Wás het maar zo simpel...
Het recht van overpad (recht van weg) betekent niet dat uitsluitend de buurman er gebruik van mag maken. De uitleg dat niemand anders dus gebruik van de weg zou kunnen/ mogen maken is te eng (zie de uitspraak van het Hof hieronder). Welke speelruimte er wel is, hangt mede af van de exacte formulering van het recht bij de vestiging ervan. Uitgangspunt is altijd dat een dergelijk recht op de voor de bezwaarde op de minst bezwarende wijze moet worden uitgeoefend. Daarvan lijkt me hier geen sprake.
TS kan zich het beste tot een gespecialiseerde advocaat in de regio wenden - die kan op basis van het totale feitencomplex de beste advisering geven. Er komen diverse vraagstukken bij elkaar, die alleen als ze op de juiste wijze worden uitgespeeld tot een bevredigend resultaat zullen leiden.
Een topic hier geeft weliswaar goede handvatten om verder naar te kijken, maar (uiteraard) geen sluitende antwoorden - al is het maar omdat er ook een hoop onjuistheden als feit worden genoemd.
Een voorbeeld van een soortgelijke zaak bij het Gerechtshof Amsterdam leverde over de reikwijdte een mooie overweging op:
Met de rechtbank is het hof dan ook van oordeel dat ‘ten behoeve van de bewoners’ betekent dat de erfdienstbaarheid weliswaar niet geldt voor iedere willekeurige derde, maar dat derden die ten behoeve van een bezoek aan de bewoners of in het kader van voor de bewoners te verrichten werkzaamheden of diensten gebruik willen maken van de steeg teneinde de achtertuinen van de bewoners te bereiken of vanuit de achtertuinen de openbare weg te bereiken, daarvoor gebruik mogen maken van de steeg uit hoofde van de erfdienstbaarheid. Het gaat daarbij overigens niet om een eigen recht van deze derden. De derden hebben een van de door hen te bezoeken bewoner afgeleide mogelijkheid van de steeg gebruik te maken om de achtertuin van de desbetreffende bewoner te bereiken.