Peter Bierhof schreef:Regelmatig lees ik op het internet- forum of artikelen – een heleboel discussies over de betrouwbaarheid van verschillende metingen. Zoals: gewicht meting, vet %, BMI of Energie behoefte. Iedereen heeft daar wel een mening over en vind vaak dat zijn/haar methode de beste is omdat…. (en dan komt er wel een reden, zoals: Onderzoek van die en die wijst uit.. of ik heb daar goede ervaring mee… of het resultaat wat ik daar zie spreekt mij wel aan..
) Maar als je mij vraagt welke meting het beste is dan zeg ik:
Allemaal ! Of als je het anders wilt zeggen: Geen van allen (1).
Een eerste waar op gelet moet worden is waar je een bepaalde meting voor wilt gebruiken. Is het als screeningsinstrument om overgewicht vast te stellen, om het risico op hart- en vaatziekten in te schatten, of om veranderingen in lichaamssamenstelling vast te stellen? Verschillende maten (lichaamsgewicht, BMI, middelomtrek, middel/heup ratio etc) kunnen hiervoor gebruikt worden, maar ze zijn niet allemaal even bruikbaar. Om het risico op hart- en vaatziekten te schatten kun je bijvoorbeeld beter de buikomvang meten dan het berekenen van de BMI.
Vervolgens heb je vaak verschillende meetinstrumenten om een bepaalde maat te meten. Voor het vetpercentage heb je bijvoorbeeld BIA-metingen, huidplooimetingen, DEXA of formules. Ook daarbinnen zijn er weer verschillen te onderscheiden. Om het vetpercentage te meten heeft een handmeter bijvoorbeeld een beperkte nauwkeurig (2, 3). Een BIA-meting waarbij de elektroden op zowel handen als voeten komen is nauwkeuriger. Een handmeter meet alleen het vetpercentage (weerstand) van het bovenlichaam. Bij het meten van de huidplooien is er de keuze om vier, zeven of negen huidplooien te meten om deze vervolgens in een referentietabel om te rekenen naar het vetpercentage. Ook hier zijn verschillen in nauwkeurigheid.
Geen enkele meting is 100% nauwkeurig. Zoals Peter Bierhof al aangeeft zijn er verschillende factoren die telkens wisselen. De vraag is hoe groot die verschillen zijn. Een weegschaal die iets scheef staat zal nauwelijks afwijken dan wanneer die recht stond. Die afwijking is acceptabel. Net zoals tijdstip, ondergrond etc is het een externe factor die je in grote mate onder controle kunt hebben. Dit zijn echter niet de factoren die een meetinstrument wel of niet goed maken.
Verder zijn er factoren zoals geslacht, leeftijd, etniciteit en lichaamsgewicht die invloed hebben op de nauwkeurigheid van het meetinstrument.
Is de keuze voor een bepaalde meting gemaakt is het belangrijk dat de situatie telkens hetzelfde is. Dus dat telkens hetzelfde meetinstrument beschikbaar is en de persoon in kwestie ook vergelijkbaar is. Dit kan door telkens op ongeveer dezelfde tijd te meten. Als behandelaar heb je daar het liefst controle op. Zelfgerapporteerde gegevens (mensen die zich bijvoorbeeld thuis wegen) zijn vatbaarder voor fouten. Mensen willen nu eenmaal liever complimenten krijgen omdat ze zijn afgevallen dan dat ze moeten zeggen dat het weer niet gelukt is.
Natuurlijk is het ieder zijn eigen verantwoordelijkheid om eerlijk te zijn. Maar een behandelaar kan wel een stok achter de deur zijn en daarmee de persoon extra motiveren. Dat complimentje krijgen ze dan namelijk als de weegschaal bij de behandelaar minder aangeeft. Het kost bovendien nauwelijks extra moeite.
Iets anders is of het verschil in de nauwkeurigheid tussen de meetinstrumenten relevant is. Is het bijvoorbeeld belangrijk om het vetpercentage te weten met een nauwkeurigheid van 8 of 10%? Niet altijd. Soms is het voldoende om een meting te gebruiken om veranderingen te meten. In dat geval is het belangrijk dat een meetinstrument een goede reproduceerbaarheid heeft. Hier heeft Peter Bierhof gelijk dat het maar een indicatie is.
Maar er zijn veel onderzoeken gepubliceerd die bepaalde meetinstrumenten(weegschaal, huidplooimeter, BIA meting etc) met elkaar of met een `gouden standaard` hebben vergeleken. Hieruit komt meestal naar voren dat de ene methode nauwkeuriger is dan de andere bij een bepaalde doelgroep. Dit maakt het onjuist om te zeggen dat ze allemaal even goed of slecht zijn. Dat wil echter niet zeggen dat een minder nauwkeurig meetinstrument niet bruikbaar zou zijn.
Peter Bierhof schreef:Een mens is geen machine en iedereen reageert weer anders. Daar moet je op anticiperen en dat doe je door de wekelijkse controles. Hoe reageert je lichaam? Voel je je goed, of juist niet. Heb je direct in het begin al honger? Zo ja. Dan moeten we iets doen aan de Kcal. Deze wordt dan een beetje opgeschroefd (1).
Het lichaam denkt bij honger niet zozeer in calorieën, maar in volume en consistentie. De toegenomen energiedichtheid van voedingsmiddelen is bijvoorbeeld een reden van de toegenomen prevalentie van overgewicht. Ook verzadigen “vaste” calorieën beter dan “vloeibare” calorieën. Bij honger meer calorieën adviseren lijkt mij niet het juiste advies. Het lijkt mij verstandiger om eerst naar het volume te kijken en het te zoeken in voedingsmiddelen met een lage energiedichtheid.
1. http://www.wordlifestylecoach.com/blog/?p=450#more-450
2. Varady KA, Santosa S, Jones PJ. Validation of hand-held bioelectrical impedance analysis with magnetic resonance imaging for the assessment of body composition in overweight women. Am J Hum Biol. 2007 May-Jun;19(3):429-33.
3. Esco MR, Olson MS, Williford HN, Lizana SN, Russell AR. The accuracy of hand-to-hand bioelectrical impedance analysis in predicting body composition in college-age female athletes. J Strength Cond Res. 2011 Apr;25(4):1040-5.