 2 kantonrechtervonnissen waren, waarbij de advocaat in beide gevallen niet ontvankelijk is verklaard, maar zich niet heeft beroepen op het bepaalde in 1022 lid 1 RV, het feit dat er geen rechtsgeldige arbitrageovereenkomst meer was, ( artikel 1065 Sub 1) dan treed 1064 lid 1 Rv een rechtsgeldige arbitrageovereenkomst) weer in werking en heeft geleid tot een “rechtsgeldige” arbitrage uitspraak ten nadele van cliënt.
Hier wordt van de omgekeerde situatie uitgegaan.
Omdat ik totaal onbekend was met artikel 1022 sub 1 en in de procedures met de advocaat mijn eigen verdediging heb moeten voeren, zou mij dat in de arbitrageprocedure, een hoop nu verloren tijd en veel onnodig gemaakte kosten hebben bespaard, indien ik van dit wetsartikel op de hoogte zou zijn geweest.
Indien aan een commissie ter kennisname wordt gebracht, nota bene ook aangeven door de advocaat zelf, dat er reeds 2 kantonrechter vonnissen waren, dan zou verwacht mogen worden dat de commissie zich hierin verdiept en een bepaalde zorgplicht was dan ook wenselijk geweest.
Deze vonnissen zijn voor kennisname aangenomen en de commissie is hier niet op ingegaan.
Alle overige bezwaren aangaande het vonnis zijn niet beoordeeld zoals:
Het uitsluitend en alleen tegen mij in persoon procederen, terwijl er 2 partners in het geding waren, waar de advocaat voor optrad acht ik zeer onjuist.
Hoe kan een commissie de vraag van de advocaat honoreren om een nota te begroten die niet te begroten valt ( griffierecht) en als commissie zelf in het vonnis aangeeft dat “begroten” niet tot de competentie van de commissie behoord, dan alsnog gedaagde veroordelen.
In het vonnis staat een fout:
De commissie stelt dat cliënt 2 maanden de tijd heeft gehad om de toegestuurde stukken van de advocaat te bestuderen en zijn verweer hierop te baseren.
Dit is niet juist deze zijn pas 5 dagen ( ca 300 pagina’s) voor aanvang van de bijeenkomst van de arbitragecommissie ontvangen. Dit heeft de administratie van de commissie bevestigd.
Relevante stukken die ik ten tijde van de zitting alsnog heb willen overleggen, zijn niet in behandeling genomen.
Zou hier van een vormfout in het vonnis gesproken kunnen worden? En mede daardoor vernietigbaar.
Conclusie:
Zoals is gebleken dient een advocaat aan cliënt voldoende duidelijk te maken de consequenties van de algemene voorwaarden en het hoofdstuk geschillencommissie apart toe te lichten, om niet in deze “valkuil” te geraken.
Ik heb getracht de ondergane procedure zo goed mogelijk te verwoorden en met name het aspect conform Artikel 1022 lid 1 RV verdient de aandacht.
Wat verder nog de mogelijkheden zijn is mij nog onduidelijk, suggesties zijn welkom.
Verder verwijs ik naar: http://www.arbitragewet.nl/index.html
-------------------------------------------------------------------
Artikel 13 Advocatenwet
De rechtzoekende die niet of niet tijdig een advocaat bereid vindt hem zijn diensten te verlenen in een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven dan wel bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, kan zich wenden tot de deken van de orde van advocaten in het arrondissement waar de zaak moet dienen, met het verzoek een advocaat aan te wijzen.
2. De deken kan het verzoek alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Hij kan een aanwijzing op grond van bijzondere redenen wijzigen of intrekken.
3. Binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking, houdende afwijzing van het verzoek, kan de belanghebbende beklag doen bij het hof van discipline. Op de behandeling van het beklag zijn de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
4. De aangewezen advocaat is verplicht zijn diensten te verlenen.
5. De advocaat, door het bestuur van de raad voor rechtsbijstand als raadsman toegevoegd, is verplicht als zodanig op te treden of zich overeenkomstig artikel 46 van het Wetboek van Strafvordering te doen vervangen, zolang niet een gekozen raadsman is opgetreden of op de voet van artikel 45 van het Wetboek van Strafvordering een ander is toegevoegd.
Artikel 1064 - Vernietiging in het algemeen
1. Tegen een geheel of gedeeltelijk arbitraal eindvonnis dat niet vatbaar is voor arbitraal hoger beroep, of tegen een geheel of gedeeltelijk eindvonnis, gewezen in arbitraal hoger beroep, staan slechts de rechtsmiddelen van vernietiging en van herroeping op de voet van deze afdeling open.
Artikel 1065 RV
"1. Vernietiging kan slechts plaatsvinden op een of meer van de navolgende gronden:
a) een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt;
b) het scheidsgerecht is in strijd met de daarvoor geldende regelen samengesteld;
c) het scheidsgerecht heeft zich niet aan zijn opdracht gehouden;
d) het vonnis is niet overeenkomstig het in artikel 1057 bepaalde ondertekend of niet met redenen omkleed;
e) het vonnis, of de wijze waarop dit tot stand kwam, strijdt met de openbare orde of de goede zede."
Artikel 1021 Rv bepaalt dat een overeenkomst tot arbitrage wordt bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat in arbitrage voorziet of dat verwijst naar algemene voorwaarden welke in arbitrage voorzien en dat door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard.
Artikel 1022 lid 1 RV
De rechter, bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, verklaart zich onbevoegd, indien een partij zich voor alle weren op het bestaan van deze overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is.
Re: Rechtbank en bindende arbitrage.
Ik begrijp heiruit dat ik niet de enige ben, die zich machteloos voel, het is voor een advocaat – gelukkig of helaas – niet veel anders.
De meeste rechtenstudenten hebben 3 ultieme carrièredoelen: Rechter, advocaat en/of Openbaar aanklager. Maar er zijn veel meer (afgestudeerde) rechtenstudenten, dan er plaatsen zijn in deze (beschermde) beroepen. Dit betekent voor vele afgestudeerde juristen, dat deze in een jarenlange sollicitatieprocedure gedwongen worden. Deze moeten dus jarenlang op hun tenen lopen, iedere kritische handeling naar het bestuur van de orde van advocaten of overheid, betekent de eigen carrièrekansen om zeep helpen.
Wat vervolgens meespeelt, zijn de exorbitante salarissen die (bijvoorbeeld) advocaten “verdienen”. Per slot van rekening is het wat moeilijk om in actie te komen voor de mensenrechten in dit land, als je daarmee een jaarsalaris van 2 ton op het spel zet.
Het komt erop neer dat als je een klacht indient tegen een advocaat, je dit alleen kunt doen bij de Orde van advocaten (dat zijn advocaten), conform de advocatenwet zijn deze verplicht om er alles aan te doen een ingediende klacht in der minne te schikken voordat deze als klacht geregistreerd wordt bij de Raad van toezicht; de Raden en Hoven van discipline bestaan voor 2/3 uit advocaten (aangewezen door het Bestuur van de Orde van advocaten). Het gevolg hiervan is dat het Bestuur van de orde van advocaten, net als andere topambtenaren, boven de wet staan.
En voor een niet-jurist - als de meeste van ons - is het ontzettend moeilijk actie te ondernemen tegen een wanpresterende advocaat. Dan moet je in feite een bodemprocedure starten, om je advocaat aansprakelijk te stellen Ik zou het ook niet weten.
Advocaten tonen hun grote maatschappelijke betrokkenheid door veelvuldig voor vrijwilligersorganisaties te werken in het “openbaar belang”. De voornaamste belangen die zij hiermee dienen zijn de eigen financiële belangen en het geheim houden van de ergste misstanden in dit land.
Ze zijn trouwens niet de enige juristen die het grondrecht op openbaarheid van de rechtspraak (Gw art. 121) schenden, ongeveer 1% van de rechterlijke vonnissen worden geopenbaard. Misschien begrijpelijk: advocaten hebben toegang tot niet-openbare informatie; informatie is macht/geld, hiermee hebben ze een belang informatie geheim te houden.
In dit verband is er ook een lijn te trekken naar de onafhankelijkheid van de media. Als een journalist een ernstige misstand aan het licht brengt – waartoe de verplicht is volgens de Leidraad van de journalistiek – wordt deze aangeklaagd door een “Openbaar” aanklager of een “onafhankelijke” advocaat. Als dat gebeurt, moet zo’n advocaat zich laten verdedigen; zijn advocaat kan vervolgens (om de misstanden verborgen te houden) tegen de advocaat pleiten die hij moet verdedigen.
Nederland, het platste land op aarde.
De meeste rechtenstudenten hebben 3 ultieme carrièredoelen: Rechter, advocaat en/of Openbaar aanklager. Maar er zijn veel meer (afgestudeerde) rechtenstudenten, dan er plaatsen zijn in deze (beschermde) beroepen. Dit betekent voor vele afgestudeerde juristen, dat deze in een jarenlange sollicitatieprocedure gedwongen worden. Deze moeten dus jarenlang op hun tenen lopen, iedere kritische handeling naar het bestuur van de orde van advocaten of overheid, betekent de eigen carrièrekansen om zeep helpen.
Wat vervolgens meespeelt, zijn de exorbitante salarissen die (bijvoorbeeld) advocaten “verdienen”. Per slot van rekening is het wat moeilijk om in actie te komen voor de mensenrechten in dit land, als je daarmee een jaarsalaris van 2 ton op het spel zet.
Het komt erop neer dat als je een klacht indient tegen een advocaat, je dit alleen kunt doen bij de Orde van advocaten (dat zijn advocaten), conform de advocatenwet zijn deze verplicht om er alles aan te doen een ingediende klacht in der minne te schikken voordat deze als klacht geregistreerd wordt bij de Raad van toezicht; de Raden en Hoven van discipline bestaan voor 2/3 uit advocaten (aangewezen door het Bestuur van de Orde van advocaten). Het gevolg hiervan is dat het Bestuur van de orde van advocaten, net als andere topambtenaren, boven de wet staan.
En voor een niet-jurist - als de meeste van ons - is het ontzettend moeilijk actie te ondernemen tegen een wanpresterende advocaat. Dan moet je in feite een bodemprocedure starten, om je advocaat aansprakelijk te stellen Ik zou het ook niet weten.
Advocaten tonen hun grote maatschappelijke betrokkenheid door veelvuldig voor vrijwilligersorganisaties te werken in het “openbaar belang”. De voornaamste belangen die zij hiermee dienen zijn de eigen financiële belangen en het geheim houden van de ergste misstanden in dit land.
Ze zijn trouwens niet de enige juristen die het grondrecht op openbaarheid van de rechtspraak (Gw art. 121) schenden, ongeveer 1% van de rechterlijke vonnissen worden geopenbaard. Misschien begrijpelijk: advocaten hebben toegang tot niet-openbare informatie; informatie is macht/geld, hiermee hebben ze een belang informatie geheim te houden.
In dit verband is er ook een lijn te trekken naar de onafhankelijkheid van de media. Als een journalist een ernstige misstand aan het licht brengt – waartoe de verplicht is volgens de Leidraad van de journalistiek – wordt deze aangeklaagd door een “Openbaar” aanklager of een “onafhankelijke” advocaat. Als dat gebeurt, moet zo’n advocaat zich laten verdedigen; zijn advocaat kan vervolgens (om de misstanden verborgen te houden) tegen de advocaat pleiten die hij moet verdedigen.
Nederland, het platste land op aarde.
Re: Rechtbank en bindende arbitrage.
Gezien u zeer onsympathieke reacties in een zeer korte tijd is mijn advies, ga emigreren naar een onbewoond eiland. (zwemmend)Nederland, het platste land op aarde
Re: Rechtbank en bindende arbitrage.
Dat giga inkomen van die advocaten valt wel mee gezien de zwaarte van de functie en de lange studietijd. Een advocaat heeft ook veel kosten.
Ik ben van mening dat je problemen niet moet opzoeken. Dat is iets wat U lijkt te ontgaan. Blijf weg bij advocaten ! Het geeft veel negatieve energie. Zorg dat je bezig bent met positieve dingen ! Het leven is te kort en te waardevol om dat te laten vergallen door advocaten.
Ik ben van mening dat je problemen niet moet opzoeken. Dat is iets wat U lijkt te ontgaan. Blijf weg bij advocaten ! Het geeft veel negatieve energie. Zorg dat je bezig bent met positieve dingen ! Het leven is te kort en te waardevol om dat te laten vergallen door advocaten.