LJN: AT8525, Rechtbank Rotterdam, 229595 / HA RK 04-233 Printbare versie
Datum uitspraak: 20-05-2005
Datum publicatie: 30-06-2005
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Verzoek aan Dexia om kennisneming van door Dexia verwerkte persoonsgegevens o.g.v. de Wet bescherming persoonsgegevens
Uitspraak
R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rekestnummer: 229595 / HA RK 04-233
Uitspraak: 20 mei 2005
BESCHIKKING ex artikel 46 Wet bescherming persoonsgegevens van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[X],
wonende te Rotterdam,
verzoeker,
zonder procureur,
- tegen -
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
procureur: mr. B.J.R. van Tongeren.
Verzoeker wordt hierna aangeduid als [X]. Verweerster wordt hierna aangeduid als Dexia.
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- verzoekschrift van 2 december 2004 met bijlagen;
- verweerschrift van 17 maart 2005, met bijlagen;
- brief van [X] van 2 februari 2005 met bijlage;
- brief van [X] van 29 maart 2005 met bijlagen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling op 31 maart 2005 door of namens partijen naar voren is gebracht, alsmede van de navolgende na afloop van de mondelinge behandeling nog ontvangen stukken:
- brief namens Dexia van 5 april 2005 met bijlage;
- brief van 8 april 2005 van [X].
Na afloop van de mondelinge behandeling is meegedeeld dat de uitspraak is bepaald op 6 mei 2005 maar nadien is de uitspraak aangehouden tot heden.
2. Het verzoek
Het verzoek van [X], zoals aangevuld bij brief van 29 maart 2005, strekt ertoe Dexia te bevelen, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag dat Dexia in gebreke blijft tot een maximum van € 20.000,=, alsnog aan hem een volledig overzicht als bedoeld in artikel 35 Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) te verstrekken van de hem betreffende door Dexia verwerkte persoonsgegevens, met veroordeling van Dexia in de kosten van de procedure.
3. Het verweer
Dexia heeft verzocht het verzoek van [X] af te wijzen, met veroordeling van [X], bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
229595 / HA RK 04-233 - 2-
4. De beoordeling
4.1 De feiten
Aan de processtukken en aan het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling kan wat de feiten betreft het volgende worden ontleend:
4.1.1.
[X] heeft met de rechtsvoorgangster van Dexia een negental effectenlease-overeenkomsten gesloten (Beleggen met korting, contractnr. 90009988; WinstVerDriedubbelaar, contractnr. 74009315; WinstVerDriedubbelaar, contractnr. 74104365; Korting Kado, contractnr. 59105265; Legio I.B. Plan, contractnr. 13004113; WinstVerDriedubbelaar, contractnr. 74418624; Beleggen met bonus, contractnr. 901833338; WinstVerDriedubbelaar, contractnr. 29486490; TroefPlan, contractnr. 27200803);
4.1.2
Vanaf 3 juli 2003 heeft [X] zich in correspondentie aan Dexia beklaagd over in het bijzonder de tot standkoming van de diverse contracten.
Bij brief van 19 november 2003 heeft [X] voor het eerst aan Dexia een verzoek ex artikel 35 Wbp gedaan en heeft daarbij verzocht alle gegevens in kopie aan hem toe te zenden.
Dexia heeft bij brief van 17 december 2003 op voormeld verzoek gereageerd.
[X] heeft bij brief van 14 september 2004 opnieuw aan Dexia een verzoek ex artikel 35 Wbp gedaan. In de brief staat vermeld dat [X] in elk geval doelt op:
- kopieën van de overeenkomsten;
- het risicoprofiel;
- de aankoopbewijzen van de in de affectenlease-overeenkomsten genoemde aandelen;
- de afschriften van dividenduitkeringen;
- de inventarisatie van zijn kredietwaardigheid;
- een schriftelijke uitwerking van gevoerde telefoongesprekken;
- alle overige documenten die op hem van toepassing zijn.
Voorts verzoekt [X] "tevens inlichtingen te verstrekken over het doel van de verwerking(en), de ontvangers van de gegevens en over de herkomst van de gegevens."
Dexia heeft bij brief van 18 oktober 2004 [X] bericht aan zijn verzoek niet te zullen voldoen.
[X] heeft zich vervolgens gewend tot het College Bescherming Persoonsgegevens (hierna: CBP, of het College) met het verzoek te willen bemiddelen in het geschil met Dexia.
4.1.3
Het CBP heeft in een uitspraak van 3 september 2004 aan Dexia zijn bevindingen bekend gemaakt uit een door het College ingevolge artikel 60 Wbp ambtshalve ingesteld onderzoek naar de wijze waarop Dexia uitvoering heeft gegeven aan verzoeken op grond van artikel 35 Wbp. Het CBP concludeert daarin dat Dexia haar werkwijze moet aanpassen. In reactie heeft Dexia bij brief van 22 september 2004 aan het CBP bericht dat zij heeft besloten haar werkwijze aan te passen zoals zij in die brief aangeeft. In zijn uitspraak van 13 oktober 2004 heeft het CBP gemotiveerd vermeld dat de werkwijze die Dexia voor ogen heeft nog altijd in strijd is met de Wbp. Dexia heeft het CBP vervolgens bij brief van 29 oktober 2004 meegedeeld dat zij naar haar mening voldoet aan de voor haar geldende privacy wet- en regelgeving, inclusief de Wbp, en dat ze haar werkwijze niet verder zal aanpassen.
4.1.4
Het CBP heeft [X] bij brief van 3 november 2004 bericht dat (verdere) bemiddeling niet meer zinvol is en heeft [X] gewezen op de mogelijkheid het onderhavige verzoek bij de rechtbank in te dienen.
4.2 Bevoegdheid van de rechtbank
Gelet op de woonplaats van verzoeker is de rechtbank (relatief) bevoegd van het verzoek kennis te nemen.
229595 / HA RK 04-233 - 3 -
4.3 Ontvankelijkheid van het verzoek
Het verzoek - van 2 december 2004 - is tijdig ingediend, gelet op het bepaalde in artikel 47, eerste lid, Wbp en het bericht van het CBP aan [X] omtrent het einde van de bemiddeling d.d. 3 november 2004. Indiening van het verzoekschrift door een procureur is niet vereist gelet op het bepaalde in artikel 46, vierde lid, Wbp jo. artikel 278, derde lid, Rv. [X] is derhalve ontvankelijk in zijn verzoek.
4.4 Standpunt Dexia en visie CBP
4.4.1 Dexia beroept zich primair op artikel 43 sub e Wbp. Volgens Dexia is - kort gezegd - sprake van een conflict tussen [X] en Dexia over de afgesloten aandelenleasecontracten, en wil [X] zijn (toekomstige) processuele positie verbeteren en/of Dexia in haar bedrijfsvoering schaden met zijn verzoek ex artikel 35 Wbp (in het hierna volgende zal wat dit aangaat ook wel worden gesproken over het verzoek tot kennisneming - opm. Rb.) Aldus maakt [X] ook misbruik van recht, want het gaat hem er niet om het correctierecht ex artikel 36 lid 1 Wbp (zonodig) te kunnen uitoefenen, terwijl dat het doel is waarvoor het recht tot kennisneming is gegeven, aldus Dexia. Dexia stelt dat de intentie van verzoeker vooral blijkt uit de conflictsituatie waarvan reeds sprake was, en uit het gebruik van een standaardbrief (d.w.z. er is een voorbeeldbrief gebruikt die is gepubliceerd door Tros Radar).
Dexia verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar een uitspraak van het Engelse Court of Appeal, Durant vs FSA. Volgens Dexia wordt feitelijk via de weg van artikel 35 Wbp getracht de waarborgen van artikel 843a Rv te ontwijken, hetgeen zou moeten worden voorkomen.
4.4.2 Dexia voert ook meer specifiek naar de aard van een aantal van de verwerkte gegevens aan dat Van den Heuvels verzoek niet voor inwilliging in aanmerking komt, zoals blijkt uit het hierna onder 4.5.3 tot en met 4.5.9 overwogene.
4.4.3 Dexia verzet zich gemotiveerd tegen het verzoek om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, omdat Dexia dan in haar processuele positie (in een eventueel aanhangig te maken bodemgeschil) zou worden geschaad en deze schade in hoger beroep (tegen deze beschikking) niet meer kan worden hersteld. Voorts stelt Dexia dat de gevorderde dwangsom in geen verhouding staat tot het belang dat [X] bij kennisneming heeft en dus tenminste op een lager bedrag dient te worden vastgesteld terwijl Dexia tenminste een termijn van vier weken zou moeten krijgen om aan het verzoek - indien dat wordt toegewezen - te voldoen.
4.4.4 De werkwijze die Dexia hanteert, zoals zij meedeelt aan het CBP in haar brief van 22 september 2004, komt er kort gezegd op neer dat als een cliënt in een conflictsituatie verkeert met Dexia en/of gebruik heeft gemaakt van de Tros Radar voorbeeldbrief bij haar verzoek om kennisneming, Dexia het verzoek tot kennisneming weigert, en dat buiten die situaties een algemeen verzoek tot kennisneming, waarbij niet specifiek wordt aangegeven ten aanzien van welke specifieke persoonsgegevens het verzoek wordt gedaan, wordt beantwoord met een algemeen overzicht, waarop de verzoeker zijn verzoek nader kan specificeren.
4.4.5 Het CBP heeft zich in zijn brief aan Dexia van 13 oktober 2004 op het standpunt gesteld - kort gezegd -:
- dat Dexia op een in algemene bewoordingen gesteld verzoek tot kennisneming met een overzicht dient te komen dat inzicht geeft in de aanwezige stukken, en dat het overzicht dat Dexia gebruikt, niet aan die eis voldoet;
- dat categorische weigering van verzoeken tot kennisneming in een conflictsituatie onrechtmatig is;
- dat categorische weigering van verzoeken tot kennisneming indien de Radarvoorbeeldbrief is gebruikt, onrechtmatig is;
- dat niet goed voorstelbaar is dat Dexia niet in staat is de telefoongesprekken van augustus 2000 tot augustus 2002 gestructureerd terug te vinden en uit te luisteren, en dat het College ervan uit gaat dat een zoekfunctie aanwezig is die de telefoongesprekken ontsluit op een wijze die de verzameling banden onder het bestandsbegrip van de Wbp brengt;
- dat zij de stellingname van Dexia m.b.t. de aankoopbewijzen en de dividendbewijzen niet kan volgen, en dat het volgens het CBP gaat om persoonsgerelateerde informatie.
229595 / HA RK 04-233 - 4 -
4.5 Oordeel van de rechtbank
4.5.1 Het recht op kennisneming ex artikel 35 Wbp, welke wet voortvloeit uit de Europese Richtlijn 95/46 van 24 oktober 1995, houdt in dat de betrokkene het recht heeft om op de hoogte te worden gesteld van hem betreffende persoonsgegevens die door de verantwoordelijke zijn verwerkt, alsmede van de herkomst van die gegevens. Daarbij wordt het belang van de betrokkene bij het recht op kennisneming voorondersteld. Welk doel een betrokkene heeft met zijn verzoek tot kennisneming speelt in beginsel dus geen rol. Indien van een persoon persoonsgegevens worden verwerkt komt de persoon het recht toe daarvan kennis te nemen tenzij een van de uitzonderingsgronden als genoemd in de wet zich voordoet.
Dexia beroept zich primair op de uitzonderingsgrond, verwoord in artikel 43 sub e Wbp: "De verantwoordelijke kan de artikelen (...) en 35 buiten toepassing laten voor zover dit noodzakelijk is in het belang van: (...) e. de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen.", waarbij onder 'anderen' (ook) Dexia kan en moet worden begrepen, zoals blijkt uit de Memorie van Toelichting.
Derhalve beroept Dexia zich er op dat zij (in een 'conflictsituatie' en/of ingeval van gebruik van de voorbeeldbrief van Tros Radar) de verzoeken categorisch mag weigeren omdat dit noodzakelijk zou zijn in het belang van de bescherming van haar eigen rechten en vrijheden.
Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd is onvoldoende om haar verweer te honoreren.
Dexia's stelling dat zij, door te voldoen aan het verzoek, mogelijk schade zal lijden in haar processuele positie ingeval van een reeds aanhangige of toekomstige procedure tegen verzoeker, is onvoldoende gespecificeerd, in aanmerking genomen dat Dexia niet heeft aangegeven op welke gegevensverwerking en/of welk document zij in het bijzonder doelt, en kan reeds daarom niet opwegen tegen het - vooronderstelde - belang van verzoeker bij handhaving van het recht op kennisneming. Voor wat betreft de administratieve last die elk verzoek om kennisneming voor Dexia betekent stelt de rechtbank voorop dat het wettelijk recht op kennisneming meebrengt dat Dexia er bij haar bedrijfsvoering rekening mee diende en dient te houden dat iedere cliënt zich - met redelijke tussenpozen - tot Dexia kan wenden met een verzoek om kennisneming.
Dat verzoeker met de informatie die hem op grond van artikel 35 Wbp dient te worden verschaft, er niet zozeer, of niet, op uit is het controle- en correctierecht ex artikel 36 Wbp uit te oefenen, maar (vooral) hoopt een sterkere positie te verkrijgen in het onderliggende geschil met Dexia over de aangegane aandelenleasecontracten, kan de rechtbank, daargelaten of die hoop terecht is, niet geheel uitsluiten, hoewel verzoeker dat tijdens de mondelinge behandeling heeft tegengesproken, maar is op zichzelf niet voldoende reden om te oordelen dat verzoeker dan ook misbruik van recht maakt. Die beoordeling wordt niet anders door het gegeven dat Dexia wordt geconfronteerd met vele verzoeken ex artikel 35 Wbp, noch door het gegeven dat verzoeker, evenals vele andere verzoekers, gebruik maken van een voorbeeldbrief (in casu van Tros Radar). Daaruit blijkt ook niet, anders dan Dexia meent, dat (die vele) verzoeker(s) er juist op uit is (zijn) om Dexia in haar bedrijfsvoering te schaden.
Voorstelbaar is overigens dat een collectief aan verzoeken een gegronde reden is voor verlenging van de termijn waarbinnen Dexia aan een verzoek moet voldoen, maar dat is niet wat Dexia verlangt.
Ook de verwijzing naar de uitspraak van het Engelse Court of Appeal inzake het recht op kennisneming op grond van de op de EG Richtlijn 95/46 gegronde Data Protection Act (Durant vs. FSA Case No B2/2002/2636 van 8 december 2003) baat Dexia niet. Zoals Dexia zelf onder 35 verweerschrift al stelt, kwam het oordeel van de Engelse rechter er op neer dat indien het recht wordt gebruikt om informatie boven tafel te halen waar men normaliter niet toe gerechtigd is (cursivering Rb), het verzoek kan worden geweigerd. Dat in casu verzoeker het recht op kennisneming aanwendt om informatie te verkrijgen waartoe hij niet gerechtigd is, blijkt nergens uit.
4.5.2 Evenals het CBP is de rechtbank van oordeel dat indien Dexia op een verzoek ex artikel 35 Wbp in eerste instantie met een overzicht werkt, dit overzicht inzicht dient te geven in de aanwezige stukken en de betrokkene in staat moet stellen zijn recht te effectueren om ingevolge artikel 36 Wbp om verwijdering of correctie te verzoeken, en voorts, dat in het recht op kennisneming het recht op kopieën (bij niet geautomatiseerde verwerkingen) en het recht op een (begrijpelijke) uitdraai van de gegevens (bij elektronische verwerkingen) besloten ligt, zij het dat Dexia de verzoeker kan vragen zijn vraag om kopieën of een uitdraai te preciseren.
Voorts overweegt de rechtbank het navolgende.
4.5.3 Voor wat betreft de gevraagde kopieën van de overeenkomsten:
Dexia voert aan:
- dat er gegevens worden gevraagd die verzoeker heeft;
229595 / HA RK 04-233 - 5 -
- dat het argument dat misbruik van recht wordt gemaakt in het bijzonder opgaat wanneer een echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner zich jegens Dexia heeft beroepen op het bepaalde in artikel 1:88 BW en de betreffende aandelenleaseovereenkomst heeft vernietigd vanwege het ontbreken van zijn/haar toestemming. Het opvragen van een kopie van de overeenkomst is er dan op gericht zekerheid te verkrijgen over de vraag of de partner al dan niet heeft mee-ondertekend.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Dexia desgevraagd meegedeeld dat voorafgaand aan het aangaan van het contract, het contract in tweevoud werd toegezonden aan cliënten, en dat één exemplaar ondertekend moest worden geretourneerd aan Dexia, zodat cliënten nog over een exemplaar zouden moeten beschikken, ook als zij niet (tevens) een kopie hebben gemaakt van het retour gezonden exemplaar.
Evenals het CBP is de rechtbank van oordeel dat Dexia zich in eerste instantie kan beperken tot het verstrekken van een lijst van de stukken die zich in het dossier bevinden waar het gaat om stukken die reeds in het bezit van verzoeker kunnen zijn, zoals correspondentie en overeenkomsten. Als verzoeker vervolgens aangeeft toch een afschrift te willen hebben ziet het recht op kennisneming ook op deze stukken.
4.5.4 Voor wat betreft het risicoprofiel:
Dexia voert aan:
- dat kennisneming niet aan de orde is omdat (de rechtsvoorgangster van) Dexia niet gehouden was een beleggersprofiel op te stellen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Dexia desgevraagd meegedeeld dat het risicoprofiel - zijnde een inventarisatie van de risico's die de belegger bereid is te nemen - een onderdeel is van het beleggers-, of wel cliëntenprofiel; dat het niet aannemelijk is dat in alle gevallen een risicoprofiel is gemaakt; dat evenmin aannemelijk is dat het nooit is gemaakt; dat indien het is gemaakt het gaat om een persoonsgegeven in de zin van de Wbp en dat er geordende cliëntendossiers zijn waarin zich het risicoprofiel, voor zover dat is gemaakt, zou moeten bevinden.
De conclusie van de rechtbank is dat door Dexia (verplicht of onverplicht) verwerkte gegevens met betrekking tot beleggerservaring, beleggingsdoelstellingen en de financiële positie van verzoeker, in het te verstrekken overzicht opgenomen dienen te worden.
4.5.5 Voor wat betreft de aankoopbewijzen van de aandelen en de afschriften van de dividenduitkeringen:
Dexia voert aan:
- dat hier sprake is van objectgegevens en niet van persoonsgegevens als bedoeld in art. 1 sub a Wbp, in het bijzonder omdat de onderliggende aandelen van de effectenleaseovereenkomsten gedurende de dag gebundeld werden aangekocht en dus de aankoopbewijzen (effectennota's) betrekking hebben op diverse aandelen die voor meerdere contracten zijn aangekocht;
- dat ook overigens het hier gaat om vertrouwelijke bedrijfsinformatie, reden waarom Dexia niet gehouden kan worden deze informatie prijs te geven.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt dat voor zover de aangekochte of verkochte aandelen of de afschriften van dividenduitkeringen herleidbaar zijn tot de persoon van verzoeker, het gaat om persoonsgegevens, waarvan melding gemaakt moet worden in het te verstrekken overzicht.
4.5.6 Voor wat betreft de inventarisatie van de kredietwaardigheid:
Dexia voert aan:
- dat als een verzoeker kennis wenst te nemen van hetgeen op zijn naam door het BKR wordt verwerkt, de verzoeker een daartoe strekkend verzoek aan het BKR kan richten;
- dat Dexia alleen de leasesom van de effectenlease-overeenkomsten aan het BKR meldde.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Dexia desgevraagd meegedeeld dat een - beperkte - inventarisatie van de kredietwaardigheid tijdens de acceptatieprocedure plaatsvond, voorafgaand aan de toezending van het contract aan de cliënt, welke inventarisatie bestond uit het nemen van inzage in het computersysteem van de BKR, (waaruit tevens bleek of al eerder bij andere aanbieders aandelenleaseovereenkomsten waren gesloten) en uit natrekken of er reeds andere aandelenleaseovereenkomsten bij (een rechtsvoorganger van) Dexia waren aangegaan. Soms - zonder dat hierbij van een duidelijke systematiek of duidelijke criteria is gebleken om zulks te doen - werd de cliënt bovendien nadere informatie gevraagd, bijvoorbeeld werden dan salarisspecificaties opgevraagd.
229595 / HA RK 04-233 - 6 -
De rechtbank oordeelt dat ook de gegevens die Dexia heeft verwerkt met betrekking tot de kredietwaardigheid van verzoeker aan te merken zijn als persoonsgegevens. Indien en voor zover Dexia derhalve bij het BKR informatie heeft ingewonnen en verwerkt en/of aan het BKR informatie heeft verstrekt (waaronder opgave van de hoofdsom van de overeenkomst) dienen de aldus verwerkte gegevens in het overzicht te worden vermeld in plaats van verzoeker te verwijzen naar het BKR.
4.5.7 Voor wat betreft de schriftelijke uitwerking van gevoerde telefoongesprekken:
Dexia voert aan:
- dat een verzoeker dient te specificeren om welke gesprekken het hem/haar gaat, van welke datum deze zijn en wat daarin zou zijn besproken;
- dat er geen wettelijke verplichting op Dexia rust om telefoongesprekken op te nemen en Dexia ook niet gehouden is de bandopnamen zo op te slaan dat deze snel of eenvoudig toegankelijk zijn;
- dat er geen bandopnamen beschikbaar zijn van gesprekken die zijn gevoerd vóór augustus 2000;
- dat er in de "tussenperiode" (van augustus 2000 tot augustus 2002) soms opnamen zijn gemaakt en deze soms nog beschikbaar zijn, maar dat deze verzameling bandopnamen niet aan de definitie van bestand in art. 1 sub c Wbp voldoet: het gaat niet om een gestructureerd geheel en de bandopnamen zijn (daardoor) ook niet gemakkelijk toegankelijk. Deze bandopnamen vallen dan ook volgens Dexia niet onder het recht op kennisneming ex artikel 35 Wbp;
- dat vanaf augustus 2002 van alle telefoongesprekken opnamen zijn gemaakt.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Dexia desgevraagd meegedeeld dat alle telefoongesprekken vanaf augustus 2002 zijn geïnventariseerd en gerangschikt per dag, dat voor die periode is na te gaan welke cliënt wanneer heeft gebeld en dat het ongeveer 15 minuten kost om een telefoongesprek te vinden als het is gevoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt het navolgende.
Tot verzoeker herleidbare telefoonnotities en gespreksverslagen zijn aan te merken als persoonsgegevens en dienen in het overzicht te worden vermeld.
Ditzelfde geldt voor de opnamen van met verzoeker gevoerde telefoongesprekken vanaf augustus 2002, nu Dexia immers heeft aangegeven dat vanaf augustus 2002 alle telefoongesprekken zijn opgenomen en bewaard, en dat in de gegevensdragers op naam kan worden gezocht. In het te verstrekken overzicht dient derhalve te worden vermeld of na augustus 2002 al dan niet sprake is van met verzoeker gevoerde, opgenomen telefoongesprekken en indien dat het geval is dient, nu het overzicht inzichtgevend moet zijn, ook gemakkelijk beschikbare informatie zoals tijdstip en duur van het gesprek, en de personen die het gesprek voeren, te worden vermeld. Voor wat betreft de gegevensdragers met opnamen van telefoongesprekken van voor augustus 2002 moet op grond van de onweersproken mededelingen van Dexia worden aangenomen dat deze vooralsnog niet onder het bestandsbegrip van artikel 1 aanhef en sub c Wbp vallen.
Dexia beroept zich er op dat die opgenomen gesprekken daarom buiten het bereik van de Wbp vallen.
De rechtbank neemt echter aan dat de bandopnamen van voor augustus 2002 wel bestemd zijn om in een bestand te worden opgenomen. De rechtbank baseert zich hierbij op artikel 8 van de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen (hierna: de Gedragscode) en verwijst naar recente uitspraken in zaken tegen Dexia in bindend advies van de Geschillencommissie Bankzaken, welke uitspraken tijdens de mondelinge behandeling aan de orde zijn geweest. In bedoelde uitspraken van de Geschillencommissie (in dossiernrs. BAN 03-1131/ BAN 03-1072/ BAN 03-1128) is overwogen dat artikel 8.5.3 van de Gedragscode Dexia verplicht om technische en organisatorische voorzieningen te treffen om de met het oog op artikel 8.5.1 van die Code opgenomen telefoongesprekken te kunnen traceren en reconstrueren, en de Geschillencommissie oordeelt vervolgens dat de bank gehouden is om bedoelde telefoongesprekken alsnog te ontsluiten.
Gelet op de tekst van artikel 2, eerste lid, Wbp, is het gevolg van voormelde aanname van de rechtbank dat de gesprekken bestemd zijn om in een bestand te worden opgenomen, dat de Wbp tevens van toepassing is op de opgenomen telefoongesprekken van voor augustus 2002.
Dexia is derhalve gehouden verzoeker op dezelfde wijze te informeren omtrent de verwerking van met hem gevoerde en opgenomen telefoongesprekken van voor augustus 2002 als van na augustus 2002.
Voor beide perioden geldt echter dat Dexia van verzoeker mag verlangen dat hij eerst aangeeft of er volgens hem sprake is geweest van telefoongesprekken en daarbij (zoveel mogelijk) aangeeft wanneer die gesprekken zouden zijn gevoerd.
Blijkens de brief van Dexia aan het CBP van 22 september 2004 is de handelwijze die Dexia - na / buiten het verstrekken van het overzicht - voorstaat ten aanzien van opnamen van gesprekken, dat de cliënt in de
229595 / HA RK 04-233 - 7 -
gelegenheid wordt gesteld om de opnamen op werkdagen te beluisteren op het hoofdkantoor te Amsterdam en dat indien een cliënt transcripties wenst van door de cliënt gevoerde telefoongesprekken, dat schriftelijk kenbaar moet worden gemaakt, in welk geval Dexia, met inachtneming van de van toepassing zijnde regelgeving, een bedrag in rekening zal brengen voor het maken van transcripties. Naar het oordeel van de rechtbank is deze handelwijze - mits in eerste instantie verzoeker is geïnformeerd zoals in de vorige alinea aangegeven - te billijken.
4.5.8 Voor wat betreft de overige documenten die op verzoeker van toepassing zijn:
Dexia voert aan dat het een zo ruim, ongespecificeerd verzoek betreft dat Dexia daaraan geen gehoor hoeft te geven.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt dat voor zover Dexia overigens nog persoonsgegevens van verzoeker heeft verwerkt, zij ook deze in het door haar aan verzoeker te verstrekken overzicht dient op te nemen.
4.5.9 Voor wat betreft de herkomst van de gegevens en de ontvangers van gegevens:
Dexia voert aan:
- dat Dexia geen specifieke informatie over de herkomst kan verstrekken, omdat zij niet van geval tot geval vastlegt hoe zij gegevens heeft verkregen, en zij daar, gelet op de MvT bij art. 35, lid 2, Wbp, ook niet toe verplicht is. Dexia is dus slechts gehouden de vastgelegde, beschikbare informatie omtrent de herkomst van de gegevens op te nemen in het overzicht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Dexia desgevraagd meegedeeld van mening te zijn dat als de herkomst van de gegevens wel duidelijk is, Dexia die herkomst (in beginsel) moet vermelden. De rechtbank onderschrijft dit.
- dat Dexia slechts de categorieën van ontvangers opneemt in het overzicht dat zij aan cliënten verschaft, en dat artikel 35 lid 2 Wbp ook niet meer verlangt, voor zover de betrokkene (nog) geen gebruik heeft gemaakt van het correctierecht ex artikel 36 Wbp. Evenals het CBP onderschrijft de rechtbank de juistheid van dit standpunt.
4.5.10 Gelet op het hiervoor overwogene zal het verzoek worden toegewezen zoals hierna in het dictum bepaald. Afweging van de betrokken belangen leidt echter tot de beslissing dat het verzoek om deze beschikking bij voorraad uitvoerbaar te verklaren zal worden afgewezen.
4.5.11 De gevorderde dwangsom ad € 500,= per dag acht de rechtbank bovenmatig en de dwangsom zal derhalve op € 250,= per dag worden gesteld, terwijl het totaal aan te verbeuren dwangsommen zal worden gemaximeerd tot € 5.000,= (vijfduizend euro). De termijn na welke de dwangsommen verbeurd worden zal worden gesteld op vier weken na onherroepelijk worden van deze beschikking.
Gelet op het bepaalde in artikel 289 Rv zal Dexia als overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van verzoeker gevallen.
5. De beslissing
De rechtbank
beveelt Dexia om, binnen vier weken nadat deze beschikking onherroepelijk zal zijn geworden, een schriftelijk overzicht als bedoeld in artikel 35, tweede lid, Wbp aan verzoeker te verstrekken met inachtneming van hetgeen hierboven onder 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5, 4.5.6, 4.5.7, 4.5.8 en 4.5.9 is overwogen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,= (tweehonderdvijftig euro) voor elke dag dat Dexia in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, zulks tot een maximum van € 5.000,= (vijfduizend euro);
bepaalt dat Dexia van verzoeker kan verlangen dat hij een vraag om kopieën preciseert zoals aangegeven onder 4.5.2 en 4.5.3 laatste alinea, en dat Dexia van verzoeker nadere informatie kan verlangen met betrekking tot telefoongesprekken, zoals aangegeven onder 4.5.7 tweede alinea, laatste zin;
veroordeelt Dexia in de proceskosten aan de zijde van verzoeker gevallen, tot aan deze uitspraak bepaald op
€ 241,= aan verschotten;
229595 / HA RK 04-233 - 8 -
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gewezen door mr. M. de Geus.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
638
http://zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/dtl ... ljn=AT8525
LET OP: Dit topic is meer dan drie jaar geleden geplaatst. De informatie is mogelijk verouderd. |
[ archief ] Rotterdam: Dexia moet inzage geven van persoonsgegevens
Re: Rotterdam: Dexia moet inzage geven van persoonsgegevens
Ik ben benieuwd wat hier uit komt. Hopelijk doet [X] binnenkort verslag op dit forum! Ik zou niet vreemd opkijken als Dexia een schikking treft.4.5.5 Voor wat betreft de aankoopbewijzen van de aandelen en de afschriften van de dividenduitkeringen:
Dexia voert aan:
- dat hier sprake is van objectgegevens en niet van persoonsgegevens als bedoeld in art. 1 sub a Wbp, in het bijzonder omdat de onderliggende aandelen van de effectenleaseovereenkomsten gedurende de dag gebundeld werden aangekocht en dus de aankoopbewijzen (effectennota's) betrekking hebben op diverse aandelen die voor meerdere contracten zijn aangekocht;
- dat ook overigens het hier gaat om vertrouwelijke bedrijfsinformatie, reden waarom Dexia niet gehouden kan worden deze informatie prijs te geven.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt dat voor zover de aangekochte of verkochte aandelen of de afschriften van dividenduitkeringen herleidbaar zijn tot de persoon van verzoeker, het gaat om persoonsgegevens, waarvan melding gemaakt moet worden in het te verstrekken overzicht.
Groeten Hans A
Re: Rotterdam: Dexia moet inzage geven van persoonsgegevens
Zou het er nu toch eindelijk van komen dat Dexia moet aantonen voor deze gedupeerde daadwerkelijk aan de AEX aandelen te hebben gekocht en dat die aandelen onmiddellijk na aankoop op naam van deze gedupeerde werden geregistreerd bij Bank Labouchere?
Geen foefjes dus, maar keihard bewijs van aankoop van de AEX en uit het register van Bank Labouchere het bewijs van inschrijving.
Dexia mag nu kiezen uit deze twee mogelijkheden:
1. Niet voldoen aan het vonnis en de dwangsom verbeuren òf
2. Bekennen dat de bank het bewijs niet kan leveren.
Die laatste optie opent de deur naar aangifte wegens fraude en oplichting!
Geen foefjes dus, maar keihard bewijs van aankoop van de AEX en uit het register van Bank Labouchere het bewijs van inschrijving.
Dexia mag nu kiezen uit deze twee mogelijkheden:
1. Niet voldoen aan het vonnis en de dwangsom verbeuren òf
2. Bekennen dat de bank het bewijs niet kan leveren.
Die laatste optie opent de deur naar aangifte wegens fraude en oplichting!
-
- Berichten: 861
- Lid geworden op: 02 jul 2003 20:10
Re: Rotterdam: Dexia moet inzage geven van persoonsgegevens
Ik kan jullie melden dat Dexia dus niet heeft voldaan aan punt 4.5.5, zowel bij ondergetekende als bij diegene op wie deze specifieke beschikking betrekking heeft.
Wel staat bij hun en bij mij nota bene onderaan, als laatste alinea (zinnen), in het nieuwe, ietwat uitgebreidere maar nog steeds incomplete, overzicht zwart op wit:
Wij merken op dat wij naast de naast de hierboven vermelde persoonsgegevens geen andere bescheiden of gegeven hebben verwerkt die daaraan gekoppeld zijn. Tevens merken wij op dat wij geen gegevens hebben verwerkt met betrekking tot uw beleggerservaring, uw beleggingsdoelstellingen, uw risicoprofiel en/of uw kredietwaardigheid.
We vertrouwen erop u hiermede naar behoren te hebben geinformeerd.
Met vriendelijke groet,
Dexia Bank Nederland
Knap he en dan toch ruim 2 ton in guldens aansmeren op deze basis zo bleek in plaats van te sparen...ja ja het kan verkeren.
Wel staat bij hun en bij mij nota bene onderaan, als laatste alinea (zinnen), in het nieuwe, ietwat uitgebreidere maar nog steeds incomplete, overzicht zwart op wit:
Wij merken op dat wij naast de naast de hierboven vermelde persoonsgegevens geen andere bescheiden of gegeven hebben verwerkt die daaraan gekoppeld zijn. Tevens merken wij op dat wij geen gegevens hebben verwerkt met betrekking tot uw beleggerservaring, uw beleggingsdoelstellingen, uw risicoprofiel en/of uw kredietwaardigheid.
We vertrouwen erop u hiermede naar behoren te hebben geinformeerd.
Met vriendelijke groet,
Dexia Bank Nederland
Knap he en dan toch ruim 2 ton in guldens aansmeren op deze basis zo bleek in plaats van te sparen...ja ja het kan verkeren.
Re: Rotterdam: Dexia moet inzage geven van persoonsgegevens
Captain-America wil wat aan je mededelen m.b.t. ons gesprek in Den Haag tijdens de demonstratie. [email protected].
Re: Rotterdam: Dexia moet inzage geven van persoonsgegevens
Een oudere uitspraak alweer, maar die het nog steeds goed doet:
zaaknummer : 65136/ FA RK 04-1736, sector civielrecht
uitspraak : 30 maart 2005
BESCHIKKING
van de rechtbank Roermond
in de zaak van:
[X],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen [X];
tegen:
Dexia Bank Nederland N.V.,
wonende te 1077 WZ Amsterdam, Beethovenstraat 300,
hierna te noemen verweerster,
procureur: mr. H.J.J.M.van der Bruggen.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 30 november 2004;
- het verweerschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 18januari 2005.
1.2 Op 16 februari 2005 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaats gevonden. Hiervoor zijn verschenen verzoeker en, zijdens Dexia Bank Nederland N.V. (verder ook te noemen: Dexia), mr. M. Bracke, advocaat te Amsterdam. De griffier heeft van het ter zitting naar voren gebrachte aantekeningen gemaakt.
2. Het verzoek
2.1 De rechtbank begrijpt het verzoek aldus dat dit inhoudt dat de rechtbank Dexia zal bevelen aan [X], mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens zijn verwerkt, en, zo ja, daarvan een overzicht te verstrekken als bedoeld in artikel 35, lid 2 van de Wet
bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het verzoek is gegrond op artikel 46, lid 1 Wbp.
2.2 [X] heeft eerder bij brief van 14 september 2004 Dexia op grond van artikel 35 Wbp verzocht hem binnen vier weken te laten weten of Dexia persoonsgegevens over hem verwerkt en, als dat het geval is, hem daarvan een volledig overzicht te geven, inclusief het doel van de verwerking(en), de ontvangers van de gegevens en de herkomst daarvan.
In deze brief heeft [X], aangegeven dat hij daarbij in elk geval doelt op de volgende gegevens:
- een kopie van de overeenkomst
- het risicoprofiel
- de aankoopbewijzen van de in de effectenlease-overeenkomst genoemde aandelen
- de afschriften van dividenduitkeringen
- de inventarisatie van zijn kredietwaardigheid
- een schriftelijke uitwerking van gevoerde telefoongesprekken
- alle overige documenten die op hem van toepassing zijn.
3. Het verweer
3.1 Verweerster voert verweer overeenkomstig de inhoud van haar verweerschrift, dat als hier herhaald en ingelast geldt.
4. Het oordeel van de rechtbank
4.1 In deze zaak kan van het volgende worden uitgegaan.
4.1.1 Op 15 maart 2001 hebben [X] (verder: [X]) onder
nummer 22...... een effectenlease-overeenkomst gesloten met een rechtsvoorgangster van Dexia met een leasesom van € 152.326,80 en een looptijd van 20 jaar. (Waar in deze beschikking "Dexia" staat valt, indien toepasselijk, haar rechtsvoorgangster daar mede onder.)
4.1.2 Uit de door mr. K.E.M. Timmermans namens [X] met Dexia gevoerde correspondentie blijkt dat er sprake is van een conflict tussen [X] en Dexia over hun effectenlease-overeenkomst. [X] hebben de betaling gestaakt van de door hen onder de overeenkomst verschuldigde bedragen.
4.1.3 Op 13 september 2004 plaatst TROS Radar een (nieuws)bericht op haar website waarin staat dat klanten van Dexia hun persoonlijke gegevens bij Dexia kunnen opvragen en dat dit een aanrader is voor iedereen die een effectenleasecontract bij Dexia heeft of heeft gehad. TROS Radar vermeldt verder onder meer: "Met alle informatie in de hand kunt u als klant beter opkomen voor uw belangen." Op de site wordt verder een down te loaden voorbeeldbrief aangeboden waarmee Dexia om inzage in persoonsgegevens verzocht kan worden.
4.1.4 [X] heeft deze voorbeeldbrief onder invulling van zijn naam, geboortedatum, adres en de datum van 14 september 2004 naar Dexia gestuurd. Ter zitting heeft [X] erkend dat hij dit naar aanleiding van het bericht van TROS Radar op internet heeft gedaan. Hij volgt in de media en op internet nauwlettend alle ontwikkelingen betreffende
aandelenlease-overeenkomsten.
4.1.5 Naar aanleiding van de oproep van TROS Radar heeft Dexia meer dan 3.000 verzoeken om inzage in persoonsgegevens ontvangen.
4.1.6 Volgens Dexia probeert [X] op oneigenlijke wijze zijn (proces)positie ten nadele van Dexia te versterken en, door gehoor te geven aan de oproep van TROS Radar, neemt hij deel aan het op collectieve wijze schade toebrengen aan Dexia. Zich beroepend op artikel
43 sub e Wbp heeft Dexia [X] derhalve geen inzage in zijn persoonsgegevens verstrekt.
4.1.7 [X] heeft tevergeefs getracht door tussenkomst van het College Bescherming Persoonsgegevens alsnog zijn persoonsgegevens van Dexia te verkrijgen.
4.2.1 Het verweer van Dexia is primair gegrond op het bepaalde in artikel 43 sub e Wbp dat, zakelijk weergegeven en voorzover hier van belang, inhoudt dat de verantwoordelijke (in casu Dexia) artikel 35 Wbp buiten toepassing kan laten voorzover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, waaronder Dexia zelf is te begrijpen.
4.2.2 Dexia stelt dat haar dit beroep op artikel 43 sub e Wbp toekomt, nu zij sterk het vermoeden heeft dat [X] met zijn verzoek om informatie op oneigenlijke wijze probeert om zijn eigen procespositie ten nadele van Dexia te verbeteren en/of om Dexia in haar
bedrijfsvoering te schaden. Dexia stelt dat in dat geval het inzageverzoek berust op misbruik van recht omdat alsdan het inzagerecht kennelijk gebruikt wordt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven (te weten, het kunnen aanvechten door betrokkene van
een eventuele onrechtmatige verwerking van op hem betrekking hebbende persoonsgegevens). Dexia is van mening dat het belang van [X] om inzage te verkrijgen in zijn persoonlijk dossier dient te wijken voor het processuele belang van Dexia. Dexia verwijst hierbij naar een uitspraak van het Engelse Court of Appeal in de zaak Durant vs.
FSA. Een verzoek tot inzage in alle op de cliënt betrekking hebbende persoonsgegevens in conflictsituaties vormt verder een doorkruising van artikel 843a van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) dat van waarborgen is voorzien.
4.2.3 Daarnaast is Dexia, subsidiair, van oordeel dat inzage gevraagd wordt in gegevens (waaronder bandopnamen) die niet als persoonsgegevens in de zin van de wet zijn aan te merken of die zij niet kan verstrekken en dat [X] een deel van de gegevens bij het BKR
kan verkrijgen.
4.3 De rechtbank beoordeelt het verzoek van [X] als volgt.
4.3.1 Op grond van het bepaalde in artikel 35 Wbp heeft een ieder het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot (onder meer) een rechtspersoon te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. indien zodanige gegevens worden verwerkt bevat de desbetreffende mededeling van die
rechtspersoon een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieên van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieên van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens. Welk doel een betrokkene heeft met zijn verzoek om inzage in de persoonsgegevens speelt hierbij in beginsel geen rol. Indien van een persoon persoonsgegevens worden verwerkt komt die persoon het recht op inzage toe, tenzij een van de uitzonderingsgronden als genoemd in de wet zich voordoet. Uitgangspunt hierbij is het transparantiebeginsel: iedereen moet in de gelegenheid zijn om na te gaan waar gegevens over hem zijn vastgelegd en verwerkt.
4.3.2 De verplichting tot het verschaffen van inzage in de verwerkte persoonsgegevens geldt niet indien zich één van de uitzonderingsgronden als genoemd in artikel 43 Wbp voordoet. De toepasselijkheid van deze gronden is onderworpen aan het "noodzakelijkheid"-criterium. Dexia beroept zich op de uitzonderingssituatie als genoemd in onderdeel e van artikel 43 Wbp: "de bescherming van de betrokkene of van de rechten
en vrijheden van anderen". Dexia dient hierbij onder 'anderen' te worden begrepen. Niet ieder gewichtig belang van Dexia zal kunnen worden aangemerkt als een te beschermen recht of vrijheid in de zin van dit artikel.
4.3.3 Aan de orde is de vraag of Dexia een beroep op deze uitzonderingsgrond toekomt.
Het gaat hier om een belangenafweging waarbij het belang om administratieve lasten te beperken niet voldoende is. Dexia zal onder andere aannemelijk moeten maken dat door inwilliging van een dergelijk verzoek de administratieve lasten zodanig disproportioneel
zijn dat zij daardoor in één van haar rechten en vrijheden wordt aangetast of dreigt te worden aangetast. Dexia voert ter motivering van haar beroep op de uitzonderingsgrond het volgende aan:
a. [X] verkeert met Dexia in een conflictsituatie. Indien een cliënt in een conflictsituatie verkeert en via het inzagerecht zijn processuele positie probeert te versterken ten nadele van Dexia, weigert Dexia inzage in de persoonsgegevens. Het inzageverzoek betreft dan immers slechts een "fishing expedition".
b. Het inzageverzoek dient te worden beschouwd als misbruik van recht. Het gevolge geven aan de oproep van de collectieve belangenverenigingen om tegelijk een verzoek om inzage in de persoonsgegevens te vragen kan niet anders worden gezien dan een poging tot het frustreren van de bedrijfsvoering van Dexia. Deze verzoeken worden voor een ander doel gedaan dan waarvoor het recht op inzage is gegeven. Het belang van [X] dient dan ook te wijken voor
het belang van Dexia bij een goede uitoefening van haar bedrijf.
c. De administratieve lasten voor Dexia zijn zodanig disproportioneel dat zij in haar rechten en vrijheden wordt aangetast. Dexia is reeds geconfronteerd met meer dan 3000 inzageverzoeken. Ieder verzoek oni inzage vergt een reactie en brengt administratieve lasten met zich mee. Van Dexia kan in redelijkheid niet worden gevergd dat zij haar hele bedrijf afstemt op het beantwoorden van inzageverzoeken. De kosten van de beantwoording van al deze verzoeken bedragen enkele honderdduizenden euro's en belemmeren Dexia ernstig in haar bedrijfsvoering.
4.3.4 De rechtbank zal de door Dexia aangevoerde argumenten om een
uitzonderingspositie te rechtvaardigen achtereenvolgens bespreken.
4.3.4.1 De rechtbank stelt voorop dat het verzoek van [X] als een individueel verzoek beoordeeld dient te worden en niet als onderdeel van een collectieve actie. Aan de orde is slechts de vraag of Dexia terecht weigert [X] inzage te geven in zijn persoonsgegevens.
Dat er ook anderen zijn die (min of meer gelijktijdig) een soortgelijk verzoek met betrekking tot hun gegevens hebben ingediend, mag voor [X] geen beperking zijn van zijn recht op inzage.
4.3.4.2 Wat betreft het hiervoor onder a. genoemde argument oordeelt de rechtbank als volgt. Het gaat hier om een beroep op het bepaalde in artikel 43 onder e Wbp. Aan de orde is dan ook de vraag of, indien partijen in een conflictsituatie verkeren en één van de partijen inzage vraagt in de persoonsgegevens, de andere partij in haar rechten en
vrijheden wordt aangetast of dreigt te worden aangetast. Tijdens een procedure geldt voor beide partijen een waarheidsplicht (artikel 21 Rv). Beide partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. De van belang zijnde gegevens, die alleen in het bezit zijn van Dexia, dienen in een procedure boven tafel te komen. De regelgeving met betrekking tot het burgerlijk proces strekt er juist toe om vooraf de feiten duidelijk te krijgen. De rechtbank ziet zoals hiervoor aangegeven derhalve niet in welk recht en/of belang van Dexia wordt geschaad door [X] inzage te
geven in zijn persoonsgegevens. Het verweer van Dexia dat een verzoek om inzage in persoonsgegevens een doorkruising vormt van artikel 843a lid 4 Rv faalt.
In dit verband merkt de rechtbank nog op dat Dexia aan de enkele omstandigheid dat een verzoeker een procedure tegen haar zou willen instellen of heeft ingesteld, of zich anderszins in een conflictsituatie met haar bevindt, geen argument kan ontlenen een verzoek op grond van artikel 35 Wbp te weigeren. In dat artikel is immers bepaald dat een betrokkene zich "vrijelijk" tot de verantwoordelijke kan wenden. Overigens is blijkens het ter zitting door [X] gestelde geenszins aannemelijk dat zijn verzoek om inzage in persoonsgegevens het karakter van een "fishing expedition" heeft.
4.3.4.3 Niet gebleken is dat [X] met het indienen van zijn verzoek slechts tot doel heeft om Dexia te schaden. [X] heeft ter zitting weliswaar erkend dat hij na kennisname van het bericht van TROS Radar een verzoek tot inzage in zijn persoonsgegevens bij Dexia heeft
ingediend, maar hij heeft daarbij tevens onweersproken aangegeven reeds eerder tevergeefs getracht te hebben informatie van Dexia te verkrijgen en een concreet belang bij inzage te hebben, te weten kennis te kunnen nemen van de door zijn (gewezen) verzekeringstussenpersoon, die hem had-overgehaald een aandelenlease-overeenkomst te sluiten, over hem aan de rechtsvoorgangster van Dexia doorgestuurde gegevens. Niet
aannemelijk is mitsdien dat [X] van zijn recht op inzage gebruik maakt voor een ander doel dan waarvoor dit is gegeven. Het beroep van Dexia op het misbruik van recht dient dan ook te worden verworpen.
4.3.4.4 Indien Dexia persoonsgegevens verwerkt, is zij gebonden aan de verplichtingen die daarvoor gelden op grond van de Wbp. Deze verplichtingen gelden voor iedere persoon afzonderlijk. Indien Dexia in verband met de grote hoeveelheid klanten niet aan deze verplichting kan voldoen, dient dit voor haar rekening te komen. Dexia had hier bij
het aangaan van de vele overeenkomsten rekening mee dienen te houden en haar bedrijfsvoering daar tijdig op in dienen te stellen. Een collectief aan inzageverzoeken, zoals dit kennelijk het gevolg is geweest van eerdergenoemd bericht van TROS Radar, had Dexia vooraf echter niet kunnen en niet hoeven voorzien. Dit kan dan ook een reden
zijn om de termijn voor het afgeven van het volledig overzicht te verlengen, maar niet om definitief alle inzageverzoeken in persoonsgegevens te weigeren. Het belang van [X] dient hier te prevaleren.
4.3.5 Gelet op bovenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat Dexia in deze zaak geen beroep toekomt op het bepaalde in artikel 43 onder e Wbp of een andere uitzonderingsgrond genoemd in dat artikel. Dexia dient derhalve [X] inzage te geven in zijn persoonsgegevens.
4.3.6 Aan de orde is dan de vraag van welke persoonsgegevens Dexia gehouden is een volledig overzicht in begrijpelijke vorm, alsmede de overige gegevens, zoals hiervoor onder 4.3.1 vermeld, te verstrekken.
4.3.7 Onder persoonsgegevens dient volgens artikel 1 sub a Wbp te worden verstaan: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Het moet dus gaan om informatie betreffende een natuurlijke persoon en deze persoon moet zijn geïdentificeerd althans identificeerbaar zijn. Dit brengt met zich dat gegevens die naar hun aard niet op personen betrekking hebben, noch, gezien de context waarin ze worden verwerkt, mede bepalend zijn voor de wijze waarop een persoon in het maatschappelijk verkeer wordt beoordeeld of behandeld, geen persoonsgegevens zijn.
4.3.8 De rechtbank zal ten aanzien van de door [X] verzochte gegevens onderzoeken of deze verstrekt dienen te worden.
4.3.9 Ten aanzien van de verzochte kopie van "de overeenkomst" is de rechtbank met Dexia van oordeel dat in het recht op informatie als bedoeld in artikel 35 Wbp niet het recht op kopieën ligt besloten. De wet stelt 'slechts' het vereiste van een volledig overzicht. Verweerster dient wel in het aan verzoeker te verstrekken volledig overzicht de
contractgegevens op te nemen, nu deze kunnen worden aangemerkt als
persoonsgegevens van [X]. Deze gegevens zijn immers herleidbaar tot de persoon van verzoeker. Ten overvloede merkt de rechtbank in dit verband nog op dat geen belang heeft bij het verkrijgen van een kopie van de overeenkomst nu, zoals ter zitting is gebleken, hij daarover reeds de beschikking heeft.
4.3.10 Met betrekking tot het risicoprofiel van [X] geldt het volgende. De gegevens die Dexia heeft verwerkt met betrekking tot de beleggingservaring, beleggingsdoelstellingen en de financiële positie van [X], worden eveneens aangemerkt als diens persoonsgegevens,
nu ook deze herleidbaar zijn tot de persoon van verzoeker. Dat Dexia zich op het standpunt stelt dat zij niet verplicht is bij het afsluiten van een effectenlease-overeenkomst naar die gegevens te informeren, neemt niet weg dat zij deze, indien die gegevens niettemin zijn verwerkt, in het te verstrekken overzicht dient op te nemen.
4.3.11 Met Dexia is de rechtbank van oordeel dat de aankoopbewijzen van de in "de effectenlease-overeenkomst" genoemde aandelen geen persoonsgegevens zijn als bedoeld in artikel 1 aanhef en sub a Wbp. Naar Dexia onweersproken heeft gesteld, verkocht dan wel kocht zij de onderliggende aandelen van de effectenleaseovereenkomsten
gedurende de dag gebundeld aan. Een aankoopbewijs, waarmee
volgens Dexia een effectennota bedoeld zal zijn, heeft dus betrekking op diverse aandelen die voor meerdere contracten gebundeld zijn aangekocht. Daardoor beschikt zij niet over aan- of verkoopbewijzen die specifiek betrekking hebben op voor een bepaalde betrokkene bestemde effecten. Die aan- en verkoopbewijzen kunnen dus niet worden aangemerkt als gegevens die een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreffen en vallen daarmee niet onder het bereik van de Wbp.
4.3.12 Wat het verstrekken van afschriften van dividenduitkeringen betreft, geldt hetgeen hiervoor onder 4.3.9 is overwogen. Voor zover de dividenden voor de gesloten contracten in hun geheel worden uitgekeerd, vallen deze buiten het bereik van de Wbp; voor zover de dividenden echter worden uitgekeerd op de in de effectenlease-
overeenkomst met [X] genoemde en met hem te identificeren aandelen, vallen deze binnen het bereik van de Wbp en dienen deze te worden opgenomen in het door Dexia te verstrekken overzicht.
4.3.13 Ten aanzien van de inventarisatie van de kredietwaardigheid van [X] kan Dexia hier niet volstaan met verwijzing van [X] naar het Bureau Kredietregistratie (hierna: BKR).
De omstandigheid dat [X] bij het BKR de door Dexia verstrekte gegevens kan opvragen, ontneemt hem terzake niet zijn rechten tegenover Dexia op grond van de Wbp. Indien Dexia de leasesom van de effectenlease-overeenkomsten aan het BKR meldt, zoals zij
heeft gesteld, dan dient zij die melding en de inhoud daarvan in het aan verzoeker te verstrekken overzicht op te nemen.
4.3.14 De rechtbank is van oordeel dat, voor zover Dexia telefoongesprekken op banden heeft opgenomen en deze banden heeft bewaard, deze bandopnamen op grond van artikel 2 lid 1 van de Wbp buiten het bereik van de Wbp vallen, hoewel de inhoud daarvan
persoonsgegevens kan bevatten. Naar verweerster onbetwist heeft aangevoerd zijn deze bandopnamen, gelet op de wijze waarop de telefoongesprekken zijn opgeslagen, immers niet aan te merken als een bestand in de zin van artikel 1 aanhef en sub c Wbp, reeds
omdat deze geen gestructureerd geheel van persoonsgegevens bevatten. Dit laatste is anders met telefoongesprekken die op digitale of schriftelijke wijze zijn vastgelegd en persoonsgegevens bevatten. Deze vallen wel onder het bereik van de Wbp, zodat daarvan melding dient te worden gemaakt in het door Dexia te verstrekken overzicht.
4.3.15 Tenslotte verlangt [X] gegevens omtrent alle overige documenten die op hem van toepassing zijn. Voor zover verweerster overigens nog persoonsgegevens van [X] heeft verwerkt,dient zij ook deze in het door haar te verstrekken overzicht op te nemen.
4.3.16 Met inachtneming van het voorgaande dient Dexia derhalve aan het verzoek van [X] gevolg te geven.
4.3.17 Daar partijen over en weer deels in het ongelijk gesteld zijn, zal bepaald worden dat elke partij haar eigen kosten draagt.
B E S L I S S I N G:
De rechtbank:
beveelt Dexia Bank Nederland N.V. om, binnen vier weken na betekening van deze beschikking aan haar, een schriftelijk overzicht als bedoeld in artikel 35, lid 2 Wbp aan [X] te verstrekken, zulks met inachtneming van hetgeen hierboven onder 4.3.9 tot en met 4.3.15 is overwogen;
bepaalt dat elke partij haar eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M.L.M.Magnée en ter openbare civiele terechtzitting van 30 maart 2005 uitgesproken in tegenwoordigheidvan de griffier.
zaaknummer : 65136/ FA RK 04-1736, sector civielrecht
uitspraak : 30 maart 2005
BESCHIKKING
van de rechtbank Roermond
in de zaak van:
[X],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen [X];
tegen:
Dexia Bank Nederland N.V.,
wonende te 1077 WZ Amsterdam, Beethovenstraat 300,
hierna te noemen verweerster,
procureur: mr. H.J.J.M.van der Bruggen.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 30 november 2004;
- het verweerschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 18januari 2005.
1.2 Op 16 februari 2005 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaats gevonden. Hiervoor zijn verschenen verzoeker en, zijdens Dexia Bank Nederland N.V. (verder ook te noemen: Dexia), mr. M. Bracke, advocaat te Amsterdam. De griffier heeft van het ter zitting naar voren gebrachte aantekeningen gemaakt.
2. Het verzoek
2.1 De rechtbank begrijpt het verzoek aldus dat dit inhoudt dat de rechtbank Dexia zal bevelen aan [X], mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens zijn verwerkt, en, zo ja, daarvan een overzicht te verstrekken als bedoeld in artikel 35, lid 2 van de Wet
bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het verzoek is gegrond op artikel 46, lid 1 Wbp.
2.2 [X] heeft eerder bij brief van 14 september 2004 Dexia op grond van artikel 35 Wbp verzocht hem binnen vier weken te laten weten of Dexia persoonsgegevens over hem verwerkt en, als dat het geval is, hem daarvan een volledig overzicht te geven, inclusief het doel van de verwerking(en), de ontvangers van de gegevens en de herkomst daarvan.
In deze brief heeft [X], aangegeven dat hij daarbij in elk geval doelt op de volgende gegevens:
- een kopie van de overeenkomst
- het risicoprofiel
- de aankoopbewijzen van de in de effectenlease-overeenkomst genoemde aandelen
- de afschriften van dividenduitkeringen
- de inventarisatie van zijn kredietwaardigheid
- een schriftelijke uitwerking van gevoerde telefoongesprekken
- alle overige documenten die op hem van toepassing zijn.
3. Het verweer
3.1 Verweerster voert verweer overeenkomstig de inhoud van haar verweerschrift, dat als hier herhaald en ingelast geldt.
4. Het oordeel van de rechtbank
4.1 In deze zaak kan van het volgende worden uitgegaan.
4.1.1 Op 15 maart 2001 hebben [X] (verder: [X]) onder
nummer 22...... een effectenlease-overeenkomst gesloten met een rechtsvoorgangster van Dexia met een leasesom van € 152.326,80 en een looptijd van 20 jaar. (Waar in deze beschikking "Dexia" staat valt, indien toepasselijk, haar rechtsvoorgangster daar mede onder.)
4.1.2 Uit de door mr. K.E.M. Timmermans namens [X] met Dexia gevoerde correspondentie blijkt dat er sprake is van een conflict tussen [X] en Dexia over hun effectenlease-overeenkomst. [X] hebben de betaling gestaakt van de door hen onder de overeenkomst verschuldigde bedragen.
4.1.3 Op 13 september 2004 plaatst TROS Radar een (nieuws)bericht op haar website waarin staat dat klanten van Dexia hun persoonlijke gegevens bij Dexia kunnen opvragen en dat dit een aanrader is voor iedereen die een effectenleasecontract bij Dexia heeft of heeft gehad. TROS Radar vermeldt verder onder meer: "Met alle informatie in de hand kunt u als klant beter opkomen voor uw belangen." Op de site wordt verder een down te loaden voorbeeldbrief aangeboden waarmee Dexia om inzage in persoonsgegevens verzocht kan worden.
4.1.4 [X] heeft deze voorbeeldbrief onder invulling van zijn naam, geboortedatum, adres en de datum van 14 september 2004 naar Dexia gestuurd. Ter zitting heeft [X] erkend dat hij dit naar aanleiding van het bericht van TROS Radar op internet heeft gedaan. Hij volgt in de media en op internet nauwlettend alle ontwikkelingen betreffende
aandelenlease-overeenkomsten.
4.1.5 Naar aanleiding van de oproep van TROS Radar heeft Dexia meer dan 3.000 verzoeken om inzage in persoonsgegevens ontvangen.
4.1.6 Volgens Dexia probeert [X] op oneigenlijke wijze zijn (proces)positie ten nadele van Dexia te versterken en, door gehoor te geven aan de oproep van TROS Radar, neemt hij deel aan het op collectieve wijze schade toebrengen aan Dexia. Zich beroepend op artikel
43 sub e Wbp heeft Dexia [X] derhalve geen inzage in zijn persoonsgegevens verstrekt.
4.1.7 [X] heeft tevergeefs getracht door tussenkomst van het College Bescherming Persoonsgegevens alsnog zijn persoonsgegevens van Dexia te verkrijgen.
4.2.1 Het verweer van Dexia is primair gegrond op het bepaalde in artikel 43 sub e Wbp dat, zakelijk weergegeven en voorzover hier van belang, inhoudt dat de verantwoordelijke (in casu Dexia) artikel 35 Wbp buiten toepassing kan laten voorzover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, waaronder Dexia zelf is te begrijpen.
4.2.2 Dexia stelt dat haar dit beroep op artikel 43 sub e Wbp toekomt, nu zij sterk het vermoeden heeft dat [X] met zijn verzoek om informatie op oneigenlijke wijze probeert om zijn eigen procespositie ten nadele van Dexia te verbeteren en/of om Dexia in haar
bedrijfsvoering te schaden. Dexia stelt dat in dat geval het inzageverzoek berust op misbruik van recht omdat alsdan het inzagerecht kennelijk gebruikt wordt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven (te weten, het kunnen aanvechten door betrokkene van
een eventuele onrechtmatige verwerking van op hem betrekking hebbende persoonsgegevens). Dexia is van mening dat het belang van [X] om inzage te verkrijgen in zijn persoonlijk dossier dient te wijken voor het processuele belang van Dexia. Dexia verwijst hierbij naar een uitspraak van het Engelse Court of Appeal in de zaak Durant vs.
FSA. Een verzoek tot inzage in alle op de cliënt betrekking hebbende persoonsgegevens in conflictsituaties vormt verder een doorkruising van artikel 843a van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) dat van waarborgen is voorzien.
4.2.3 Daarnaast is Dexia, subsidiair, van oordeel dat inzage gevraagd wordt in gegevens (waaronder bandopnamen) die niet als persoonsgegevens in de zin van de wet zijn aan te merken of die zij niet kan verstrekken en dat [X] een deel van de gegevens bij het BKR
kan verkrijgen.
4.3 De rechtbank beoordeelt het verzoek van [X] als volgt.
4.3.1 Op grond van het bepaalde in artikel 35 Wbp heeft een ieder het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot (onder meer) een rechtspersoon te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. indien zodanige gegevens worden verwerkt bevat de desbetreffende mededeling van die
rechtspersoon een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieên van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieên van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens. Welk doel een betrokkene heeft met zijn verzoek om inzage in de persoonsgegevens speelt hierbij in beginsel geen rol. Indien van een persoon persoonsgegevens worden verwerkt komt die persoon het recht op inzage toe, tenzij een van de uitzonderingsgronden als genoemd in de wet zich voordoet. Uitgangspunt hierbij is het transparantiebeginsel: iedereen moet in de gelegenheid zijn om na te gaan waar gegevens over hem zijn vastgelegd en verwerkt.
4.3.2 De verplichting tot het verschaffen van inzage in de verwerkte persoonsgegevens geldt niet indien zich één van de uitzonderingsgronden als genoemd in artikel 43 Wbp voordoet. De toepasselijkheid van deze gronden is onderworpen aan het "noodzakelijkheid"-criterium. Dexia beroept zich op de uitzonderingssituatie als genoemd in onderdeel e van artikel 43 Wbp: "de bescherming van de betrokkene of van de rechten
en vrijheden van anderen". Dexia dient hierbij onder 'anderen' te worden begrepen. Niet ieder gewichtig belang van Dexia zal kunnen worden aangemerkt als een te beschermen recht of vrijheid in de zin van dit artikel.
4.3.3 Aan de orde is de vraag of Dexia een beroep op deze uitzonderingsgrond toekomt.
Het gaat hier om een belangenafweging waarbij het belang om administratieve lasten te beperken niet voldoende is. Dexia zal onder andere aannemelijk moeten maken dat door inwilliging van een dergelijk verzoek de administratieve lasten zodanig disproportioneel
zijn dat zij daardoor in één van haar rechten en vrijheden wordt aangetast of dreigt te worden aangetast. Dexia voert ter motivering van haar beroep op de uitzonderingsgrond het volgende aan:
a. [X] verkeert met Dexia in een conflictsituatie. Indien een cliënt in een conflictsituatie verkeert en via het inzagerecht zijn processuele positie probeert te versterken ten nadele van Dexia, weigert Dexia inzage in de persoonsgegevens. Het inzageverzoek betreft dan immers slechts een "fishing expedition".
b. Het inzageverzoek dient te worden beschouwd als misbruik van recht. Het gevolge geven aan de oproep van de collectieve belangenverenigingen om tegelijk een verzoek om inzage in de persoonsgegevens te vragen kan niet anders worden gezien dan een poging tot het frustreren van de bedrijfsvoering van Dexia. Deze verzoeken worden voor een ander doel gedaan dan waarvoor het recht op inzage is gegeven. Het belang van [X] dient dan ook te wijken voor
het belang van Dexia bij een goede uitoefening van haar bedrijf.
c. De administratieve lasten voor Dexia zijn zodanig disproportioneel dat zij in haar rechten en vrijheden wordt aangetast. Dexia is reeds geconfronteerd met meer dan 3000 inzageverzoeken. Ieder verzoek oni inzage vergt een reactie en brengt administratieve lasten met zich mee. Van Dexia kan in redelijkheid niet worden gevergd dat zij haar hele bedrijf afstemt op het beantwoorden van inzageverzoeken. De kosten van de beantwoording van al deze verzoeken bedragen enkele honderdduizenden euro's en belemmeren Dexia ernstig in haar bedrijfsvoering.
4.3.4 De rechtbank zal de door Dexia aangevoerde argumenten om een
uitzonderingspositie te rechtvaardigen achtereenvolgens bespreken.
4.3.4.1 De rechtbank stelt voorop dat het verzoek van [X] als een individueel verzoek beoordeeld dient te worden en niet als onderdeel van een collectieve actie. Aan de orde is slechts de vraag of Dexia terecht weigert [X] inzage te geven in zijn persoonsgegevens.
Dat er ook anderen zijn die (min of meer gelijktijdig) een soortgelijk verzoek met betrekking tot hun gegevens hebben ingediend, mag voor [X] geen beperking zijn van zijn recht op inzage.
4.3.4.2 Wat betreft het hiervoor onder a. genoemde argument oordeelt de rechtbank als volgt. Het gaat hier om een beroep op het bepaalde in artikel 43 onder e Wbp. Aan de orde is dan ook de vraag of, indien partijen in een conflictsituatie verkeren en één van de partijen inzage vraagt in de persoonsgegevens, de andere partij in haar rechten en
vrijheden wordt aangetast of dreigt te worden aangetast. Tijdens een procedure geldt voor beide partijen een waarheidsplicht (artikel 21 Rv). Beide partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. De van belang zijnde gegevens, die alleen in het bezit zijn van Dexia, dienen in een procedure boven tafel te komen. De regelgeving met betrekking tot het burgerlijk proces strekt er juist toe om vooraf de feiten duidelijk te krijgen. De rechtbank ziet zoals hiervoor aangegeven derhalve niet in welk recht en/of belang van Dexia wordt geschaad door [X] inzage te
geven in zijn persoonsgegevens. Het verweer van Dexia dat een verzoek om inzage in persoonsgegevens een doorkruising vormt van artikel 843a lid 4 Rv faalt.
In dit verband merkt de rechtbank nog op dat Dexia aan de enkele omstandigheid dat een verzoeker een procedure tegen haar zou willen instellen of heeft ingesteld, of zich anderszins in een conflictsituatie met haar bevindt, geen argument kan ontlenen een verzoek op grond van artikel 35 Wbp te weigeren. In dat artikel is immers bepaald dat een betrokkene zich "vrijelijk" tot de verantwoordelijke kan wenden. Overigens is blijkens het ter zitting door [X] gestelde geenszins aannemelijk dat zijn verzoek om inzage in persoonsgegevens het karakter van een "fishing expedition" heeft.
4.3.4.3 Niet gebleken is dat [X] met het indienen van zijn verzoek slechts tot doel heeft om Dexia te schaden. [X] heeft ter zitting weliswaar erkend dat hij na kennisname van het bericht van TROS Radar een verzoek tot inzage in zijn persoonsgegevens bij Dexia heeft
ingediend, maar hij heeft daarbij tevens onweersproken aangegeven reeds eerder tevergeefs getracht te hebben informatie van Dexia te verkrijgen en een concreet belang bij inzage te hebben, te weten kennis te kunnen nemen van de door zijn (gewezen) verzekeringstussenpersoon, die hem had-overgehaald een aandelenlease-overeenkomst te sluiten, over hem aan de rechtsvoorgangster van Dexia doorgestuurde gegevens. Niet
aannemelijk is mitsdien dat [X] van zijn recht op inzage gebruik maakt voor een ander doel dan waarvoor dit is gegeven. Het beroep van Dexia op het misbruik van recht dient dan ook te worden verworpen.
4.3.4.4 Indien Dexia persoonsgegevens verwerkt, is zij gebonden aan de verplichtingen die daarvoor gelden op grond van de Wbp. Deze verplichtingen gelden voor iedere persoon afzonderlijk. Indien Dexia in verband met de grote hoeveelheid klanten niet aan deze verplichting kan voldoen, dient dit voor haar rekening te komen. Dexia had hier bij
het aangaan van de vele overeenkomsten rekening mee dienen te houden en haar bedrijfsvoering daar tijdig op in dienen te stellen. Een collectief aan inzageverzoeken, zoals dit kennelijk het gevolg is geweest van eerdergenoemd bericht van TROS Radar, had Dexia vooraf echter niet kunnen en niet hoeven voorzien. Dit kan dan ook een reden
zijn om de termijn voor het afgeven van het volledig overzicht te verlengen, maar niet om definitief alle inzageverzoeken in persoonsgegevens te weigeren. Het belang van [X] dient hier te prevaleren.
4.3.5 Gelet op bovenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat Dexia in deze zaak geen beroep toekomt op het bepaalde in artikel 43 onder e Wbp of een andere uitzonderingsgrond genoemd in dat artikel. Dexia dient derhalve [X] inzage te geven in zijn persoonsgegevens.
4.3.6 Aan de orde is dan de vraag van welke persoonsgegevens Dexia gehouden is een volledig overzicht in begrijpelijke vorm, alsmede de overige gegevens, zoals hiervoor onder 4.3.1 vermeld, te verstrekken.
4.3.7 Onder persoonsgegevens dient volgens artikel 1 sub a Wbp te worden verstaan: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Het moet dus gaan om informatie betreffende een natuurlijke persoon en deze persoon moet zijn geïdentificeerd althans identificeerbaar zijn. Dit brengt met zich dat gegevens die naar hun aard niet op personen betrekking hebben, noch, gezien de context waarin ze worden verwerkt, mede bepalend zijn voor de wijze waarop een persoon in het maatschappelijk verkeer wordt beoordeeld of behandeld, geen persoonsgegevens zijn.
4.3.8 De rechtbank zal ten aanzien van de door [X] verzochte gegevens onderzoeken of deze verstrekt dienen te worden.
4.3.9 Ten aanzien van de verzochte kopie van "de overeenkomst" is de rechtbank met Dexia van oordeel dat in het recht op informatie als bedoeld in artikel 35 Wbp niet het recht op kopieën ligt besloten. De wet stelt 'slechts' het vereiste van een volledig overzicht. Verweerster dient wel in het aan verzoeker te verstrekken volledig overzicht de
contractgegevens op te nemen, nu deze kunnen worden aangemerkt als
persoonsgegevens van [X]. Deze gegevens zijn immers herleidbaar tot de persoon van verzoeker. Ten overvloede merkt de rechtbank in dit verband nog op dat geen belang heeft bij het verkrijgen van een kopie van de overeenkomst nu, zoals ter zitting is gebleken, hij daarover reeds de beschikking heeft.
4.3.10 Met betrekking tot het risicoprofiel van [X] geldt het volgende. De gegevens die Dexia heeft verwerkt met betrekking tot de beleggingservaring, beleggingsdoelstellingen en de financiële positie van [X], worden eveneens aangemerkt als diens persoonsgegevens,
nu ook deze herleidbaar zijn tot de persoon van verzoeker. Dat Dexia zich op het standpunt stelt dat zij niet verplicht is bij het afsluiten van een effectenlease-overeenkomst naar die gegevens te informeren, neemt niet weg dat zij deze, indien die gegevens niettemin zijn verwerkt, in het te verstrekken overzicht dient op te nemen.
4.3.11 Met Dexia is de rechtbank van oordeel dat de aankoopbewijzen van de in "de effectenlease-overeenkomst" genoemde aandelen geen persoonsgegevens zijn als bedoeld in artikel 1 aanhef en sub a Wbp. Naar Dexia onweersproken heeft gesteld, verkocht dan wel kocht zij de onderliggende aandelen van de effectenleaseovereenkomsten
gedurende de dag gebundeld aan. Een aankoopbewijs, waarmee
volgens Dexia een effectennota bedoeld zal zijn, heeft dus betrekking op diverse aandelen die voor meerdere contracten gebundeld zijn aangekocht. Daardoor beschikt zij niet over aan- of verkoopbewijzen die specifiek betrekking hebben op voor een bepaalde betrokkene bestemde effecten. Die aan- en verkoopbewijzen kunnen dus niet worden aangemerkt als gegevens die een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreffen en vallen daarmee niet onder het bereik van de Wbp.
4.3.12 Wat het verstrekken van afschriften van dividenduitkeringen betreft, geldt hetgeen hiervoor onder 4.3.9 is overwogen. Voor zover de dividenden voor de gesloten contracten in hun geheel worden uitgekeerd, vallen deze buiten het bereik van de Wbp; voor zover de dividenden echter worden uitgekeerd op de in de effectenlease-
overeenkomst met [X] genoemde en met hem te identificeren aandelen, vallen deze binnen het bereik van de Wbp en dienen deze te worden opgenomen in het door Dexia te verstrekken overzicht.
4.3.13 Ten aanzien van de inventarisatie van de kredietwaardigheid van [X] kan Dexia hier niet volstaan met verwijzing van [X] naar het Bureau Kredietregistratie (hierna: BKR).
De omstandigheid dat [X] bij het BKR de door Dexia verstrekte gegevens kan opvragen, ontneemt hem terzake niet zijn rechten tegenover Dexia op grond van de Wbp. Indien Dexia de leasesom van de effectenlease-overeenkomsten aan het BKR meldt, zoals zij
heeft gesteld, dan dient zij die melding en de inhoud daarvan in het aan verzoeker te verstrekken overzicht op te nemen.
4.3.14 De rechtbank is van oordeel dat, voor zover Dexia telefoongesprekken op banden heeft opgenomen en deze banden heeft bewaard, deze bandopnamen op grond van artikel 2 lid 1 van de Wbp buiten het bereik van de Wbp vallen, hoewel de inhoud daarvan
persoonsgegevens kan bevatten. Naar verweerster onbetwist heeft aangevoerd zijn deze bandopnamen, gelet op de wijze waarop de telefoongesprekken zijn opgeslagen, immers niet aan te merken als een bestand in de zin van artikel 1 aanhef en sub c Wbp, reeds
omdat deze geen gestructureerd geheel van persoonsgegevens bevatten. Dit laatste is anders met telefoongesprekken die op digitale of schriftelijke wijze zijn vastgelegd en persoonsgegevens bevatten. Deze vallen wel onder het bereik van de Wbp, zodat daarvan melding dient te worden gemaakt in het door Dexia te verstrekken overzicht.
4.3.15 Tenslotte verlangt [X] gegevens omtrent alle overige documenten die op hem van toepassing zijn. Voor zover verweerster overigens nog persoonsgegevens van [X] heeft verwerkt,dient zij ook deze in het door haar te verstrekken overzicht op te nemen.
4.3.16 Met inachtneming van het voorgaande dient Dexia derhalve aan het verzoek van [X] gevolg te geven.
4.3.17 Daar partijen over en weer deels in het ongelijk gesteld zijn, zal bepaald worden dat elke partij haar eigen kosten draagt.
B E S L I S S I N G:
De rechtbank:
beveelt Dexia Bank Nederland N.V. om, binnen vier weken na betekening van deze beschikking aan haar, een schriftelijk overzicht als bedoeld in artikel 35, lid 2 Wbp aan [X] te verstrekken, zulks met inachtneming van hetgeen hierboven onder 4.3.9 tot en met 4.3.15 is overwogen;
bepaalt dat elke partij haar eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M.L.M.Magnée en ter openbare civiele terechtzitting van 30 maart 2005 uitgesproken in tegenwoordigheidvan de griffier.
Re: Rotterdam: Dexia moet inzage geven van persoonsgegevens
Naar het oordeel van de rechtbank geldt dat voor zover de aangekochte of verkochte aandelen of de afschriften van dividenduitkeringen herleidbaar zijn tot de persoon van verzoeker, het gaat om persoonsgegevens, waarvan melding gemaakt moet worden in het te verstrekken overzicht.
Dit is wat een advocaat nou eens zou moeten laten uitpluizen. Leg maar eens aan een rechter voor of hij vindt dat de aandelen/dividenduitkeringen herleidbaar zijn tot de persoon van een verzoeker.
Als je daar duidelijkheid over krijgt, kun je nog eens eisen gaan stellen.
NU geeft Dexia wat rommelige administratie af en voldoet daarmee aan de verplichting uit de uitspraak. Als je vervolgens meer wilt, moet je weer naar de rechter.
Dit is wat een advocaat nou eens zou moeten laten uitpluizen. Leg maar eens aan een rechter voor of hij vindt dat de aandelen/dividenduitkeringen herleidbaar zijn tot de persoon van een verzoeker.
Als je daar duidelijkheid over krijgt, kun je nog eens eisen gaan stellen.
NU geeft Dexia wat rommelige administratie af en voldoet daarmee aan de verplichting uit de uitspraak. Als je vervolgens meer wilt, moet je weer naar de rechter.