Re: Uitspraken rechtbanken al dan niet huurkoop als link
Geplaatst: 15 aug 2004 19:56
Rolnummer: 03/3125
Datum vonnis: 4 augustus 2004
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht -enkelvoudige kamer
Vonnis in het verwijzingsincident in de zaak met rolnummer 03/3125 van:
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
procureur mr. R.A. Kaarls.
tegen
X,
wonende te Kwintsheul,
gedaagde in de hoofdzaak
eiser in het incident,
procureur mr. W. Taekema,
Partijen worden hierna aangeduid als "Dexia" en "X".
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken.
RECHTSOVERWEGINGEN:
In de hoofdzaak en in het incident:
Dexia vordert X te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 27.959,76, te vermeerderen met rente, uit hoofde van een tweetal tussen partijen gesloten effectenlease-overeenkomsten, onder de naam "WinstVerDriedubbelaar".
In het incident verder:
Vooraf merkt de rechtbank op dat tot de in dit vonnis gegeven beslissing hebben bijgedragen ontwikkelingen in den lande, waaronder recente rechtspraak van de omliggende rechtbanken.
X vordert de zaak - op de voet van artikel 71 lid 2 Rv - te verwijzen naar de sector kanton van deze rechtbank, aangezien het geschil tussen partijen overeenkomsten van huurkoop betreffen.
Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de incidentele vordering. Volgens haar zijn de tussen partijen gesloten overeenkomsten geen koop op afbetaling - en dus ook geen huurkoop - aangezien zij betrekking heeft op vermogensrechten (aandelen) en niet op zaken. Bovendien is - volgens haar - niet voldaan aan de drie overige vereisten die artikel 7A:1576 lid 1 BW stelt: van aflevering is geen sprake, noch vindt betaling van de koopprijs in termijnen plaats, noch zouden partijen eigendomsoverdracht van de aandelen hebben beoogd.
De rechtbank overweegt als volgt.
De strekking van artikel 7A:1576 lid 5 BW is - zo blijkt uit de wetsgeschiedenis - om ook vermogensrechten onderwerp te kunnen laten zijn van koop op afbetaling (en dus ook van huurkoop). Effecten betreffen vermogensrechten, zodat titel 5A van Boek 7A BW ook van toepassing is op een overdracht van aandelen. Dit betekent dat, indien sprake is van een aandelenoverdracht die voldoet aan het bepaalde in artikel 7A: 1576h lid 1 BW, die transactie moet worden aangemerkt als huurkoop.
Aflevering van effecten vindt niet in stoffelijke vorm plaats, maar door middel van bijschrijving in de administratie van de betrokken instelling. Dexia erkent dat in haar boekhouding een aantekening is geplaatst conform artikel 17 Wet Giraal Effectenverkeer.
Op grond hiervan neemt de rechtbank aan dat de aandelen zijn afgeleverd in de zin van artikel 7A:1576h lid 1 BW. De in dit artikel bedoelde "opschortende voorwaarde" zijn partijen overeengekomen aan de hand van het bepaalde in artikel 2 van de op de overeenkomst van toepassing zijnde "Bijzondere Voorwaarden". Dat de eigendom van de aandelen pas overgaat na volledige betaling, doet er niet aan af dat de voor huurkoop vereiste aflevering heeft plaatsgehad.
Op grond van artikel 3 a t/m c van de overeenkomsten betreffende de voldoening van de lease-som (36 gelijke maandtermijnen, gevolgd door twee slottermijnen) moet worden vastgesteld dat ook is voldaan aan het vereiste dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan er twee of meer verschijnen nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd. De vraag hoe die termijnbetalingen door (één van) partijen worden gekwalificeerd (uitsluitend als rentevergoeding of anderszins) is daarvoor niet relevant.
Ten slotte kan Dexia niet worden gevolgd in haar stelling dat partijen geen eigendomsoverdracht hebben beoogd. Artikel 5 van de effectenlease-overeenkomsten en artikel 2 van voormelde "Bijzondere Voorwaarden" bepalen immers uitdrukkelijk dat de eigendom van de aandelen automatisch en van rechtswege overgaat nadat de lessee zijn betalingsverplichtingen is nagekomen. De omstandigheid dat na afloop van de looptijd van het contract meestal wordt geopteerd - door de lessee - voor verkoop van de aandelen en verrekening van de opbrengst doet daaraan niet af.
Op grond van het vorenstaande luidt het voorlopige oordeel van de rechtbank dat het onderwerp van geschil - zowel in conventie als in reconventie - overeenkomsten van huurkoop betreffen. Dit betekent dat niet de sector civiel, maar de sector kanton deze zaak verder dient te behandelen. De zaak zal daartoe worden verwezen naar die sector, locatie Delft.
Aangezien deze beslissing is gebaseerd op een voorlopig oordeel, wordt de beslissing omtrent de kosten van het incident en de eventueel onnodig gemaakte kosten aan de zijde van X (griffierecht, dat bij het kantongerecht niet verschuldigd is) overgelaten aan de kantonrechter.
BESLISSING:
De rechtbank:
- verwijst de zaak naar de zitting van de sector kanton bij deze rechtbank, locatie Delft, alwaar partijen in persoon dan wel bijgestaan of vertegenwoordigd door een gemachtigde dienen te verschijnen op de rolzitting van donderdag 30 september 2004 te 10.00 uur, teneinde verder te procederen;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Holtrop en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 augustus 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum vonnis: 4 augustus 2004
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht -enkelvoudige kamer
Vonnis in het verwijzingsincident in de zaak met rolnummer 03/3125 van:
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
procureur mr. R.A. Kaarls.
tegen
X,
wonende te Kwintsheul,
gedaagde in de hoofdzaak
eiser in het incident,
procureur mr. W. Taekema,
Partijen worden hierna aangeduid als "Dexia" en "X".
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken.
RECHTSOVERWEGINGEN:
In de hoofdzaak en in het incident:
Dexia vordert X te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 27.959,76, te vermeerderen met rente, uit hoofde van een tweetal tussen partijen gesloten effectenlease-overeenkomsten, onder de naam "WinstVerDriedubbelaar".
In het incident verder:
Vooraf merkt de rechtbank op dat tot de in dit vonnis gegeven beslissing hebben bijgedragen ontwikkelingen in den lande, waaronder recente rechtspraak van de omliggende rechtbanken.
X vordert de zaak - op de voet van artikel 71 lid 2 Rv - te verwijzen naar de sector kanton van deze rechtbank, aangezien het geschil tussen partijen overeenkomsten van huurkoop betreffen.
Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de incidentele vordering. Volgens haar zijn de tussen partijen gesloten overeenkomsten geen koop op afbetaling - en dus ook geen huurkoop - aangezien zij betrekking heeft op vermogensrechten (aandelen) en niet op zaken. Bovendien is - volgens haar - niet voldaan aan de drie overige vereisten die artikel 7A:1576 lid 1 BW stelt: van aflevering is geen sprake, noch vindt betaling van de koopprijs in termijnen plaats, noch zouden partijen eigendomsoverdracht van de aandelen hebben beoogd.
De rechtbank overweegt als volgt.
De strekking van artikel 7A:1576 lid 5 BW is - zo blijkt uit de wetsgeschiedenis - om ook vermogensrechten onderwerp te kunnen laten zijn van koop op afbetaling (en dus ook van huurkoop). Effecten betreffen vermogensrechten, zodat titel 5A van Boek 7A BW ook van toepassing is op een overdracht van aandelen. Dit betekent dat, indien sprake is van een aandelenoverdracht die voldoet aan het bepaalde in artikel 7A: 1576h lid 1 BW, die transactie moet worden aangemerkt als huurkoop.
Aflevering van effecten vindt niet in stoffelijke vorm plaats, maar door middel van bijschrijving in de administratie van de betrokken instelling. Dexia erkent dat in haar boekhouding een aantekening is geplaatst conform artikel 17 Wet Giraal Effectenverkeer.
Op grond hiervan neemt de rechtbank aan dat de aandelen zijn afgeleverd in de zin van artikel 7A:1576h lid 1 BW. De in dit artikel bedoelde "opschortende voorwaarde" zijn partijen overeengekomen aan de hand van het bepaalde in artikel 2 van de op de overeenkomst van toepassing zijnde "Bijzondere Voorwaarden". Dat de eigendom van de aandelen pas overgaat na volledige betaling, doet er niet aan af dat de voor huurkoop vereiste aflevering heeft plaatsgehad.
Op grond van artikel 3 a t/m c van de overeenkomsten betreffende de voldoening van de lease-som (36 gelijke maandtermijnen, gevolgd door twee slottermijnen) moet worden vastgesteld dat ook is voldaan aan het vereiste dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan er twee of meer verschijnen nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd. De vraag hoe die termijnbetalingen door (één van) partijen worden gekwalificeerd (uitsluitend als rentevergoeding of anderszins) is daarvoor niet relevant.
Ten slotte kan Dexia niet worden gevolgd in haar stelling dat partijen geen eigendomsoverdracht hebben beoogd. Artikel 5 van de effectenlease-overeenkomsten en artikel 2 van voormelde "Bijzondere Voorwaarden" bepalen immers uitdrukkelijk dat de eigendom van de aandelen automatisch en van rechtswege overgaat nadat de lessee zijn betalingsverplichtingen is nagekomen. De omstandigheid dat na afloop van de looptijd van het contract meestal wordt geopteerd - door de lessee - voor verkoop van de aandelen en verrekening van de opbrengst doet daaraan niet af.
Op grond van het vorenstaande luidt het voorlopige oordeel van de rechtbank dat het onderwerp van geschil - zowel in conventie als in reconventie - overeenkomsten van huurkoop betreffen. Dit betekent dat niet de sector civiel, maar de sector kanton deze zaak verder dient te behandelen. De zaak zal daartoe worden verwezen naar die sector, locatie Delft.
Aangezien deze beslissing is gebaseerd op een voorlopig oordeel, wordt de beslissing omtrent de kosten van het incident en de eventueel onnodig gemaakte kosten aan de zijde van X (griffierecht, dat bij het kantongerecht niet verschuldigd is) overgelaten aan de kantonrechter.
BESLISSING:
De rechtbank:
- verwijst de zaak naar de zitting van de sector kanton bij deze rechtbank, locatie Delft, alwaar partijen in persoon dan wel bijgestaan of vertegenwoordigd door een gemachtigde dienen te verschijnen op de rolzitting van donderdag 30 september 2004 te 10.00 uur, teneinde verder te procederen;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Holtrop en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 augustus 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.