LET OP: Dit topic is meer dan drie jaar geleden geplaatst. De informatie is mogelijk verouderd.

[ archief ] Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Hier kan je jouw opmerkingen en klachten kwijt over LegioLease.
Piet
Berichten: 4389
Lid geworden op: 02 jul 2003 21:20

Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door Piet »

LJN: AR5962,Sector kanton Rechtbank Breda, 308438-CV-04/3406 Printbare versie


Datum uitspraak: 17-11-2004
Datum publicatie: 19-11-2004
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: De kantonrechter te Tilburg beantwoordt de vraag of artikel 1:88, lid, onder d, BW van toepassing is op een aandelenlease-overeenkomst bevestigend.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
SECTOR KANTON LOCATIE TILBURG

VONNIS inzake:

de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam;
eisende partij in conventie bij exploot van dagvaarding d.d. 9 oktober 2003;
verweerster in reconventie;
gemachtigden L.C.J. Netten, L.W.J. Danen en J.H. Vekemans, gerechtsdeurwaarders te Tilburg;

t e g e n :

[gedaagde],
wonende te [woonplaats];
gedaagde partij in conventie bij voormeld exploot,
eiser in reconventie;
gemachtigde mr. drs. E. Oversier, advocaat te Hoofddorp.

Het verloop van het geding

Dit blijkt uit de navolgende stukken:

A. de dagvaardingen en het tussenvonnis d.d. 31 maart 2004 van deze Rechtbank, Sector Handelsrecht, met alle daarin genoemde stukken,
B. de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie tevens voorwaardelijke eis in reconventie;
C. de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie tevens houdende conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie tevens houdende voorwaardelijke wijziging van eis in conventie;
D. de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie en replike in voorwaardelijke reconventie tevens akte wijziging grondslag conventie/reconventie;
E. de conclusie van dupliek in onvoorwaardelijke en voorwaardelijke reconventie.

De inhoud van deze stukken, met inbegrip van de daarbij overgelegde bescheiden, wordt als hier ingevoegd beschouwd.

Het geschil en de beoordeling daarvan

Partijen worden in het hiernavolgende tevens aangeduid met respectievelijk de Bank en [gedaagde].

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende betwist staat tussen partijen het navolgende vast:
- De Bank is rechtsopvolgster van de naamloze vennootschap Bank Labouchère N.V.; deze laatste is rechtsopvolgster van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Legio Lease B.V.; hierna worden indien gesproken wordt over De Bank haar rechtsvoorgangsters hieronder begrepen;
- [gedaagde] heeft een aanmeldingsformulier op 1 april 2000 ingevuld geretourneerd aan de Bank waarop hem de door hem gewenste effecten lease overeenkomst, is teogezonden. De Bank en [gedaagde] hebben op 12 april 2000 voor de duur van 36 maanden onder toepasselijkheid van de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease een overeenkomst gesloten ten behoeve van het product WinstVerDriedubbelaar onder contractnummer op [nummer] (hierna: de overeenkomst).
- In het kader van de overeenkomst diende [gedaagde] 36 maal op de eerste dag van de maand een bedrag van f.249,55 (€ 113,24) aan de Bank te betalen, alsmede een bedrag van f.100,-- op of omstreeks de 35e maand en tot slot een bedrag van f.42.716,52 (€ 19.383,91) aan het einde van de looptijd van de overeenkomst. De Bank diende op haar beurt op 11 april 2000 en daarna nog twee maal, aandelen ABN Amro, Ahold en ING te leasen aan [gedaagde].
- Op 11 april 2004 is, nadat de aandelen verkocht waren, door de Bank aan [gedaagde] een eindafrekening gezonden met het verzoek een bedrag van €11.596,96 te betalen. Na deze eindafrekening heeft [gedaagde] twee termijnen van €113,24 betaald.

In conventie

2. De Bank vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van €12.766,40 vermeerderd met contractuele rente.
Zij legt aan haar vordering de ten processe bedoelde overeenkomst ten grondslag en zij stelt, dat [gedaagde] uit hoofde daarvan voornoemd bedrag aan haar verschuldigd is. Tot slot stelt zij vergoeding te vorderen van de gemaakte buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van €781,= exclusief BTW.

Voor het geval dat de kantonrechter de vordering zal afwijzen en de vordering in reconventie geheel of deels toewijst wijzigt de Bank haar eis in die zin dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoop waarbij van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de verkoopwaarde van bedoelde effecten op de datum van verkoop van de aandelen, althans de datum van vernietiging van de overeenkomst.
Met deze wijziging heeft de Bank het oog op de toepasselijkheid van artikel 6: 278 BW en stelt zij dat [gedaagde] in een buitengewoon comfortabele positie zou verkeren als hij kan afwachten hoe de beurskoersen zich ontwikkelen en als het tij tegen zit een beroep kan doen op de vermeende vernietigingbaarheid van de overeenkomst.

3. [gedaagde] heeft - verkort weergegeven - als volgt verweer gevoerd.
Betwist wordt dat door de Bank aandelen en/of opties zijn gekocht. Het moet ervoor worden gehouden dat de aankoop van aandelen en/of opties in het geheel niet heeft plaatsgevonden. De gemaakte buitengerechtelijke incassokosten worden betwist

De echtgenote van [gedaagde] heeft de overeenkomst reeds buiten rechte vernietigd.
De direct-marketing tactieken van de Bank bestonden er uit dat mensen werden bestookt met de folders en telefoon om maar vooral de contracten van de Bank af te sluiten. Er werd niet bij verteld dat het om geleend geld ging, dat men in opties zou beleggen en dat beleggen in opties met een aanzienlijk hoger risico gepaard gaat. De aspirant-belegger/consument en op beleggingsgebied onkundige en onwetende klant werd ten onrechte voorgespiegeld dat er uitsluitend in aandelen zou worden belegd en dat hij zijn winst letterlijk zou kunnen verdriedubbelen. Zo ook in het geval van [gedaagde]. Door te handelen zoals de Bank heeft gedaan is de informatieplicht geschonden. De Bank had gedaagde dienen te waarschuwen voor het feit dat het om een lening ging, dat er meer risico zou worden genomen door de beleggen in opties en dat er aan het eind van de rit wel eens een aanzienlijke vordering zou kunnen overblijven.
Ook de zorgplicht is geschonden. De zorgplicht moet de klanten beschermen tegen het gevaar van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht.
Er is sprake van misbruik van omstandigheden; de Bank had [gedaagde] ervan dienen te weerhouden om het contract te sluiten zoals het is gesloten. Als hij zou hebben geweten wat hij nu weet dan zou hij de overeenkomst niet hebben gesloten. Zijn onderzoeksplicht houdt op waar de wederpartij om juiste mededelingen doet en essentiële informatie achterhoudt. Hij mag erop vertrouwen dat dergelijke mededelingen gedaan door een professionele beleggingsinstelling juist zijn. De mededelingsplicht gaat boven de onderzoeksplicht.
De hoogte van de vordering wordt betwist

4. Nader is nog als volgt verweer gevoerd.
De echtgenote van [gedaagde] heeft het recht de overeenkomst buitengerechtelijk te vernietigen en zij heeft daarvan ook gebruikgemaakt. De huurkoopovereenkomst is reeds vernietigd. Verwezen wordt naar het advies aan de Geschillencommissie Aandelen lease omtrent het punt of sprake is van een huurkoop-/koop op afbetalingsovereenkomst. [gedaagde] volhardt in zijn stellingen betreffende bedrog, misbruik van omstandigheden en dwaling alsook op het schenden van de zorgplicht bij de uitvoering van de overeenkomst; er is geen risicoprofiel opgesteld en geen informatie ingewonnen over de financiële positie van [gedaagde] en diens ervaring met de beleggen.
Ten aanzien van de voorwaardelijke eiswijziging stelt [gedaagde] dat niet de koersdalingen de reden vormen voor zijn standpunt doch het doen en laten van de Bank. Er is geen sprake van de geinsinueerde relatie tussen de koersdalingen en het instellen van de eis in reconventie. De bedoeling van artikel 6: 278 BW is om misbruik en opportunistisch gebruik van de vernietiging en ontbinding van overeenkomsten tegen te gaan en de bepaling is niet bedoeld voor situaties als in het geschil dat thans de beslechting voorligt.
De overeenkomst is een krediettransactie als bedoeld in de Wet op het Consumentenkrediet en is in strijd met enkele bepalingen daarvan waardoor de overeenkomst nietig c.q. vernietigbaar is.
[gedaagde] is van mening dat artikel 28 lid 1 door de Bank is geschonden doordat er geen genoegzame, anders dan mondelinge, inlichtingen door de Bank zijn ingewonnen bij [gedaagde] terwijl de kredietwaardigheid niet serieus onderzocht is. Deze verplichting omvat substantieel meer dan alleen de BKR-toets waarvan het nog maar de vraag is of die door de Bank is uitgevoerd vóór het sluiten van de overeenkomst.

5.De kantonrechter verwijst naar en neemt over de overwegingen in voormeld tussenvonnis ten aanzien van de vraag of ten aanzien van de overeenkomst sprake is van huurkoop c.q. koop op afbetaling. De Bank heeft in het vervolg van de procedure deze oordelen onvoldoende weerlegd.
De Bank heeft er onder meer een beroep opgedaan dat is geen sprake is van de vereiste "aflevering" omdat een overeenkomst waarbij de koper pas de macht over de zaak verkrijgt nadat hij de koopsom volledig heeft voldaan, wel een overeenkomst van koop is maar nooit een overeenkomst van koop op afbetaling. In de effectenleaseovereenkomst wordt de eigendom van de effecten voorbehouden totdat de laatste termijn is voldaan; het bezit van de effecten is dus niet verschaft. Omdat in de overeenkomst de clausules zijn opgenomen dat [gedaagde] zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de Bank niet over de aandelen beschikken kan en het risico van het verloren gaan van de effecten berust bij de Bank alsmede dat [gedaagde] geen - direct of indirect - recht op de dividenden heeft die op de aandelen betaalbaar worden gesteld, is hij in geen enkel opzicht in de positie gebracht van eigenaar van de aandelen. Anders dan bij koop op afbetaling het geval is, kreeg [gedaagde] een zuiver voorwaardelijk recht, namelijk het recht op de eigendom van de aandelen na betaling van de volledige koopsom. De enige handeling die met betrekking tot de effecten plaatshad was dat in de door de Bank ex artikel 17 Wet Giraal Effectenverkeer aangehouden boekhouding een aantekening werd geplaatst met betrekking tot de voorwaardelijke overdracht van de effecten. Het enkel overdragen van het economisch risico kwalificeert niet als machtsverschaffing en dus ook niet als "aflevering" in de zin van lid 1 van artikel 7A:1576 BW.

6. [gedaagde] heeft de stellingen van de Bank op dit punt weersproken onder meer wijzend op artikel 17 van de Wet Giraal Effectenverkeer dat regelt dat levering van effecten plaats vindt door bijschrijving op naam van de verkrijger in het daartoe bestemde deel van de administratie van de betreffende instelling, hetgeen ook is gebeurd althans had moeten gebeuren in dit geval. Betwist wordt dat de rechten van [gedaagde] zuiver voorwaardelijk waren. Dat hij (nog) niet over de effecten kon beschikken duidt nu juist wel op huurkoop.

7. De kantonrechter volgt als vorenoverwogen de visie van [gedaagde] op dit punt. In het kader van huurkoop behoefde nog geen beschikkingsbevoegdheid te volgen terwijl de Bank er zelf op wijst dat in de brochure de zinsnede is opgenomen: "na drie jaar kunnen de aandelen voor u worden verkocht". Geconcludeerd moet worden - op grond van de wijze waarop de overeenkomst wordt gepresenteerd - dat levering c.q. daadwerkelijke verkrijging mogelijk is maar dat andere aantrekkelijke opties open worden gehouden. Aldus verzet de omschrijving van de overeenkomst zich niet tegen het karakter van de levering in het kader van huurkoop. In dat kader moet ook worden verwezen naar artikel 5 van de overeenkomst waarin is geregeld dat lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden(=de aandelen/effecten) geworden is zodra hij al datgene heeft betaald dat hij krachtens de overeenkomst verschuldigd is of zal worden, dat ook een sterke aanwijzing voor de (strekking van de) overeenkomst van huurkoop biedt. Voorts stelt de Bank ook in haar conclusie van repliek onder nummer 176 dat, onverminderd het feit dat daadwerkelijke levering van de effecten nooit is beoogd, van de overeenkomst deel uitmaakt een verkoop van aandelen door de Bank aan [gedaagde].
Dat in de praktijk cliënten bij de afloop van de leasetermijn vrijwel onveranderlijk voor hetzij verkoop van de effecten, hetzij een verlenging van de lease en vrijwel nooit voor daadwerkelijke uitlevering van de effecten kiezen, zoals de Bank nog stelt, kan daaraan niet afdoen omdat dan eerst achteraf de aard van de overeenkomst vastgesteld zou kunnen worden. Waar de Bank in de Bijzondere Voorwaarden verwijst naar artikel 7A:1576(e) lid 2 BW geeft zijzelf aan dat aangehaakt wordt bij de bepalingen ter zake koop op afbetaling. Onder aan de brief die de Bank als eindafrekening heeft gestuurd aan [gedaagde] is eveneens uitdrukkelijk verwezen naar artikel 7A:1576 BW.

8. De kantonrechter is derhalve van oordeel en verwijst daarvoor ook naar de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 30 juni 2004 rolnr.257852/H03.0113 [LJN: AP4933]) en de uitspraak van de Rechtbank Zwolle Sector Kanton van 25 augustus 2004 met nummer 218878 CV03-10210 [LJN:AQ7409], dat in casu sprake is van een koop op afbetaling c.q. huurkoopovereenkomst en dat het beroep op artikel 1: 88 BW in dat opzicht slaagt, welk beroep als primair verweer naar voren gebracht is.

9. De Bank heeft nader betoogd dat zij niet heeft berust in het beroep van de echtgenote van [gedaagde] op artikel 1:88 BW en het dan aan de echtgenote van [gedaagde] is om in rechte een beroep op bedoeld wetsartikel te doen.
De Bank heeft voorts nader betoogd dat artikel 1: 88 BW niet van toepassing is op de effectenleaseovereenkomst die [gedaagde] heeft gesloten met name omdat in artikel 7A:1576 BW bij koop op afbetaling melding wordt gemaakt van een "zaak" terwijl effecten niet kwalificeren als zaken maar als vermogensrechten. In lid 5 van dat artikel wordt weliswaar de werkingsfeer uitgebreid naar vermogensrechten maar deze bepaling bevat geen uitbreiding van de definitie van koop op afbetaling. De uitbreiding betreft een titel waartoe artikel 1:88 BW niet behoort.
Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever zeer bewust met het onderscheid tussen zaken en vermogensrechten is omgegaan en op die grond kan niet betoogd worden dat door de nieuwe betekenis van het woord "zaken"als het ware "per ongeluk" artikel 1: 88 BW is beperkt.

[gedaagde] heeft niettemin een beroep gedaan op de niet gewijzigde terminologie van artikel 7 A:1576 lid 1 BW bij de invoering van het nieuw BW en de daaraan gekoppelde omissie van de wetgever die nimmer heeft beoogd de beschermingsomvang van dat artikel te verkleinen.

10. De kantonrechter volgt deze visie. Aandelen dienen op grond van de wet vatbaar geacht te zijn voor koop op afbetaling en/of huurkoop. De door de Bank aangegeven passages uit de parlementaire behandeling kunnen niet afdoen aan de constatering dat niet expliciet melding is gemaakt van de beperking van de bescherming in het kader van artikel 1:88 BW, die de Bank voorstaat. De kantonrechter schaart zich achter de argumenten van [gedaagde] in dit verband en is in navolging van de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam, Sector Kanton, van 25 augustus 2004 met rolnummer CV 03-5323 [LJN: AQ7412] alsmede de uitspraak van de Rechtbank Zwolle Sector Kanton van 25 augustus 2004 met nummer 218878 CV03-10210 [LJN:AQ7409] van oordeel dat artikel 1:88 BW van toepassing geacht dient te worden in dit geval.

Nu onweersproken door de echtgenote van [gedaagde] de vernietiging buitengerechtelijk is ingeroepen jegens de Bank en het verweer dat de Bank daartegen heeft gevoerd niet kan slagen, dient de kantonrechter in rechte uit te gaan van een vernietigde overeenkomst. [gedaagde] kan zich op de rechtsgevolgen daarvan beroepen.
De Bank heeft nog betwist bij gebreke van wetenschap dat de echtgenote van [gedaagde] toestemming heeft gegeven ingevolge artikel 1: 88 BW nu het in normale gezinsverhoudingen te doen gebruikelijk is dat beleggingsbeslissingen als de onderhavige niet zonder het medeweten en de instemming van beide partners worden genomen. Waar de Bank zich tevoren niet heeft vergewist van de instemming kan zij die stelling in rechte niet volhouden. Nu ter zake geen feitelijke stelling wordt geponeerd en de Bank zelf ook aangeeft niet te beschikken over concrete informatie met betrekking tot de betrokkenheid van de echtgenote van [gedaagde], kan aan het bewijsaanbod ter zake geen gevolg gegeven worden.

11. De voorwaardelijke wijziging van eis van de Bank houdt rekening met het oordeel van vernietiging van de onderhavige overeenkomst en doet een beroep op het bepaalde in artikel 6: 278 BW.

[gedaagde] heeft de juistheid van de stelling betwist en toepassing van het artikel in dit geval bestreden.

De kantonrechter oordeelt dat het artikel inderdaad toepassing mist in het onderhavige geval. De voorgeschreven verrekening bij wijziging van de waardeverhouding in artikel 6:278 BW kan redelijkerwijs niet gelden in een geval waarin de ongedaanmaking van de onderliggende overeenkomst nu juist is gegrond op het ten onrechte blootstellen van de beschermde contractspartij aan het risico van waardevermindering.
De kantonrechter oordeelt aldus, zoals dit oordeel ook is verwoord door de Rechtbank Haarlem, Sector Kanton van 3 juni 2004 (met rolnummer 212527 cv expl 03-3641) en in de uitspraak van de Rechtbank Zwolle Sector Kanton van 25 augustus 2004 met nummer 218878 CV03-10210 [LJN:AQ7409].
Ook de voorwaardelijke vordering komt zodoende niet voor toewijzing in aanmerking.

De Bank dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van het geding.

in reconventie

12. [gedaagde] vordert samengevat:
A. dat de overeenkomst wordt vernietigd op grond van het ontbreken van de handtekening van de echtgenote, bedrog, misbruik van omstandigheden en, meest subsidiair, dwaling ,
B. dat de Bank zal worden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming die gelijk staat aan de door [gedaagde] ingelegde bedragen en de wettelijke rente hierover en
A. dat de Bank zal worden veroordeeld aan eiser te vertalen een bedrag van €4122,05 vermeerderd met wettelijke rente.

De Bank heeft zich tegen de vordering verweerd.

13. Op grond van hetgeen is overwogen in conventie dient te worden geconcludeerd dat in rechte is vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen is vernietigd. Dit is een declaratoire vaststelling. De handelende echtgenoot, in casu [gedaagde], kan de rechtsvorderingen die uit de vernietiging voortvloeien instellen en in die zin heeft hij kennelijk onder C. de door hem betaalde inleg teruggevorderd. Die vordering is toewijsbaar. Als in conventie overwogen kan artikel 6:278 BW daarop niet van toepassing geacht worden.

14. De vordering onder A. , evenals de vermeerderde vordering wegens het niet voldoen aan de eisen van de Wet op het Consumentenkrediet, komt niet in aanmerking voor toewijzing nu van een vernietigde overeenkomst uitgegaan moet worden. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat op het ontbreken van de handtekening van de echtgenote slechts door haarzelf een beroep gedaan kan worden. Als hiervoor vastgesteld heeft zij dat ook gedaan en wel buitengerechtelijk.
De vordering onder B. komt niet voor toewijzing in aanmerking nu niet toegekomen kan worden aan een eventueel vast te stellen toerekenbare tekortkoming in de nakoming.

15. In reconventie is door [gedaagde] nog voorwaardelijk gevorderd, namelijk voor het geval de Bank weigert om bandopnames te overleggen van telefoongesprekken tussen [gedaagde] en Legio Lease, dat de Bank verplicht wordt onder de in haar bezit zijn de bandopnames van telefoongesprekken in het geding te brengen, bij gebreke waarvan een dwangsom verbeurd zal worden.
De Bank heeft zich tegen toewijzing van de vordering verzet.
De kantonrechter oordeelt dat gelet op de toewijzing van de reconventionele vordering als voormeld, het belang ontvalt aan deze vordering.

De Bank dient als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van het geding.

De beslissing

De kantonrechter:

In conventie

wijst de vordering af;

verwijst de Bank in de kosten van het geding en veroordeelt die partij tot betaling van deze kosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot op heden begroot op €540,= voor salaris van de gemachtigde van [gedaagde].

In reconventie

veroordeelt de Bank om tegen bewijs van kwijting aan de eisende partij te betalen in van €4.122,05 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2004;

verwijst de Bank in de kosten van het geding en veroordeelt die partij derhalve tot betaling van deze kosten aan de zijde van de eisende partij gevallen en tot op heden begroot op €270,=, voor salaris van de gemachtigde van de eisende partij;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

ontzegt het meer of anders gevorderde.

Aldus gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter te Tilburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.

Piet
Berichten: 4389
Lid geworden op: 02 jul 2003 21:20

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door Piet »

LJN: AR5969,Sector kanton Rechtbank Breda, 297177-CV-04/1007 Printbare versie

Datum uitspraak: 17-11-2004
Datum publicatie: 19-11-2004
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: De kantonrechter te Tilburg beantwoordt de vraag of artikel 1:88, lid, onder d, BW van toepassing is op een andelenlease-overeenkomst bevestigend.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA
SECTOR KANTON LOCATIE TILBURG

VONNIS inzake:

de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam;
eisende partij in conventie bij exploot van dagvaarding d.d. 7 mei 2004;
verweerster in reconventie;
verweerster in het incident;
gemachtigden L.C.J. Netten, L.W.J. Danen en J.H. Vekemans, gerechtsdeurwaarders te Tilburg;

t e g e n :

[[gedaagde],
wonende te [adres];
gedaagde partij in conventie bij voormeld exploot,
eiser in reconventie;
gemachtigde mr. R.H.J.M. Silvertand, advocaat te Voerendaal,
rolgemachtigde de heer C.M.P. Jonkers, gerechtsdeurwaarder te Tilburg.

en

[De echtgenote],
wonende te [adres];
eiseres in het incident
gemachtigde mr. R.H.J.M. Silvertand, advocaat te Voerendaal,
rolgemachtigde de heer C.M.P. Jonkers, gerechtsdeurwaarder te Tilburg.

Het verloop van het geding

Dit blijkt uit de navolgende stukken:

a. de dagvaardingen en het tussenvonnis d.d. 7 april 2004 van deze Rechtbank, Sector Handelsrecht, met alle daarin genoemde stukken,
b. de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie en akte houdende voorwaardelijke wijziging van eis;
c. de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie,incidentele conclusie tot voeging;
d. de conclusie van antwoord in het incident tot wroeging wegens conclusie van dupliek in reconventie.

De inhoud van deze stukken, met inbegrip van de daarbij overgelegde bescheiden, wordt als hier ingevoegd beschouwd.

Het geschil en de beoordeling daarvan

Partijen worden in het hiernavolgende tevens aangeduid met respectievelijk de Bank en [gedaagde].

In het incident

[De echtgenote], hierna ook te noemen: “de echtgenote”, wenst zich te voegen in de noodzaak als partij, zodat zij zich als proces partij op de buitengerechtelijke vernietiging kan beroepen.
Zij stelt daartoe dat zij en [gedaagde] met elkaar gehuwd zijn en dat de door deze in april 2000 gesloten aandelen lease overeenkomst ten laste van het huwelijk vermogen komt terwijl zij deze niet mede heeft ondertekend. Zij stelt bij brief van 11 februari 2003 de overeenkomst buitengerechtelijke vernietigd te hebben op de voet van artikel 1: 88 van het Burgerlijk Wetboek(BW).

De Bank heeft zich verzet tegen de gevorderde voeging stellende dat de echtgenote geen beroep op artikel 1: 88 BW toekomt en zij derhalve geen belang heeft om zich te voegen in deze zaak.

De kantonrechter oordeelt dat in het kader van dit incident niet op voorhand uitgegaan kan worden van het ontbreken van elk belang bij de gevorderde voeging en dat in het kader van de hoofdzaak het verweer beoordeeld moet worden zodat de vordering toewijsbaar geacht moet worden. De echtgenote dient aldus eveneens als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie beschouwd te worden.

De kosten van de procedure in dit incident zullen tussen partijen worden gecompenseerd.

In de hoofdzaak

In conventie

De Bank heeft haar eis nog vermeerderd aldus dat onder de voorwaarde dat de vordering in reconventie van [gedaagde] geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen: [gedaagde] veroordeeld zal worden tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoop waarbij van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van verkoop, althans de datum van vernietiging c.q. ontbinding van de bedoelde overeenkomst.

De kantonrechter verwijst naar en neemt over de overwegingen in voormeld tussenvonnis - ook inhoudelijk - ten aanzien van de vraag of sprake is van huurkoop c.q. koop op afbetaling.

1. De Bank heeft nader betoogd dat artikel 1: 88 BW niet van toepassing is op de effectenleaseovereenkomst die [gedaagde] heeft gesloten met name omdat in artikel 7A:1576 BW bij koop op afbetaling melding wordt gemaakt van een “zaak” terwijl effecten niet kwalificeren als zaken maar als vermogensrechten. In lid 5 van dat artikel wordt weliswaar de werkingsfeer uitgebreid naar vermogensrechten maar deze bepaling bevat geen uitbreiding van de definitie van koop op afbetaling. De uitbreiding betreft een titel waartoe artikel 1:88 BW niet behoort.

[gedaagde] heeft een beroep gedaan op de niet gewijzigde terminologie van artikel 7 A:1576 lid 1 BW bij de invoering van het nieuw BW en de daaraan gekoppelde omissie van de wetgever die nimmer heeft beoogd de beschermingsomvang van artikel 1:88 BW te verkleinen.
Voorts wordt betoogd dat het artikel inhoudt dat aandelen op grond van de wet evident vatbaar zijn voor koop op afbetaling en/of huurkoop. Ook wijst hij op de strekkingbepaling van lid 2 van artikel 7A:1576h BW die tot gevolg heeft dat alle overeenkomsten met dezelfde strekking als huurkoop, ongeacht onder welke benaming aangegaan, als huurkoop worden aangemerkt met als gevolg dat de daarop betrekking hebbende bepalingen overeenkomstig van toepassing zijn.

De kantonrechter schaart zich achter de argumenten van [gedaagde] in dit verband en is in navolging van de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam, Sector Kanton, van 25 augustus 2004 met rolnummer CV 03-5323 [LJN: AQ7412] alsmede de uitspraak van de Rechtbank Zwolle Sector Kanton van 25 augustus 2004 met nummer 218878 CV03-10210 [LJN:AQ7409] van oordeel dat artikel 1:88 BW van toepassing geacht dient te worden in dit geval. Zonder uitdrukkelijke melding – en daarvan blijkt niet althans onvoldoende - daarvan kan inderdaad niet worden aangenomen dat de wetgever de beschermingsomvang van artikel 1:88 BW heeft willen inperken op de wijze die de Bank bepleit.

2. De Bank heeft er onder meer een beroep opgedaan dat is geen sprake is van de vereiste “aflevering” omdat een overeenkomst waarbij de koper pas de macht over de zaak verkrijgt nadat hij de koopsom volledig heeft voldaan, wel een overeenkomst van koop is maar nooit een overeenkomst van koop op afbetaling. In de effectenleaseovereenkomst wordt de eigendom van de effecten voorbehouden totdat de laatste termijn is voldaan; het bezit van de effecten is dus niet verschaft. Omdat in de overeenkomst de clausules zijn opgenomen dat [gedaagde] zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de Bank niet over de aandelen beschikken kan en het risico van het verloren gaan van de effecten berust bij de Bank alsmede dat [gedaagde] geen - direct of indirect - recht op de dividenden heeft die op de aandelen betaalbaar worden gesteld, is hij in geen enkel opzicht in de positie gebracht van eigenaar van de aandelen. Anders dan bij koop op afbetaling het geval is, kreeg [gedaagde] een zuiver voorwaardelijke recht, namelijk het recht op de eigendom van de aandelen na betaling van de volledige koopsom. De enige handeling die met betrekking tot de effecten plaatshad was dat in de door de Bank ex artikel 17 Wet Giraal Effectenverkeer aangehouden boekhouding een aantekening werd geplaatst met betrekking tot de voorwaardelijke overdracht van de effecten. Het enkel overdragen van het economisch risico kwalificeert niet als macht verschaffing en dus ook niet als “aflevering” in de zin van lid 1 van artikel 7A:1576 BW.

[gedaagde] heeft de stellingen van de Bank op dit punt weersproken onder meer wijzend op artikel 17 van de Wet Giraal Effectenverkeer dat regelt dat levering van effecten plaats vindt door bijschrijving op naam van de verkrijger in het daartoe bestemde deel van de administratie van de betreffende instelling, hetgeen ook is gebeurd althans had moeten gebeuren in dit geval. Betwist wordt dat de rechten van [gedaagde] zuiver voorwaardelijk waren. Dat hij (nog) niet over de effecten kon beschikken duidt nu juist wel op huurkoop. Dat het verloren gaan van de effecten voor risico van de Bank blijft, hangt nauw samen met de bewaarverplichtingen rond effecten in fysieke en thans administratieve zin.

De kantonrechter volgt de visie van [gedaagde] op dit punt. In het kader van huurkoop behoefde nog geen beschikkingsbevoegdheid te volgen terwijl de Bank er zelf op wijst dat in de brochure de zinsnede is opgenomen: “na drie jaar kunnen de aandelen voor u worden verkocht”. Geconcludeerd moet worden dat levering c.q. daadwerkelijke verkrijging mogelijk is maar dat andere aantrekkelijke opties open worden gehouden. Aldus verzet de omschrijving van de overeenkomst zich niet tegen het karakter van de levering in het kader van huurkoop. In dat kader maar ook worden verwezen naar artikel 5 van de overeenkomst zelf waarin is geregeld dat lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden(=de aandelen/effecten) geworden is zodra hij al datgene heeft betaald dat hij krachtens de overeenkomst verschuldigd is of zal worden, dat ook een sterke aanwijzing voor de (strekking van de) overeenkomst van huurkoop biedt. Voorts stelt de Bank ook in haar conclusie van repliek onder nummer 250 dat, onverminderd het feit dat daadwerkelijke levering van de effecten nooit is beoogd, van de overeenkomst deel uitmaakt een verkoop van aandelen door de Bank aan [gedaagde].

Dat in de praktijk cliënten bij de afloop van de leasetermijn vrijwel onveranderlijk voor hetzij verkoop van de effecten, hetzij een verlenging van de lease en vrijwel nooit voor daadwerkelijke uitlevering van de effecten kiezen, zoals de Bank nog stelt, kan daaraan niet afdoen omdat dan eerst achteraf de aard van de overeenkomst vastgesteld zou kunnen worden. Waar de Bank in de Bijzondere Voorwaarden verwijst naar artikel 7A:1576(e) lid 2 BW geeft zijzelf aan dat aangehaakt wordt bij de bepalingen ter zake koop op afbetaling. Onder aan de brief die als eindafrekening is gestuurd aan [gedaagde] is eveneens uitdrukkelijk verwezen naar artikel 7A:1576 BW.

De kantonrechter is derhalve van oordeel en verwijst daarvoor ook naar de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 30 juni 2004 rolnr.257852/H03.0113 [LJN: AP4933]) en andermaal de uitspraak van de Rechtbank Zwolle Sector Kanton van 25 augustus 2004 met nummer 218878 CV03-10210 [LJN:AQ7409], dat in casu sprake is van een koop op afbetaling c.q. huurkoopovereenkomst en dat het beroep op artikel 1: 88 BW ook in dat opzicht slaagt, welk beroep als primair verweer naar voren gebracht is.

De Bank heeft nog betwist bij gebreke van wetenschap dat de echtgenote van [gedaagde] toestemming heeft gegeven ingevolge artikel 1: 88 BW nu het in normale gezinsverhoudingen te doen gebruikelijk is dat beleggingsbeslissingen als de onderhavige niet zonder het medeweten en de instemming van beide partners worden genomen. Waar de Bank zich tevoren niet heeft vergewist van de instemming kan zij die stelling in rechte niet volhouden. Nu ter zake geen feitelijke stelling wordt geponeerd en de Bank zelf ook aangeeft niet te beschikken over concrete informatie met betrekking tot de betrokkenheid van de echtgenote van [gedaagde], kan aan het bewijsaanbod ter zake geen gevolg gegeven worden.

3. De wijziging van eis van de Bank houdt rekening met het oordeel van vernietiging van de onderhavige overeenkomst en doet een beroep op het bepaalde in artikel 6: 278 BW.

[gedaagde] heeft de juistheid van de stelling betwist dat bijbetaling zou dienen plaats te vinden nu dit zou betekenen dat de Bank van zijn eigen fouten zou mogen profiteren; het artikel mist daarom toepassing. De voorgeschreven verrekening bij wijziging van de waardeverhouding kan niet gelden in een geval waarin de ongedaanmaking van de onderliggende overeenkomst nu juist is gegrond op het ten onrechte blootstellen van de beschermde contractspartij aan het risico van waardevermindering.

De kantonrechter kan zich verenigen met de visie in deze laatste volzin zoals die ook is verwoord door de Rechtbank Haarlem, Sector Kanton van 3 juni 2004 (met rolnummer 212527 cv expl 03-3641) en in de uitspraak van de Rechtbank Zwolle Sector Kanton van 25 augustus 2004 met nummer 218878 CV03-10210 [LJN:AQ7409].

Tussen partijen is onbetwist dat de echtgenote de nietigheid van de overeenkomst heeft ingeroepen zoals de Bank dat op 20 februari 2003 aan [gedaagde] heeft bevestigd. De vordering in reconventie verwijst daarnaar niet maar gaat kennelijk - met voorbijzien daaraan c.q. afzien daarvan - uit van een vernietiging in rechte. Deze is als vorenoverwogen toewijsbaar en dientengevolge wordt de vordering van de Bank afgewezen bij gebreke van grondslag.
Ook de voorwaardelijke vordering komt niet voor toewijzing in aanmerking als hiervoor overwogen.

De Bank dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van het geding.

in reconventie

Op grond van hetgeen is overwogen in conventie dient te worden geconcludeerd dat de primaire vordering voor toewijzing in aanmerking komt in die zin dat een beroep op een vernietigingsgrond is gedaan door de echtgenote die er toe leidt dat de overeenkomst vernietigd dient te worden. Tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten bestaat geen aanleiding nu niet althans onvoldoende is aangevoerd dat kosten zijn gemaakt voor rechtsbijstand in het kader van deze vordering buiten deze procedure. Bij de toewijzing van de vordering met betrekking tot het BKR zal rekening worden gehouden met de bevoegdheden.

De Bank dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van het geding.




De beslissing

De kantonrechter:

In het incident

Wijst de vordering tot voeging toe;

compenseert de kosten van deze procedure zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.

In conventie

wijst de vordering af;

verwijst de Bank in de kosten van het geding en veroordeelt die partij tot betaling van deze kosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot op heden begroot op € 540,= voor salaris van de gemachtigde van [gedaagde].

In reconventie

1.vernietigt de overeenkomst Winstverdriedubbelaar met nummer 74404956;

2. veroordeelt de Bank om tegen bewijs van kwijting aan de eisende partij te betalen:
a. de door [gedaagde] uit hoofde van de overeenkomst Winstverdriedubbelaar met nummer 74404956 aan de Bank betaalde bedragen;
b. de vergoeding van de wettelijke rente over de onder a. bedoelde bedragen met ingang van de datum van betaling van de respectieve bedragen aan de Bank tot aan de dag van terugbetaling door de Bank;

3. gebiedt de Bank om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis aan de stichting Buro Kredietregistratie(BKR) schriftelijk te melden dat geen betalingsachterstanden bestaan op basis van de genoemde overeenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom van €500,00 per dag of gedeelte daarvan dat de Bank zou nalaten aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van €20.000 ,=

verwijst de Bank in de kosten van het geding en veroordeelt die partij derhalve tot betaling van deze kosten aan de zijde van de eisende partij gevallen en tot op heden begroot op €270,=, voor salaris van de gemachtigde van de eisende partij;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

ontzegt het meer of anders gevorderde.

Aldus gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter te Tilburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.

impact
Berichten: 2157
Lid geworden op: 04 jul 2004 17:04

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door impact »

...
Laatst gewijzigd door impact op 06 dec 2004 03:04, 1 keer totaal gewijzigd.

lhardeman
Berichten: 250
Lid geworden op: 02 jul 2003 19:33

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door lhardeman »

impact kijk even naar die andere topic:

Rechtbank Breda enz enz. daar staat de zaak van ad.
gr. Anne.

aert0001
Berichten: 2173
Lid geworden op: 02 jul 2003 21:00

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door aert0001 »

De Bank heeft nog betwist bij gebreke van wetenschap dat de echtgenote van [gedaagde] toestemming heeft gegeven ingevolge artikel 1: 88 BW nu het in normale gezinsverhoudingen te doen gebruikelijk is dat beleggingsbeslissingen als de onderhavige niet zonder het medeweten en de instemming van beide partners worden genomen. Waar de Bank zich tevoren niet heeft vergewist van de instemming kan zij die stelling in rechte niet volhouden. Nu ter zake geen feitelijke stelling wordt geponeerd en de Bank zelf ook aangeeft niet te beschikken over concrete informatie met betrekking tot de betrokkenheid van de echtgenote van [gedaagde], kan aan het bewijsaanbod ter zake geen gevolg gegeven worden.
----------------------

discussie dus gesloten,

Ton

Pikant
Berichten: 327
Lid geworden op: 14 aug 2004 19:08

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door Pikant »

De advocaat van Dexia kan de , nietwetende partij , dit altijd onder ede laten verklaren. Vergeet dat niet :!: :!:

Hans2
Berichten: 617
Lid geworden op: 02 jul 2003 21:00

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door Hans2 »

Pikant lees het onderstaande maar eens goed door.

Jouw veronderstelling gaat uit van kwaadwillendheid en oplichting door de lessee. Hier kan echter geen sprake van zijn zie hiervoor onderstaande analyse


Indien de vereiste toestemming van de andere echtgenoot ontbreekt, is de overeenkomst volgens art. 1:89 lid 1 BW vernietigbaar en kan (slechts) de andere echtgenoot een beroep op de vernietigingsgrond doen. Deze bepaling geldt echter niet voor “een andere handeling dan een gift” indien de wederpartij te goeder trouw was, aldus lid 2 van dit artikel. Nu het hier niet om een gift gaat, zal de overeenkomst van effectenlease dus niet vernietigbaar zijn als de lessor te goeder trouw was bij het aangaan van de overeenkomst. Het antwoord op de vraag of de lessor te goeder trouw was, zal afhangen van de concrete omstandigheden van het geval. Gezien de strekking van de eis van toestemming van de andere echtgenoot, die beoogt de andere echtgenoot te beschermen,[93] zal de verkoper naar onze mening in ieder geval moeten onderzoeken of de koper gehuwd is en, zo ja, of de andere echtgenoot toestemming voor de overeenkomst heeft verleend. Volgens de memorie van antwoord bij het ontwerp van de Invoeringswet Boek 1 nieuw BW ontbreekt goede trouw in de zin der wet bij de wederpartij van de handelende gehuwde indien hij diens onbevoegdheid had behoren te kennen door een naar de bevoegdheid ingesteld onderzoek of, zo dit niet uitvoerbaar was, door met de mogelijkheid van onbevoegdheid rekening te houden. In hoeverre een en ander in casu kan worden gevergd, aldus die memorie, hangt af van de omstandigheden van het gegeven geval met inachtneming van de eisen van het rechtsverkeer.[94] Het lijkt ons duidelijk dat een onderzoek naar de bevoegdheid als in die memorie bedoeld alleszins uitvoerbaar is. De verkoper kan de bevoegdheid van de koper op eenvoudige wijze vaststellen door een schriftelijke akkoordverklaring van de andere echtgenoot met de overeenkomst te verlangen. Heeft de koper verklaard dat hij niet gehuwd is, dan zal de verkoper de juistheid van die verklaring eenvoudig kunnen nagaan door middel van raadpleging van een door de verkoper als belanghebbende zelf aan te vragen (art. 88 lid 3 Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens), of door een door de koper – op verzoek van de verkoper – over te leggen uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie, waarbij de gegevens betreffende de burgerlijke staat van de koper zijn opgenomen. Aldus terecht Hof Arnhem 8 oktober 2002, NJ 2003, 444, in een zaak waarin een gehuwde man zich borg had gesteld voor schulden van een derde, voor welke overeenkomst de toestemming van de echtgenoot is vereist krachtens art. 1:88 lid 1 onder c BW.
Ook een langdurig stilzwijgen van de andere echtgenoot zal in principe niet meebrengen dat de verkoper te goeder trouw is. Zie Hof Arnhem 9 juli 1991 (rov. 26), kenbaar uit HR 19 maart 1993, NJ 1994, 92.
___________________________________
[93] Zie HR 19 maart 1993, NJ 1994, 92; HR 22 september 1995, NJ 1996, 521; HR 29 november 2002, NJ 2003, 152.
[94] Zie Parl. Gesch. Inv. Boek 1, p. 1177 en 1178.

Uit niets blijkt dat de bank gevraagd heeft naar de burgerlijke staat van de lessee en evenmin dat zij enig onderzoek heeft verricht naar de toestemming van de echtgenoot van de lessee, indien deze gehuwd was. Integendeel, naar wij begrijpen heeft de bank zich tegenover de lessees en hun vertegenwoordigers op het standpunt gesteld, dat de toestemming van de echtgenoot niet was vereist. Het ligt dan ook voor de hand aan te nemen dat de bank als verkoper op afbetaling geen onderzoek heeft ingesteld naar de burgerlijke staat van de lessee.


In verschillende procedures is door de partij bij een overeenkomst waarvoor de toestemming van de echtgenoot van zijn wederpartij vereist was, aangevoerd dat de vernietiging van de overeenkomst in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (art. 6:2 lid 2 BW).
In de rechtspraak is die stelling tot nu toe nooit aanvaard, omdat art. 1:88 BW nu juist beoogt aan de andere echtgenoot in diens belang de bevoegdheid tot vernietiging te geven.
.
Er kunnen zich omstandigheden voordoen, waarin het inroepen van de vernietigingsgrond van art. 1:89 BW wèl onaanvaardbaar is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. In het bijzonder kan worden gedacht aan bedrieglijke samenspanning tussen de handelende echtgenoot (lessee) en de andere echtgenoot, bij voorbeeld wanneer de echtelieden hebben afgesproken dat als de transactie tot een gunstige uitkomst leidt, geen beroep op het ontbreken van de toestemming zal worden gedaan, terwijl bij ongunstige afloop wel vernietiging zal worden gevorderd. De bewijslast van dit bedrog zal dan echter op de lessor rusten.


Op de vernietiging van vernietigbare rechtshandelingen is het bepaalde in de artikelen 3:49 tot en met 3:56 BW van toepassing. Volgens art. 3:49 wordt een vernietigbare rechtshandeling vernietigd hetzij door een buitengerechtelijke verklaring, hetzij door een rechterlijke uitspraak. Volgens art. 1:89 lid 4 is voor een verklaring of rechtsvordering tot vernietiging wegens het ontbreken van de volgens art. 1:88 vereiste toestemming niet vereist dat die verklaring of rechtsvordering mede wordt gericht tot de echtgenoot die de handeling heeft verricht (hier: de lessee), zulks in afwijking van de artikelen 3:50 lid 1 en 3:51 lid 2, waarin is bepaald dat de verklaring respectievelijk de rechtsvordering tot vernietiging wordt gericht tot, respectievelijk ingesteld tegen, “hen die partij bij de rechtshandeling zijn”.




Rechtsgevolgen van vernietiging

Volgens art. 3:53 lid 1 werkt de vernietiging terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht. Dit terugwerken betekent dat de rechtshandeling – hier: de lease-overeenkomst – na de vernietiging in beginsel geacht wordt vanaf haar ontstaan nietig te zijn. Zie Parl. Gesch. Boek 3, p. 239. De wederzijdse prestaties zijn onverschuldigd verricht en partijen dienen dus aan elkaar terug te geven hetgeen vóór de vernietiging krachtens de vernietigde rechtshandeling gegeven respectievelijk ontvangen is.
Art. 3:53 lid 2 bepaalt echter dat de rechter, indien de reeds ingetreden gevolgen van de rechtshandeling bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden, desgevraagd aan een vernietiging geheel of ten dele haar werking kan ontzeggen. Voorts bepaalt dit lid dat de rechter aan een partij die “daardoor” (hetgeen kennelijk betekent: door dit ontzeggen van de terugwerking) onbillijk wordt bevoordeeld, de verplichting kan opleggen tot een uitkering in geld aan de partij die benadeeld wordt.”
Het lijkt ons onaanemelijk dat het teruggeven van wat vóór de vernietiging van een overeenkomst van effectenlease krachtens deze overeenkomst is gegeven respectievelijk ontvangen, als bezwaarlijk in de zin van die bepaling zou kunnen worden aangemerkt.
De bank zal de door de lessee betaalde bedragen moeten terugbetalen en de lessee zal de aan hem afgeleverde effecten, of een gelijk aantal effecten van dezelfde soort, moeten terugleveren aan de bank en de eventueel op die effecten daadwerkelijk ontvangen dividenden en andere baten aan de bank moeten afdragen.


Het in uw vraag E vermelde artikel 6:278 BW bepaalt in zijn eerste lid dat de partij die ontbinding kiest van een reeds uitgevoerde overeenkomst, nadat de verhouding in waarde tussen hetgeen wederzijds bij ongedaanmaking zou moeten worden verricht, zich te haren gunste heeft gewijzigd, verplicht is door bijbetaling de oorspronkelijke waardeverhouding te herstellen, indien aannemelijk is dat zij zonder deze wijziging geen ontbinding zou hebben gekozen.” Het tweede lid verklaart die bepaling van overeenkomstige toepassing “ingeval de partij te wier gunste de wijziging is ingetreden, op andere grond dan ontbinding de stoot tot ongedaanmaking geeft en aannemelijk is dat zij daartoe zonder deze wijziging niet zou zijn overgegaan”. Het gaat in het geval van een vernietigde effectenlease weliswaar om ongedaanmaking op andere grond dan ontbinding, maar de in deze bepaling bedoelde “stoot tot ongedaanmaking” is niet gegeven door een partij bij de overeenkomst maar door een derde, nl. de echtgenoot die toestemming tot de overeenkomst had moeten geven. De bepaling is naar onze mening dan ook niet van toepassing.


Er is geen andere rechtsgrond voor enigerlei bijbetaling door de lessee in verband met de veranderingen in de waarde van de betrokken effecten na het aangaan van de overeenkomst.Er is wij geen grond voor toepassing van art. 6:212 BW (ongerechtvaardigde verrijking) omdat, gesteld al dat de lessee zou kunnen worden geacht door de gevolgen van de vernietiging ten koste van de bank te zijn verrijkt, het opleggen van een verplichting tot schadevergoeding niet voldoet aan het vereiste van art. 6:212 dat dit redelijk moet zijn. Het zou naar onze mening in strijd zijn met de ratio van art. 1:88 lid 1 indien een dergelijk - direct of indirect ook voor de echtgenoot van de lessee nadelig - rechtsgevolg zou worden verbonden aan een overeenkomst die niet zonder toestemming van de echtgenoot van de lessee had mogen worden gesloten en daarom vernietigd wordt.

.

Dubio
Berichten: 1268
Lid geworden op: 05 aug 2003 14:02

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door Dubio »

Maar goed dt jij ooit een vrouw gevonden hebt Hans. Anders moest je alles in je eentje betalen.

Pikant
Berichten: 327
Lid geworden op: 14 aug 2004 19:08

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door Pikant »

Omdat de Stichting Eegalease optreedt in een collectieve actie en daarin niet individueel getoetst kan worden wanneer de eega bekend geworden is met het bestaan van de effectenlease-overeenkomst, kan de eega alleen aan de collectieve actie deelnemen als de effectenlease-overeenkomst (vanwege verjaring van de claim) minder dan drie jaar voordat de Stichting Eegalease met de rechtszaak is begonnen tot stand is gekomen. Aanmelding bij de Stichting Eegalease heeft dus uitsluitend zin als de effectenlease-overeenkomst na 1 februari 2000 gesloten is.

LET OP!
Indien het langer dan drie jaar geleden is dat de effectenleaseovereenkomst getekend is, maar u aantoonbaar minder dan drie jaar geleden voor het eerst heeft gemerkt dat de effectenlease-overeenkomst bestond, kunt u wel individueel de door uw echtgeno(o)t(e)/geregistreerd partner ondertekende overeenkomst vernietigen. Neem daarover zo spoedig mogelijk contact op met een advocaat of Bureau voor Rechtshulp. Het heeft dus geen zin om u bij de Stichting Eegalease aan te melden!
Hans hier doel ik op !!! En de wijsheid van onder ede verklaren heb ik van mijn advocaat.

Zo zijn er b.v. ook mensen die beiden contracten afgesloten hebben en elkaars contracten, vernietigen !!
Jouw veronderstelling gaat uit van kwaadwillendheid en oplichting door de lessee. Hier kan echter geen sprake van zijn zie hiervoor onderstaande analyse
Is dus niet helemaal waar ! Verder bedankt voor je bijdrage.

Hans2
Berichten: 617
Lid geworden op: 02 jul 2003 21:00

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door Hans2 »

Het vernietigen van elkaars leasecontracten is inderdaad inderdaad tegenstrijdig.

Vraag bijft:
Is een contract wat is afgesloten door een gehuwde, indien het een huurkoopcontract betreft nog wel rechtsgeldig indien daar geen tweede handtekening van de andere echtgenoot onder staat.

Blijft dan nog steeds van kracht dat de echtgenoten bij het afsluiten dit uit onwetendheid niet kwaadwillend expres hebben gedaan.
Zij zullen niet met moedwil verzuimd hebben elkaars contract te tekenen.

De bank zal deze veronderstelde moedwil dan moeten bewijzen.

Nu de Lesee,s deze kennis (dat er een tweede handtekening nodig is)wel hebben na de ophef en commotie 3 jaar later doet daar niets aan af.

Zij hebben als leken gehandeld.
Professionals bij de bank hebben de contracten van deze echtgenoten totaal verkeerd behandeld en beoordeeld op het moment van afsluiting.

De bank had moeten weten dat het om een huurkopovereenkomst ging, en had zowel het ene als het andere contract terug moeten sturen bij afsluiting.
Dit met het verzoek alsnog de handtekening van de echtgenoot eronder te zetten daar ander de huurkoopovereenkomst niet door kon gaan.
De bank heeft als een blind paard de twee contracten uitgevoerd.
De bank is in deze in gebreken gebleven.(volgens mijn mening)

Hans2
Berichten: 617
Lid geworden op: 02 jul 2003 21:00

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door Hans2 »

Met andere woorden.

De lessees heben ondekt wat zij drie jaar geleden niet wisten, en dat is dat er een tweede handtekening nodig was.

Dat zij van dit feit nu het slechter is gegaan met een laeseovereenkomsten gebruik van maken van deze kennis is misschien dubieus.

Maar nog steeds gaat op als leek hadden zij die kennis niet.Het contract en de daarbij behorende toelichting zat ook niet zo in elkaar.
Het ontbreken van een verwijzing de handtekening van de echtgenoot is nodig + het ontbreken van de toelichting voor gehuwden is een grond voor de advocaat

De bank had die kennis wel .
Een dillema voor de rechter.
Maar als echtgenoten in zo,n situatie op dit moment....niet geschoten is altijd mis

john uit goirle
Berichten: 128
Lid geworden op: 04 feb 2004 23:46

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door john uit goirle »

als ze toen dit hadden gedaan dat beide moesten tekennen en goede en jiuste info gegeven dan zatten ze nu niet zo in de problemen.

dus al wisten ze beide wel van het bestaan en hebben beide een of meerdere overeenkomsten lopen waarbij de partner niet heeft meegetekend wil dat niet zeggen dat dit dan niet geld.

dan hadden ze betere voorlichting moeten geven. maar net als ze ons hebben belazert met het verzwijgen van de risico en al die mooie praatjes, zijn de rollen nu omgedraaid en door onze onjuiste afhandeling van de overeenkomsten zijn ze nu niet rechtsgeldig.

zo blijkt maar weer :een goede voorlichting en open en eerlijkheid en juiste uitvoering van alle zorgplichten had dit kunen voorkomen dexia!!!

maar door de gebreken in hun voorlichting is vernietiging nu een feit aan het worden.

als hun verlangen dat ik onder ede verklaar dat ik wist dat de overeenkomst van mijn partner bestond bij het ontstaan ervan. hebben ze het dus mooi mis.

ook al was het zo wel. dan geef ik als argument dat ik mijzelf en mijn partner in bescherming neem en niet kan worden gehoord als getuigen.
dit is ook in de wet geregeld.
net zo als dexia als argument geeft dat ze je niet de gegevens geeft waar je om vroeg (recht op inzage/CBP) om zich te beschermen tegen vervolging van rechtspraak en persoonlijke strafrechtelijke vervolgingen.

oog om oog, tand om tand dus..

ook ik ben ondertussen al met een advokaat mijn contracten aan het vernietiggen. ik ben er nu dus pas achter dat wij niet als partner hebben getekend. dexia wilde niet mijn gegevens toe sturen. dus ik kon niet weten dat ik niet meegetekend had en en ex-partner ookk niet.
ik kon het dus niet eerder weten dat ik een overeenkomst had die niet geldig was. ook als is hij dus in januari 2001 afgesloten en zijn de drie jaar voorbij. zolang dexia de papieren niet heeft toegestuurd met de gebruikelijke manier die aantoonbaar is.
D.w.z. aangetekend.!!!!!! kan ik altijd ontkennen dat ik ooit maar iets van hun heb gekregen. wie niet op mijn post reageert hoeft ook niet te verwachten dat ik op zijn post reageer en beken dat ik iets heb ontvangen.
mvg, john

Truus2004
Berichten: 2377
Lid geworden op: 17 jun 2004 00:13

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door Truus2004 »

dus ik kon niet weten dat ik niet meegetekend had en en ex-partner ookk niet
Vecht je dit samen met je expartner aan, of doen jullie dat ieder voor zich?

john uit goirle
Berichten: 128
Lid geworden op: 04 feb 2004 23:46

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door john uit goirle »

we zitten allebij bij dezelfde advokaat.

maar de zaken gaan apart.

aert0001
Berichten: 2173
Lid geworden op: 02 jul 2003 21:00

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door aert0001 »

Deze uitspraken gaan over één anker, we liggen voor meerdere ankers, vergeet dat a.u.b. niet, eegalease stond al sterk, maar wat te denken van "de zorgplicht" dit gaat nu spelen, en ook hier lacht het recht de gedupeerden toe, op meerdere belangrijke punten heeft Dexia de zorgplicht aan de laars gelapt, ook hier zal het betalen worden voor Dexia, en daarna misleiding! vul zelf de rest maar in, ik denk dat er flink achter de oortjes gekrabt gaat worden in Amsterdam,

groetjes Ton

Piet
Berichten: 4389
Lid geworden op: 02 jul 2003 21:20

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door Piet »

Beleggers winnen in Dexia-zaak

NRC Handelsblad

Door een onzer redacteuren

AMSTERDAM,19 NOV.
Beleggers in aandelenleaseproducten hebben vandaag hun zaak gewonnen tegen Dexia-bank bij de kantonrechters van Breda, Tilburg en Bergen op Zoom. De vraag waar het in de zaken om draaide, was of de handtekening van de partner vereist was in het aandelenleasecontract. Volgens de Stichting Eegalease, die beleggers vertegenwoordigt die geld hebben verloren, is dit het geval.
Volgens de rechter zijn de contracten om die reden vernietigbaar.
Dexia gaat in beroep.

Copyright NRC Handelsblad

Piet
Berichten: 4389
Lid geworden op: 02 jul 2003 21:20

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door Piet »

Beleggers winnen van Dexia in drie aandelenlease zaken

NRC Handelsblad

Door een onzer redacteuren

AMSTERDAM,zaterdag 20 november.

Beleggers in aandelenlease producten van Dexia hebben gisteren een overwinning
geboekt bij de kantonrechters van Breda, Tilburg en Bergen op Zoom. Dat blijkt uit de vonnissen die de rechtbank van Breda bekend heeft gemaakt.
De uitspraken betekenen dat de beleggers het contract met Dexia kunnen laten vernietigen. Een woordvoerder van de Stichting Eegalease, die 90.000 beleggers vertegenwoordigt, zei "erg happy" te zijn met het oordeel van de rechters.
Dexia zegt in hoger beroep te gaan. De vraag waar het in de drie door Dexia aangespannen zaken om draaide, was of de handtekening van de partner vereist was in het aandelenlease contract. Aandelenlease is het beleggen in aandelen met geleend geld. Volgens Dexia is dit niet het geval, maar volgens de Stichting Eegalease was die handtekening wel nodig. Met het vonnis van de kantonrechter is de overeenkomst in principe vernietigbaar, maar het Belgische financiële concern Dexia gaat in beroep.
Kantonrechters kwamen in dit soort aandelenlease zaken tot verschillende uitspraken in vergelijkbare gevallen. De kantonrechters van Roermond en Arnhem stelden Dexia in het gelijk. Maar de rechtszaken in Amsterdam, Zwolle en Lelystad werden gewonnen door de partners van de beleggers, die de contracten ongedaan willen maken.
"Het gaat de goede kant op de laatste tijd", aldus de woordvoerder van Eega1ease.
Dexia zegt "niet verbaasd" te zijn. "De rechters hebben tot nu toe verschillend geoordeeld. Het is aan een hogere rechter om het laatste woord te spreken."
Beide partijen gaan desnoods door tot aan de Hoge Raad. Volgens Dexia kan de zaak nog "lange tijd duren". Dexia noemt het beroep op de handtekening "er met de haren bijgesleept, en absoluut geen principiële zaak zoals misleiding".
In juli behaalde Dexia een overwinning, toen de Amsterdamse rechtbank Dexia's reclame voor het beleggingsproduct de Winstverdriedubbelaar "niet misleidend" noemde.

Copyright NRC Handelsblad

HvdB
Berichten: 1097
Lid geworden op: 25 aug 2004 17:58

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door HvdB »

Als we alles van te voren wisten was dat helemaal niet nodig geweest.

ronald g
Berichten: 2388
Lid geworden op: 28 apr 2005 22:41

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door ronald g »

Jij zit echt om een praatje verlegen je reageert nu al op een topic uit 2004

Elias
Berichten: 1972
Lid geworden op: 09 mar 2005 00:10

Re: Uitspraken Breda: Dexia moet betalen!

Ongelezen bericht door Elias »

Piet,

deze zienswijzen en uitspraken van rechters (waar er desnoods nog velen van gaan volgen) zijn de speerpunten van onze rechtvaardige zaak ...en de uiteindelijke ondergang van Dexia-NL. en c.s.:!:


UP.

Groet Elias.

Gesloten