check schreef:Peewee, bedankt voor de informatie. Maar ik zou ook nog graag vernemen of er iets gezegd wordt over de gekochte obligaties, zoals door Barge in zijn brief vermeld. Gaat het om nulcoupon bonds of worden ze vastrentende waarden genoemd? De waarde ervan zal waarschijnlijk niet zijn vermeld.
.
Check,
De term ''obligatie'' of ''nul coupon bond'' of ''vastrentende waarde'' komt in het jaarverslag 2001 niet één keer voor.
Zirkoon,
Volgens mij doelt Aegon/Spaarbeleg met de ''15 spaarperioden'' op de stijgingen van de desbetreffende individuele indices van een fictief ''Sprintplan'' wanneer dit vanaf 15 x 5 (jaar)=spaarperioden eerder zou zijn geintroduceerd. Fictief omdat een deel van de indices nog geen 15 x 5 jaar bestonden (en dus niet te controleren zijn !!!!!). Van ''sparen'' is uiteraard in het geheel geen sprake bij het Sprintplan; rechters walsen daar (tot nu toe) doodgewoon overheen.
Zie over de misleiding van beleggers door middel van statistieken (''in het verleden behaalde rendementen'') de lezenswaardige bijdrage van econome Erica Verdegaal in NRC Next resp. in Next Blog. Onder het kopje ''de misrekenende rechter'' van 23 mei 2009. Dit ging ook over (de kansloosheid van) aandelenlease. Je moet hier even voor googlen ! Ook het debat onder wiskundigen en statistici onder deze blog van Erica Verdegaal is aardig om te lezen.
Weer bedankt. Het is wel een verbijsterende mededeling. De brief van Barge heeft dus alleen gediend om de deelnemers in kennis te stellen van een obligatiebelegging, die er maar heel kort is geweest. De aankoop moet met terugwerkende kracht voor het verschijnen van het jaarverslag over 2001 zijn teruggedraaid. Ik ga er namelijk vanuit, dat de brief van Barge niet als misleiding is bedoeld, want dan was het niet nodig geweest om de extra verpanding erbij te halen. De schuldigen zitten bij de Beheerder, mogelijk Overeem en/of de Munnik. Het staat hiermee wel vast, dat er in bijna tien jaar Sprintplan geen enkele rentegevende belegging is geweest.
Een tweede geval van terugwerkende kracht deed zich vrijwel zeker voor bij het jaarverslag over 2003 van het Aegon Garantiefonds. Op 22 maart 2004 had ik de AFM ingelicht over het Garantiefonds. Ik wees daarbij o.a. op het eind 2002 ontbreken van de één jaar eerder gekochte obligaties en op de onverklaarbaar hoge verliezen, die een ernstig nadeel betekenden voor deelnemers die hun participaties wilden verkopen. Ik werd vriendelijk bedankt, maar vanwege hun wettelijke geheimhoudingsplicht zou ik er nooit meer iets van horen. Eveneens op 22 maart 2004 stelde ik Ernst & Young Accountants enige vragen over het ontbreken van renteopbrengsten, de hoge verliezen en de mogelijke verkoop van caps en opties door Aegon aan het Garantiefonds. Hun reactie hield in dat het hun als externe accountant niet mogelijk was mijn brief inhoudelijk te beantwoorden, maar dat zij Aegon Nederland zouden vragen dit te doen. Wat natuurlijk niet gebeurde; ik was ‘het bos ingestuurd’, reden om kopieën van mijn brief en het antwoord erop aan de AFM te sturen, waarna het stil bleef.
Ik was vanzelfsprekend benieuwd naar het jaarverslag over 2003, dat uiterlijk 1 mei 2004 had moeten verschijnen. Na enkele verzoeken kreeg ik pas op 23 juni te horen, dat het nog niet beschikbaar was, maar dat wel op korte termijn zou zijn. Nog net in juni mocht ik het ontvangen, waarmee de wettelijke termijn met bijna twee maanden was overschreden. Toen mijn brief Aegon bereikte, lag het op 1 april 2004 gedateerde jaarverslag vermoedelijk al klaar voor de drukker, waardoor eventuele wijzigingen voor vertraging in de verschijning zouden zorgen. Blijkbaar woog dit bezwaar minder dan de onrust die ik had veroorzaakt en zal er besloten zijn om de beleggingen van het Garantiefonds per 31 december 2003 aan te passen. Maar voor terugwerkende kracht van bijna drie maanden hoef je bij een grote buitenlandse instelling niet aan te kloppen, dus moest dit intern gebeuren. Dan kom je uit bij schijntransacties of regelrechte vervalsing van de cijfers, maar met dit laatste zal de, overigens goed meewerkende accountant wel te ver zijn gegaan.
In het jaarverslag over 2003 worden de beleggingen als volgt omschreven: “Het Aegon Garantiefonds belegt in OTC-opties gerelateerd aan één of meer indices. In de OTC-optie is een belegging in een zero coupon bond opgenomen die in belangrijke mate voor het garantie-element zorgt”. Verder wordt een waarborg van € 878 miljoen vermeld, wat onmiddellijk duidelijk maakt, dat het bij de zero coupon bond om derivaten gaat. Voor originele obligaties zou geen waarborg nodig zijn. In latere jaarverslagen worden ze openlijk derivaten genoemd, zoals in het door Zirkoon geplaatste liquidatieverslag. Opmerkelijk is, dat daarin ook wordt gezegd, dat de opties garanderen dat aan het einde van de looptijd een zeker percentage van de inleg wordt uitgekeerd, dus 90, 93 of 100%. Ten onrechte, want we weten intussen wel, dat de uikomst van derivaten volstrekt onzeker is. Maar dit is niet de enige onzin. De portefeuilles van april 1998 t/m juni 2002 stonden eind 2003 alle onder de beginstand en dan is het nadelig voor de deelnemers en in principe ook voor Spaarbeleg als er nog opties worden gekocht. Normaal gesproken, hadden er zich aan het einde van 2003 geen opties meer in die portefeuilles bevonden. En zonder opties is het technisch onmogelijk om er een belegging in nulcoupon obligaties of iets anders in op te nemen.
Er zou meer over te zeggen zijn, maar ik meen met mijn artikelen voldoende te hebben aangetoond, dat de waardebepaling van de participaties grotendeels los staat van de marktontwikkelingen en vrijwel geheel afhangt van wat Aegon goeddunkt.
Voorzover mij bekend, heeft de AFM zich van de problemen met de effectenlease weinig aangetrokken en van mijn aangifte had ik weinig verwacht. Anders lag dit met justitie, toen mij in maart 2005, na een paar gesprekken met een opsporingsambtenaar van de FIOD/ECD verzocht werd mijn bevindingen op papier te zetten. Dat deed ik en stuurde een compleet deelnemersdossier mee plus het prospectus, de jaarverslagen van het Aegon Garantiefonds over 2002 en 2003, de Financiële Bijsluiter, de Specifieke Bepalingen en de bewuste brief van Barge. Deze organisatie heeft natuurlijk ervaring met de diverse vormen van beleggingszwendel en had geen moeite mijn commentaar te volgen. Na een paar weken werd mij gevraagd mijn brief ook te mailen, omdat er aantekeningen op waren geplaatst. Dat klonk goed, maar het duurde tot oktober voor ik weer wat hoorde. Ik werd opgebeld door een functionaris die me vertelde, dat er meerdere aangiften waren binnengekomen en dat waarschijnlijk binnen een maand beslist zou worden of er al dan niet tot vervolging van Aegon zou worden overgegaan. Van de opsporingsambtenaar hoorde ik begin 2006 dat de FIOD/ECD een onderzoek had willen starten, maar dat een Officier van Justitie daar leiding aan moest geven en helaas was er geen enkele beschikbaar geweest. Nu is het wel zeker dat een officier niet op eigen houtje kan beslissen om een onderzoek in te stellen bij een grote financiële multinational als Aegon. Voor zoiets is toestemming van een hogere instantie nodig en die is niet gegeven. Meer dan honderdduizend beleggers werden geslachtofferd en een criminele organisatie bleef voortbestaan, alleen om het toch al besmeurde imago van Aegon niet verder te beschadigen. Rechtvaardig is dit natuurlijk niet, maar Aegon werd voor onze samenleving van meer belang geacht dan die grote groep ‘speculanten’. Klassenjustitie voor een goed doel!?
In deze eeuw zijn er al heel wat gevallen van beleggingszwendel geweest, ik noem Royal Dubai, Golden Sun, Palm Invest, Easy Life en de grootste: René van de Berg. Via Google is gemakkelijk het dubbele aantal te vinden. Steeds was er een officier van justitie beschikbaar en steeds werd onderzocht wat er met het geld van de beleggers was gebeurd. Bij het Sprintplan is dit nagelaten en met klagen alleen over het niet waarmaken van de mooie beloften, win je geen rechtzaak.
Nu weer terug naar een paar brieven. De eerste twee betroffen een verzoek om informatie over een eventuele verlaging van de maandbedragen c.q. de opdracht daartoe. Beide brieven hadden betrekking op een portefeuille van begin 2001 en waren respectievelijk van oktober en december 2002. De beurzen hadden al aanzienlijke dalingen achter de rug, voor de schrijver reden om te voorspellen, dat de participatiewaarde gedurende de gehele looptijd zou achterblijven bij de stijging(!) van de samengestelde index. In de eerste brief stond ook nog, dat eventueel behaalde clicks alleen aan het einde van de looptijd golden. Vanaf januari 2000 konden echter geen clicks meer behaald worden, dus was er verkeerd geknipt en geplakt of was er sprake van bewuste misleiding. Voor de deelnemer was dit wel verwarrend. In beide brieven werd gewaarschuwd voor het overblijven van een restschuld. In de tweede brief, geschreven door de Munnik, stond verder dat na vijf jaar de dagwaarde gelijk zou zijn aan de ontwikkeling van de indices. Een stille hint om van de verkoop af te zien. De Munnik kwam ook nog met het bekende verhaal, dat de dagwaarde van de participaties wordt berekend op basis van de marktwaarde van de achterliggende opties. Maar in deze portefeuille bevonden zich geen opties meer, omdat de samengestelde index tot ver onder de aanvangswaarde was gedaald. Voor de meeste portefeuilles gold dat de optieloze periodes meer dan de helft van de looptijd uitmaakten.
Vervolgens een brief van Mr. P.M. Leerink d.d. 18 juni 2003 en het antwoord van de Munnik op 27 juni daaropvolgend. Beide brieven zijn te vinden zijn op de website van Gesp. Leerink is de eerste in de rij van advocaten, die ten onrechte geprobeerd hebben om op eigen kracht Spaarbeleg op de knieën te krijgen. De Munnik legt uit dat bij effectenleaseproducten met geleend geld wordt belegd in aandelen, wat meestal niet het geval is. Bij de meeste garantieproducten, waaronder het Sprintplan, wordt met opties gewerkt en het is niet duidelijk waarom de Munnik een andere indruk geeft. Haast vanzelfsprekend wordt gewezen op de garantiewaarde na vijf jaar, maar hij zwijgt wijselijk over de vaak forse verliezen in de voorafgaande jaren.
Interessant is de volgende verklaring: “Met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomst gaat u er geheel ten onrechte van uit dat in de brochure niets over de inhoud van de overeenkomst staat. In de brochures is het product Sprintplan echter goed beschreven en wel in leesbaar Nederlands in plaats van in juridische taal. Die juridische taal is overigens ook aan onze SprintPlan klanten verzonden in de vorm van Algemene Voorwaarden en Specifieke Bepalingen”. De Munnik is terecht van mening, dat juridische taal niet aan de deelnemers is besteed. Aan het einde van de brief staat nog: ”Wij zijn niet bereid uw cliënte een aanbod tot compensatie te doen als door u voorgesteld”. Deze zin werd door de rechtbank aangehaald in de door Gesp aangespannen rechtzaak, dus de rechtbank kende de brief. Daarom is het vreemd, dat in de rechtzaak van de V C & G de rechtbank de juridische taal zwaarder laat wegen: “De rechtbank beschouwt de brochure slechts als onderdeel van de aan de deelnemer ter beschikking staande informatie, zodat mogelijk misleidende elementen uit de brochure kunnen worden weggenomen door de andere beschikbare informatie”. Vreemd is ook, dat de advocaat van de V C & G de brief van de Munnik niet te berde heeft gebracht. Deze was naast directeur van Spaarbeleg ook directielid van Aegon Investment Management en zijn promotieonderwerp was ‘Rentederivaten’, zodat hij bij uitstek als een beleggingsexpert, wiens mening zwaar woog, beschouwd mocht worden.
Wordt vervolgd
Volg ik je goed, dan zijn al je stellingen van de voorbije jaren op dit forum in feite terug te voeren op je stelling:
1 dat Aegon geen OTC opties kocht met een looptijd gelijk aan de looptijd van het Sprintplan (5 jaar), maar kortdurende opties en soms in het geheel geen opties; en
2 Op je stelling dat er -in weerwil van Aegon's beweringen- geen nul coupon obligaties zijn gekocht (cq er zijn pas in 2001 in één transactie obligaties gekocht voor alle voorafgaande subfondsen en deze obligaties zijn nadien weer snel afgestoten door Aegon).
Wat zijn voor beide stellingen de exacte, concrete (uit publiek toegankelijke bronnen blijkende) bewijzen ? Ik stel de vraag omdat ik dreig de draad van je verhaal (uitgesponnen over meerdere jaren) kwijt te raken. Bij voorbaat dank !
In principe hebben de opties een looptijd van één jaar, maar er zijn er ook met een kortere looptijd geweest. Bewijzen kan ik dit niet, alleen aannemelijkmaken. Uit de jaarverslagen blijkt b.v. dat de portefeuilles uit 2000 na één jaar al op verlies stonden en er nooit winst is geboekt. Het was daarom niet nodig om na de eerste keer gedurende de resterende looptijd nog opties te kopen. Opties met een looptijd van vijf jaar zijn natuurlijk een stuk duurder dan opties voor één jaar en omdat in beide gevallen de gehele investering verloren zou zijn gegaan, zal Aegon altijd voor de kortere looptijd kiezen. In het prospectus staat een bepaling, dat Aegon een verkoopopdracht maximaal één jaar kan opschorten; dat is ook een aanwijzing.
In de jaarverslagen kun je nergens obligaties vinden en er worden evenmin renteopbrengsten verantwoord. Het vermogen van het Garantiefonds heeft dus nooit een cent rente opgebracht. De aankoop van opties moest daarom uit het vermogen betaald worden, wat verliezen veroorzaakte. De verliezen zijn echter veel groter dan uit dezen hoofde verwacht mocht worden, maar ik kan niet bewijzen hoe Aegon dit veroorzaakt heeft. Schijntransacties of domweg een opslag op de daadwerkelijk gekochte opties? Wie zal het zeggen?
Beste Check,
Dank voor je reactie. In een civielrechtelijke procedure is het (helaas) lastig werken met indirect bewijs. De bewijslast ligt in beginsel op de eisende partij. Uitgezonderd ten aanzien van misleiding, waar omkering van de bewijslast geldt (niet onbelangrijk in casu !). Van VC&G begreep ik dat Aegon zich in de rechtszaak verdedigt met het verweer dat (grosso modo) 80% van de geleende hoofdsommen (het startvermogen van de subfondsen !) is gebruikt voor de zero coupon bonds en 20% voor de 5-jaars opties die de uitkering van de ''verwachte'' stijging van de samengestelde index per einde looptijd garandeerde. En verder, uiteraard, dat zero coupon obligaties per definitie geen renteopbrengsten geven.
Tja, breek daar maar eens doorheen met indirect bewijs; in een rechtszaak waarvan de de coordinerend rechter (Hof A'dam), naar verluid, de voormalig advocaat van Aegon is !
Peewee, Je stelt me teleur. Zelf heb je doorgegeven, dat er in het jaarverslag van het Aegon Garantiefonds over 2001 geen nulcouponobligaties voorkwamen. Wat ligt er dan meer voor de hand om ook de andere jaarverslagen te bekijken. Ik voorspel je, dat je ook daarin geen nulcouponobligaties zult vinden. Je hebt dan een keihard bewijs. Vanaf 2003 vind je wel derivaten van nulcouponobligaties, maar dat is niet hetzelfde als de echte obligaties.
Als Aegon daadwerkelijk opties met een looptijd van vijf jaar heeft gekocht, moeten het schijntransacties zijn geweest. Weet je zeker, dat ze niet gezegd hebben, dat 20% gebruikt wordt voor de aankoop van opties in de vijf komende jaren?
Ik raad de V C & G nogmaals aan een deskundige te hulp te roepen. Door de banken worden al zo'n vijftien jaar Garantiefondsen verkocht, wat betekent dat er enkele tientallen medewerkers zich met het ontwikkelen van deze producten hebben beziggehouden. Een dergelijk persoon zal na het jaarverslag over 2001 en de Financiële Bijsluiter gezien te hebben, concluderen, dat de zaak stinkt.
Beste Check,
De soort belegging komt inderdaad in de jaarverslagen vanaf 1997 niet voor. In de balans en verlies- en winstrekening wordt dit aangeduid met de algemene term ''beleggingen'', maar daarmee is op zich nog niet aangetoond dat er geen OTC-opties en zero coupon obligaties zijn gekocht. Ik volg je graag in je analyse, maar bewijsrechtelijk bezien zijn er toch flinke hobbels te nemen.
Naar ik heb begrepen laat VC&G zich beleggingstechnisch adviseren door Kapé Breukelaar en Guido Kruithof. Beiden zijn, naar verluid, goed thuiis in dit soort structured products.
Overigen roepen de jaarverslagen bij mij nog wel wat andere vragen op. Ik kom hier nog op terug.
groet,
Volgens het uitvoeringsbesluit op de Wet beleggingsinstellingen moeten de beleggingen soort na soort in het jaarverslag vermeld worden. In het jaarverslag over 2002, pagina 9 staat: "Het AEGON Garantiefonds belegt in OTC-opties gerelateerd aan één of meer indices". Bij de portetefeuilleoverzichten staat nog 'Cap Garantiefonds' 100%. Andere beleggingen worden niet genoemd, dus zijn er niet.
In het jaarverslag over 2003 staat op pagina 10: "Het AEGON Garantiefonds belegt in OTC-opties gerelateerd aan één of meer indices. In de OTC-opties is een belegging in een zerocoupon bond opgenomen die in belangrijke mate voor het garantie-element zorgt". Je denkt toch niet, dat AEGON daarnaast ook de obligaties gekocht heeft?
Tot slot nog een opmerking over de looptijd van de gekochte opties. Als die vijf jaar bedraagt, mag je Aegon laten uitleggen hoe zij de belegging in zerocoupon bonds, in 2003 in vaak meerdere jaren bestaande opties hebben weten te stoppen.
Het doet me deugd dat de V C & G eindelijk de hulp van beleggingsdeskundigen heeft ingeroepen.
Ik zag zojuist op de website accountant.nl dat de eerder genoemde ex CFO van Aegon Jos Streppel. samen met ex-AFM baas Docter van Leeuwen samen de Raad van Advies vormde van het onlangs failliet verklaarde Forensic Accountantkantoor IRS. ''Old boys networking'' heet zoiets. Overal je tentakels inhouden, zo kun je dit ook vertalen. Geen wonder dat de aangifte van van Check tegen Aegon van 2005, ergens in de politieke en ambtelijke hierarchie werden afgestopt. Ik merk dit ook op, omdat, de bijdragen van Check hierboven over de beleggingszwendel bij het Sprintplan met spookobligaties, naar mijn gevoel grotendeels ''forensic accountancy''
Nu de AFM en justitie de kant van Aegon hebben gekozen, had alleen de rechtbank nog wat voor de deelnemers kunnen betekenen. Maar na het kennisnemen van de aanklachten, waarin als belangrijkste punt van misleiding werd genoemd, dat de deelnemers dachten te sparen in plaats van te beleggen, was de conclusie voor haar duidelijk. De advocaten van de deelnemers wisten, afgezien van het niet nakomen van de zorgplicht, weinig concreets aan te dragen. Dus probeerde een grote groep speculanten zonder goede argumenten haar verlies te verhalen op het gerenommeerde en goed bekend staande Aegon. Dat mocht zich dan ook in de sympathie van de rechtbank verheugen, waarmee de (zoveelste) tunnelvisie een feit was.
Aegon had met een lawine aan reclame bekend gemaakt, dat voor iedere particulier de mogelijkheid was opengesteld om met van haar geleend geld te beleggen in het Spaarbeleg (later Aegon) Garantiefonds. Voor de praktische uitwerking was het zogenaamde Sprintplan gecreëerd. Met de langdurig stijgende beurskoersen in de rug was dit voor Aegon een gelopen race. Meer dan honderdduizend deelnemers meldden zich aan, waarvan vijftienduizend voor de maximale lening van f 90.000,-- gingen en dus gezamenlijk f 1.350.000.000,-- leenden. Maar de meeste deelnemers hadden een wat bescheidener inkomen, waardoor het gemiddeld geleende bedrag een stuk lager uitviel. Zelfs als de naar schatting negentigduizend andere deelnemers allen het minimum van
f 15.000,-- zouden hebben geleend, ging dit nog eens om totaal f 1.350.000.000,--. De rechtbank beschikte waarschijnlijk niet over jaarverslagen van het Garantiefonds, maar het zal haar wel duidelijk zijn geweest, dat de rechtzaak om grote belangen ging en dat er Aegon veel aan gelegen was om die te winnen.
Het ligt voor de hand, dat de deelnemers over weinig of geen vermogen beschikten en daardoor weinig verstand van beleggen hadden. Bovendien waren zij, zoals de rechtbank citeerde uit de Algemene Voorwaarden (Art. 5.1), monddood gemaakt doordat de gekochte participaties in het Garantiefonds op naam werden gesteld van en gehouden door Stichting Spaarbeleggiro respectievelijk de Stichting Aegon Beleggingsgiro. De deelnemers waren onbemiddeld, onwetend en machteloos, een gemakkelijke prooi voor het hebzuchtige Aegon. Het zou de rechtbank hebben gesierd, wanneer zij met die underdogpositie rekening had gehouden. Maar het tegendeel bleek waar.
De rechtbank gaf er de voorkeur aan de zaak zo beknopt mogelijk te houden door de Financiële Bijsluiter, de Productleeswijzer en het Prospectus buiten te sluiten. Gezien de grote belangen die op het spel stonden, een onbegrijpelijke en betreurenswaardige beslissing. “De financiële bijsluiter wordt buiten beschouwing gelaten omdat, onweersproken door Gesp, is gesteld dat er na 1 juli 2002 geen Sprintplannen meer zijn verkocht waarbij de deelnemer inzage heeft gehad in de financiële bijsluiter”, aldus de rechtbank. De bijsluiter is een wettelijk voorgeschreven document, waarvan de inhoud aan bepaalde regels moet voldoen. Verwacht mocht worden dat Aegon dit met het welkomstpakket aan de deelnemers zou toesturen, maar blijkbaar moest daarom gevraagd worden. Deelnemers, die al weinig of niets begrijpen van het toegezonden materiaal, doen dit niet. Dezelfde truc werd ook toegepast bij het prospectus, dat belangrijke informatie bevatte, die zo verborgen bleef. De rechtbank koesterde geen enkele argwaan en stemde in met het verzoek van Aegon zonder de bijsluiter goed te lezen. Waar het om ging, was de paragraaf over de risico’s van het Aegon Garantiefonds: “Het Aegon Garantiefonds belegt in vastrentende waarden en opties. Het fonds is zo gestructureerd dat op de einddatum de vastrentende waarden voor een garantie van de inleg zorgen. Deze vastrentende waarden vertonen in de contractperiode een fluctuatie die afhankelijk is van de ontwikkelingen op de rentemarkt. Er is dus geen sprake van de garantie van de inleg in de contractperiode. Naast vastrentende waarden wordt er ook belegd in opties. Deze opties zijn zo gestructureerd dat ze op de einddatum exact de stijging van de Samengestelde Index weerspiegelen. Indien er sprake is van een daling van de Samengestelde Index, dan zullen de opties geen waarde hebben. De enige waarde in het Fonds is dan de garantie op de inleg. In de contractperiode zal de relatie tussen de vastrentende waarde, opties en de Samengestelde Index niet 1:1 zijn”. Dit is een beschrijving van het basisprincipe van een Garantiefonds. De bij de start van een portefeuille gekochte obligaties worden na vijf jaar afgelost en uit de opbrengst daarvan wordt de lening terugbetaald. De opties hebben normaliter een looptijd van één jaar en worden betaald van de obligatierente. De obligaties vormen tijdens de looptijd inderdaad het enige risico, namelijk een koersdaling bij een stijgende marktrente, die overigens vanwege de korte looptijd niet groot kan zijn. Maar het toeval wil dat de marktrente vanaf het jaar 2000 behoorlijk is gedaald en de obligaties daardoor dus tijdelijk zijn gestegen. Verder zou bij een stijging van de index winst zijn behaald, terwijl bij een daling ervan het geen zin had om nog opties te kopen. De te ontvangen obligatierente zou de portefeuille dan in waarde doen toenemen. Toch zijn er op grote schaal verliezen geleden, die door de rechtbank aanzienlijk werden genoemd. Het Garantiefonds wordt beheerd door Aegon Investment Management, dat een belegd vermogen van ongeveer tweehonderd miljard euro onder zich heeft en vanzelfsprekend over eersteklas beleggingsexperts beschikt. De verliezen van het Garantiefonds kunnen daarom niet op toevallige foutjes berusten, maar zijn opzettelijk veroorzaakt. Tot die conclusie had de rechtbank kunnen komen, indien zij de bijsluiter aandachtig had gelezen en zonodig deskundige hulp had ingeroepen.
De Productleeswijzer moest eraan geloven, omdat deze ten aanzien van misleiding geen wezenlijk andere informatie verstrekte als door Gesp aangedragen. Om tot dit oordeel te komen, moet de rechtbank de productleeswijzer hebben gelezen. Zo niet, dan heeft ze ook hier gefaald. Aegon verklaart onder andere dat bij tussentijds beëindigen van de Sprintplan overeenkomst de participaties worden verkocht tegen de marktwaarde van de achterliggende opties. Daarmee wordt in wezen gezegd, dat het vermogen van het Garantiefonds geheel in opties werd belegd. En dat is exact wat in de Specifieke Bepalingen is opgenomen, maar het is grote onzin. Ik citeer maar weer uit de financiële bijsluiter: “Indien er sprake is van een daling van de Samengestelde Index, dan zullen de opties geen waarde hebben”. Het Garantiefonds is de niet geringe beurscrisis heelhuids doorgekomen, het beste bewijs dat Aegon een dergelijk groot risico nooit heeft genomen. Wat in de productleeswijzer en in de specifieke bepalingen over de beleggingen van het Garantiefonds staat, is volkomen onjuist en daarmee naar mijn mening misleidend.
Over de beëindiging na vijf jaar ontvangt de deelnemer, zoals de productleeswijzer aangeeft, de waarde van de belegging (volgens de procentuele stijging van de index) minus het voorgeschoten bedrag. Dus na precies vijf jaar bepaalt de stand van de index of er een uitkering komt en zo ja, hoe groot die is. Ik zie dit als pure speculatie en ironisch genoeg, geldt dit voor de meeste garantiefondsen. Los van verschillen in garantiewaarden is een deelnemer na vijf jaar 40% rente kwijt, effectief iets meer. De maximale winstuitkering is gelijk aan het geleende bedrag, waarmee de hoofdprijs, die zelden wordt uitgekeerd, nog geen 2½ keer de inleg bedraagt. Voor een dergelijk loterij zijn niet veel liefhebbers te vinden, tenzij je het als een belegging verkoopt. Aan de rechtbank is dit alles voorbij gegaan, getuige de verklaring onder punt 4.27 in de zaak Gesp: “Inherent aan beleggen is de afhankelijkheid van de beurskoersen, waarmee een eventueel risico van een lagere waarde als een algemeen bekend gegeven beschouwd kan worden”. In zijn algemeenheid een juiste bewering, maar kent de rechtbank gewone beleggingsfondsen met een maximale looptijd, aan het einde waarvan er geen verliezen maar wel winsten mogelijk zijn, die echter tot een stijging van100% zijn beperkt? Het Garantiefonds slaagde er niet alleen in om zonder verlies af te sluiten, maar wist ook de eerder veroorzaakte verliezen weg te werken, dwars tegen de ineenstortende beurskoersen in. Zonder kennis van de werking van garantiefondsen en opties moet dit op toveren lijken, maar de rechtbank staat nergens bij stil. Met deze uitspraak werden de kunstmatig teweeggebrachte verliezen gelegaliseerd; Aegon kon tevreden zijn.
De rechtbank weet wel dat de deelnemers na vijf jaar twee garanties hebben: op de lening en op een stijging van de index. Of en hoe Aegon deze doelen weet te bereiken, is niet hun zorg. Het betekent dat alle mutaties in het Garantiefonds, zoals de aankoop opties, beheer- en andere kosten plus de verliezen voor rekening van Aegon komen. Maar ook dat Aegon alle behaalde koerswinsten naar zich toe kan trekken zodra de index gaat dalen; dat kon wel eens meer dan honderd miljoen euro hebben bedragen. Ook zonder specifieke kennis had de rechtbank dit kunnen bedenken. Het grootste verlies trof ik aan bij de op 1 mei 2001 gestarte portefeuille; dit bedroeg acht maanden later liefst 18,6%. Hiermee was bijna alle in de toekomst te ontvangen obligatierente verbruikt en zou een latere aankoop van opties voor rekening van Aegon komen. De enige reële aankopen hadden bij de start van de portefeuille obligaties plus voor goed 3% opties moeten zijn, waardoor het vermogen na acht maanden nog intact zou zijn gebleven. Verliezen van meer dan 15% bij andere portefeuilles zijn geen uitzondering en moeten met opzet door de beheerder (Aegon Investment Management) zijn veroorzaakt. Hoe, is de vraag. De opties, die de stijging van de index volgen, zijn bij derden gekocht; Aegon mag zelf de risico’s niet aangaan. Omdat het Garantiefonds blijkens de jaarverslagen nooit in obligaties heeft belegd, vormden de opties de eerste verliespost. De overige, veel grotere verliezen, berustten vermoedelijk op schijntransacties, maar kunnen ook op andere wijze tot stand zijn gekomen.
Waarom deze verliezen? Eigenlijk had de rechtbank dit zelf kunnen bedenken. In de rechtzaak V C & G heeft zij Art. 3 van de Specifieke Bepalingen gedeeltelijk overgenomen. Het gaat over de bonus die de deelnemers van portefeuilles uit 1998 en 1999 kregen zodra de index met 10% was gestegen. Dit is bij alle portefeuilles gebeurd en had als resultaat, dat de garantiewaarden met 10% werden verhoogd. Er zat echter een addertje onder het gras: “Deze garantie is niet van toepassing in geval van tussentijdse inkoop van participaties door het Garantiefonds.” De bedoeling hiervan is niet zo moeilijk te begrijpen: Aegon wilde tussentijdse verkoop van participaties zoveel mogelijk tegengaan. Vanaf het jaar 2000 gold deze bonusregeling niet meer en daarom werden aanzienlijke verliezen gecreëerd, die hetzelfde doel dienden. Wie niettemin zijn participaties verkocht, moest het verlies bijpassen, een verlies dat bij een correct beheer niet zou hebben bestaan. Die verliezen werden regelmatig aangepast, maar zo dat de keuze om al dan niet te stoppen meestal tot doorgaan leidde. Een voorbeeld van de willekeur waarmee de waarde van de participaties werd bepaald, blijkt uit het verloop van de portefeuilles gestart in april, mei en juni 2001. Per 31 december 2001 waren de verliezen op de participaties respectievelijk 8,8%, 18,6% en 7,9%, één jaar later 7,8%, 10,5% en 9,6%. Een uiteenlopend beeld. In 2002 waren de indices gedaald, zodat de opties zonder waarde waren afgelopen, terwijl rentegevende beleggingen ontbraken. Derhalve hadden de participatiewaarden eind 2002 onveranderd tot iets lager moeten noteren.
Zoals gezegd staat in de specifieke bepalingen dat het op de participaties gestorte bedrag wordt belegd in opties, die de koersstijgingen van de indices kunnen volgen en waarmee het neerwaartse koersrisico wordt beperkt. In de specifieke bepalingen uit 2001 staat liefst vier keer dat het vermogen is belegd in opties, maar dit maakt de onzin er niet minder om. Waarom zet Aegon die onzin in een tot de overeenkomst behorend document? Mogelijk om op vragen over het ontbreken van rente te kunnen verklaren dat opties geen rente geven, maar meer waarschijnlijk om de bokken van de schapen te scheiden. Wie verstand heeft van opties weet na lezing van de specifieke bepalingen, dat er bedrog in het spel is en trekt zijn inschrijving in. Alle aanblijvers zijn leken op dit gebied en allen hebben dus grote behoefte aan uitleg over het sprintplan. Zij weten geen van allen wat er met hun (geleende) geld gebeurt en een onderzoek naar hun beleggingskennis is dus bij voorbaat overbodig. Het opzettelijk nalaten van de zorgplicht door Aegon had daarom tot een collectieve veroordeling moeten leiden. Wanneer Aegon de zorgplicht op correcte wijze had uitgevoerd, zouden tienduizenden deelnemers hebben afgehaakt. De rechtbank heeft dus óf geen verstand van opties óf heeft de specifieke bepalingen niet goed gelezen; onkunde of tunnelvisie, de deelnemers zijn weer de dupe.
Maar het kan nog erger!
Op de eerste pagina van de Specifieke Bepalingen d.d. 3 januari 2001 staat, dat deze gelden als aanvulling op het prospectus van 4 november 1999 van het AEGON GarantieFonds en dat ze gelezen dienen te worden in combinatie met dat prospectus. Hier staat in feite de waarschuwing, dat men om alle bepalingen van het contract tussen de deelnemers en Aegon te kennen, niet zonder dit prospectus kan. Maar de rechtbank was blijkbaar niet geïnteresseerd in de inhoud daarvan en deed dus uitspraak zonder de tussen partijen geldende bepalingen te kennen, in een rechtzaak waarin het om circa een half miljard euro ging. Dat de advocaten van de deelnemers het prospectus eveneens buiten beschouwing lieten, pleit niet voor hen, maar is nog geen reden voor de rechtbank om zich achter hen te verschuilen. Tenslotte heeft de rechtbank in de zaak Gesp ook de Wet op het Consumentenkrediet aangekaart en in het voordeel van Aegon uitgelegd, terwijl de advocaat die buiten beschouwing had gelaten. Gezien het belang van het prospectus mocht verwacht worden, dat Aegon het met het welkomstpakket aan de deelnemers zou toezenden, maar die moesten er om vragen. Omdat ze al waren vastgelopen bij de bestudering van de Algemene Voorwaarden en de Specifieke Bepalingen, hadden ze geen behoefte aan nog een onbegrijpelijk document. Aegon had dat prima begrepen en paste deze truc later nog eens toe ten aanzien van de Financiële Bijsluiter; het is de rechtbank klaarblijkelijk ontgaan dat Aegon zich hiermee in een gunstige positie manoeuvreerde.
Wat b.v. te denken van de volgende bepaling in Artikel 6.3 van de Voorwaarden van Beheer en Bewaring: “Indien en voor zolang de Beheerder dit met het oog op een efficiënte verkoop van Fondswaarden tegen een optimale opbrengst gewenst acht, kan de verkoop van Fondswaarden en de uitbetaling worden uitgesteld tot ten hoogste één jaar na de dag van inkoop.” Een deelnemer die denkt met de verkoop van zijn participaties een leuke winst binnen te halen, kan van Aegon te horen krijgen ‘nu even niet’. Waarom Aegon zich dit recht voorbehouden heeft, heb ik in een eerder artikel uitgelegd.
Opmerkelijk is de mededeling onder punt 5 in het prospectus, dat voor nulcoupon obligaties bijzondere fiscale regels gelden. Het prospectus is gedateerd 4 november 1999, de fiscale regels golden alleen nog voor het jaar 2000, dus mocht verwacht worden dat voor alle portefeuilles uit dat jaar obligaties waren gekocht. Maar noch in 2000, noch in de voorgaande jaren en evenmin in de latere jaren is dit gebeurd. Waarschijnlijk was deze mededeling alleen bedoeld om bij de Nederlandsche Bank, die het prospectus moest goedkeuren, de indruk te wekken dat het Garantiefonds op de gebruikelijke wijze werd belegd.
Het bizarre gebeuren rond de eenmalige kosteloze verlaging van het maandbedrag verdient speciale aandacht. In de mij bekende brochures komt de volgende of een vergelijkbare tekst voor: “Met Sprintplan gaat u een contract aan voor vijf jaar. Dan heeft u het volle profijt. U kunt echter, als dat nodig is, tussentijds het Sprintplan aanpassen. Zo kunt u uw maandbedrag eenmalig kosteloos verlagen tot het minimum van f 100,-. Eerder stoppen kan ook, u krijgt dan de waarde van uw Sprintplan, na aftrek van het voorgeschoten bedrag en 5% boeterente, uitgekeerd. Bij tussentijdse beëindiging komt de garantie op het voorgeschoten bedrag te vervallen”. Dat het Sprintplan na vijf jaar het volle profijt oplevert, is natuurlijk grote onzin; niemand weet hoe de beurzen zich in die tijd zullen ontwikkelen, ook de experts van Aegon niet. Wat wel zeker is, is dat na vijf jaar de maximale rente is betaald, wat zwaar drukt op het profijt. Misleiding kun je dit moeilijk noemen; daar is het te simpel voor.
Misleiding is wel aan de orde bij de verlaging van het maandbedrag. Wie ooit begrijpend lezen heeft geleerd, komt tot de conclusie dat bij tussentijdse beëindiging kosten zijn verschuldigd, een boeterente moet worden betaald en de garantie op de lening vervalt. Bij tussentijdse verlaging verleent Aegon eenmalig de gunst deze zaken voor eigen rekening te nemen. Deze zienswijze werd in twee instanties door de Reclame Codecommissie gedeeld en ik merk daar bij op, dat reclamemensen over een goed taalgevoel (moeten) beschikken. Artikel 6.4 van de Voorwaarden van Beheer en Bewaring luidt: “Ter zake van inkoop van Participaties worden door het Fonds geen kosten in rekening gebracht”. In Artikel 7 van het Aegon Garantiefonds wordt vermeld dat in de Specifieke Bepalingen een beheervergoeding, alsmede een eventuele bewaarvergoeding worden vastgesteld. Alle verdere kosten die terzake van het Fonds door de Beheerder en/of de Bewaarder worden gemaakt, worden gedragen door de Beheerder. Beide artikelen zijn opgenomen in het Prospectus. In de Specifieke Bepalingen staat dat er geen beheervergoeding in rekening wordt gebracht. In de jaarverslagen staat: “Er worden geen kosten voor beheer en bewaring geheven in het fonds, deze zijn via het product Sprintplan verdisconteerd in de financieringsstructuur met Aegon Bank (=Spaarbeleg)”. In een eerder artikel heb ik gesteld, dat Spaarbeleg werd gebruikt als verkoopkantoor voor o.a. het Sprintplan en dat de baten en lasten ervan voor rekening van Aegon Investment Management of Aegon Nederland kwamen. De conclusie van het voorgaande kan geen andere zijn, dat noch bij een gedeeltelijke, noch bij een algehele verkoop van participaties kosten mogen worden berekend. Zonder kennis van het prospectus kon de rechtbank hiervan niet op de hoogte zijn en kon de advocaat van Aegon in de zaak Gesp risicoloos beweren, dat ‘kosteloos’ slechts inhield, dat er geen administratiekosten, boeterente of andersoortige kosten in rekening werden gebracht. Vage en leugenachtige bewoordingen. De advocaat van Gesp merkte hierbij nog op, dat in de brochure van 2001 is vermeld dat bij tussentijdse verlaging de garantie herberekend wordt en het woord ‘kosteloos’ is geschrapt. In de Specifieke Bepalingen van augustus 2001 blijkt nu de eenmalige verlaging te zijn opgenomen met de toevoeging dat er een restschuld kan ontstaan. Naar de beweegredenen van Aegon om hiertoe over te gaan, is blijkbaar niet gevraagd. Er werd nu wel duidelijkheid geschapen die er eerder niet was, namelijk dat het enige voordeel van een tussentijdse verlaging vrijstelling van boeterente is. Ongetwijfeld tot verrassing van Aegon kon de rechtbank zich hierin vinden, omdat naar haar mening de deelnemers konden begrijpen dat als er bij beëindiging verliezen werden geleden, dit ook bij verlaging van het maandbedrag het geval zou zijn. Bovendien werd in de Algemene Voorwaarden gerefereerd aan een situatie met een eventueel negatief saldo, maar ook aan een boeterente. Aegon mocht van de rechtbank dus wel de duidelijk vermelde boete kwijtschelden, maar niet een moeilijk te vinden eventuele restschuld; weinig consequent. Aegon kreeg zo tientallen miljoenen euro in de schoot geworpen, reden voor een feestje naast hilariteit over de rechtbank.
De bedoeling van de in de brochure genoemde kosteloze verlaging was om deelnemers te bewegen voor aanzienlijk hogere maandbedragen in te schrijven dan ze aanvankelijk van plan waren. Dat lukte boven verwachting: zoals gezegd sloot 15% van de deelnemers leningen van f 90.000,- af. Uitgaande van 100.000 deelnemers komt dit neer op een totaal van ruim zeshonderd miljoen euro, terwijl de omvang van het Sprintplan ruim 1,6 miljard euro heeft bedragen. De andere 85.000 deelnemers hebben dan gemiddeld nog geen € 12.000,- geleend, wat wel aangeeft dat Aegon haar slachtoffers onder de minder draagkrachtigen heeft gezocht.
In de loop van 2001 waren de almaar dalende beurskoersen reden voor meerdere deelnemers om gebruik te maken van de eenmalige verlaging, die naar zij dachten zonder nadelige financiële gevolgen zou zijn. Dat viel tegen, want Aegon reageerde brutaalweg met: “U belegt met geleend geld. Dit betekent dat u risico loopt dat u uw inleg verliest. Indien u op een ongunstig moment tussentijds beëindigt of de inleg verlaagt, kunt u zelfs een restschuld overhouden. Op de einddatum (na vijf jaar) is de dagwaarde altijd gelijk aan de ontwikkeling van de indices”. En dan wordt nog de grootte van het verlies aangegeven. De deelnemer kon dit alleen via een advocaat aanvechten, maar dat werd een dure grap met een onzekere afloop.
De rechtbank ziet dit alles positief in: “Voorts weegt voor de rechtbank mee, dat, zoals onbetwist door Spaarbeleg is gesteld, iedere deelnemer die tussentijds zijn Sprintplan-overeenkomst wilde beëindigen, schriftelijk op de gevolgen van het eventuele ontstaan en de omvang van de restschuld werd gewezen. De deelnemer kreeg van Spaarbeleg ook nog de mogelijkheid om alsnog af te zien van zijn voornemen om de overeenkomst te beëindigen en de overeenkomst zonder mogelijke restantschuld voort te zetten”. Dat was toch een aardige geste van Spaarbeleg! Overigens waren meerdere deelnemers niet in staat om vijf jaar lang f 600,- per maand te betalen en konden niet anders dan hun maandbedrag te verlagen.
Ook in de rechtzaak V C & G, waarvan de uitspraak één jaar later kwam, is dit onderwerp kort aan de orde gesteld. Er was de rechtbank verzocht om een opinie- of deskundigenonderzoek te gelasten over het misleidende karakter van de reclame-uitingen in de brochure, maar dat vond geen bijval. “De rechtbank beschouwt de brochure slechts als onderdeel van de aan de deelnemer ter beschikking staande informatie, zodat mogelijk misleidende elementen uit de brochure kunnen worden weggenomen door de andere beschikbare informatie.” Ik denk niet dat de rechtbank deze stelling met feiten kan onderbouwen. De enige belangrijke misleiding is de ‘eenmalige kosteloze verlaging’ en die werd in alle brochures opgenomen. De andere beschikbare informatie levert het bewijs, dat er wel degelijk sprake is van misleiding. Uit prospectus en jaarverslagen blijkt dat aan deelnemers nooit kosten in rekening worden gebracht en met behulp van de Financiële Bijsluiter kan worden aangetoond, dat er geen verliezen van enige betekenis konden ontstaan. De advocaten van V C & G gaven nog aan, dat Aegon de Wet op het Consumentenkrediet had overtreden. Aegon was er als de kippen bij om te verklaren, dat 15% van de Sprintplan-overeenkomsten boven de Wckgrens van € 40.000,- uitkwamen. Die in de andere rechtzaak veroverde prooi liet men zich niet meer ontnemen. Per saldo werd Aegon alleen veroordeeld voor het niet nakomen van de zorgplicht, maar dat bleek een wassen neus te zijn. Deelnemers, die op grond van deze uitspraak schade claimden, moesten een nieuwe rechtzaak beginnen, waarbij een advocaat nodig was. Omdat de rechtbank meestal slechts een deel van de schade toewees en Aegon ter afschrikking steevast hoger beroep aantekende was het claimen van schade vaak verliesgevend. Wie de restschuld niet kon betalen, kreeg met een incassobureau te maken. Aegon vertoonde de keiharde mentaliteit van doorgewinterde criminelen.
Tot slot nog een paar algemene opmerkingen. De brutaliteit waarmee Aegon te werk is gegaan, heeft me verbaasd, want er waren meerdere momenten waarop het bedrog ontdekt had kunnen worden. De daders hebben goed ingeschat dat de juristen zich zouden bezighouden met wetsartikelen en juridische spitsvondigheden en dat hun afkeer van berekeningen en cijfermatige analyses hen ervan zou weerhouden om het Sprintplan zelf te (doen) onderzoeken. Dat gold voor advocaten, rechtbank en AFM, maar niet voor justitie, die de zwendel op een presenteerblaadje kreeg aangereikt en niets met deze megafraude deed. Dit riekt naar klassenjustitie, want kleinere oplichters als Golden Sun, Royal Dubai, Easy Life en René van de Berg werden zonder pardon aangepakt Ook begrijp ik niet hoe mensen met een vrij hoge functie als directeur van Spaarbeleg of Aegon Investment Management zich laten lenen voor het opzetten en beheren van een beleggingsfraude om hun werkgever aan een paar honderd miljoen euro te helpen. Deze leidinggevenden waren of werden opgenomen in de directie van Aegon Nederland, een hoge functie, maar doorstoten naar de Raad van Bestuur was praktisch onmogelijk geworden. Aegon kon niet riskeren dat uit zou komen, dat een lid van het hoogste bestuursorgaan betrokken was bij een beleggingsfraude.
Zonder goedkeuring van de accountant was deze zwendel natuurlijk niet mogelijk geweest. Ernst & Young Accountants waren t/m het jaar 2001 zowel intern als extern accountant, daarna alleen extern. Registeraccountants zijn niet alleen zeer kundig, maar hebben ook een goede neus voor fraude en zijn bekend met de zogenaamde Ponzi-zwendel. Daarbij wordt van de met wervende teksten verkregen gelden niets of een klein gedeelte belegd, terwijl het vermogen in de zakken van de oprichter(s) verdwijnt. Dit laatste kon bij Aegon natuurlijk niet, maar er waren nog andere wegen. Gezien de omvang van het Sprintplan en de grote winsten die het opleverde, zal de accountant daar ruime aandacht aan hebben besteed. En vanzelfsprekend hebben geconstateerd, dat slechts een gering gedeelte van het vermogen werd belegd, terwijl het overgrote deel uit een renteloze vordering op Spaarbeleg bestond. Ook moet hij de grote kunstmatige verliezen uit de jaren 2000 en 2001 hebben gezien. In zijn controlerapport moet hij dit alles gerapporteerd hebben, al was het maar om zichzelf te vrijwaren voor mogelijke claims van zijn opdrachtgever Aegon in de toekomst. Daarom zal hij in een vroeg stadium de zwendel gemeld hebben en waarschijnlijk aan de Raad van Bestuur, omdat het erop lijkt, dat door directeuren van Aegon Nederland de zwendel is bedacht.
Een financiële multinational en een wereldwijd werkende accountant hebben eendrachtig meer dan honderdduizend deelnemers ruim een half miljard euro afhandig gemaakt. Als dit bekend zou worden, was de imagoschade voor deze twee en voor ons land niet te overzien geweest en dat zal voor justitie de reden zijn geweest om de zaak in de doofpot te stoppen.
Beste Check,
Dank voor je aanvullend betoog. Ik blijf met de vraag zitten hoe deze stellingen bewijsrechtelijk te gieten zijn in een civielrechtelijke rechtszaak, waarin de rechter lijdelijk is. Hierboven gaf ik al aan dat je betoog/betogen eigenlijk liggen op het terrein van ''forensic accountancy'', meer strafrechtelijk van aard zijn. In dat opzicht is het jammer dat de poging tot strafrechtelijke aangifte halverwege is vastgelopen bij een tegenwerkend Openbaar Ministerie. De laatste stap, een klaagschrift bij het Gerechtshof tegen de niet-vervolging (de bekende artikel 12 Wetboek van Strafvordering -procedure) heb je blijkbaar (nog) niet gezet. Ik weet niet of je formeel (schriftelijk) bericht ontving van niet-vervolging door het OM. Zou wel prettig zijn, dat toont ''naam-en rugnummers'' van de beslissers. Of zo'n klaagschrift nu nog mogelijk is weet ik niet, artikel 12 k en l Wetboek van Strafvordering zijn (voor mij) niet helemaal helder. Ik ben geen strafrechtjurist.
Op zich maakt dit alles niet uit. Het aanpakken van Aegon kan door anderen worden voortgezet. Iedere Sprintplan-gedupeerde en iedere andere belanghebbende kan met gebruikmaking van je extensieve voorwerk op dit subforum alsnog aangifte doen tegen Aegon en/of tegen Ernst & Young. Loopt de aangiftepoging dan weer spaak, dan kan alsnog de zaak (kosteloos) in een artikel 12 Sv procedure bij de rechter (Gerechtshof) komen. Zie ik het goed dan geldt voor strafrechtelijke valsheid in geschrifte en strafrechtelijk bedrog een verjaringstermijn van 12 jaar na het plegen van het misdrijf.
Omdat ik inmiddels 78 jaar ben, heeft het voor mij weinig zin om nog iets te ondernemen, maar ik ben wel bereid om bij een nieuwe rechtzaak te helpen met informatie en documentatie.
Check,
Je betogen en analyses bieden mijns inziens voldoende bouwstenen voor het doen van een strafrechtelijke aangifte tegen Aegon en/of Ernst & Young.
We zijn voornemens hernieuwd aangifte te gaan doen en maken graag gebruik van je deskundigheid en relevante documentatie.
Wil je contact met me opnemen?
Beste mensen , ik dank jullie namens alle gedupeerden voor jullie inzet en wijsheid eigenlijk zouden jullie een lintje moeten krijgen van de koningin !!