Moneyman schreef: ↑26 apr 2022 15:22
alfatrion schreef: ↑26 apr 2022 14:13
Anders pakken we de grijze lijst er bij: art. 6:237 sub b BW. Zonder dit beding hebben twee partijen een aantal prestaties te verrichten. De verkoper moet product X leveren en koper moet daarvoor A betalen. Indien partijen meer hebben ontvangen dan moeten zij die prestatie ongedaan maken. Waarom zou de verkoper zonder dit beding voorrang mogen geven aan het retourneren van de cadeaubon boven retour geven van geld? Daarbij in overweginggevende dat de koper de cadeaubon wel had gebruikt als hij alleen X had gekocht en art. 3:33 en 3:35 BW.
De vraag is: "waarom niet"?
Zeker niet.
Artikel 6:237 aanhef en onder b BW
Bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn een in de algemene voorwaarden voorkomend beding
b.dat de inhoud van de verplichtingen van de gebruiker wezenlijk beperkt ten opzichte van hetgeen de wederpartij, mede gelet op de wettelijke regels die op de overeenkomst betrekking hebben, zonder dat beding redelijkerwijs mocht verwachten;
De vragen zijn:
- Wat zijn de overeengekomen verplichtingen van de de gebruiker?
- Welke verplichtingen mag de wederpartij verwachten zonder dat beding?
- Is deze afwijking een wezenlijke afwijking?
Moneyman schreef: ↑26 apr 2022 15:22
Tekst en Commentaar geeft bij dit artikel aan dat het hierbij ziet op "het voorkomen dat de gebruiker de rechten van de consument op schadevergoeding of ontbinding illusoir maakt door de omvang van zijn verplichtingen zodanig te beperken dat een gebrekkige nakoming geen tekortkoming oplevert".
Dat is geen juiste weergave van sub b.
16983, nr. 2, p. 47
Voorts stelde de commissie het verschil tussen de bepalingen onder b en c aan de orde. Dit verschil is hierin gelegen dat de regel onder b van toepassing is op bedingen die de inhoud en omvang van de verplichtingen van de gebruiker van de aanvang af bepalen, terwijl de regel onder c ziet op bedingen die een latere wijziging van die verplichtingen betreffen. De regel onder b bepaalt dat het de gebruiker niet is toegestaan een wezenlijke andere of mindere prestatie te verschaffen dan de wederpartij, mede gelet op de wettelijke regels die op de overeenkomst betrekking hebben, mocht verwachten. Deze bepaling heeft in de eerste plaats betrekking op de hoofdverplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien; zo zal een arts zich niet mogen bevrijden van zijn verplichting naar een goed resultaat te streven, een verhuurder niet van zijn verplichting om een zaak te verschaffen die vrij is van essentiële gebreken, etc. Maar zij is daartoe niet beperkt; zo zal wie een zaak moet afleveren, bijv. de voormelde verhuurder, met betrekking daartoe in beginsel ook steeds de verplichting hebben tot de aflevering de nodige zorg aan te wenden (artikel 6.1.6.2) en de zaak vlak voor de aflevering op gebreken te controleren.
16983, nr. 5, p. 23
De bepaling onder b richt zich dus tegen bedingen die de verplichtingen van de gebruiker uithollen in een mate die de verschuldigde prestatie vanaf het begin wezenlijk doet afwijken van hetgeen de wederpartij mocht verwachten, met name gelet op de omschrijving van deze verplichtingen in wettelijke bepalingen die hetzij deze overeenkomst in het bijzonder regelen, hetzij op overeenkomsten in het algemeen betrekking hebben. Men zie de voorbeelden in de memorie van toelichting.
De wetgever heeft bij sub b wel voor gekozen om de zinsnede
"andere of mindere prestatie te verschaffen" te vervangen door
"inhoud van de verplichtingen", terwijl de wetgever bij sub c er voor gekozen heeft om de zinsnede
"een prestatie te verschaffen die wezenlijk van de toegezegde prestatie afwijkt" te handhaven. Ik leid hieruit af dat het begrip verplichting een grotere reikwijdte heeft ten opzichte van het begrip prestaties en hier ook conditionele verplichtingen, zoals ontbinding onder vallen.