Hierdoor zou de kromme situatie ontstaan dat men gelijk krijgt en dus terecht vernietigd heeft maar alsnog alle betalingen kwijt is!
Wat moeten we hier mee?
Misschien dat er mensen zijn die beter met deze wetten overweg kunnen dan ik.
Hierbij hetgeen Sprengers zegt en vervolgens de wetsartikelen die hij nu en in eerdere uitspraken ivm art 3:120 aanhaalde en artikelen waarna verwezen wordt.
voor de gene die er zin in hebben: duik er eens in en kijk eens wat je er van denkt. Ook huurkoop, zorgplicht en Wck zijn via dit forum op de rit gezet!
Artikel 6:203 Onverschuldigde betaling48. Dit betekent nog niet dat eisers en eiseressen recht erop hebben dat Dexia terugbetaalt al hetgeen zij na de vemietiging van de betrokken overeenkomsten onverschuldigd uit hoofde van die overeenkomsten van deze eisers en eiseressen ontvangen mocht hebben en tevens al hetgeen vóór de vernietiging op grond van die overeenkomsten door hen aan haar betaald is. Mede gezien het beroep van Dexia op artikel 6:278 BW dient de kantonrechter ambtshalve te bezien of ten aanzien van wat vóór de vernietiging van de overeenkomsten terzake rente aan haar betaald is, Dexia niet beschouwd moet worden als een ontvanger te goeder trouw. Als dat zo is, behoren die rentetermijnen haar krachtens artikel 6:206 juncto artikel 3:120 BW toe.
49. In geval van onverschuldigde betaling maakt de wet onderscheid tussen de ontvanger te goeder trouwen te kwader trouw. Op grond van artikel 6:206 BW is onder meer artikel 3:120 BW van overeenkomstige toepassing omtrent de afgifte van vruchten. In artikel 3:120 BW lid 1
is bepaald dat aan een bezitter te goeder trouw de afgescheiden natuurlijke en de opeisbaar geworden burgerlijke vruchten toebehoren. Burgerlijke vruchten zijn volgens de definitie van artikel 3:9 BW rechten die volgens verkeersopvattingen als vruchten van goederen worden aangemerkt.
1.Degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen.
2.Betreft de onverschuldigde betaling een geldsom, dan strekt de vordering tot teruggave van een gelijk bedrag.
3.Degene die zonder rechtsgrond een prestatie van andere aard heeft verricht, heeft eveneens jegens de ontvanger recht op ongedaanmaking daarvan.
Artikel 6:206 Onrechtmatige daad
De artikelen 120, 121, 123 en 124 van Boek 3 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot hetgeen daarin is bepaald omtrent de afgifte van vruchten en de vergoeding van kosten en schade.
Artikel 3:9 Begripsbepalingen
1.Natuurlijke vruchten zijn zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken worden aangemerkt.
2.Burgerlijke vruchten zijn rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen worden aangemerkt.
3.De afzonderlijke termijnen van een lijfrente gelden als vruchten van het recht op de lijfrente.
4.Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak door haar afscheiding, een burgerlijke vrucht een zelfstandig recht door haar opeisbaar worden.
Artikel 3:118 Bezit en houderschap
1. Een bezitter is te goeder trouw, wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijze als zodanig mocht beschouwen.
2. Is een bezitter eenmaal te goeder trouw, dan wordt hij geacht dit te blijven.
3. Goede trouw wordt vermoed aanwezig te zijn; het ontbreken van goede trouw moet worden bewezen.
Artikel 3:120 Bezit en houderschap
1.Aan een bezitter te goeder trouw behoren de afgescheiden natuurlijke en de opeisbaar geworden burgerlijke vruchten toe.
2.De rechthebbende op een goed, die dit opeist van een bezitter te goeder trouw of die het van deze heeft terugontvangen, is verplicht de ten behoeve van het goed gemaakte kosten alsmede de schade waarvoor de bezitter op grond van het in titel 3 van Boek 6 bepaalde uit hoofde van zijn bezit jegens derden aansprakelijk mocht zijn, aan deze te vergoeden, voor zover de bezitter niet door de vruchten van het goed en de overige voordelen die hij ter zake heeft genoten, voor het een en ander is schadeloos gesteld. De rechter kan de verschuldigde vergoeding beperken, indien volledige vergoeding zou leiden tot onbillijke bevoordeling van de bezitter jegens de rechthebbende.
3.Zolang een bezitter te goeder trouw de hem verschuldigde vergoeding niet heeft ontvangen, is hij bevoegd de afgifte van het goed op te schorten.
4.Het in dit artikel bepaalde is ook van toepassing op hem die meent en mocht menen dat hij het bezit rechtmatig heeft verkregen, ook al weet hij dat de handelingen die voor de levering van het recht nodig zijn, niet hebben plaatsgevonden.
Artikel 3:121 Bezit en houderschap
1.Een bezitter die niet te goeder trouw is, is jegens de rechthebbende behalve tot afgifte van het goed ook verplicht tot het afgeven van de afgescheiden natuurlijke en de opeisbaar geworden burgerlijke vruchten, onverminderd zijn aansprakelijkheid op grond van het in titel 3 van Boek 6 bepaalde voor door de rechthebbende geleden schade.
2.Hij heeft tegen de rechthebbende alleen een vordering tot vergoeding van de kosten die hij ten behoeve van het goed of tot winning van de vruchten heeft gemaakt, voor zover hij deze vergoeding van de rechthebbende kan vorderen op grond van het bepaalde omtrent ongerechtvaardigde verrijking.
3.Het in dit artikel bepaalde is ook op de bezitter te goeder trouw van toepassing vanaf het tijdstip waarop de rechthebbende zijn recht tegen hem heeft ingeroepen.
Artikel 3:123 Bezit en houderschap
Heeft de bezitter van een zaak daaraan veranderingen of toevoegingen aangebracht, dan is hij bevoegd om, in plaats van de hem op grond van de artikelen 120 en 121 daarvoor toekomende vergoeding te vorderen, deze veranderingen of toevoegingen weg te nemen, mits hij de zaak in de oude toestand terugbrengt.
Artikel 3:124 Bezit en houderschap
Wanneer iemand een goed voor een ander houdt en dit door een derde als rechthebbende van hem wordt opgeëist, vindt hetgeen in de voorgaande vier artikelen omtrent de bezitter is bepaald, te zijnen aanzien toepassing met inachtneming van de rechtsverhouding waarin hij tot die ander stond.
Gr Hans A