LET OP: Dit topic is meer dan drie jaar geleden geplaatst. De informatie is mogelijk verouderd.

[ archief ] 9 NIEUW UITSPRAKEN OP RECHTSPRAAK.NL

Hier kan je jouw opmerkingen en klachten kwijt over LegioLease.
willy59
Berichten: 432
Lid geworden op: 05 feb 2004 17:49

9 NIEUW UITSPRAKEN OP RECHTSPRAAK.NL

Ongelezen bericht door willy59 »

9 nieuwe uitspraken op rechtspraak .nl

en allemaal verlies voor Dexia als ik goed gelezen heb.
En helemaal zorgplicht in Den Haag
willy
Laatst gewijzigd door willy59 op 02 feb 2005 19:47, 1 keer totaal gewijzigd.

justice man 007
Berichten: 1484
Lid geworden op: 21 mar 2004 20:41

Re: 9 NIEUW UITSPRAKEN OP RECHTSPRAAK.NL

Ongelezen bericht door justice man 007 »

LJN: AS4678,Sector kanton Rechtbank Utrecht, 350751 CV 04-2466 Printbare versie


Datum uitspraak: 02-02-2005
Datum publicatie: 02-02-2005
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: aandelenlease . In februari 2000 heeft [gedaagde in conventie] met Dexia een overeenkomst gesloten onder de naam "WinstVerDriedubbelaar" [...] 7. Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde in conventie] luidt dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met de WCK. [...] De conclusie moet zijn dat de wet beoogt ook een niet eerder “bedachte” vorm van con-sumentenkrediet als effectenlease onder zijn toepassingsbereik te brengen, mits de be-treffende transactie naar zijn strekking een krediettransactie is. Daarmee heeft Dexia, tegen de achtergrond van het innovatieve karakter van haar effectenlease product, reke-ning behoren te houden. [...] 13. Daar komt bij dat de effectenlease constructie naar het oordeel van de kantonrechter in elk geval valt onder de definitie van de kredietovereenkomst in Richtlijn 87/102/EEG, PB12.2.1987, L 42/48 zoals laatstelijk gewijzigd op 16 februari 1998. De kantonrechter acht bij de uitlegging van de WCK als hiervoor gegeven de verdragsrechtelijke opdracht om richtlijnconform te interpreteren niet doorslaggevend maar beschouwt die wel als een krachtig argument om de nationale wet in de richting van conformiteit te interprete-ren. Ook door die werking van de communautaire regelgeving behoeft Dexia niet verrast te zijn. 14. Volgens art. 9 WCK is het verboden zonder daartoe verleende vergunning krediet te verlenen. Ambtshalve is de kantonrechter gebleken dat Dexia ten tijde van het aangaan van de onderhavige overeenkomst niet over een vergunning als bedoeld in art. 9 WCK beschik-te. Dit brengt ingevolge art. 3:40 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) mee dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling. [...] 16. Omdat de overeenkomst nietig blijkt te zijn heeft de rechtsgrond die ten grondslag lag aan de door partijen verrichte prestaties van meet af aan ontbroken. Hetgeen ter uit-voering van de overeenkomst over en weer is betaald dient daarom als onverschuldigd in beginsel te worden terugbetaald (art. 6:203 e.v. BW). Het uitgangspunt hierbij is dat beide partijen hersteld dienen te worden in de situatie waarin zij zich bevonden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Dit uitgangspunt brengt mee dat de aangekochte aandelen voor rekening van Dexia blijven en dat Dexia niets te vorderen heeft van [gedaagde in conventie], nu de aankoopprijs van de aandelen gelijk is aan het ter beschikking gestelde geldbedrag. Voorts dient Dexia de door [gedaagde in conventie] betaalde rente als onverschuldigd aan [gedaagde in conventie] terug te betalen. 17. Met betrekking tot de gevolgen van de nietigheid overweegt de kantonrechter het volgende. Vast staat dat [gedaagde in conventie] geld in aandelen heeft willen steken en dus heeft geweten, althans heeft behoren te weten, dat daaraan het risico van waardedaling is ver-bonden. Nu dat risico zich heeft gerealiseerd is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet wordt gedaan. Aannemelijk is immers dat de nietigheid van de overeenkomst in rechte alleen aan de orde is gekomen doordat de aandelen in waarde zijn gedaald. De waardedaling dient dan ook voor een deel voor rekening van [gedaagde in conventie]ren-beek te blijven, doch niet verder dan voor het deel waarvan aannemelijk is dat hij het risico heeft kunnen overzien, in deze gelijk te stellen aan de waardedaling van de AEX-index gedurende de looptijd van de overeenkomst. Dit brengt mee dat op het aan [gedaagde in conventie] in beginsel te restitueren bedrag (de betaalde rente) in mindering mag worden gebracht een bedrag dat overeenkomt met het percentage van dat bedrag waarmee de AEX-index is gedaald in de periode van 3 februari 2000, de aankoopdatum van de aandelen, tot 3 februari 2003, het tijdstip waarop de voor 36 maanden aangegane overeen-komst tot een einde kwam (vergelijk ook de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 te vinden op www.dsi.nl).





Uitspraak


RECHTBANK UTRECHT
SECTOR KANTON, LOCATIE AMERSFOORT



Vonnis in de zaak van:

de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen: Dexia,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. H. Post, advocaat te Helmond,
rolgemachtigde: F.A.Th. Vrauwdeunt, gerechtsdeurwaarder te Utrecht,

tegen:

[GEDAAGDE IN CONVENTIE],
wonende te Elst,
verder ook te noemen: [gedaagde in conventie]
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. N.H.A. van Duuren, advocaat te Leiden.


Verloop van de procedure

Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussen partijen gewezen vonnis van de sector handels- en familierecht van deze rechtbank van 14 april 2004 (rol-nummer 169150/HAZA 03-2168), waarbij de zaak ter behandeling is verwezen naar de kantonrechter.
Vervolgens heeft Dexia gerepliceerd in conventie en geantwoord in reconventie en heeft [gedaagde in conventie] gedupliceerd in conventie en gerepliceerd in reconventie. Dexia heeft ten slotte gedupliceerd in reconventie.
Hierna is uitspraak bepaald.


Motivering in conventie en in reconventie

1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast.

a. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de Bank Labouchere N.V. te Amsterdam, tevens handelende onder de naam Legio, op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V., welke vennootschappen hierna alle wor-den aangeduid als Dexia.

b. In februari 2000 heeft [gedaagde in conventie] met Dexia een overeenkomst gesloten onder de naam "WinstVerDriedubbelaar" (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst heeft een looptijd van 36 maanden waarbij [gedaagde in conventie] van Dexia een door haar aangekocht pakket aandelen/effecten met een aankoopbedrag van €19.588,14 (ƒ 43.166,58) least voor een leasesom van € 23.698,26 (ƒ 52.224,09). Deze leasesom is opgebouwd uit het voormelde aankoopbedrag en een bedrag van € 4.110,12 (ƒ 9.057,51) aan rente. Op de overeenkomst zijn de "Bijzondere Voorwaarden Ef-fecten Lease" van toepassing.

c. [gedaagde in conventie] diende volgens de overeenkomst de genoemde leasesom als volgt aan Dexia te voldoen:
- gedurende de looptijd van de overeenkomst elke maand, in totaal dus 36 keer, een maandtermijn van € 114,17 (ƒ 251,60) op of omstreeks de 1e dag van iedere maand;
- € 45,38 (ƒ 100,--) op of omstreeks de 35e maand;
- € 19.542,76 (ƒ 43.066,58) aan het einde van de overeenkomst, volgens de over-eenkomst in principe te verrekenen met de verkoopopbrengst van de aande-len/effecten (in de overeenkomst ook "waarden" genoemd).

d. Artikel 5. van de overeenkomst luidt: "Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij beho-rende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden."

a. Dexia heeft aan het einde van de looptijd van de overeenkomst een eindafre-kening opgesteld, waarin is vermeld dat de opbrengst van de verkoop van de aandelen € 10.951,38 bedraagt en dat [gedaagde in conventie] een bedrag van € 8.750,93 aan haar dient te voldoen.


2. Dexia vordert in conventie dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie] veroordeelt om aan haar te betalen € 10.072,95, bestaande uit een na de eindafrekening openstaande hoofdsom van € 8.750,93, contractuele rente ad 0,96% per maand hierover vanaf 3 februari 2003 tot en met 29 augustus 2003 groot € 533,05 alsme-de buitengerechtelijke incassokosten van € 788,97, vermeerderd met de contractuele rente, althans de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 30 augustus 2003 en de pro-ceskosten.

3. [gedaagde in conventie] voert verweer tegen de vordering van Dexia en concludeert tot afwijzing daarvan. [gedaagde in conventie] heeft tevens verzocht om aanhouding van deze procedure totdat in de procedure van de Stichting Leaseverlies vonnis zal zijn gewezen.

4. In reconventie vordert [gedaagde in conventie]
te verklaren voor recht dat de overeenkomst door haar echtgenoot buitengerechtelijk is vernietigd;
te verklaren voor recht dat de overeenkomst wegens dwaling, althans bedrog of misbruik van omstandigheden is vernietigd;
ontbinding van de overeenkomst wegens toerekenbare tekortkoming van Dexia;
alsmede terugbetaling van € 4.110,12 vermeerderd met wettelijke rente, terugbetaling van € 45,38 en terugbetaling van al hetgeen waartoe zij in conventie mocht worden ver-oordeeld.

5. Bij conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie heeft Dexia haar vordering voorwaardelijk gewijzigd, in die zin dat zij, indien haar vordering in conventie wordt afgewezen en het beroep van [gedaagde in conventie] op vernietiging dan wel ontbinding slaagt, met een beroep op artikel 6:278 Burgerlijk Wetboek (BW) veroordeling van [gedaagde in conventie] vordert tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoop-waarde van de effecten verminderd met de waarde van de effecten op de datum van vernietiging of ontbinding van de overeenkomst, althans de waarde op het moment van verkoop.

6. Bij conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie heeft [gedaagde in conventie] een beroep gedaan op nietigheid van de overeenkomst wegens strijd met de Wet op het con-sumentekrediet (WCK). Dexia heeft bestreden dat de WCK van toepassing is.

7. Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde in conventie] luidt dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met de WCK.

1. De kredietsom bedraagt in het onderhavige geval € 19.588,14 en blijft daarmee onder de in artikel 3 lid 1 WCK genoemde limiet.

9. In de WCK wordt onder krediettransactie verstaan iedere overeenkomst en ieder sa-menstel van overeenkomsten met de strekking dat:
- door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet (art. 1 aanhef en sub a onder 1 WCK),
- door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer het genot van een roerende zaak wordt verschaft of een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienst wordt verleend en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet (art. 1 aanhef en sub a onder 2 WCK).
Blijkens de Memorie van Toelichting staat in de wet centraal het begrip krediettransac-tie, dat beoogt alle relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten. Daarbij is uitgangspunt dat een feitelijke omschrijving wordt gegeven van de verschillende ele-menten waaruit een krediettransactie kan bestaan.

10. De onderhavige overeenkomst kenmerkt zich hierdoor dat Dexia als aanbieder van de aandelen aan [gedaagde in conventie] ter financiering van die aandelen een bedrag ter beschik-king heeft gesteld, waarover [gedaagde in conventie] periodiek rente diende te betalen en welk be-drag [gedaagde in conventie] aan het einde van de looptijd diende terug te betalen.
Voor de vraag of de WCK van toepassing is op een overeenkomst met deze kenmerken is allereerst van belang of de overeenkomst geacht moet worden een relevante vorm van consumentenkrediet te zijn, met andere woorden of het hier gaat om een transactie waarvoor de wet beoogt de consument bescherming te bieden.
De kantonrechter is van oordeel dat dat het geval is. Als gevolg van de marktstrategie van de aanbieders, waaronder Dexia, is de effectenleaseconstructie door (potentiële) afnemers in toenemende mate opgevat als een voor iedereen toegankelijke mogelijkheid om een graantje mee te pikken van de gunstige beursontwikkelingen.
Daarbij is door de aanbieders de nadruk gelegd op het reeds profiteren, met andere woorden consumeren, van het genot verbonden aan de aandelen die met geleend geld zijn, respectievelijk nog zullen worden, aangeschaft vóórdat de eigendom is overgedra-gen. Aldus is naar het oordeel van de kantonrechter naar de strekking sprake van een krediettransactie als waarop de wet ziet.

11. De kantonrechter stelt vast dat noch uit de bewoordingen van de wet, noch uit de parlementaire geschiedenis valt op te maken dat de wetgever effectenlease constructies als de onderhavige expliciet onder de werking van de wet heeft willen brengen.
Tegen deze achtergrond dient de vraag te worden beantwoord of Dexia thans nadeel dient te ondervinden van de vaststelling dat een overeenkomst als de onderhavige naar haar strekking valt onder de reikwijdte van de WCK, met andere woorden of de rechts-zekerheid toelaat dat de beschermende werking van de wet zich, niettegenstaande voormelde vaststelling, uitstrekt tot de effectenlease constructie.

12. Met de effectenleaseconstructie heeft Dexia een complex financieel product aange-boden dat nieuwe mogelijkheden bood die tot dan toe niet waren voorzien. Zoals hier-voor is vastgesteld is dat product naar zijn aard een krediettransactie als bedoeld in de WCK. Concreet is nu de vraag of Dexia aan het feit dat noch sprake is van het daadwer-kelijk ter beschikking stellen van een geldsom, noch van het verschaffen van roerende zaken, de zekerheid heeft mogen ontlenen dat de werking van de wet aan de effectenlea-se constructie voorbij zou gaan.
Dat is niet het geval. Wie nieuwe (maatschappelijke, financiële, technologische of ande-re) ontwikkelingen introduceert heeft er rekening mee te houden dat het recht daarmee, zoveel als mogelijk, gelijke tred zal trachten te houden. De WCK biedt die mogelijkheid. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat het toepassingsbereik van de WCK op principiële gronden is beperkt tot roerende zaken.
Voorts beoogt de wet, zoals hiervoor is overwogen, alle relevante vormen van consu-mentenkrediet te omvatten, waarbij uitgangspunt is dat de wet een feitelijke omschrij-ving geeft van de verschillende elementen waaruit een krediettransactie kan bestaan, omdat bij een meer formeel-juridische benadering het gevaar bestaat van ontduiking van de wet via juridische constructies die de economische werkelijkheid maskeren.
De conclusie moet zijn dat de wet beoogt ook een niet eerder “bedachte” vorm van con-sumentenkrediet als effectenlease onder zijn toepassingsbereik te brengen, mits de be-treffende transactie naar zijn strekking een krediettransactie is. Daarmee heeft Dexia, tegen de achtergrond van het innovatieve karakter van haar effectenlease product, reke-ning behoren te houden.

13. Daar komt bij dat de effectenlease constructie naar het oordeel van de kantonrechter in elk geval valt onder de definitie van de kredietovereenkomst in Richtlijn 87/102/EEG, PB12.2.1987, L 42/48 zoals laatstelijk gewijzigd op 16 februari 1998. De kantonrechter acht bij de uitlegging van de WCK als hiervoor gegeven de verdragsrechtelijke opdracht om richtlijnconform te interpreteren niet doorslaggevend maar beschouwt die wel als een krachtig argument om de nationale wet in de richting van conformiteit te interprete-ren.
Ook door die werking van de communautaire regelgeving behoeft Dexia niet verrast te zijn.

14. Volgens art. 9 WCK is het verboden zonder daartoe verleende vergunning krediet te verlenen.
Ambtshalve is de kantonrechter gebleken dat Dexia ten tijde van het aangaan van de onderhavige overeenkomst niet over een vergunning als bedoeld in art. 9 WCK beschik-te. Dit brengt ingevolge art. 3:40 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) mee dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling. De overeenkomst tussen partij-en is nietig, en niet vernietigbaar, omdat artikel 9 WCK niet uitsluitend ziet op de be-scherming van een van de partijen bij de overeenkomst. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het vergunningenstelsel ook strekt ter bescherming van een algemeen belang en wel een goed functionerende markt voor consumentenkredieten. Nu de WCK wel mede be-oogt consumenten te beschermen tegen onvoldoende informatie en ondeskundig optre-den is er geen reden om te veronderstellen dat de uitzondering van artikel 3:40 lid 3 BW (de wetsbepaling heeft niet de strekking de geldigheid van de daarmee strijdige rechts-handelingen aan te tasten) van toepassing is.

15. Nu de kantonrechter tot dit oordeel komt op grond van het ontbreken van een ver-gunning en partijen in deze zaak daarover nog niet hebben gedebatteerd, ligt het voor de hand hen in de gelegenheid te stellen zich hierover uit te laten. In het onderhavige geval wordt daarvan afgezien omdat de stellingen van Dexia, de partij die daar primair belang bij heeft, de kantonrechter ambtshalve bekend zijn en, voor zover zij een andere conclusie voorstaan, worden verworpen (vergelijk de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 26 januari 2005, LJN AS4156).

16. Omdat de overeenkomst nietig blijkt te zijn heeft de rechtsgrond die ten grondslag lag aan de door partijen verrichte prestaties van meet af aan ontbroken. Hetgeen ter uit-voering van de overeenkomst over en weer is betaald dient daarom als onverschuldigd in beginsel te worden terugbetaald (art. 6:203 e.v. BW). Het uitgangspunt hierbij is dat beide partijen hersteld dienen te worden in de situatie waarin zij zich bevonden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Dit uitgangspunt brengt mee dat de aangekochte aandelen voor rekening van Dexia blijven en dat Dexia niets te vorderen heeft van [gedaagde in conventie], nu de aankoopprijs van de aandelen gelijk is aan het ter beschikking gestelde geldbedrag. Voorts dient Dexia de door [gedaagde in conventie] betaalde rente als onverschuldigd aan [gedaagde in conventie] terug te betalen.

17. Met betrekking tot de gevolgen van de nietigheid overweegt de kantonrechter het volgende. Vast staat dat [gedaagde in conventie] geld in aandelen heeft willen steken en dus heeft geweten, althans heeft behoren te weten, dat daaraan het risico van waardedaling is ver-bonden. Nu dat risico zich heeft gerealiseerd is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet wordt gedaan. Aannemelijk is immers dat de nietigheid van de overeenkomst in rechte alleen aan de orde is gekomen doordat de aandelen in waarde zijn gedaald. De waardedaling dient dan ook voor een deel voor rekening van [gedaagde in conventie]ren-beek te blijven, doch niet verder dan voor het deel waarvan aannemelijk is dat hij het risico heeft kunnen overzien, in deze gelijk te stellen aan de waardedaling van de AEX-index gedurende de looptijd van de overeenkomst. Dit brengt mee dat op het aan [gedaagde in conventie] in beginsel te restitueren bedrag (de betaalde rente) in mindering mag worden gebracht een bedrag dat overeenkomt met het percentage van dat bedrag waarmee de AEX-index is gedaald in de periode van 3 februari 2000, de aankoopdatum van de aandelen, tot 3 februari 2003, het tijdstip waarop de voor 36 maanden aangegane overeen-komst tot een einde kwam (vergelijk ook de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 te vinden op www.dsi.nl).

18. Hetgeen partijen verder over en weer hebben gesteld, ook in verband met het ver-zoek om aanhouding, kan niet tot een ander oordeel leiden en behoeft daarom geen bespreking meer.

19. Uit het voorgaande volgt dat de vordering in conventie moet worden afgewezen. Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.

20. De vordering in reconventie kan als volgt worden toegewezen. De kosten van de procedure in reconventie zullen worden gecompenseerd in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.


Beslissing

De kantonrechter:

in conventie

wijst de vordering af;

veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, tot op heden aan de kant van [gedaagde in conventie] begroot op € 540,-;

in reconventie

veroordeelt Dexia om aan [gedaagde in conventie] tegen bewijs van kwijting terug te betalen een be-drag van € 4.110,12, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de diverse tijdtippen van betaling door [gedaagde in conventie] tot de voldoening;

bepaalt dat Dexia op dit bedrag in mindering mag brengen een bedrag dat overeenkomt met het percentage van € 4.110,12 waarmee de AEX-index is gedaald in de periode van 3 februari 2000 tot 3 februari 2003;

veroordeelt Dexia om aan [gedaagde in conventie] tegen bewijs van kwijting terug te betalen een be-drag van € 45,38;

verklaart dit vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;

compenseert de proceskosten tussen partijen in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.


Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 2 februari 2005.

justice man 007
Berichten: 1484
Lid geworden op: 21 mar 2004 20:41

Re: 9 NIEUW UITSPRAKEN OP RECHTSPRAAK.NL

Ongelezen bericht door justice man 007 »

De uitspraak van het DSI in het hoger beroep is wel degelijk van precedent werking!

Rechtbank Utrecht neemt de visie van het DSI over.

Dat terwijl er in een uitspraak van 26-01-2005 (die gister geplaatst is worden) van kanton Utrecht alleen de restschuld werd kwijt gescholden!

Groeten justice
Laatst gewijzigd door justice man 007 op 02 feb 2005 18:22, 1 keer totaal gewijzigd.

justice man 007
Berichten: 1484
Lid geworden op: 21 mar 2004 20:41

Re: 9 NIEUW UITSPRAKEN OP RECHTSPRAAK.NL

Ongelezen bericht door justice man 007 »

LJN: AS4172,Sector kanton Rechtbank Utrecht, 360063 CU 04-5014 Printbare versie


Datum uitspraak: 26-01-2005
Datum publicatie: 31-01-2005
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: aandelenlease Op 5 juni 2000 heeft [gedaagde] met Dexia een overeenkomst gesloten onder de naam "Winstverdriedubbelaar" [...] Aangezien het in dit geding gaat om een overeenkomst waarop mogelijk de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) van toepassing is, overweegt de kantonrechter ambtshalve omtrent die toepasselijkheid het navolgende. De kredietsom bedraagt in het onderhavige geval € 19.572,84 en blijft daarmee onder de in artikel 3 lid 1 WCK genoemde limiet. [...] Aldus is naar het oordeel van de kantonrechter naar de strekking sprake van een krediettransactie als waarop de wet ziet. 8. De kantonrechter stelt vast dat noch uit de bewoordingen van de wet, noch uit de parlementaire geschiedenis valt op te maken dat de wetgever effectenlease constructies als de onderhavige expliciet onder de werking van de wet heeft willen brengen. Tegen deze achtergrond dient de vraag te worden beantwoord of Dexia thans nadeel dient te ondervinden van de vaststelling dat een overeenkomst als de onderhavige naar haar strekking valt onder de reikwijdte van de WCK, met andere woorden of de rechts-zekerheid toelaat dat de beschermende werking van de wet zich, niettegenstaande voormelde vaststelling, uitstrekt tot de effectenlease constructie. [...] De conclusie moet zijn dat de wet beoogt ook een niet eerder “bedachte” vorm van con-sumentenkrediet als effectenlease onder zijn toepassingsbereik te brengen, mits de be-treffende transactie naar zijn strekking een krediettransactie is. Daarmee heeft Dexia, tegen de achtergrond van het innovatieve karakter van haar effectenlease product, reke-ning behoren te houden. [...] 10. Daar komt bij dat de effectenlease constructie naar het oordeel van de kantonrechter in elk geval valt onder de definitie van de kredietovereenkomst in Richtlijn 87/102/EEG, PB12.2.1987, L 42/48 zoals laatstelijk gewijzigd op 16 februari 1998. De kantonrechter acht bij de uitlegging van de WCK als hiervoor gegeven de verdragsrechtelijke opdracht om richtlijnconform te interpreteren niet doorslaggevend maar beschouwt die wel als een krachtig argument om de nationale wet in de richting van conformiteit te interprete-ren. Ook door die werking van de communautaire regelgeving behoeft Dexia niet verrast te zijn. 11. Volgens art. 9 WCK is het verboden zonder daartoe verleende vergunning krediet te verlenen. Ambtshalve is de kantonrechter gebleken dat Dexia ten tijde van het aangaan van de onderhavige overeenkomst niet over een vergunning als bedoeld in art. 9 WCK beschik-te. Dit brengt ingevolge art. 3:40 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) mee dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling. [...] 12. Omdat de overeenkomst nietig blijkt te zijn heeft de rechtsgrond die ten grondslag lag aan de door partijen verrichte prestaties van meet af aan ontbroken. Hetgeen ter uit-voering van de overeenkomst over en weer is betaald dient daarom als onverschuldigd in beginsel te worden terugbetaald (art. 6:203 e.v. BW). Het uitgangspunt hierbij is dat beide partijen hersteld dienen te worden in de situatie waarin zij zich bevonden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Dit uitgangspunt brengt mee dat de aangekochte aandelen voor rekening van Dexia blijven en dat Dexia niets te vorderen heeft van [gedaagde], nu de aankoopprijs van de aandelen gelijk is aan het ter beschikking gestelde geldbedrag. Voorts dient Dexia de door [gedaagde] betaalde rente als onverschuldigd aan [gedaagde] terug te betalen. [...] 14. Met betrekking tot de gevolgen van de nietigheid overweegt de kantonrechter het volgende. Vast staat dat [gedaagde] geld in aandelen heeft willen steken en dus heeft geweten, althans heeft behoren te weten, dat daaraan het risico van waardedaling is verbonden. Nu dat risico zich heeft gerealiseerd is het naar maatstaven van redelijkheid en billijk-heid onaanvaardbaar dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet wordt gedaan. Aannemelijk is immers dat de nietigheid van de over-eenkomst in rechte alleen aan de orde is gekomen doordat de aandelen sterk in waarde zijn gedaald. De waardedaling dient dan ook voor een deel voor rekening van [gedaagde] te blijven, doch niet verder dan voor het deel waarvan aannemelijk is dat hij het risico heeft kunnen overzien, in deze gelijk te stellen aan het bedrag van de betaalde maand-termijnen aan rente.





Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
SECTOR KANTON, LOCATIE UTRECHT


Vonnis in de zaak van:

de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen: Dexia,
eisende partij,
gemachtigde: F.A.Th. Vrauwdeunt, deurwaarder te Utrecht,

tegen:

[gedaagde],
wonende te Utrecht,
verder ook te noemen: [gedaagde],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. C.A. Jonkers, advocaat te Utrecht.


Verloop van de procedure

Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussen partijen gewezen vonnis van de sector handels- en familierecht van deze rechtbank van 23 juni 2004 (rol-nummer 170469/ HA ZA 04-9), waarbij de zaak ter behandeling is verwezen naar de kantonrechter.
Vervolgens heeft Dexia gerepliceerd en heeft [gedaagde] gedupliceerd.
Hierna is uitspraak bepaald.


Motivering

1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast.

a. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de Bank Labouchere N.V. te Amsterdam, tevens handelende onder de naam Legio, op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V., welke vennootschappen hierna alle worden aangeduid als Dexia.

b. Op 5 juni 2000 heeft [gedaagde] met Dexia een overeenkomst gesloten onder de naam "Winstverdriedubbelaar" (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst heeft een looptijd van 36 maanden waarbij [gedaagde] van Dexia een door haar aangekocht pakket aande-len/effecten met een aankoopbedrag van € 19.572,84 least voor een leasesom van € 23.679,72. Deze leasesom is opgebouwd uit het voormelde aankoopbedrag en een be-drag van € 4.106,88 aan rente. Op de overeenkomst zijn de "Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease" van toepassing.

c. [gedaagde] diende volgens de overeenkomst de genoemde leasesom als volgt aan Dexia te voldoen:
- gedurende de looptijd van de overeenkomst elke maand, in het totaal dus 36 keer, een maandtermijn van € 114,08 op of omstreeks de 1e dag van iedere maand;
- € 45,38 op of omstreeks de 35e maand;
- € 19.527,46 aan het einde van de overeenkomst, volgens de overeenkomst in principe te verrekenen met de verkoopopbrengst van de aandelen/effecten (in de overeen-komst ook "waarden" genoemd).

d. Artikel 5. van de overeenkomst luidt: "Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bij-zondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automa-tisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden."

e. Dexia heeft aan het einde van de looptijd van de overeenkomst een eindafrekening opgesteld, waarin is vermeld dat de opbrengst van de verkoop van de aandelen € 8.193,96 bedraagt en dat [gedaagde] een bedrag van € 11.492,96 aan haar dient te voldoen.

2. Dexia vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] ver-oordeelt om aan haar te betalen €12.737,93, bestaande uit een na de eindafrekening openstaande hoofdsom van €11.492,96, contractuele rente ad 0,96% per maand hierover vanaf 2 juni 2003 tot en met 11 september 2003 van €315,58 alsmede buitengerechtelijke incassokosten van € 929,39, vermeerderd met de contractuele rente, althans de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 12 september 2003 en de proceskosten.

3. [gedaagde] voert verweer tegen de vordering van Dexia en concludeert tot afwijzing daar-van. [gedaagde] heeft tevens verzocht om aanhouding van deze procedure totdat duidelijk-heid is verkregen in de collectieve procedure van de Stichting Leaseverlies.

4. Aangezien het in dit geding gaat om een overeenkomst waarop mogelijk de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) van toepassing is, overweegt de kantonrechter ambts-halve omtrent die toepasselijkheid het navolgende.

5. De kredietsom bedraagt in het onderhavige geval € 19.572,84 en blijft daarmee onder de in artikel 3 lid 1 WCK genoemde limiet.

6. In de WCK wordt onder krediettransactie verstaan iedere overeenkomst en ieder sa-menstel van overeenkomsten met de strekking dat:
- door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet (art. 1 aanhef en sub a onder 1 WCK),
- door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer het genot van een roerende zaak wordt verschaft of een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienst wordt verleend en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet (art. 1 aanhef en sub a onder 2 WCK).
Blijkens de Memorie van Toelichting staat in de wet centraal het begrip krediettransac-tie, dat beoogt alle relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten. Daarbij is uitgangspunt dat een feitelijke omschrijving wordt gegeven van de verschillende ele-menten waaruit een krediettransactie kan bestaan.

7. De onderhavige overeenkomst kenmerkt zich hierdoor dat Dexia als aanbieder van de aandelen aan [gedaagde] ter financiering van die aandelen een bedrag ter beschikking heeft gesteld, waarover [gedaagde] periodiek rente diende te betalen en welk bedrag [gedaagde] aan het einde van de looptijd diende terug te betalen.
Voor de vraag of de WCK van toepassing is op een overeenkomst met deze kenmerken is allereerst van belang of de overeenkomst geacht moet worden een relevante vorm van consumentenkrediet te zijn, met andere woorden of het hier gaat om een transactie waarvoor de wet beoogt de consument bescherming te bieden.
De kantonrechter is van oordeel dat dat het geval is. Als gevolg van de marktstrategie van de aanbieders, waaronder Dexia, is de effectenleaseconstructie door (potentiële) afnemers in toenemende mate opgevat als een voor iedereen toegankelijke mogelijkheid om een graantje mee te pikken van de gunstige beursontwikkelingen.
Daarbij is door de aanbieders de nadruk gelegd op het reeds profiteren, met andere woorden consumeren, van het genot verbonden aan de aandelen die met geleend geld zijn, respectievelijk nog zullen worden, aangeschaft vóórdat de eigendom is overgedra-gen. Aldus is naar het oordeel van de kantonrechter naar de strekking sprake van een krediettransactie als waarop de wet ziet.

8. De kantonrechter stelt vast dat noch uit de bewoordingen van de wet, noch uit de parlementaire geschiedenis valt op te maken dat de wetgever effectenlease constructies als de onderhavige expliciet onder de werking van de wet heeft willen brengen.
Tegen deze achtergrond dient de vraag te worden beantwoord of Dexia thans nadeel dient te ondervinden van de vaststelling dat een overeenkomst als de onderhavige naar haar strekking valt onder de reikwijdte van de WCK, met andere woorden of de rechts-zekerheid toelaat dat de beschermende werking van de wet zich, niettegenstaande voormelde vaststelling, uitstrekt tot de effectenlease constructie.

9. Met de effectenleaseconstructie heeft Dexia een complex financieel product aange-boden dat nieuwe mogelijkheden bood die tot dan toe niet waren voorzien. Zoals hier-voor is vastgesteld is dat product naar zijn aard een krediettransactie als bedoeld in de WCK. Concreet is nu de vraag of Dexia aan het feit dat noch sprake is van het daadwer-kelijk ter beschikking stellen van een geldsom, noch van het verschaffen van roerende zaken, de zekerheid heeft mogen ontlenen dat de werking van de wet aan de effectenlea-se constructie voorbij zou gaan.
Dat is niet het geval. Wie nieuwe (maatschappelijke, financiële, technologische of ande-re) ontwikkelingen introduceert heeft er rekening mee te houden dat het recht daarmee, zoveel als mogelijk, gelijke tred zal trachten te houden. De WCK biedt die mogelijkheid. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat het toepassingsbereik van de WCK op principiële gronden is beperkt tot roerende zaken.
Voorts beoogt de wet, zoals hiervoor is overwogen, alle relevante vormen van consu-mentenkrediet te omvatten, waarbij uitgangspunt is dat de wet een feitelijke omschrij-ving geeft van de verschillende elementen waaruit een krediettransactie kan bestaan, omdat bij een meer formeel-juridische benadering het gevaar bestaat van ontduiking van de wet via juridische constructies die de economische werkelijkheid maskeren.
De conclusie moet zijn dat de wet beoogt ook een niet eerder “bedachte” vorm van con-sumentenkrediet als effectenlease onder zijn toepassingsbereik te brengen, mits de be-treffende transactie naar zijn strekking een krediettransactie is. Daarmee heeft Dexia, tegen de achtergrond van het innovatieve karakter van haar effectenlease product, reke-ning behoren te houden.

10. Daar komt bij dat de effectenlease constructie naar het oordeel van de kantonrechter in elk geval valt onder de definitie van de kredietovereenkomst in Richtlijn 87/102/EEG, PB12.2.1987, L 42/48 zoals laatstelijk gewijzigd op 16 februari 1998. De kantonrechter acht bij de uitlegging van de WCK als hiervoor gegeven de verdragsrechtelijke opdracht om richtlijnconform te interpreteren niet doorslaggevend maar beschouwt die wel als een krachtig argument om de nationale wet in de richting van conformiteit te interprete-ren.
Ook door die werking van de communautaire regelgeving behoeft Dexia niet verrast te zijn.

11. Volgens art. 9 WCK is het verboden zonder daartoe verleende vergunning krediet te verlenen.
Ambtshalve is de kantonrechter gebleken dat Dexia ten tijde van het aangaan van de onderhavige overeenkomst niet over een vergunning als bedoeld in art. 9 WCK beschik-te. Dit brengt ingevolge art. 3:40 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) mee dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling. De overeenkomst tussen partij-en is nietig, en niet vernietigbaar, omdat artikel 9 WCK niet uitsluitend ziet op de be-scherming van een van de partijen bij de overeenkomst. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het vergunningenstelsel ook strekt ter bescherming van een algemeen belang en wel een goed functionerende markt voor consumentenkredieten. Nu de WCK wel mede be-oogt consumenten te beschermen tegen onvoldoende informatie en ondeskundig optre-den is er geen reden om te veronderstellen dat de uitzondering van artikel 3:40 lid 3 BW (de wetsbepaling heeft niet de strekking de geldigheid van de daarmee strijdige rechts-handelingen aan te tasten) van toepassing is.

12. Omdat de overeenkomst nietig blijkt te zijn heeft de rechtsgrond die ten grondslag lag aan de door partijen verrichte prestaties van meet af aan ontbroken. Hetgeen ter uit-voering van de overeenkomst over en weer is betaald dient daarom als onverschuldigd in beginsel te worden terugbetaald (art. 6:203 e.v. BW). Het uitgangspunt hierbij is dat beide partijen hersteld dienen te worden in de situatie waarin zij zich bevonden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Dit uitgangspunt brengt mee dat de aangekochte aandelen voor rekening van Dexia blijven en dat Dexia niets te vorderen heeft van [gedaagde], nu de aankoopprijs van de aandelen gelijk is aan het ter beschikking gestelde geldbe-drag. Voorts dient Dexia de door [gedaagde] betaalde rente als onverschuldigd aan [gedaagde] terug te betalen.

13. Nu de kantonrechter tot dit oordeel komt op grond van overwegingen waaromtrent partijen in deze zaak niet hebben gedebatteerd, ligt het voor de hand hen in de gelegen-heid te stellen zich hierover uit te laten. In het onderhavige geval wordt daarvan afgezien omdat de stellingen van Dexia, de partij die daar primair belang bij heeft, de kanton-rechter ambtshalve bekend zijn en, voor zover zij een andere conclusie voorstaan, wor-den verworpen.

14. Met betrekking tot de gevolgen van de nietigheid overweegt de kantonrechter het volgende. Vast staat dat [gedaagde] geld in aandelen heeft willen steken en dus heeft geweten, althans heeft behoren te weten, dat daaraan het risico van waardedaling is verbonden. Nu dat risico zich heeft gerealiseerd is het naar maatstaven van redelijkheid en billijk-heid onaanvaardbaar dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet wordt gedaan. Aannemelijk is immers dat de nietigheid van de over-eenkomst in rechte alleen aan de orde is gekomen doordat de aandelen sterk in waarde zijn gedaald. De waardedaling dient dan ook voor een deel voor rekening van [gedaagde] te blijven, doch niet verder dan voor het deel waarvan aannemelijk is dat hij het risico heeft kunnen overzien, in deze gelijk te stellen aan het bedrag van de betaalde maand-termijnen aan rente.

15. Hetgeen partijen verder over en weer hebben gesteld, ook in verband met het ver-zoek om aanhouding, kan niet tot een ander oordeel leiden en behoeft daarom geen bespreking meer.

16. Uit het voorgaande volgt dat de vordering moet worden afgewezen. Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.


3. Beslissing

De kantonrechter:


wijst de vordering af;

veroordeelt Dexia tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], tot de uit-spraak van dit vonnis begroot op € 540,-- aan salaris gemachtigde.


Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Keijzer, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2005.

justice man 007
Berichten: 1484
Lid geworden op: 21 mar 2004 20:41

Re: 9 NIEUW UITSPRAKEN OP RECHTSPRAAK.NL

Ongelezen bericht door justice man 007 »

LJN: AS4388,Sector kanton Rechtbank 's-Gravenhage, 430020 / 04-14596 Printbare versie


Datum uitspraak: 18-01-2005
Datum publicatie: 02-02-2005
Rechtsgebied: Handelszaak
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Aandelenlease - WinstVerDriedubbelaar. Gedaagde kan zich beroepen op buitengerechtelijke vernietiging van de overenkomst door haar echtgenoot. Vordering van Dexia wordt afgewezen.





Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie 's-Gravenhage

hw
rolnr. 430020 / 04-14596
18 januari 2005

Vonnis in de zaak van:

de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland NV,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Incasso BV,
rolgemachtigde: dw E. van Mastrigt,

tegen

[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr L. ten Velden;
rolgemachtigde: dw E. van Mastrigt.

Procedure

1. De kantonrechter heeft kennisgenomen van alle gedingstukken met producties in het griffiedossier in deze door de sector civiel van deze rechtbank bij incidenteel vonnis naar hem verwezen zaak. Hij zal de partijen hierna aanduiden als "Dexia" en "[gedaagde]". Het vonnis is geruime tijd aangehouden in afwachting van te ontwikkelen landelijke of plaatselijke rechtseenheid - voor zover althans mogelijk - in de grote hoeveelheid Dexia-zaken, die ook deze rechtbank heeft overspoeld. Vonnis is uiteindelijk bepaald op heden.

Vaststaande feiten

2. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de Bank Labouchere NV, op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease BV. Beide rechtsvoorgangers worden hierna aangeduid als "Legio" en ook wel als "Dexia". Dexia is terzake van de onderhavige overeenkomst in alle rechten en verplichtingen van Legio getreden.

3. [gedaagde] heeft op of omstreeks 28 april 2000 met Legio onder contractnummer 74407997 een overeenkomst van aandelenlease gesloten met de productnaam "WinstVerDriedubbelaar". Deze overeenkomst heeft een looptijd van 36 maanden waarbij [gedaagde] van Legio een door Legio in drie jaarlijkse tranches te kopen pakket aandelen of effecten least voor een totale leasesom van omgerekend € 23.668,53, bestaande uit het aankoopbedrag van € 19.563,81 en € 4.104,72 aan rente. Volgens de overeenkomst moest [gedaagde] voormelde leasesom voldoen in 36 maandelijkse termijnen van elk € 114,02 (de totale rente), voorts € 45,38 omstreeks de 35e maand en tenslotte € 19.518,43 aan het einde van de overeenkomst (het totale aankoopbedrag), dat laatste bedrag in beginsel door Legio te verrekenen met de verkoopopbrengst van de aandelen. Op de overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van Legio.

4. Gedurende de looptijd van de overeenkomst heeft [gedaagde] via een zogenaamde volstorting met korting wegens tussentijdse betaling ineens (zie de onweersproken producties 10 en 11 bij repliek) al haar 36 maandtermijnen inclusief korting van in totaal € 3.970,15 (in plaats van de in rov. 3 vermelde € 4.104,72) aan Dexia betaald, de zogenaamde inleg. Dexia heeft aan het einde van de looptijd het aandelenpakket verkocht en per 28 april 2003 een eindafrekening opgesteld, volgens welke [gedaagde] een negatief saldo van € 11.189,94 met 0,96% contractuele rente per maand aan Dexia zou dienen te betalen, de zogenaamde restschuld. Ondanks herhaalde sommaties heeft [gedaagde] deze restschuld onbetaald gelaten.

Geschillen

5. Bij inleidende dagvaarding van 19 september 2003 heeft Dexia betaling gevorderd door [gedaagde] van voormelde restschuld van € 11.189,94, vermeerderd met € 349,64 aan verstreken vertragingsrente en € 929,39 inclusief BTW aan incassokosten, in totaal dus € 12.468,97 met verdere contractuele rente en proceskosten.

6. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna voor zover nog nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

7. Voor de onderbouwing van de vorderingen en de nadere standpunten van partijen verwijst de kantonrechter kortheidshalve naar de wederzijdse gedingstukken met producties.

Beoordeling

8. Namens [gedaagde] is al bij antwoord met bewijsstukken (producties 9 en 10 bij antwoord) gemotiveerd betoogd dat haar echtgenoot [echtgenoot gedaagde] bij brief van 18 april 2003 aan Dexia de onderhavige overeenkomst van effectenlease (en nog twee andere soortgelijke overeenkomsten) tussen Dexia en [gedaagde] buitengerechtelijk heeft vernietigd wegens het ontbreken van zijn toestemming in weerwil van het bepaalde in art. 1:88 BW. Hoewel een bewijsstuk daarvan ontbreekt, heeft Dexia niet betwist dat [echtgenoot gedaagde] bij het aangaan van de onderhavige overeenkomst op of omstreeks 28 april 2000 met [gedaagde] was gehuwd.

9. Weliswaar is dit verweer pas bij dupliek door [gedaagde] met zoveel woorden genoemd ter directe afwering van de vordering van Dexia - bij antwoord werd dit verweer nog slechts genoemd in verband met het verzoek tot aanhouding gelet op de Amsterdamse Eegalease-zaak -, maar Dexia had bij repliek naar het oordeel van de kantonrechter redelijkerwijs moeten begrijpen dat [gedaagde] dit argument ook wenste te hanteren ter directe afwering van de vordering. Dat Dexia dit aanvankelijk ook zo begreep blijkt voorts uit blz. 4 van haar dagvaarding, waarin zij inhoudelijk alvast ingaat op het aan de artt. 1:88 en 1:89 BW ontleende en aan Dexia uit de correspondentie met [echtgenoot gedaagde] en [gedaagde] buiten rechte reeds bekende verweer. Voor risico en rekening van Dexia moet blijven, dat zij desondanks bij haar omvangrijke repliek slechts 4 summiere alinea's van haar in totaal 108 alinea's heeft gewijd aan dit op de artikelen 1:88 en 1:89 BW gebaseerde en meest verstrekkende verweer van [gedaagde] (zie de alinea's 58 t/m 60 en voorts 44 van de repliek). Om redenen van proceseconomie verwerpt de kantonrechter het verzoek van Dexia in alinea 60 bij repliek om op dit punt zo nodig nog nader inhoudelijk verweer te mogen voeren.

10. Met dit verweer van [gedaagde] hangt samen de vraag of de onderhavige overeenkomst van effectenlease al dan niet moet worden gekwalificeerd als huurkoop, een species van koop op afbetaling. Op dat punt is Dexia bij repliek wel zeer uitvoerig ingegaan. Voor beide tegengestelde standpunten is in de literatuur en lagere jurisprudentie al het nodige gezegd. Een verlossende uitspraak van de Hoge Raad is er ook op dit geschilpunt nog niet. De kantonrechter sluit zich aan bij de tendens in de lagere jurisprudentie om de WinstVerDriedubbelaar wel aan te merken als een overeenkomst van huurkoop en dus koop op afbetaling, waartoe kortheidshalve vooral wordt verwezen naar NJF 2004, nrs. 409 en 425. Dat ook Dexia hier destijds rekening mee heeft gehouden, moge blijken uit de eigen verwijzingen op haar eindafrekening en in de artt. 11 en 15 van haar bijzondere voorwaarden naar specifieke wetsartikelen voor koop op afbetaling.

11. Daarmee is gegeven dat art. 1:88 onder d BW van toepassing is op de onderhavige overeenkomst van aandelenlease. Kortheidshalve verwijst de kantonrechter nog naar de overwegingen van de Amsterdamse kantonrechter in de zogenaamde Eegalease-zaak, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJN AQ7412, die hier worden overgenomen en bevestigd. Er is geen aanleiding in deze zaak anders te oordelen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste van de echtgenoot van de contractant dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke regeling van koop op afbetaling, met inbegrip van de in art. 7A:1576 lid 5 BW bedoelde vermogensrechten zoals de onderhavige aandelen.

12. Met het voorgaande is ook gegeven dat in deze procedure moet worden uitgegaan van een rechtsgeldige buitengerechtelijke vernietiging door [gedaagde]'s echtgenoot [echtgenoot gedaagde] van de onderhavige overeenkomst van aandelenlease tussen Dexia en [gedaagde] op de voet van de artt. 1:88 en 1:89 BW. Deze vernietiging treft ook rechtstreeks de rechtsverhouding tussen [gedaagde] en Dexia. Het staat [gedaagde] voorts vrij jegens Dexia bij wijze van verweer een beroep te doen op deze rechtsgeldige vernietiging door haar echtgenoot. Het moge zo zijn dat [gedaagde] aldus jegens Dexia profiteert van de omstandigheid dat zij gehuwd was en is, maar een andere opvatting verdraagt zich niet met de beschermingsgedachte achter art. 1:88 BW voor de echtgenoot die niet de vereiste toestemming heeft gegeven en die derhalve niet de nadelige gevolgen van een overeenkomst behoort te ondervinden die zonder diens toestemming niet gesloten had mogen worden en daarom rechtsgeldig vernietigd is. De rechtsvoorganger van Dexia had deze vergaande rechtsgevolgen eenvoudigweg kunnen voorkomen door destijds te informeren naar een eventuele echtgenoot van [gedaagde] en door deze echtgenoot zekerheidshalve de aangeboden overeenkomst mede te laten ondertekenen.

13. Op grond van het voorgaande meest verstrekkende - en gehonoreerde - verweer van [gedaagde] zullen de vorderingen van Dexia worden afgewezen. [gedaagde] heeft in deze procedure geen tegenvordering ingesteld strekkende tot terugbetaling van haar inleg van € 3.970,15 na de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst. Ook komt de kantonrechter na het voorgaande niet meer toe aan een beoordeling van het door Dexia voluit bestreden verweer van [gedaagde], dat Dexia jegens [gedaagde] kort gezegd haar zorgplicht heeft geschonden door niet te informeren naar [gedaagde]'s financiële positie, beleggingsdoelstellingen en -ervaring.

14. Als de in het ongelijk gestelde partij moet Dexia worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde], tot heden begroot op € 235,- aan betaald griffierecht sector civiel en 2 x € 270,- = € 540,- aan salaris gemachtigde volgens liquidatietarief sector kanton, dat is in totaal € 775,-. Voor het verwijzingsincident zal de kantonrechter gelet op de nauwe samenhang met de materiële geschilpunten geen afzonderlijk salaris toekennen.

Beslissingen

De kantonrechter:

- wijst de vorderingen van Dexia op [gedaagde] af;

- veroordeelt Dexia tot betaling van € 775,- aan [gedaagde] voor de geliquideerde proceskosten aan haar zijde, zoals begroot in rov. 14.


Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr H. Wien en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2005 in het bijzijn van de griffier.

justice man 007
Berichten: 1484
Lid geworden op: 21 mar 2004 20:41

Re: 9 NIEUW UITSPRAKEN OP RECHTSPRAAK.NL

Ongelezen bericht door justice man 007 »

Eagaleaser krijgt wederom zijn inleg terug, contract buitenrechterlijk vernietigt.

Eaga’s gefeliciflapstaart!

Groeten justcice

justice man 007
Berichten: 1484
Lid geworden op: 21 mar 2004 20:41

Re: 9 NIEUW UITSPRAKEN OP RECHTSPRAAK.NL

Ongelezen bericht door justice man 007 »

LJN: AS4352, Rechtbank 's-Gravenhage, 410768 / 04-8918 Printbare versie


Datum uitspraak: 18-01-2005
Datum publicatie: 01-02-2005
Rechtsgebied: Handelszaak
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Uit de repliek met producties blijkt voorts dat Dexia de onderhavige zaak met [gedaagde] aldus in der minne wilde regelen, dat Dexia [gedaagde] tegen finale kwijting de openstaande vorderingen alsnog volledig wilde kwijtschelden door coulancehalve toepassing van haar hardheidsclausule, nu aan Dexia na verificatie gebleken was dat zowel de maandelijkse bestedingsruimte als het vermogen van [gedaagde] in feite nihil waren. Nog daargelaten dat Dexia de zaak zelf had kunnen laten doorhalen nadat [gedaagde] deze voor hem niet ongunstige schikking weigerde te ondertekenen, is de kantonrechter mede uit oogpunt van redelijkheid en billijkheid van oordeel dat toepassing van deze hardheidsclausule in de bijzondere omstandigheden van dit geval ook de rechtens juiste uitkomst oplevert. Derhalve zal de kantonrechter onder toepassing van deze "Hardheidsclausule Coulanceregeling" van Dexia, die klaarblijkelijk op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing is, besluiten tot afwijzing van de vorderingen van Dexia op [gedaagde].





Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie 's-Gravenhage

hw
rolnr. 410768 / 04-8918
18 januari 2005

Vonnis in de zaak van:

de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland NV,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Incasso BV,
rolgemachtigde: dw E. van Mastrigt,

tegen

[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
schriftelijk procederend in persoon.

Procedure

1. De kantonrechter heeft kennisgenomen van alle gedingstukken met producties en de overige inhoud van het griffiedossier. Hij zal de partijen hierna aanduiden als "Dexia" en "[gedaagde]". Het procesverloop is relatief langdurig geweest, mede in afwachting van te ontwikkelen landelijke of plaatselijke rechtseenheid - voor zover althans mogelijk - in de grote hoeveelheid Dexia-zaken, die ook deze rechtbank heeft overspoeld.

Vaststaande feiten

2. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de Bank Labouchere NV. Deze rechtsvoorganger wordt hierna aangeduid als "Labouchere" (en ook wel als "Dexia"). Dexia is terzake van de onderhavige overeenkomsten in alle rechten en verplichtingen van Labouchere getreden.

3. Door tussenkomst van de onafhankelijk opererende cliëntenremisier Koers-Kompas Effectenvernieuwing NV (hierna te noemen "KoersKompas") heeft de in april 1956 geboren [gedaagde] de navolgende twee overeenkomsten van effectenlease gesloten met Labouchere, waarop van toepassing zijn de geproduceerde Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van Labouchere.

4. Het gaat hier ten eerste om de overeenkomst van aandelenlease van 21 juli 1999 met de productnaam "Cash-Clicken Lease-Service" onder contractnummer 12002944. Deze eerste overeenkomst heeft een looptijd van 84 maanden (7 jaar), waarbij [gedaagde] van Labouchere kort gezegd een AEX Cash-Click Certificaat least voor een totale leasesom van fl 7.302,12, bestaande uit fl 5.000,- aankoopbedrag en fl 2.302,12 rente, welke totale leasesom [gedaagde] in 84 maandtermijnen van elk fl 86,93 aan Labouchere dient te betalen.

5. Ten tweede gaat het om de overeenkomst van aandelenlease van 25 juli 2001 met de productnaam "Giga-Garant Lease-Service" onder contractnummer 12700243. Deze tweede overeenkomst heeft ook een looptijd van 84 maanden (7 jaar), waarbij [gedaagde] van Labouchere kort gezegd een AEX Giga-Garant Certificaat least voor een totale leasesom van fl 3.651,48, bestaande uit fl 2.500,- aankoopbedrag en fl 1.151,48 rente, welke totale leasesom [gedaagde] aan Labouchere dient te betalen in 84 maandtermijnen van elk fl 43,47.

6. [gedaagde] is op enig moment gestopt met het betalen van voormelde maandtermijnen aan Labouchere en/of Dexia. Uiteindelijk heeft Dexia wegens die wanbetaling de beide overeenkomsten van aandelenlease met [gedaagde] voortijdig beëindigd en hem na verkoop van beide AEX-Certificaten de beide eindafrekeningen per 13 december 2002 gepresenteerd, die opgeteld neerkomen op een door [gedaagde] nog te betalen hoofdsom van in totaal € 1.611,41. Ondanks sommaties heeft [gedaagde] dit bedrag onbetaald gelaten.

Geschillen

7. Bij inleidende dagvaarding van 21 april 2004 heeft Dexia betaling gevorderd door [gedaagde] van voormelde hoofdsom van € 1.611,41, vermeerderd met € 82,29 aan verstreken vertragingsrente en € 323,68 inclusief BTW aan incassokosten, in totaal derhalve € 2.017,38 met verdere wettelijke rente en proceskosten.

8. [gedaagde] heeft verweer gevoerd, dat hierna voor zover nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

9. Voor de onderbouwing van de vorderingen en de nadere standpunten van partijen verwijst de kantonrechter kortheidshalve naar de wederzijdse gedingstukken met producties.

Beoordeling

10. De kantonrechter stelt het volgende voorop. Voorzover al leesbaar is aan de handgeschreven conclusies van antwoord en dupliek van [gedaagde] en aan een tussentijdse brief van 17 juni 2004 van [gedaagde] in het griffiedossier inhoudelijk niet of nauwelijks een touw vast te knopen. Zijn conclusie van antwoord is voorafgegaan door een fax van [gedaagde]s behandelaar van psycho-medisch centrum Parnassia alhier, waarin deze behandelaar meedeelt dat de in Parnassia opgenomen [gedaagde] in verband met zijn chronisch psychiatrische aandoening niet in staat is om op de eerste zitting te verschijnen en gezien zijn geestesgesteldheid ook niet in staat is om de in de dagvaarding geformuleerde vorderingen goed te begrijpen. Uit een brief met uitstelverzoek van Dexia van 30 augustus 2004 in het griffiedossier blijkt voorts dat Dexia van deze psychiatrische begeleiding van [gedaagde] door Parnassia op de hoogte is geraakt en dat zij tussentijds heeft getracht de zaak met [gedaagde] en diens behandelaar in der minne regelen. Nadat [gedaagde] de voorgelegde schikkingsovereenkomst weigerde te ondertekenen, heeft Dexia gerepliceerd en gepersisteerd bij haar vorderingen. Uit haar repliek blijkt dat ook Dexia het warrige verweer bij antwoord van [gedaagde] inhoudelijk niet of nauwelijks kan duiden.

11. Uit de repliek met producties blijkt voorts dat Dexia de onderhavige zaak met [gedaagde] aldus in der minne wilde regelen, dat Dexia [gedaagde] tegen finale kwijting de openstaande vorderingen alsnog volledig wilde kwijtschelden door coulancehalve toepassing van haar hardheidsclausule, nu aan Dexia na verificatie gebleken was dat zowel de maandelijkse bestedingsruimte als het vermogen van [gedaagde] in feite nihil waren. Nog daargelaten dat Dexia de zaak zelf had kunnen laten doorhalen nadat [gedaagde] deze voor hem niet ongunstige schikking weigerde te ondertekenen, is de kantonrechter mede uit oogpunt van redelijkheid en billijkheid van oordeel dat toepassing van deze hardheidsclausule in de bijzondere omstandigheden van dit geval ook de rechtens juiste uitkomst oplevert. Derhalve zal de kantonrechter onder toepassing van deze "Hardheidsclausule Coulanceregeling" van Dexia, die klaarblijkelijk op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing is, besluiten tot afwijzing van de vorderingen van Dexia op [gedaagde].

12. Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog het volgende. Uit het voorgaande en uit de inhoud van de gedingstukken dringt zich voorts de conclusie op, dat Dexia als professionele financiële instelling in dit geval jegens consument [gedaagde] ook haar bijzondere zorgplichten heeft geschonden, zoals aan banken voorgeschreven door de Hoge Raad (NJ 1998 nrs 192 en 660, NJ 1999 nr. 285) en zoals nader gecodificeerd in de artt. 28 en 33 NR 1999 (Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer). Weliswaar zagen voormelde arresten van de Hoge Raad niet op constructies van aandelenlease, maar gelet op de aan de onderhavige overeenkomsten verbonden grote risico's - naar de kern genomen gaat het om indirect beleggen en/of speculeren met geleend geld - bestaat er geen aanleiding in dit soort gevallen anders te oordelen.

13. In het bijzonder blijkt uit niets dat (de rechtsvoorganger van) Dexia zich bij het afsluiten van de contracten heeft verdiept in de vragen of [gedaagde] mede gelet op zijn geestesgesteldheid en zijn eventueel gebrekkig inzicht in financiële constructies wel daadwerkelijk begreep wat de fraaie brochures en de aangeboden producten exact inhielden (vooral ook bij de in de brochures slechts zijdelings genoemde negatieve beursscenario's), en wat de - thans nihil gebleken - financiële bestedingsruimte, de overige financiële en persoonlijke omstandigheden, de beleggingservaring en de beleggingsdoelstellingen van [gedaagde] waren. Uit dien hoofde is Dexia aansprakelijk voor het als gevolg daarvan door [gedaagde] ondervonden nadeel, vooralsnog te stellen op voormelde hoofdsom van € 1.611,41. Voorzover begrijpelijk blijkt uit het warrige verweer van [gedaagde] immers wel dat hij ten onrechte meende dat het om "Labouchere spaarsystemen" ging, waarbij voorts termen zijn te lezen als "misleiding", 'oplichting" en "fraude", waaruit de kantonrechter opmaakt dat [gedaagde] zich in ieder geval inhoudelijk wenst te verzetten tegen toewijzing van de vorderingen.

14. Een tegenvordering (eis in reconventie), strekkende tot vernietiging van de overeenkomsten wegens bijvoorbeeld het bepaalde in art. 3:34 BW (geestelijke stoornis) en/of tot terugbetaling van de feitelijk door [gedaagde] ingelegde maandtermijnen, valt ook met een uiterst welwillende lezing niet op te maken uit de conclusie van antwoord en blijft derhalve buiten beoordeling, nog daargelaten dat uit de inhoud van de stukken niet valt vast te stellen welk totaalbedrag [gedaagde] daadwerkelijk als inleg aan Dexia heeft betaald.

15. Opmerking verdient nog dat Dexia, anders dan zij wellicht bedoelt te betogen, zich ten deze rechtens niet kan verschuilen achter voormelde tussenpersoon KoersKompas, waarbij in het midden kan blijven voor wie deze tussenpersoon nu precies is opgetreden. Het naleven van voormelde bijzondere zorgplichten als bank is Dexia's eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dexia behoort zelf toe te zien op een tijdige adequate specifieke voorlichting aan en informatie over haar potentiële afnemers, ook al brengt zij de onderhavige effectenlease-producten via tussenpersonen op de consumentenmarkt (vgl. de klachtencommissie DSI, NJF 2004, nr. 446). In deze procedure staat niet ter beoordeling van de kantonrechter of en in hoeverre Dexia en/of [gedaagde] eventueel nog regres hebben op deze tussenpersoon KoersKompas.

16. De overige stellingen en weren van partijen kunnen na het voorgaande onbesproken blijven. Als de in het ongelijk gestelde partij moet Dexia worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde], tot heden evenwel begroot op nihil nu hij in persoon en dus zonder gemachtigde procedeert (artikel 238 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).


Beslissingen

De kantonrechter:

- wijst de vorderingen van Dexia op [gedaagde] af;

- veroordeelt Dexia in de proceskosten van [gedaagde], tot heden evenwel begroot op nihil.


Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr H. Wien en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2005 in het bijzijn van de griffier.

justice man 007
Berichten: 1484
Lid geworden op: 21 mar 2004 20:41

Re: 9 NIEUW UITSPRAKEN OP RECHTSPRAAK.NL

Ongelezen bericht door justice man 007 »

Restschuld wordt kwijtgescholden, daar de hoogte van de inleg (maandtermijnen) niet bepaald is worden is hierover géén oordeel gekomen.
M.a.w. had hij wel aangetoond hoeveel hij aan Dexia had betaald dan had het voor de hand wellicht gelegen dat ook deze persoon zijn inleg -/- waardedaling AEX nog (extra) had teruggekregen.

Groeten justice

jantje1111
Berichten: 27
Lid geworden op: 04 mei 2004 00:06

Re: 9 NIEUW UITSPRAKEN OP RECHTSPRAAK.NL

Ongelezen bericht door jantje1111 »

Is het te verwachten dat bij alle uitspraken nu de DSI uitspraak van vorige week als voorbeeld genomen wordt?

justice man 007
Berichten: 1484
Lid geworden op: 21 mar 2004 20:41

Re: 9 NIEUW UITSPRAKEN OP RECHTSPRAAK.NL

Ongelezen bericht door justice man 007 »

Die kans is zeer aannemelijk. De “gewone” sector kanton neemt de uitspraak in Utrecht en Amersfoort over van het DSI.
Ik verwacht mede doordat de DSI bewust deze voorbeeldzaak in hoger beroep heeft behandeld om zijn precedentwerking dat de lagere instanties (rechters0 deze lijn nu eenduidig kunnen gaan volgen.

Groeten justice

justice man 007
Berichten: 1484
Lid geworden op: 21 mar 2004 20:41

Re: 9 NIEUW UITSPRAKEN OP RECHTSPRAAK.NL

Ongelezen bericht door justice man 007 »

Voor wie niet zo gunstig?

Naar mijn mening een eerlijk oordeel, consument draait op voor de vermindering van zijn inleg, en Dexia voor de schuld (die ze gemakkelijk had kunnen voorkomen).

Beide kost het geld, en beide hebben hopelijk veel geleerd!

Groeten justice

jantje1111
Berichten: 27
Lid geworden op: 04 mei 2004 00:06

Re: 9 NIEUW UITSPRAKEN OP RECHTSPRAAK.NL

Ongelezen bericht door jantje1111 »

Bedantk Justice Man 007. Ik denk dat de meeste mensen wel met zo'n uitspraak kunnen leven (en dat Piet dus een standbeeld verdiend als deze uitspraak ook bij de Hoge Raad gedaan zal worden)

justice man 007
Berichten: 1484
Lid geworden op: 21 mar 2004 20:41

Re: 9 NIEUW UITSPRAKEN OP RECHTSPRAAK.NL

Ongelezen bericht door justice man 007 »

Piet heeft inderdaad veel gedaan, misschien wel teveel.
Een beetje eigen initiatief mogen de mensen toch ook hebben, zeker als je bedenkt dat de als zuinig bekend staande Nederlander normaal over ieder dubbeltje zeikt.

Groeten justice en slaap lekker vriendelijke vriend.

Gesloten