Dit is slechts een persoonlijke beoordeling over de uitspraak van de kantonrechter te Helmond.
http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage ... ljn=AY7254
4. Dexia heeft X gedagvaard om te verschijnen voor de kantonrechter te Helmond. In haar dagvaarding heeft Dexia de bevoegdheid van de kantonrechter niet ter discussie gesteld. Gelet op deze proceshouding, dient te worden geoordeeld dat Dexia berust in het inmiddels breed gedeelde oordeel dat de onderhavige overeenkomst dient te worden gekwalificeerd als een (bijzondere) vorm van huurkoop. De beoordeling van geschillen die voortvloeien uit een dergelijke overeenkomst is immers in artikel 93, aanhef en sub c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) opgedragen aan de kantonrechter.
Deze rechter danst in de verdere beoordeling aanzienlijk naar de pijpen van Dexia terwijl iedereen al weet dat de bedenker van deze Wet op het consumentenkrediet (Wck) prof. Nick Huls aangeeft dat de aandelenleaseproducten onder deze wet vallen omdat simpelweg er met geleend geld wordt belegd.(ook onlangs in RADAR uitzending) Bij 16.2 concludeert de kantonrechter:
‘ Naar objectieve maatstaven (lees: "de letter van de wet") valt de effectenleaseovereenkomst niet onder de werking van de Wck…’
Deze rechter gaat dan ook voorbij wat andere rechters zeggen bij de toepassing van de Wck.
‘Bij een meer formeel-juridische benadering bestaat het gevaar van ontduiking van de wet via juridische constructies die de economische werkelijkheid maskeren" (kamerstukken II 1986-1987, 19 785, nr. 3, blz. 68 ).’
Hij volgt liever de lijn die Dexia hem voorhoudt.
6.2 Terecht merkt Dexia op dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een krediettransactie in de zin van de Wet op het Consumentenkrediet onderscheid moet worden gemaakt tussen geldkrediet (simpel gezegd: de geldlening, in welke vorm dan ook) en goederenkrediet (even simpel gezegd: de koop op afbetaling, in welke vorm dan ook). De kantonrechter zal achtereenvolgens bezien of van dergelijke vormen van krediet in de zin van de Wck sprake is.
Wet op het Consumentenkrediet, geldkrediet.
7. Hiervoor is vastgesteld dat de onderhavige overeenkomst er in de kern op neerkomt dat Dexia aan X een bedrag ter beschikking stelt, waarmee zij ten bate van X aandelen of waarden aankoopt die zij voor X houdt en, aan het eind van de looptijd van de overeenkomst en na betaling van al hetgeen X aan Dexia verschuldigd is, aan X overdraagt, dan wel ten bate van X verkoopt. Met Dexia - en anders dan de rechtbank Arnhem in haar uitspraak d.d. 14 juli 2004, LJN AQ1551 - deelt de kantonrechter de opvatting dat van een geldkrediet in de zin van artikel 1, aanhef en onder a.1 Wck geen sprake is. X ontvangt geen vrij te besteden geldsom van Dexia. Kern van de overeenkomst bestaat uit het verkrijgen van voordeel uit een aan te schaffen aandelenpakket. Vast staat dat Dexia X daartoe een bedrag voorschiet om aandelen van te kopen. Uit de aard van de kwalificatie van de overeenkomst volgt dat in dat geval hoogstens sprake is van goederenkrediet (huurkoop is immers een species van de koop op afbetaling).
Er wordt wel degelijk eerst een lening verstrekt voordat er uberhaupt aandelen ten bate van X gekocht konden worden. Hier komt volgens mij dan ook de
koppelverkoop naar voren juist omdat dit aantoont dat X niet vrij is in het te besteden bedrag. Dit is
versluierd in het contract.
zie ook:
http://www.platformaandelenlease.nl/php ... 40&start=6
LJN: AX2257 toepassing Wck Art. 33
http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage ... ljn=AX2257
‘.. Voorts is er sprake van nietigheid indien het zou gaan om een overeenkomst zoals omschreven in artikel 33 WCK. Meer in het bijzonder is ingevolge artikel 33 sub e WCK nietig de overeenkomst waarin wordt afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 34 tot en met 46, met uitzondering van een afwijking als bedoeld in artikel 42 lid 5 WCK. Op de nietigheid dient ambtshalve acht te worden geslagen..‘
Daar wordt de kredietovereenkomst nietig geacht voorzover daarbij de kredietnemer, zich verplicht tot het aangaan van een andere overeenkomst (koppelverkoop).
Het probleem bij deze uitspraak lijkt mij ook te worden veroorzaakt door de ‘impliciete’ aanname van de bevoegdheid van de rechtbank Arnhem dat de aandelenleaseovereenkomst géén huurkoop betreft.(Anders had de Arnhemse rechter moeten doorverwijzen naar de kantonrechter overeenkomstig artikel 93, aanhef en sub c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.))
8. Voor wat betreft genoemde uitspraak van de rechtbank Arnhem merkt de kantonrechter op dat deze mede zal zijn ingegeven door het aan haar beslissing ten grondslag liggende oordeel - impliciet voortvloeiend uit de aanname van bevoegdheid door de rechtbank - dat de aandelenleaseovereenkomst geen huurkoop is. Nu in de jurisprudentie (onder meer ook van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch en, breed gedragen door de kantonrechters in Nederland) lijkt te zijn aanvaard dat de aandelenleaseconstructie wel als huurkoopovereenkomst moet worden gekwalificeerd, een opvatting die door Dexia is geaccepteerd doordat zij haar vordering bij dagvaarding heeft aangebracht bij de kantonrechter te Helmond, kan de door de rechtbank Arnhem aan haar oordeel ten grondslag gelegde opvatting over de aard van de overeenkomst niet worden overgenomen. Omdat het in geval van een huurkoopovereenkomst per definitie gaat [om] goederenkrediet, zou de beslissing in de onderhavige zaak innerlijk tegenstrijdig zijn, wanneer die zou worden gegrond op de aanname dat de overeenkomst wel valt onder de definitie van geldkrediet in de Wck.
Over de verdere beoordeling m.b.t. Wet op het Consumentenkrediet, goederenkrediet. geeft de kantonrechter aan dat
‘Vast staat dat Dexia aan X niet het genot van een roerende zaak heeft geleverd, omdat aandelen niet als zodanig kunnen worden beschouwd,…’
‘…omdat de overdracht van de waarden slechts administratief plaatsvindt (door bijschrijving in de administratie van Legio-lease overeenkomstig artikel 17 van de Wge, zie art. 1 van de Bijzondere Voorwaarden).’
En concludeert later dat
‘…Naar de letter van de wet kan de aandelenleaseovereenkomst dan ook niet worden beschouwd als een goederenkrediet als bedoeld in artikel 1, aanhef en sub 1 b of c Wck…’ 11. Ondanks genoemde ratio (waaronder: de koop op afbetaling brengen onder de werking van de Wck) heeft de wetgever gemeend het goederenkrediet te moeten beperken tot het (direct of indirect, via een derde-leverancier) verschaffen van genot van een roerende zaak of het verlenen van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienst. Vast staat dat Dexia aan X niet het genot van een roerende zaak heeft geleverd, omdat aandelen niet als zodanig kunnen worden beschouwd, terwijl uit de overeenkomst zelf voortvloeit dat ook het fysieke bewijs van een aandeel (het papier zelf, voor zover aandelen nog gedrukt worden) niet zou worden geleverd, omdat de overdracht van de waarden slechts administratief plaatsvindt (door bijschrijving in de administratie van Legio-lease overeenkomstig artikel 17 van de Wge, zie art. 1 van de Bijzondere Voorwaarden).
Het staat nog te bezien of de aandelen wel conform Artikel 17 Wge zijn geleverd. De Wge kent anders wel dwingende regels voor levering.Dat staat ook in de ‘bijzondere voorwaarden effectenlease’ van de contracten zelf. Laat Dexia maar aantonen dat zij dit correct hebben uitgevoerd op naam van en met leveringsbewijs in het verzameldepot bewaard en verzonden aan de cliënt
Dat
‘de nationale wetgever geen uitvoering aan die Richtlijn heeft gegeven, wat in dit geval mogelijk niet, althans niet deugdelijk is gebeurd’ erkend hij overigens op andere gronden dan de rechter uit Arnhem.
Kwalijk vind ik ook zijn uitspraak tussendoor waar de rechter de Duisenberg-Regeling naar mijn opvatting misbruikt door te stellen
‘dat uit de totstandkoming van de Duisenbergregeling kan worden afgeleid dat ook een grote meerderheid van de betrokken wederpartijen van Dexia het niet onredelijk vindt om, naast Dexia, in elk geval nog een deel van de consequenties van het aangaan van de overeenkomsten te blijven dragen.’ Terwijl hij weet dat Dexia dit het liefst aan iedereen wil opleggen om financieel beter af te zijn. De Duisenbergregeling wordt geprecenteerd als een manier om eindelijk van het jarenlange juridische getouwtrek af te kunnen zijn. Gedupeerden die deze regeling accepteren willen er meestal snel vanaf om eindelijk geestelijke rust te krijgen. Gedupeerden hebben doorgaans met doorprocederen grotere kans op een betere uitspraak. Hier hebben zij geen zin in of hebben er de middelen niet voor (over).
De conciërge op een basisschool met als opleiding de LEAO en volstrekt onbekend met beleggen.stelt
‘De door Dexia als productie 7 bij repliek overgelegde brochure stelt X niet ontvangen te hebben. Naar aanleiding van een op initiatief van de verkoper tot stand gebracht telefoongesprek heeft hij zich laten overhalen tot het aangaan van de overeenkomst, welke hem vervolgens is toegestuurd met de bijzondere voorwaarden en de fiscale opinie, maar zonder bijbehorende brochure.’ Dexia beweert van wel. De rechter vindt dat Dexia hiervan het bewijs moet leveren. Als dat niet lukt en X uitsluitend afhankelijk was aan hetgeen de verkoper hem telefonisch verteld had dan kan dat de uitspraak aanzienlijk beinvloeden in het voordeel van X lijkt mij. De rechter zegt namelijk o.a.
‘…Dat betekent dat de door Dexia aan X te leveren zaak diende te beantwoorden aan de overeenkomst, wat niet het geval is wanneer achteraf moet worden vastgesteld dat het geleverde niet de eigenschappen had die de koper op grond van de hem door de verkoper gedane mededelingen mocht verwachten.’
23. Dit aspect van de verhouding tussen partijen is in de onderhavige procedure onderbelicht gebleven. Mocht de overeenkomst niet vernietigbaar blijken op grond van dwaling, dan nog kan niet worden uitgesloten dat achteraf moet worden vastgesteld dat X op grond van de mededelingen van Dexia mocht verwachten dat hij geen verlies zou lijden. Wanneer achteraf blijkt dat dat verlies toch optreedt, zou het oordeel gerechtvaardigd kunnen zijn dat het verkochte product niet de eigenschap heeft bezeten die X daar op grond van de mededelingen van Dexia van mocht verwachten. In dat geval zou X wellicht aanspraak hebben op (een verrekenbare) schadevergoeding wegens toerekenbaar tekortschieten. Herstel van het gebrek is immers niet meer mogelijk, net zo min als ontbinding van de overeenkomst, welke reeds door tijdverloop is geëindigd. De schade zou kunnen worden vastgesteld op de restschuld na afloop van de looptijd.
Heel opmerkelijk is vervolgens zijn uitspraak bij 25.
‘25. De onderhavige uitspraak wijkt op het principiële punt van de toepasselijkheid van de Wck (ten nadele van X) af van een aantal tot op heden gepubliceerde uitspraken. Gelet op het principieel karakter van die beslissing en het buitengewoon belang van deze kwestie, ook voor de rechtsvorming in Nederland, zal de kantonrechter partijen uitdrukkelijk toelaten deze uitspraak aan het oordeel van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch te onderwerpen, alvorens zij tot bewijsvoering overgaan.’
Ik wens X en mr. Bosman veel sterkte en wijsheid toe.
Met vriendelijke groet,
Okerene
Er is ongetwijfeld meer over deze uitspraak te zeggen.