BBCS schreef:Je vereenvoudigd het wel heel simpel, en trekt daarbij de verkeerde conclusies.
Ik schets slechts een gevolg van uw waanidee.
alfatrion schreef:adSolvendum schreef:alfatrion schreef:Ik meende toch -een stukje terug- te lezen dat je dacht dat de reparateur eigendom zou kunnen claimen over de nu zelfstandige zaak omdat deze met de afsplitsing van niemand zou zijn.
Correct.
Op het moment dat de reparateur het defecte bestanddeel heeft vervangen, en het vervangende bestanddeel derhalve in eigendom is gekomen van de eigenaar van de hoofdzaak, zie ik geen reden waarom de reparateur het gedemonteerde defecte bestanddeel, wat inmiddels een zelfstandige zaak vormt, niet in bezit kan nemen, om daarmee eigendom hierover te verkrijgen, wanneer het een geval van non-conformiteit betreft. Daarmee verdampt immers geen eigendom, er wordt vervangen, en het eigendom omvat na vervanging niet minder dan ervoor.
Als het eigendom verdampt door een bestanddeel uit een hoofdzaak te nemen, dan zou dit kunnen opgaan. Maar je geeft zelf aan dat het eigendom niet verdampt.
Volgens mij zijn de bestanddelen nog steeds van de koper wanneer deze uit de hoofdzaak worden gehaald. Ik heb wel eens een computer weg gebracht ter reparatie, en de reparateur heeft toen de netwerkkaart er uit gehaald om daar geen last van te hebben. We vonden allemaal dat de netwerkkaart nog steeds van mij was.
De onderbouwing, vet weergegeven, was u vergeten mee te citeren. Wanneer de reparateur destijds een andere, betere netwerkkaart had terug gemonteerd, welke u wel wou hebben, hadden u beiden dan nog steeds gevonden dat de oude netwerkkaart van u was? Of hadden u beiden dit betracht als vervanging, upgrade, goeie ruil, wat dies meer zij?
Wellicht helpt het eigendom zowel kwalitatief als quantitatief te beschouwen. In casu gaat het kwalitatieve eigendom er op vooruit, het quantitatief eigendom blijft gelijk, wanneer het defecte bestanddeel niet eigendom blijft van de eigenaar van de hoofdzaak.
alfatrion schreef:
Ik begrijp anders ook niet goed waarom je art. 6:2 BW nodig zou hebben, dan zou je het afkunnen doen met art. 5:4 BW.
6:2 BW biedt de mogelijkheid aan de reparateur een eventuele rechtsvordering op het defecte vervangen bestanddeel (verder) af te wentelen in rechte.
alfatrion schreef:
adSolvendum schreef:alfatrion schreef:Hoe laat dit zich verenigingen met de eerder besproken wetsartikels, waaronder maar niet beperkt tot art. 3:84, 3:90 en 5:3 BW?
6:2 BW schreef:1 Schuldeiser en schuldenaar zijn verplicht zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid.
2 Een tussen hen krachtens wet, gewoonte of rechtshandeling geldende regel is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Daar de reparateur, of feitelijk de verkoper middels de reparateur, door vervanging van het defecte bestanddeel aan de eisen heeft voldaan welke de wet aan hem stelt, vermoed ik toch sterk dat dit een omstandigheid oplevert welke de vordering het defecte bestanddeel op te hoesten, mocht daar een rechtsgrond toe bestaan, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou maken, zoals reeds eerder aangegeven.
Als het eigendom op een bestanddeel bij dezelfde eigenaar blijft wanneer deze afgesplitst wordt van de hoofdzaak, dan zal van die regel toch in uitzonderlijke gevallen daarvan afgeweken kunnen worden. De enkele omstandigheid dat de verkoper aan zijn verplichting, zoals gesteld in art. 7:21 BW, heeft voldaan, zal hiervoor onvoldoende zijn.
De omstandigheid dat het bestanddeel is vervangen door een niet defect exemplaar is daar echter wel voldoende voor vermoed ik. En dat staat in dezelfde zin als waar u op reageert, als oorzaak voor het voldoen aan de eisen van de wet. Net als het stukje verwijzend naar 6:2 BW in dezelfde zin staat. Daarbij vraag ik me af of in een degelijk geval het initiele eigendom van het bestanddeel wel bij dezelfde eigenaar blijft, nu verondersteld mag worden dat het de bedoeling was van die eigenaar het defecte bestanddeel van zijn zaak te laten vervangen door een werkend bestanddeel, zodat de zaak de toets der kritiek van conformiteit zou kunnen doorstaan.
alfatrion schreef:Vergelijk dit met de koper, die een koop heeft ontbonden, maar wel het non-conform product een jaar heeft bezeten. Dan is slechts die omstandigheid onvoldoende om art. 7:10 lid 4 BW aan de kant te zetten. (LJN: AO8922, BN45505)
In het voorbeeld van de rode vs blauwe auto zie ik daar wel aanleiding toe, in het voorbeeld van de defecte harde schijf niet. Daarbij maak ik dan een dan een belangen afweging.
Ik zie geen parallel met de aangehaalde jurisprudentie. Voor wat betreft een belangenafweging, het belang van de koper mag geen geweld aan gedaan worden, maar het is ook niet de bedoeling de positie van de koper te verbeteren. Het is de bedoeling dat de koper er uiteindelijk net zo goed uitkomt als ware de non-conformiteit nooit opgetreden, schade om discussie-economische redenen even achterwege latend. Voor een betere positie bestaat geen enkele grond. En het is de bedoeling dat de verkoper enkel datgene doet wat de wet verlangt, in casu het defecte bestanddeel vervangen door een niet defect bestanddeel, dit zonder kosten en al te veel ongemak voor de koper, niet meer. Verkoper is niet gehouden meer te doen dan de wet verlangt, en bijvoorbeeld twee bestanddelen te leveren, een gemonteerd niet defect bestanddeel, en het oorspronkelijke defecte bestanddeel. Daarbij zou dit bijvoorbeeld zijn positie wel eens aanmerkelijk kunnen verslechteren bij het uitoefenen van zijn regresrecht richting de fabrikant.
Eventueel geweld wat andere wetsartikelen, met name die met betrekking tot eigendom, met deze denkwijze wordt aangedaan, wordt ondervangen met 6:2 BW, wat als een zwaard van Damocles over het gehele verbintenissenrecht hangt.
Bij de rode en de blauwe auto zou er een duidelijke positieverbetering ontstaan aan de kant van de koper, de positie van de verkoper zou duidelijk verslechteren. In geval van de harddisk net zo, hoewel de verbetering voor de koper minder evident is, kan deze de defecte harddisk wellicht voor een fractie van de kosten van een nieuwe laten refurbishen, of weet ik veel wat, net als dat de verslechtering voor de verkoper minder evident is.
De omvang van een verbetering en / of verslechtering doet echter niet ter zake, aanwezigheid wel.
Ik zou er geen enkele moeite mee hebben een dergelijk geschil voor te leggen aan de rechter, waarbij ik de kans dat u aan het kortste eind zal trekken zeer hoog acht.
olaf79 schreef:Het gaat m.i. niet over de hele laptop maar alleen het onderdeel dat defect is. Die non conformiteit gaat op het moment van openbaring en melding van het defect in en niet op moment van koop.
U regageert op een posting waarin ik een gevolg schets van de misconceptie van BBCS dat eigendom niet overgaat bij levering wanneer er op enig moment non-conformiteit optreedt.
Hoe dan ook, ex. 7:18 lid 2 BW bestaat er wel degelijk terugwerkende kracht voor non-conformiteit.
BBCS, nu de conventionele discussie technieken als beargumenteren en onderbouwen maar geen vat op de pinda in uw bovenkamertje lijken te krijgen, maar steevast mogen rekenen op uw argumentum ad nauseam, de volgende hersengymnastiek, aan te wenden teneinde uw cognitieve grenzen wat op te rekken:
5:18 BW schreef:
De eigendom van een roerende zaak wordt verloren, wanneer de eigenaar het bezit prijsgeeft met het oogmerk om zich van de eigendom te ontdoen.
Wanneer de verkoper het verkochte aflevert, en in bezit stelt van de koper zo u wilt, mocht het verkochte toekomstig non-conform blijken of niet, heeft de verkoper niet het oogmerk het eigendom over het gekochte voor zich te behouden. Ex. 5:18 BW bestaat er bij uw 1TB-2TB dilemma geen eigendom, niet bij de koper, en niet bij de verkoper, nu de koper het eigendom heeft prijsgegeven, en de verkoper het eigendom volgens u nooit heeft verkregen.
Gaarne een juridisch aanvaardbare oplossing voor dit probleem voorspruitend uit uw misinterpretaties.