http://www.sgc.nl/reglement.asp?commiss ... =3&vraag=1
Reglement Geschillencommissie Bankzaken
voor consumentenzaken
per 1 juni 2004
Begripsomschrijving
Artikel 1.
In dit reglement wordt verstaan onder:
stichting :
de Stichting Geschillencommissies voor consumentenzaken;
commissie :
de Geschillencommissie Bankzaken voor consumentenzaken, overeenkomstig haar statuten ingesteld en in stand gehouden door de stichting;
bank :
een lid van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), een bij de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank b.a. aangesloten bank en een bank die zich bij de stichting voor behandeling van geschillen door de commissie heeft laten registreren;
consument :
de natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en gebruik maakt of wenst te maken van de diensten of zaken van de bank;
voorwaarden :
de voorwaarden zoals deze gelden in de relatie tussen bank en consument;
privacygeschil :
het geschil dat betrekking heeft op de uitvoering van de artikelen 5 t/m 24, 27 t/m 30, 32 t/m 44, 76 en 77 van de Wet bescherming persoonsgegevens en/of de uitvoering van de Privacy Gedragscode Banken. Op geschillen die ontstaan zijn voor de inwerkingtreding van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn van toepassing de artikelen 4 t/m 14, 25 t/m 26, 28 t/m 33, 35 en 36 van de Wet persoonsregistraties en/of de Privacy Gedragscode Banken 1995.
Samenstelling en taak
Artikel 2.
De commissie bestaat uit een door de stichting te bepalen aantal onafhankelijke leden: een door de stichting aangezochte voorzitter en een aantal vice-voorzitters, en een of meer door de Consumentenbond respectievelijk door de NVB voorgedragen leden.
Alle leden worden benoemd door het bestuur van de stichting.
De voorzitter en de vice-voorzitters dienen de hoedanigheid van meester in de rechten te hebben. Aan de commissie wordt een (plaatsvervangend) secretaris toegevoegd, die eveneens de hoedanigheid van meester in de rechten dient te hebben.
Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd door de stichting.
Door de (plaatsvervangend) secretaris wordt in overleg met de voorzitter uit de leden van de commissie ter behandeling van het geschil een individuele commissie van drie aangewezen bestaande uit de voorzitter, dan wel één van de vice-voorzitters alsmede één lid voorgedragen door de Consumentenbond en één lid door de NVB.
Indien de voorzitter van oordeel is dat het belang en/of de aard van het geschil zulks wenselijk maakt, wordt in afwijking van het voorgaande ter behandeling van het geschil een commissie van vijf aangewezen, bestaande uit de voorzitter, dan wel één van de vice-voorzitters, alsmede twee leden voorgedragen door de Consumentenbond en twee leden door de NVB.
Artikel 3.
De commissie heeft tot taak geschillen tussen consument en bank te beslechten, voorzover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van overeenkomsten met betrekking tot door de bank te leveren of geleverde diensten en/of zaken alsmede privacygeschillen.
Zij doet dit door in een dergelijk geschil een bindend advies uit te brengen of door een schikking tussen partijen te bevorderen.
Bevoegdheid
Artikel 4.
De commissie is bevoegd een geschil te behandelen, indien partijen zijn overeengekomen zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen.
Ontvankelijkheid
Artikel 5.
De commissie verklaart de consument in zijn klacht ambtshalve niet ontvankelijk:
a. indien het een geschil betreft over de niet-betaling van een factuur en daaraan geen inhoudelijke klacht ten grondslag ligt;
b. indien het een geschil betreft waarover de consument of met inachtneming van artikel 7 lid 1 onder b de bank reeds bij de rechter een procedure aanhangig heeft gemaakt of waarin de rechter of een ander buitengerechtelijke geschillencommissie, zoals genoemd in lid d, reeds een uitspraak over de inhoud heeft gedaan.
c. indien de consument de verleende diensten of zaken heeft gevraagd of afgenomen van buiten Nederland gelegen vestigingen van de bank;
d. indien het een geschil betreft dat ter beslechting kan worden voorgelegd aan één van de volgende buitengerechtelijke Geschillencommissies: de Geschillencommissie Hypothecaire Financieringen, de Klachtencommissie Dutch Securities Institute, de Commissie van Toezicht van de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland of de Geschillencommissie Bureau Krediet-Registratie;
e. indien het een geschil betreft omtrent de vraag of de bank een relatie wenst aan te gaan met de consument;
f. indien het een geschil betreft met een financieel belang boven € 60.000,--.
Artikel 6.
Indien de consument een klacht met voorbijgaan van het hoofdkantoor van de bank rechtstreeks aanhangig maakt bij de commissie, wordt de klacht doorgezonden aan het hoofdkantoor van de bank en wordt de consument daarvan op de hoogte gesteld. In dat geval wordt de consument geacht zijn klacht bij het hoofdkantoor van de bank te hebben ingediend op het tijdstip waarop de klacht bij de commissie is ontvangen;
Artikel 7.
De commissie verklaart op verzoek van de bank - gedaan bij eerste gelegenheid - de consument in zijn klacht niet ontvankelijk:
a. indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig het bepaalde in de op de overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden of in de klachtenregeling van de bank bij de bank heeft ingediend en vervolgens bij de commissie aanhangig heeft gemaakt;
b. indien de bank aan de consument een termijn van vijf weken heeft gegeven om het geschil bij de commissie aanhangig te maken en de consument van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. De bank dient daarbij aan te kondigen dat hij na het verstrijken van voornoemde termijn zich vrij zal achten het geschil aan de gewone rechter voor te leggen.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder a, kan de commissie besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de consument terzake van de niet-naleving van de voorwaarden of in de klachtenregeling vermelde termijn(en) naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft.
De behandeling van geschillen
Artikel 8.
Partijen hebben het recht zich bij de behandeling van een geschil door derden te laten bijstaan of vertegenwoordigen.
Het geschil dient aan de commissie te worden voorgelegd door middel van een door de commissie te verstrekken en door de consument in te vullen vragenformulier.
Artikel 9.
Degene die een geschil voorlegt, is een door de stichting vastgesteld bedrag aan klachtengeld verschuldigd.
Het in lid 1 bedoelde bedrag wordt door de commissie niet terugbetaald.
Artikel 10.
Indien de consument niet binnen één maand na een daartoe strekkend verzoek voldoet aan het bepaalde in de artikelen 8 lid 2 en 9, wordt hij geacht zijn verzoek tot behandeling van het geschil te hebben ingetrokken. De commissie kan de termijn van één maand verlengen.
Artikel 11.
Indien de consument nog niet heeft voldaan aan het bepaalde in de artikelen 8 lid 2 en 9, zal de Commissie bij het van kracht worden van een noodregeling, bij faillissement of een staking van de feitelijke activiteiten door de bank een geschil niet (verder) in behandeling nemen dan wel de behandeling staken.
Artikel 12.
Wordt het geschil door de bank bij de commissie aanhangig gemaakt, dan wordt het geschil slechts in behandeling genomen indien de consument daarmee instemt en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 lid 2, waarna het geschil verder behandeld wordt overeenkomstig de in dit reglement vastgelegde procedure.
Artikel 13.
De commissie stelt de bank schriftelijk in kennis van het in behandeling nemen van het geschil en stelt hem gedurende één maand in de gelegenheid zijn standpunt over het geschil schriftelijk aan de commissie kenbaar te maken. De commissie kan de termijn van één maand verlengen.
Het in het eerste lid bedoelde standpunt wordt door de commissie in afschrift aan de consument toegezonden, die daarop binnen twee weken schriftelijk een weerwoord bij de commissie kan indienen. Een afschrift daarvan wordt aan de bank toegezonden. De commissie kan de termijn van twee weken verlengen.
Artikel 14.
Indien de commissie dit nodig acht of indien één partij of beide partijen hiertoe de wens te kennen geeft of geven, worden beide partijen tijdig opgeroepen teneinde mondeling te worden gehoord. De commissie stelt plaats, dag en uur vast en stelt partijen daarvan op de hoogte.
De commissie kan partijen op hun verzoek toestaan getuigen of deskundigen mee te nemen en door haar te doen horen. De namen en adressen dienen uiterlijk één week voor de zitting van de commissie aan haar te zijn opgegeven.
Artikel 15.
De commissie kan, indien zij dat noodzakelijk acht, zelf inlichtingen inwinnen, onder meer door het horen van getuigen of deskundigen, door het instellen van een onderzoek of door het doen instellen van een onderzoek door één of meer door haar aan te wijzen deskundige(n).
De commissie geeft daarvan kennis aan partijen. Partijen kunnen bij het horen van getuigen of deskundigen desgewenst aanwezig zijn.
De commissie verstrekt een afschrift van het deskundigenrapport aan partijen, die daarop binnen twee weken schriftelijk bij de commissie kunnen reageren. De commissie kan de termijn van twee weken verlengen.
Uitspraak
Artikel 16.
De commissie beslist met inachtneming van Nederlands recht en naar redelijkheid en billijkheid.
De commissie beslist met meerderheid van stemmen. Het bindend advies wordt door de (vice-)voorzitter ondertekend en schriftelijk aan partijen toegezonden.
Het bindend advies bevat, naast de beslissing, in elk geval:
a. de namen van de leden en (plaatsvervangend) secretaris van de commissie;
b. de namen en woon- c.q. vestigingsplaats van partijen;
c. de dagtekening van het bindend advies;
d. de motivering van de gegeven beslissing.
Artikel 17.
De commissie kan eerst uitspraak doen over haar bevoegdheid en de ontvankelijkheid van partijen, alvorens zich uit te spreken over de gegrondheid van de klacht.
De commissie kan voorts de volgende beslissingen nemen:
* een door één van partijen te betalen (schade)vergoeding vaststellen;
* aan de bank en/of aan de consument nakoming opleggen van de overeenkomst;
* de overeenkomst ontbinden of de partij-ontbinding bevestigen; * aan de bank bevoegdheid tot uitoefening van één of meer met name genoemde rechten uit de overeenkomst ontzeggen;
alsmede iedere andere beslissing, die zij redelijk en billijk acht ter beëindiging van het geschil.
Artikel 18.
Indien de partijen bij de mondelinge behandeling tot een schikking komen, kan de commissie de inhoud daarvan in de vorm van een bindend advies vastleggen. Het bepaalde in artikel 19 is in dat geval niet van toepassing.
Artikel 19.
Indien de klacht van de consument door de commissie geheel of gedeeltelijk gegrond wordt bevonden, wordt in de uitspraak tevens bepaald, dat de bank aan de consument het door deze ingevolge artikel 9 betaalde bedrag moet vergoeden.
Het bepaalde in het eerste lid is eveneens van toepassing, indien de commissie daarvoor anderszins termen aanwezig acht.
Artikel 20.
Behoudens het bepaalde in artikel 19 komen de door partijen ter zake van de behandeling van het geschil gemaakte kosten voor hun eigen rekening, tenzij de commissie in bijzondere gevallen anders bepaalt. In een zodanig geval komen voor vergoeding door de geheel of gedeeltelijk in het ongelijk gestelde partij slechts in aanmerking de door de wederpartij in redelijkheid gemaakte kosten. De aan de consument op te leggen kostenveroordeling zal echter niet meer kunnen bedragen dan vijfmaal het bedrag dat ingevolge artikel 9 aan de commissie verschuldigd is.
Artikel 21.
De (vice-)voorzitter van de commissie kan uit eigen beweging of op een binnen twee weken na de verzenddatum van het bindend advies door een partij schriftelijk gedaan verzoek een kennelijke reken- of schrijffout in het bindend advies herstellen, dan wel - indien de gegevens genoemd in artikel 16 lid 2 onder a tot en met c onjuist zijn vermeld - tot verbetering van die gegevens overgaan.
Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in afschrift aan de wederpartij gezonden en schort de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van het bindend advies op, totdat op het verzoek is beslist.
De wederpartij wordt twee weken in de gelegenheid gesteld op het verzoek als bedoeld in het eerste lid te reageren.
Herstel of verbetering geschiedt middels schriftelijke mededeling aan partijen.
Geheimhouding, wraking en verschoning
Artikel 22.
De leden van de commissie en de (plaatsvervangend) secretaris zijn tot geheimhouding verplicht ten aanzien van alle de partijen betreffende gegevens die hen bij de behandeling van het geschil ter kennis zijn gekomen.
Artikel 23.
Een lid van de commissie kan door één of door beide partijen in het geschil worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel over het geschil zouden kunnen bemoeilijken. Wraking kan worden gedaan uiterlijk tot en met de zitting waarop het geschil wordt behandeld.
De overige leden van de commissie beslissen of de wraking terecht is gedaan. Bij staking van stemmen wordt dit geacht het geval te zijn.
Op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in het eerste lid kan een lid van de commissie zich ter zake van de behandeling van een geschil verschonen. Hij is verplicht dit te doen, indien de beide overige leden van de commissie, die aan de behandeling van het geschil zullen deelnemen, van oordeel zijn dat de bedoelde feiten of omstandigheden zich te zijnen aanzien voordoen.
In geval van terechte wraking of verschoning wordt het betrokken lid vervangen door een ander lid van de commissie.
De beslissing als bedoeld in het tweede lid wordt aan partijen medegedeeld.
Artikel 24.
De uitspraak van de commissie kan, zonder vermelding van de namen en woon- c.q. vestigingsplaatsen van partijen, op een door de Stichting te bepalen wijze worden gepubliceerd.
Slotbepalingen
Artikel 25.
Vernietiging van het bindend advies van de commissie kan uitsluitend plaatsvinden door het ter toetsing voor te leggen aan de gewone rechter binnen twee maanden na de verzending van de uitspraak aan partijen. De rechter zal het bindend advies vernietigen, indien de uitspraak in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Door niet binnen voornoemde termijn de uitspraak aan de gewone rechter ter toetsing voor te leggen, wordt de uitspraak onaantastbaar.
Het geschil kan evenwel binnen twee maanden na ontvangst van het bindend advies door partijen, in volle omvang en met terzijde lating van het bindend advies door de bank aan de gewone rechter worden voorgelegd, indien het een geschil betreft met een financieel belang beneden € 60.000,--, waarvan de bank naar het oordeel van de gewone rechter aannemelijk maakt dat de uitspraak zo principieel moet worden geacht, dat het daarmee gemoeide belang voor de bank en/of de bedrijfstak in haar algemeenheid, de grens van € 500.000,-- zal overschrijden. De voor de consument met deze procedure en eventuele vervolgprocedures samenhangende kosten voor rechtsbijstand en de proceskosten komen voor rekening van de bank.
Bovendien betaalt de bank ongeacht de uitspraak van de gewone rechter de door de commissie aan de consument toegekende vergoeding, mits de consument bereid is in deze procedure(s) als partij op te treden. Is de consument daartoe niet bereid, dan wordt het advies geacht niet bindend te zijn en is de bank niet gehouden de uitspraak van de commissie gestand te doen en kan in afwijking van het bepaalde in het derde lid geen beroep op de nakomingsgarantieregeling van de NVB worden gedaan.
Indien het bindend advies van de commissie niet binnen twee maanden na verzending ervan door de bank is nagekomen en niet ter toetsing aan de gewone rechter is voorgelegd, treedt op verzoek van de consument de nakomingsgarantieregeling in werking van de NVB, indien de bank daarvan lid is.
Artikel 26.
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de commissie, met inachtneming van eisen van redelijkheid en billijkheid.
deze actie of rechtzaak?
wat is de beste keuze?