Pagina 16 van 17

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 28 mar 2013 23:24
door thecure
welk bedrag moet je terugbetalen?

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 28 mar 2013 23:53
door Chocomelk
Yasmijn schreef:Dat zou er mee te maken kunnen hebben dat ze misschien ook gelijk hebben.

Zeg je dat nou omdat je zelf geen kot hebt of omdat je bij de belasting werkt of zo. Ze hebben niet altijd gelijk. Ze hadden beter moeten regelen voordat ze deze regeling in lieten gaan. Ze hebben het verprutst en de VO moeten boeten.
Nee ik werk niet voor of bij de belasting !
Nee ik werk niet bij een kinderopvang.

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 29 mar 2013 00:44
door zwabbertje
Er is deze week een uitspraak gepubliceerd, ziet er niet gunstig. Zoek maar even op rechtspraak.nl, trefwoord kinderopvangtoeslag, publicatie van deze week.
Voor 2008 mocht de belastingdienst niet terugvorderen omdat er al een definitieve berekening was geweest op basis van stukken - die weliswaar achteraf ook niet deugden.
Voor 2009 ging het nog om een voorschotbeschikking en die mochten ze wel herzien. Gevolg: de ouder moet de toeslag over 2009 terugbetalen. Contract en betaalbewijzen waren niet in orde.

Voor zover er dus geen sprake is van een definitieve berekening ziet het er voor ouders dus slecht uit.

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 02 apr 2013 12:35
door Fatmaatje
Beste gedupeerden,

Op 27 maart zou ik een rechtzaak hebben. Belastingdienst heeft mijn advocaat 2 dagen van te voren verzocht om de rechtzaak te annuleren. Ze kwamen eindelijk na weken lang achter dat ik wel terecht kot toeslag kreeg.

Ondanks dat ik maandelijks netjes had betaald vond ik zeer slecht van BD dat ze dit niet eerder hadden opgemerkt. En dat ik onterecht kosten heb gemaakt voor mijn recht.

De mensen die eerlijk geld hebben betaald hoeven zich geen zorgen te maken.
Het komt goed :-)

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 02 apr 2013 12:57
door zwabbertje
Gefeliciteerd Fatmaatje!

Ik neem aan dat je advocaat om een kostenvergoeding zal verzoeken en de rechter dit zal toewijzen, dat is namelijk wel gebruikelijk in situaties als deze.

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 04 apr 2013 17:15
door gwen21
onzorgvuldig van de Belastingdienst. ze hadden het helemaal niet op een beroepsprocedure hoeven laten aankomen als ze nu te langen leste, nog voor de zaak begint, er opeens achter komen dat je er wel recht op hebt.

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 04 apr 2013 17:51
door zwabbertje
Beetje kort door de bocht gwen21. Er kunnen legio redenen zijn waarom op het laatste moment alsnog tegemoet wordt gekomen aan het bezwaar. Bijvoorbeeld omdat er procedurefouten zijn gemaakt (er was al sprake van een definitieve beschikking en men is, zonder nieuw feit, hierop terug gekomen) of inmiddels jurisprudentie bestaat waaruit de Belastingdienst afleidt dat zij hun zaak niet hard kunnen maken bij de rechter. Zonder alle feiten te kennen kunnen we hier geen oordeel over geven.
Voor Fatmaatje ook niet van belang, zij krijgt alsnog de toeslag.

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 05 apr 2013 21:50
door ZeynepGun
Gefeliciteerd Fatmaatje!

Ook bij Kocabas & Guler Advocaten? ook ik hoef zoals jij niets meer terug te betalen. Mijn zitting ging wel gewoon door! Uiteindelijk heb ik de zaak gewonnen! [Persoongegevens verwijderd door Moderator] heeft mij prima begeleid. ook vanuit hier wil ik haar heel erg bedanken!!!

Gedupeerden...je gelijk krijg je niet, helaas moet je die echt gaan halen..... en ja het kost geld, maar ik hoef die 34.000 euro niet meer terug te betalen. :D

Gr. Zeynep

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 01 jun 2013 00:16
door celik68
LJN: BZ5714, Rechtbank Amsterdam , AWB 12/2638 KINDER Print uitspraak

Datum uitspraak: 11-02-2013
Datum publicatie: 27-03-2013
Rechtsgebied: Bestuursrecht overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: De rechtbank is van oordeel dat geen sprake was van een situatie, als bedoeld in artikel 21, eerste lid, onder b, van de Awir, waarin eiseres wist, of behoorde te weten, dat aan haar een te hoog bedrag aan kinderopvangtoeslag werd toegekend. Indien verweerder van mening was dat eiseres nadere gegevens had moeten overleggen om te kunnen beslissen over de definitieve berekening van de te ontvangen kinderopvangtoeslag over dat jaar, had verweerder die kunnen en moeten opvragen zo lang er sprake was van een voorlopige toekenning van de kinderopvangtoeslag. Dat verweerder dat niet heeft gedaan, terwijl het wel op zijn weg lag om daarover vóór het nemen van het besluit tot een definitieve berekening duidelijkheid te krijgen, dient niet voor rekening van eiseres te komen.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl




Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2638 KINDER

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
gemachtigde mr. B. Pijnaker,

en

Belastingdienst Toeslagen,
verweerder,
gemachtigde J.V. Ravoo.


Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2012 (het primaire besluit I) heeft verweerder de definitief vastgestelde kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2008 herzien en gewijzigd vastgesteld op € 0.

Bij besluit van 21 januari 2012 (het primaire besluit II) heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 herzien en gewijzigd vastgesteld op € 0.

Bij besluit van 17 april 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard (het bestreden besluit).

Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2012.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is de zus van eiseres, tevens gastouder, [A], verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.


Overwegingen

1. Feiten en standpunten

1.1. Eiseres heeft op 1 mei 2008 kinderopvangtoeslag aangevraagd ten behoeve van kinderopvang van haar twee kinderen via gastouderbureau Bebegim (het gastouderbureau ) per 1 maart 2008. Bij brief van 2 september 2008 heeft verweerder eiseres in verband met haar aanvraag gevraagd om het contract met het gastouderbureau , de urenregistratie van de gastouder(s), de ontvangen facturen, bewijzen van betaling van inschrijf- en/of bemiddelingskosten van het gastouderbureau , en bewijzen van betaling van de kosten aan de gastouder(s). Eiseres heeft daarop een overeenkomst van 23 april 2008 tussen haar en het gastouderbureau , urenregistraties van maart tot en met juli 2008, en kwitanties van contante betalingen aan de gastouder over de maanden maart tot en met september 2008 naar verweerder gestuurd. Op verweerders verzoek van 6 november 2008 om facturen van het gastouderbureau heeft eiseres verweerder nogmaals voornoemde kwitanties en registraties en een overeenkomst tussen haar en het gastouderbureau van 20 mei 2008 toegestuurd.

1.2. Bij besluit van 27 november 2008 heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag voor 2008 vastgesteld op € 25.910.

1.3. Bij besluit van 11 december 2008 heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag voor 2009 vastgesteld op € 30.923.

1.4. Bij brieven van 29 juni 2009 en 28 augustus 2009 heeft verweerder eiseres in verband met de kinderopvangtoeslag 2009 verzocht om recente facturen van het gastouderbureau en contracten met het gastouderbureau voor elk kind. Eiseres heeft bij brieven van 9 juli 2009 en 3 september 2009 gereageerd. Zij heeft de volgende stukken gestuurd: een factuur van 25 november 2008 van het gastouderbureau in verband met de bemiddelingskosten over de maanden maart tot en met december 2008, de overeenkomst tussen haar en het gastouderbureau van 23 april 2008, de urenregistratielijsten over de maanden maart tot en met december 2008, facturen van het gastouderbureau voor de bemiddeling in de maanden april tot en met juli 2009, urenregistratielijsten van de maanden april tot en met juni 2009.

1.5. Bij brief van 30 juni 2009 heeft verweerder eiseres verzocht, in verband met de definitieve vaststelling kinderopvangtoeslag 2008, om een overzicht van de door haar daadwerkelijk gemaakte kinderopvangkosten 2008. Bij brief van 27 juni 2009 heeft eiseres de jaaropgave van het gastouderbureau over 2008, en urenregistratielijsten over de maanden maart tot en met december 2008 gestuurd. Bij brief van 7 juli 2009 heeft eiseres deze stukken nogmaals naar verweerder gestuurd. Bij brief van 25 juni 2010 heeft verweerder eiseres verzocht om kopieën van jaaropgaven/maandoverzichten, omdat de opvangkosten en de bureaukosten per kind niet te bepalen zijn. Bij brief van 12 juli 2010 heeft eiseres opnieuw de jaaropgave 2008 van het gastouderbureau en de urenregistratielijsten van 2008 naar verweerder gestuurd.

1.6. Bij besluit van 13 januari 2010 heeft verweerder, naar aanleiding van door eiseres doorgegeven wijzigingen per 1 maart 2009, het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 herzien naar € 35.378. Bij besluit van 20 januari 2010 heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 herzien naar € 35.280.

1.7. Bij brief van 31 augustus 2010 heeft verweerder eiseres verzocht, in verband met de definitieve vaststelling kinderopvangtoeslag 2009, om een overzicht van de door haar daadwerkelijk gemaakte kinderopvangkosten 2009. Bij brief van 7 september 2010 heeft eiseres de jaaropgave 2009 van het gastouderbureau gestuurd.

1.8. Bij besluit van 20 januari 2011 heeft verweerder het voorschot 2008 herzien naar
€ 27.942. Bij besluit van 21 januari 2011 heeft verweerder de definitieve berekening kinderopvangtoeslag 2008 vastgesteld op € 27.942.

1.9. Bij brief van 22 oktober 2011 heeft verweerder eiseres geïnformeerd over een FIOD-onderzoek naar het gastouderbureau en eiseres verzocht om contracten met het gastouderbureau en bankafschriften waaruit blijkt dat eiseres van 2008 tot en met 2009 kosten heeft gemaakt voor kinderopvang. Bij brief van 1 november 2011 heeft eiseres verweerder het contract tussen haar en het gastouderbureau van 23 april 2008 toegestuurd. Bij brief van 18 november 2011 heeft verweerder zijn verzoek herhaald. Bij brief van 21 november 2011 heeft eiseres een ongedateerde verklaring over (totalen van) contant betaalde bedragen aan de gastouder in 2008 en 2009, het eerder toegestuurde contract, en de jaaropgaven van het gastouderbureau van 2008 en 2009 naar verweerder gestuurd.

1.10. Bij brief van 2 januari 2012 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2008 en 2009 moet worden terugbetaald omdat eiseres niet alle gevraagde gegevens heeft overgelegd.

1.11. Bij het primaire besluit I heeft verweerder de definitief vastgestelde kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2008 herzien en gewijzigd vastgesteld op € 0. Verweerder heeft van eiseres een bedrag van € 27.942 teruggevorderd.

1.12. Bij het primaire besluit II heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 herzien en gewijzigd vastgesteld op € 0.

1.13. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de primaire besluiten gehandhaafd, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 5 van de Wet kinderopvang (Wko). De aanspraak op kinderopvangtoeslag is afhankelijk gesteld van de gemaakte kosten voor kinderopvang. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt niet zij de eigen bijdrage en de bemiddelingskosten aan het gastouderbureau heeft betaald. Er is dus geen sprake van gemaakte kosten.

1.14. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt, namelijk in 2008 ten bedrage van € 28.907,90 en in 2009 ten bedrage van € 37.161,20. Subsidiair heeft eiseres gesteld, mocht de rechtbank oordelen dat geen eigen bijdrage is betaald, dat er een aanzienlijk bedrag aan kosten overblijft waarvan eisers wel aannemelijk heeft gemaakt dat deze zijn betaald.
Het gastouderbureau , dat de kinderopvangtoeslag voor eiseres ontving, hield de bemiddelingskosten in op de kinderopvangtoeslag voordat eiseres van het gastouderbureau de kinderopvangtoeslag ontving. De kosten die eiseres heeft gemaakt blijken uit de jaaropgaven van het gastouderbureau en ook uit het contract. Uit bankafschriften van eiseres blijkt dat eiseres contanten heeft opgenomen waarmee zij de gastouder betaalde. In 2008 heeft zij een bedrag van € 22.000 aan contanten opgenomen en in 2009 een bedrag van
€ 24.690. Eiseres heeft enkele kwitanties uit 2008 van betalingen aan de gastouder bijgevoegd. De hoogte van de betalingen blijkt ook uit de belastingaanslag van de gastouder, een afschrift van het spaargeld van de gastouder, en een rekeningoverzicht uit 2011 waarop stortingen van contanten zijn te zien die van eiseres afkomstig zijn. Deze stukken heeft zij bij het beroepschrift gevoegd. Eiseres heeft contante betalingen aan de gastouder gedaan omdat zij een horeca-onderneming heeft en aldus veelvuldig in aanraking komt met contant geld. Eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de opvangkosten in contanten zijn voldaan. Het feit dat de ontvangen toeslag (ongeveer) even hoog is als de opvangkosten kan volgens eiseres niet tot de conclusie leiden dat in het geheel geen kosten zijn gemaakt.
In dit verband heeft eiseres nog aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd op grond van welke wettelijke bepaling er sprake zou moeten zijn van de betaling van een eigen bijdrage. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat verweerder de definitief vastgestelde beschikking voor het jaar 2008 volgens artikel 21 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) alleen mag herzien als is voldaan aan de eisen in dat artikel. Eiseres voert aan dat er geen sprake is van feiten en omstandigheden waarvan verweerder redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn ten tijde van de vaststelling van de definitieve beschikking. Verweerder had met de bewijsstukken die verweerder nu zegt te missen (de bankafschriften) al bekend kunnen zijn als verweerder vóór vaststelling van de definitieve berekening nadere vragen had gesteld. Dat verweerder dat heeft nagelaten, moet voor rekening van verweerder komen. Bovendien had eiseres niet behoren te weten dat de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag was toegekend. Zij heeft alle gestelde kosten kinderopvang in 2008 en 2009 daadwerkelijk betaald en is nog steeds van mening dat de tegemoetkoming niet tot een te hoog bedrag is toegekend.

2. Wettelijk kader

2.1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wko, voor zover hier van belang, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau .
Ingevolge artikel 52 van de Wko geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang, voor zover hier van belang, bevat de administratie van een kindercentrum afschriften van alle met de vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.

2.2. Ingevolge artikel 16, vierde lid, van de Awir kan de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot herzien.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
Ingevolge artikel 18, vierde lid, van de Awir bepaalt de Belastingdienst/Toeslagen, indien niet aan de in de vorige leden genoemde verplichtingen is voldaan, ambtshalve de hoogte van de tegemoetkoming.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Awir kan de Belastingdienst/Toeslagen een toegekende tegemoetkoming herzien:
a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan de Belastingdienst/Toeslagen bij de toekenning redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming vermoedelijk tot een te hoog bedrag is toegekend, of
b. indien de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is toegekend en de belanghebbende of zijn partner dit wist of behoorde te weten.
Ingevolge artikel 21, derde lid, van de Awir kan een herziening op grond van dit artikel leiden tot een terug te vorderen bedrag.

2.3. Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.

3. Inhoudelijke beoordeling

3.1. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het verweerschrift een aanvullende motivering aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. Naast het feit dat eiseres volgens verweerder niet heeft aangetoond dat zij kosten heeft gemaakt voor de genoten kinderopvang in 2008 en 2009, werpt verweerder eiseres nu tegen dat geen sprake is geweest van kinderopvang op grond van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko. Zoals ter zitting is besproken zal deze aanvullende motivering van verweerder worden betrokken bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep.

3.2. In het verweerschrift heeft verweerder voorts aangegeven dat eiseres had moeten weten dat de tegemoetkoming voor 2008 te hoog was vastgesteld en dat verweerder dus op grond van artikel 21, eerste lid, onder b, van de Awir de bevoegdheid had om de tegemoetkoming voor 2008 te herzien. Verweerder heeft vervolgens ter zitting te kennen gegeven dat verweerder naast de bevoegdheid uit artikel 21, eerste lid, van de Awir, op grond van artikel 18, vierde lid, van de Awir ambtshalve de hoogte van de tegemoetkoming kan vaststellen, indien niet aan de in dat artikel genoemde verplichtingen tot informatieverstrekking is voldaan. Volgens verweerder biedt dit artikel uit de Awir ook de mogelijkheid om een definitieve berekening te herzien. De rechtbank vat deze toevoegingen van verweerder op als een aanvulling en wijzinging van het bestreden besluit. De rechtbank acht deze toevoeging te meer van belang omdat voor het berekeningsjaar 2008 op een andere grond dan artikel 16, vierde lid, van de Awir – op grond waarvan herziening mogelijk is zolang sprake is van een voorschot – wordt herzien nu sprake is van een definitieve berekening voor dat jaar en voor herziening daarvan andere voorwaarden gelden.

3.3. De rechtbank is van oordeel dat, nu verweerder nadat het bestreden besluit is genomen in het verweerschrift en ter zitting een gewijzigde motivering heeft gegeven, het bestreden besluit onvolledig is. Het bestreden besluit is dan ook onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank zal het beroep van eiseres daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank zal in het navolgende beoordelen of er aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.

Ten aanzien van het berekeningsjaar 2008

3.4. In geschil is of verweerder op goede gronden de definitieve berekening kinderopvangtoeslag over 2008 heeft herzien en de ontvangen toeslag van eiseres heeft teruggevorderd.

3.5. De rechtbank overweegt allereerst dat – anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld – verweerder in ieder geval niet op grond van artikel 18, vierde lid, van de Awir de definitieve berekening over 2008 heeft kunnen herzien en een bedrag terug heeft kunnen vorderen van eiseres. Artikel 18 van de Awir gaat immers over informatieverstrekking voorafgaand aan het definitief toekennen van de toeslag. In het geval van een reeds toegekende toeslag, waarvan in deze zaak voor het jaar 2008 sprake is, is herziening daarvan mogelijk op grond van artikel 20 van de Awir (ten nadele of ten voordele van een belanghebbende) of op grond van artikel 21 van de Awir (ten nadele van een belanghebbende). De rechtbank verwijst in dit verband naar de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel Harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen (Kamerstukken II 2004/2005, 29764, nr. 3). De rechtbank overweegt voorts dat blijkens het verweerschrift de herziening over 2008 is gebaseerd op de b-grond van artikel 21, eerste lid, van de Awir. De beoordeling beperkt zich dan ook tot de vraag of eiseres wist of behoorde te weten dat de tegemoetkoming over 2008 tot een te hoog bedrag is toegekend en verweerder aldus bevoegd was op die grond de toegekende kinderopvangtoeslag over het jaar 2008 te herzien en de ontvangen toeslag van eiseres terug te vorderen.

3.6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres had moeten weten dat de tegemoetkoming voor 2008 te hoog was vastgesteld. Eiseres had volgens verweerder, gezien de bedragen op de verschillende versies van de jaaropgaven van het gastouderbureau , dienen te weten dat zij die kosten ook echt had moeten maken. Zij heeft ook wijzigingen ingediend die uitgaan van hogere kosten dan die uit de jaaropgaven van het gastouderbureau en zeker de bankafschriften blijken. Uit de door eiseres overgelegde bankafschriften en kwitanties blijkt niet dat de bedragen op de jaaropgaven ook daadwerkelijk zijn betaald. Bij toekenning van een hoog voorschot dient de aanvrager te weten dat als de kosten dan niet daadwerkelijk worden gemaakt – althans als dat niet kan worden onderbouwd met betalingsbewijzen of bankafschriften – het voorschot, en vervolgens de definitieve toekenning, te hoog wordt vastgesteld.

3.7. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake was van een situatie waarin eiseres wist, of behoorde te weten, dat aan haar een te hoog bedrag werd toegekend. Voor zover verweerder stelt dat het bedrag te hoog is omdat uit nader door eiseres overgelegde gegevens in de visie van verweerder alsnog blijkt dat niet aan de wettelijke voorwaarden (voor het recht op kinderopvangtoeslag) is voldaan, waardoor als nog een lager bedrag toegekend had moeten worden, is dit naar het oordeel van de rechtbank geen situatie waarop artikel 21, eerste lid, onder b, van de Awir ziet. Indien verweerder van mening is dat eiseres nadere gegevens had moeten overleggen (zoals bankafschriften) om te kunnen beslissen, had verweerder die kunnen en moeten opvragen zo lang er sprake was van een voorlopige toekenning van de kinderopvangtoeslag. Laatstelijk heeft verweerder eiseres bij brief van 31 augustus 2010 gevraagd om informatie in verband met de betaalde kosten. Eiseres heeft bij brief van 7 september 2010 (nogmaals) de jaaropgave 2009 van het gastouderbureau naar verweerder gestuurd. Op basis van de gegevens die er toen lagen heeft verweerder de definitieve berekening vastgesteld. Verweerder heeft pas nadat het FIOD-onderzoek in oktober 2011 werd opgestart eiseres om nadere informatie en specifiek om bankafschriften gevraagd. Naar die ontbrekende gegevens had verweerder echter ook voor die tijd al navraag bij eiseres kunnen doen. Dat verweerder dat niet heeft gedaan, terwijl het wel op zijn weg lag om daarover vóór het nemen van het besluit tot een definitieve berekening duidelijkheid te krijgen, dient niet voor rekening van eiseres te komen. Eiseres heeft bovendien steeds ongewijzigd gesteld dat zij alle gestelde kosten daadwerkelijk heeft gemaakt, namelijk door middel van contante betalingen, en dat zij dit ook aannemelijk heeft gemaakt, bijvoorbeeld met kwitanties, facturen, bankafschriften en de verklaring van haar en de gastouder. Zij heeft op alle informatieverzoeken van verweerder gereageerd. Niet valt dan ook in te zien dat zij had moeten weten dat de kinderopvangtoeslag tot een te hoog bedrag was toegekend. Het door verweerder naar voren gebrachte feit dat de door eiseres opgegeven gemaakte kosten hoger lagen dan uit de jaaropgaven, dan wel de bankafschriften zou blijken, had eiseres wellicht moeten doen vermoeden dat het voorschot te hoog was vastgesteld en dat de definitieve berekening lager uit zou kunnen vallen, maar niet dat de definitieve berekening zou worden herzien naar nihil omdat eiseres in het geheel geen recht zou hebben op kinderopvangtoeslag wegens het ontbreken van bewijs van de door haar gemaakte kosten. Verweerder heeft dan ook onvoldoende onderbouwd waaruit blijkt dat eiseres wist of behoorde te weten dat de toeslag tot een te hoog bedrag was toegekend.

3.8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet bevoegd was om de toegekende kinderopvangtoeslag over het jaar 2008 te herzien op grond van artikel 21, eerste lid, onder b, van de Awir. Daarmee komt ook de grond aan de terugvordering over het jaar 2008 te vervallen. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen, voor zover dat ziet op het primaire besluit I, daarom niet in stand blijven. De rechtbank zal, op grond van artikel 8:72, vierde lid, onder c, van de Awb zelf in de zaak voorzien en het primaire besluit I herroepen.

Ten aanzien van het berekeningsjaar 2009

3.9. In geschil is of verweerder op goede gronden de voorschotberekening over 2009 heeft herzien en vastgesteld op nihil. Daartoe is ten eerste van belang het antwoord op de vraag of eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij voor het jaar 2009 daadwerkelijk kosten heeft gemaakt voor kinderopvang ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wko.

3.10. De rechtbank merkt op dat de kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming is in de kosten en dat eiseres dient aan te tonen dat zij de overige kosten, de zogenaamde eigen bijdrage, heeft voldaan. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 juni 2011 (te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer: BQ8833), waarin is overwogen dat uit artikel 18 van de Awir, gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b – ten tijde hier van belang artikel 5, eerste lid – van de Wko, volgt dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten.

3.11. Eiseres heeft aangevoerd dat zij voldoende heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk kosten voor de genoten kinderopvang in 2009 heeft gemaakt. Zij heeft met de jaaropgave 2009 van het gastouderbureau , met de facturen, met de aangifte inkomstenbelasting 2009 van de gastouder, met het spaarsaldo van de gastouder, met de bankafschriften van eiseres waaruit de kasopnamen blijken, en met de verklaring van de gastouder en de vraagouder over de contante betalingen voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de opvangkosten contant aan de gastouder heeft betaald. Dat de bedragen van de geldopnamen op de bankafschriften van eiseres lager zijn dan de bedragen die uit de andere stukken met betrekking tot de contante betalingen blijken, is gelegen in het feit dat een deel van de contante betalingen is gefinancierd uit kasmiddelen van de onderneming van eiseres.

3.12. De rechtbank overweegt dat in de jaaropgave 2009 van het gastouderbureau het totaal van de bureaukosten en de opvangkosten staan vermeld, maar dat daaruit niet valt af te leiden dat eiseres die kosten ook daadwerkelijk heeft betaald. Dit geldt ook voor de facturen van het gastouderbureau uit 2009 (april tot en met juli 2009) voor de bureaukosten die eiseres bij brief van 3 september 2009 naar verweerder heeft gestuurd. Ook in samenhang met de andere door eiseres genoemde stukken tonen deze stukken niet voldoende aan dat sprake is geweest van gemaakte kosten voor kinderopvang in 2009. Van de contante betalingen aan de gastouder in 2009 heeft eiseres geen kwitanties kunnen overleggen. De ongedateerde verklaring van gastouder en vraagouder waarin de betaalde totaalbedragen voor zowel 2008 als 2009 worden genoemd is niet voldoende om dergelijke kwitanties te vervangen, nu deze niet specifiek genoeg is maar slechts een totaalbedrag voor het hele jaar vermeldt. Deze verklaring acht de rechtbank, ondanks dat deze door eiseres en de gastouder – de zus van eiseres – ter zitting mondeling is herhaald, niet toereikend om aannemelijk te achten dat eiseres de genoemde betalingen aan de gastouder heeft gedaan. Bovendien blijkt uit de bankafschriften van eiseres onvoldoende duidelijk dat de door haar aangemerkte geldopnamen ook daadwerkelijk zijn aangewend om de gastouder contant te betalen. Op de bankafschriften van eiseres zijn wel geldopnamen te zien die rond de datum van de stortingen van het gastouderbureau aan eiseres zijn gedaan, maar die worden niet ondersteund door, bijvoorbeeld, onderliggende kwitanties waaruit blijkt dat eiseres de bedragen vervolgens ook daadwerkelijk aan de gastouder heeft betaald. Het in de bovengenoemde ongedateerde verklaring van eiseres en gastouder genoemde totaalbedrag voor 2009, € 32.104,84, komt ook niet overeen met de door eiseres gestelde totaalopname van haar rekening in 2009 ten bedrage van € 24.690. Dat verschil zou volgens eiseres verklaard kunnen worden doordat zij een deel van de contante betalingen met geld uit de kas van haar onderneming heeft gedaan. Zij heeft daarvan echter geen administratie bijgehouden, zodat dit niet verifieerbaar is en dus voor haar risico en rekening komt. Het rekeningoverzicht van het spaarsaldo van de gastouder, dat als bijlage bij het beroepschrift is gevoegd, en het daarop vermelde saldo en ingelegde bedrag in 2012 zijn evenmin voldoende specifiek om daaruit te kunnen afleiden dat dit zou gaan om inkomsten die de gastouder met haar opvangdiensten voor eiseres heeft verdiend. Te meer daar dit – zoals hierboven al is geoordeeld – niet wordt ondersteund met, bijvoorbeeld, kwitanties van ontvangen bedragen voor de oppasactiviteiten. Dit geldt evenzeer voor de stortingen die in 2011 op de rekening van de gastouder zijn gedaan. Nergens blijkt uit dat de gestorte bedragen verband houden met inkomsten uit verrichte oppasactiviteiten voor eiseres. Dat de gastouder stelt dat zij het door eiseres genoemde totaalbedrag wel heeft opgegeven bij de aangifte inkomstenbelasting 2009, wat daar ook van zij, maakt dit niet anders. In de aangifte inkomstenbelasting 2009 van de gastouder staat bij opbrengsten uit overige werkzaamheden bij Bureau Bebegim een bedrag van € 26.024 vermeld, maar dit bedrag wijkt af van de eerder genoemde bedragen en het bedrag in de verklaring van eiseres en de gastouder en dus is onvoldoende duidelijk wat de herkomst van dit bedrag is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres de contante betalingen in onvoldoende mate heeft aangetoond en de overgelegde stukken, in samenhang bezien, niet voldoende zijn om te bewijzen dat sprake is geweest van gemaakte kosten voor kinderopvang in 2009. Verweerder was dan ook bevoegd reeds op deze grond het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 te herzien.

3.13. Voorts is de rechtbank van oordeel, met betrekking tot de vraag of sprake was van kinderopvang op grond van een overeenkomst ingevolge artikel 52 van de Wko, dat de door eiseres overgelegde overeenkomst met het gastouderbureau van 23 april 2008 niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De overeenkomst bevat geen indicatie van het aantal opvanguren per maand of jaar, noch het uurtarief, zoals is vereist in artikel 11 van de Regeling Wet kinderopvang. Dat de door eiseres ter zitting overgelegde contracten, die kennelijk een overeenkomst tussen het gastouderbureau , eiseres en de vraagouder betreffen, deze gegevens wel vermelden maakt niet dat toch sprake is van een overeenkomst. Deze laatstgenoemde overeenkomsten, die overigens een ander doel dienen dan een overeenkomst tussen vraagouder en gastouderbureau , bevatten, evenmin als de kopieën daarvan die zich al in het dossier bevonden, geen dagtekening. Volgens vaste rechtspraak is in dat geval al geen sprake van een overeenkomst en is dus niet voldaan aan de voorwaarde in artikel 52 van de Wko.

3.14. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verweerder op goede gronden het voorschot kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2009 heeft herzien en gewijzigd vastgesteld op nihil. De rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit, voor zover die zien op het berekeningsjaar 2009, kunnen daarom in stand blijven.

3.15. Nu de rechtbank het beroep van eiseres gegrond zal verklaren dient verweerder, op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb, het door eiseres betaalde griffierecht aan haar te vergoeden. Voorts bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden begroot op € 944 (een punt voor het beroepschrift, een punt voor het verschijnen ter zitting, € 472 per punt, wegingsfactor 1).




Beslissing

De rechtbank

- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit, voor zover deze zien op de kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009, in stand blijven;
- herroept het besluit van 21 januari 2012 over de herziening van de definitief vastgestelde kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2008;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 42 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 944, te betalen aan eiseres.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. Breimer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2013.



de griffier de rechter



Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te
‘s-Gravenhage.

Afschrift verzonden op:
D: B
SB

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 01 jun 2013 00:18
door celik68
LJN: BZ5714, Rechtbank Amsterdam , AWB 12/2638 KINDER Print uitspraak

Datum uitspraak: 11-02-2013
Datum publicatie: 27-03-2013
Rechtsgebied: Bestuursrecht overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: De rechtbank is van oordeel dat geen sprake was van een situatie, als bedoeld in artikel 21, eerste lid, onder b, van de Awir, waarin eiseres wist, of behoorde te weten, dat aan haar een te hoog bedrag aan kinderopvangtoeslag werd toegekend. Indien verweerder van mening was dat eiseres nadere gegevens had moeten overleggen om te kunnen beslissen over de definitieve berekening van de te ontvangen kinderopvangtoeslag over dat jaar, had verweerder die kunnen en moeten opvragen zo lang er sprake was van een voorlopige toekenning van de kinderopvangtoeslag. Dat verweerder dat niet heeft gedaan, terwijl het wel op zijn weg lag om daarover vóór het nemen van het besluit tot een definitieve berekening duidelijkheid te krijgen, dient niet voor rekening van eiseres te komen.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl




Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2638 KINDER

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
gemachtigde mr. B. Pijnaker,

en

Belastingdienst Toeslagen,
verweerder,
gemachtigde J.V. Ravoo.


Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2012 (het primaire besluit I) heeft verweerder de definitief vastgestelde kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2008 herzien en gewijzigd vastgesteld op € 0.

Bij besluit van 21 januari 2012 (het primaire besluit II) heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 herzien en gewijzigd vastgesteld op € 0.

Bij besluit van 17 april 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard (het bestreden besluit).

Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2012.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is de zus van eiseres, tevens gastouder, [A], verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.


Overwegingen

1. Feiten en standpunten

1.1. Eiseres heeft op 1 mei 2008 kinderopvangtoeslag aangevraagd ten behoeve van kinderopvang van haar twee kinderen via gastouderbureau Bebegim (het gastouderbureau ) per 1 maart 2008. Bij brief van 2 september 2008 heeft verweerder eiseres in verband met haar aanvraag gevraagd om het contract met het gastouderbureau , de urenregistratie van de gastouder(s), de ontvangen facturen, bewijzen van betaling van inschrijf- en/of bemiddelingskosten van het gastouderbureau , en bewijzen van betaling van de kosten aan de gastouder(s). Eiseres heeft daarop een overeenkomst van 23 april 2008 tussen haar en het gastouderbureau , urenregistraties van maart tot en met juli 2008, en kwitanties van contante betalingen aan de gastouder over de maanden maart tot en met september 2008 naar verweerder gestuurd. Op verweerders verzoek van 6 november 2008 om facturen van het gastouderbureau heeft eiseres verweerder nogmaals voornoemde kwitanties en registraties en een overeenkomst tussen haar en het gastouderbureau van 20 mei 2008 toegestuurd.

1.2. Bij besluit van 27 november 2008 heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag voor 2008 vastgesteld op € 25.910.

1.3. Bij besluit van 11 december 2008 heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag voor 2009 vastgesteld op € 30.923.

1.4. Bij brieven van 29 juni 2009 en 28 augustus 2009 heeft verweerder eiseres in verband met de kinderopvangtoeslag 2009 verzocht om recente facturen van het gastouderbureau en contracten met het gastouderbureau voor elk kind. Eiseres heeft bij brieven van 9 juli 2009 en 3 september 2009 gereageerd. Zij heeft de volgende stukken gestuurd: een factuur van 25 november 2008 van het gastouderbureau in verband met de bemiddelingskosten over de maanden maart tot en met december 2008, de overeenkomst tussen haar en het gastouderbureau van 23 april 2008, de urenregistratielijsten over de maanden maart tot en met december 2008, facturen van het gastouderbureau voor de bemiddeling in de maanden april tot en met juli 2009, urenregistratielijsten van de maanden april tot en met juni 2009.

1.5. Bij brief van 30 juni 2009 heeft verweerder eiseres verzocht, in verband met de definitieve vaststelling kinderopvangtoeslag 2008, om een overzicht van de door haar daadwerkelijk gemaakte kinderopvangkosten 2008. Bij brief van 27 juni 2009 heeft eiseres de jaaropgave van het gastouderbureau over 2008, en urenregistratielijsten over de maanden maart tot en met december 2008 gestuurd. Bij brief van 7 juli 2009 heeft eiseres deze stukken nogmaals naar verweerder gestuurd. Bij brief van 25 juni 2010 heeft verweerder eiseres verzocht om kopieën van jaaropgaven/maandoverzichten, omdat de opvangkosten en de bureaukosten per kind niet te bepalen zijn. Bij brief van 12 juli 2010 heeft eiseres opnieuw de jaaropgave 2008 van het gastouderbureau en de urenregistratielijsten van 2008 naar verweerder gestuurd.

1.6. Bij besluit van 13 januari 2010 heeft verweerder, naar aanleiding van door eiseres doorgegeven wijzigingen per 1 maart 2009, het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 herzien naar € 35.378. Bij besluit van 20 januari 2010 heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 herzien naar € 35.280.

1.7. Bij brief van 31 augustus 2010 heeft verweerder eiseres verzocht, in verband met de definitieve vaststelling kinderopvangtoeslag 2009, om een overzicht van de door haar daadwerkelijk gemaakte kinderopvangkosten 2009. Bij brief van 7 september 2010 heeft eiseres de jaaropgave 2009 van het gastouderbureau gestuurd.

1.8. Bij besluit van 20 januari 2011 heeft verweerder het voorschot 2008 herzien naar
€ 27.942. Bij besluit van 21 januari 2011 heeft verweerder de definitieve berekening kinderopvangtoeslag 2008 vastgesteld op € 27.942.

1.9. Bij brief van 22 oktober 2011 heeft verweerder eiseres geïnformeerd over een FIOD-onderzoek naar het gastouderbureau en eiseres verzocht om contracten met het gastouderbureau en bankafschriften waaruit blijkt dat eiseres van 2008 tot en met 2009 kosten heeft gemaakt voor kinderopvang. Bij brief van 1 november 2011 heeft eiseres verweerder het contract tussen haar en het gastouderbureau van 23 april 2008 toegestuurd. Bij brief van 18 november 2011 heeft verweerder zijn verzoek herhaald. Bij brief van 21 november 2011 heeft eiseres een ongedateerde verklaring over (totalen van) contant betaalde bedragen aan de gastouder in 2008 en 2009, het eerder toegestuurde contract, en de jaaropgaven van het gastouderbureau van 2008 en 2009 naar verweerder gestuurd.

1.10. Bij brief van 2 januari 2012 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2008 en 2009 moet worden terugbetaald omdat eiseres niet alle gevraagde gegevens heeft overgelegd.

1.11. Bij het primaire besluit I heeft verweerder de definitief vastgestelde kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2008 herzien en gewijzigd vastgesteld op € 0. Verweerder heeft van eiseres een bedrag van € 27.942 teruggevorderd.

1.12. Bij het primaire besluit II heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 herzien en gewijzigd vastgesteld op € 0.

1.13. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de primaire besluiten gehandhaafd, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 5 van de Wet kinderopvang (Wko). De aanspraak op kinderopvangtoeslag is afhankelijk gesteld van de gemaakte kosten voor kinderopvang. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt niet zij de eigen bijdrage en de bemiddelingskosten aan het gastouderbureau heeft betaald. Er is dus geen sprake van gemaakte kosten.

1.14. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt, namelijk in 2008 ten bedrage van € 28.907,90 en in 2009 ten bedrage van € 37.161,20. Subsidiair heeft eiseres gesteld, mocht de rechtbank oordelen dat geen eigen bijdrage is betaald, dat er een aanzienlijk bedrag aan kosten overblijft waarvan eisers wel aannemelijk heeft gemaakt dat deze zijn betaald.
Het gastouderbureau , dat de kinderopvangtoeslag voor eiseres ontving, hield de bemiddelingskosten in op de kinderopvangtoeslag voordat eiseres van het gastouderbureau de kinderopvangtoeslag ontving. De kosten die eiseres heeft gemaakt blijken uit de jaaropgaven van het gastouderbureau en ook uit het contract. Uit bankafschriften van eiseres blijkt dat eiseres contanten heeft opgenomen waarmee zij de gastouder betaalde. In 2008 heeft zij een bedrag van € 22.000 aan contanten opgenomen en in 2009 een bedrag van
€ 24.690. Eiseres heeft enkele kwitanties uit 2008 van betalingen aan de gastouder bijgevoegd. De hoogte van de betalingen blijkt ook uit de belastingaanslag van de gastouder, een afschrift van het spaargeld van de gastouder, en een rekeningoverzicht uit 2011 waarop stortingen van contanten zijn te zien die van eiseres afkomstig zijn. Deze stukken heeft zij bij het beroepschrift gevoegd. Eiseres heeft contante betalingen aan de gastouder gedaan omdat zij een horeca-onderneming heeft en aldus veelvuldig in aanraking komt met contant geld. Eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de opvangkosten in contanten zijn voldaan. Het feit dat de ontvangen toeslag (ongeveer) even hoog is als de opvangkosten kan volgens eiseres niet tot de conclusie leiden dat in het geheel geen kosten zijn gemaakt.
In dit verband heeft eiseres nog aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd op grond van welke wettelijke bepaling er sprake zou moeten zijn van de betaling van een eigen bijdrage. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat verweerder de definitief vastgestelde beschikking voor het jaar 2008 volgens artikel 21 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) alleen mag herzien als is voldaan aan de eisen in dat artikel. Eiseres voert aan dat er geen sprake is van feiten en omstandigheden waarvan verweerder redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn ten tijde van de vaststelling van de definitieve beschikking. Verweerder had met de bewijsstukken die verweerder nu zegt te missen (de bankafschriften) al bekend kunnen zijn als verweerder vóór vaststelling van de definitieve berekening nadere vragen had gesteld. Dat verweerder dat heeft nagelaten, moet voor rekening van verweerder komen. Bovendien had eiseres niet behoren te weten dat de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag was toegekend. Zij heeft alle gestelde kosten kinderopvang in 2008 en 2009 daadwerkelijk betaald en is nog steeds van mening dat de tegemoetkoming niet tot een te hoog bedrag is toegekend.

2. Wettelijk kader

2.1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wko, voor zover hier van belang, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau .
Ingevolge artikel 52 van de Wko geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang, voor zover hier van belang, bevat de administratie van een kindercentrum afschriften van alle met de vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.

2.2. Ingevolge artikel 16, vierde lid, van de Awir kan de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot herzien.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
Ingevolge artikel 18, vierde lid, van de Awir bepaalt de Belastingdienst/Toeslagen, indien niet aan de in de vorige leden genoemde verplichtingen is voldaan, ambtshalve de hoogte van de tegemoetkoming.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Awir kan de Belastingdienst/Toeslagen een toegekende tegemoetkoming herzien:
a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan de Belastingdienst/Toeslagen bij de toekenning redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming vermoedelijk tot een te hoog bedrag is toegekend, of
b. indien de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is toegekend en de belanghebbende of zijn partner dit wist of behoorde te weten.
Ingevolge artikel 21, derde lid, van de Awir kan een herziening op grond van dit artikel leiden tot een terug te vorderen bedrag.

2.3. Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.

3. Inhoudelijke beoordeling

3.1. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het verweerschrift een aanvullende motivering aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. Naast het feit dat eiseres volgens verweerder niet heeft aangetoond dat zij kosten heeft gemaakt voor de genoten kinderopvang in 2008 en 2009, werpt verweerder eiseres nu tegen dat geen sprake is geweest van kinderopvang op grond van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko. Zoals ter zitting is besproken zal deze aanvullende motivering van verweerder worden betrokken bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep.

3.2. In het verweerschrift heeft verweerder voorts aangegeven dat eiseres had moeten weten dat de tegemoetkoming voor 2008 te hoog was vastgesteld en dat verweerder dus op grond van artikel 21, eerste lid, onder b, van de Awir de bevoegdheid had om de tegemoetkoming voor 2008 te herzien. Verweerder heeft vervolgens ter zitting te kennen gegeven dat verweerder naast de bevoegdheid uit artikel 21, eerste lid, van de Awir, op grond van artikel 18, vierde lid, van de Awir ambtshalve de hoogte van de tegemoetkoming kan vaststellen, indien niet aan de in dat artikel genoemde verplichtingen tot informatieverstrekking is voldaan. Volgens verweerder biedt dit artikel uit de Awir ook de mogelijkheid om een definitieve berekening te herzien. De rechtbank vat deze toevoegingen van verweerder op als een aanvulling en wijzinging van het bestreden besluit. De rechtbank acht deze toevoeging te meer van belang omdat voor het berekeningsjaar 2008 op een andere grond dan artikel 16, vierde lid, van de Awir – op grond waarvan herziening mogelijk is zolang sprake is van een voorschot – wordt herzien nu sprake is van een definitieve berekening voor dat jaar en voor herziening daarvan andere voorwaarden gelden.

3.3. De rechtbank is van oordeel dat, nu verweerder nadat het bestreden besluit is genomen in het verweerschrift en ter zitting een gewijzigde motivering heeft gegeven, het bestreden besluit onvolledig is. Het bestreden besluit is dan ook onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank zal het beroep van eiseres daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank zal in het navolgende beoordelen of er aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.

Ten aanzien van het berekeningsjaar 2008

3.4. In geschil is of verweerder op goede gronden de definitieve berekening kinderopvangtoeslag over 2008 heeft herzien en de ontvangen toeslag van eiseres heeft teruggevorderd.

3.5. De rechtbank overweegt allereerst dat – anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld – verweerder in ieder geval niet op grond van artikel 18, vierde lid, van de Awir de definitieve berekening over 2008 heeft kunnen herzien en een bedrag terug heeft kunnen vorderen van eiseres. Artikel 18 van de Awir gaat immers over informatieverstrekking voorafgaand aan het definitief toekennen van de toeslag. In het geval van een reeds toegekende toeslag, waarvan in deze zaak voor het jaar 2008 sprake is, is herziening daarvan mogelijk op grond van artikel 20 van de Awir (ten nadele of ten voordele van een belanghebbende) of op grond van artikel 21 van de Awir (ten nadele van een belanghebbende). De rechtbank verwijst in dit verband naar de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel Harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen (Kamerstukken II 2004/2005, 29764, nr. 3). De rechtbank overweegt voorts dat blijkens het verweerschrift de herziening over 2008 is gebaseerd op de b-grond van artikel 21, eerste lid, van de Awir. De beoordeling beperkt zich dan ook tot de vraag of eiseres wist of behoorde te weten dat de tegemoetkoming over 2008 tot een te hoog bedrag is toegekend en verweerder aldus bevoegd was op die grond de toegekende kinderopvangtoeslag over het jaar 2008 te herzien en de ontvangen toeslag van eiseres terug te vorderen.

3.6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres had moeten weten dat de tegemoetkoming voor 2008 te hoog was vastgesteld. Eiseres had volgens verweerder, gezien de bedragen op de verschillende versies van de jaaropgaven van het gastouderbureau , dienen te weten dat zij die kosten ook echt had moeten maken. Zij heeft ook wijzigingen ingediend die uitgaan van hogere kosten dan die uit de jaaropgaven van het gastouderbureau en zeker de bankafschriften blijken. Uit de door eiseres overgelegde bankafschriften en kwitanties blijkt niet dat de bedragen op de jaaropgaven ook daadwerkelijk zijn betaald. Bij toekenning van een hoog voorschot dient de aanvrager te weten dat als de kosten dan niet daadwerkelijk worden gemaakt – althans als dat niet kan worden onderbouwd met betalingsbewijzen of bankafschriften – het voorschot, en vervolgens de definitieve toekenning, te hoog wordt vastgesteld.

3.7. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake was van een situatie waarin eiseres wist, of behoorde te weten, dat aan haar een te hoog bedrag werd toegekend. Voor zover verweerder stelt dat het bedrag te hoog is omdat uit nader door eiseres overgelegde gegevens in de visie van verweerder alsnog blijkt dat niet aan de wettelijke voorwaarden (voor het recht op kinderopvangtoeslag) is voldaan, waardoor als nog een lager bedrag toegekend had moeten worden, is dit naar het oordeel van de rechtbank geen situatie waarop artikel 21, eerste lid, onder b, van de Awir ziet. Indien verweerder van mening is dat eiseres nadere gegevens had moeten overleggen (zoals bankafschriften) om te kunnen beslissen, had verweerder die kunnen en moeten opvragen zo lang er sprake was van een voorlopige toekenning van de kinderopvangtoeslag. Laatstelijk heeft verweerder eiseres bij brief van 31 augustus 2010 gevraagd om informatie in verband met de betaalde kosten. Eiseres heeft bij brief van 7 september 2010 (nogmaals) de jaaropgave 2009 van het gastouderbureau naar verweerder gestuurd. Op basis van de gegevens die er toen lagen heeft verweerder de definitieve berekening vastgesteld. Verweerder heeft pas nadat het FIOD-onderzoek in oktober 2011 werd opgestart eiseres om nadere informatie en specifiek om bankafschriften gevraagd. Naar die ontbrekende gegevens had verweerder echter ook voor die tijd al navraag bij eiseres kunnen doen. Dat verweerder dat niet heeft gedaan, terwijl het wel op zijn weg lag om daarover vóór het nemen van het besluit tot een definitieve berekening duidelijkheid te krijgen, dient niet voor rekening van eiseres te komen. Eiseres heeft bovendien steeds ongewijzigd gesteld dat zij alle gestelde kosten daadwerkelijk heeft gemaakt, namelijk door middel van contante betalingen, en dat zij dit ook aannemelijk heeft gemaakt, bijvoorbeeld met kwitanties, facturen, bankafschriften en de verklaring van haar en de gastouder. Zij heeft op alle informatieverzoeken van verweerder gereageerd. Niet valt dan ook in te zien dat zij had moeten weten dat de kinderopvangtoeslag tot een te hoog bedrag was toegekend. Het door verweerder naar voren gebrachte feit dat de door eiseres opgegeven gemaakte kosten hoger lagen dan uit de jaaropgaven, dan wel de bankafschriften zou blijken, had eiseres wellicht moeten doen vermoeden dat het voorschot te hoog was vastgesteld en dat de definitieve berekening lager uit zou kunnen vallen, maar niet dat de definitieve berekening zou worden herzien naar nihil omdat eiseres in het geheel geen recht zou hebben op kinderopvangtoeslag wegens het ontbreken van bewijs van de door haar gemaakte kosten. Verweerder heeft dan ook onvoldoende onderbouwd waaruit blijkt dat eiseres wist of behoorde te weten dat de toeslag tot een te hoog bedrag was toegekend.

3.8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet bevoegd was om de toegekende kinderopvangtoeslag over het jaar 2008 te herzien op grond van artikel 21, eerste lid, onder b, van de Awir. Daarmee komt ook de grond aan de terugvordering over het jaar 2008 te vervallen. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen, voor zover dat ziet op het primaire besluit I, daarom niet in stand blijven. De rechtbank zal, op grond van artikel 8:72, vierde lid, onder c, van de Awb zelf in de zaak voorzien en het primaire besluit I herroepen.

Ten aanzien van het berekeningsjaar 2009

3.9. In geschil is of verweerder op goede gronden de voorschotberekening over 2009 heeft herzien en vastgesteld op nihil. Daartoe is ten eerste van belang het antwoord op de vraag of eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij voor het jaar 2009 daadwerkelijk kosten heeft gemaakt voor kinderopvang ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wko.

3.10. De rechtbank merkt op dat de kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming is in de kosten en dat eiseres dient aan te tonen dat zij de overige kosten, de zogenaamde eigen bijdrage, heeft voldaan. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 juni 2011 (te vinden op http://www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer: BQ8833), waarin is overwogen dat uit artikel 18 van de Awir, gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b – ten tijde hier van belang artikel 5, eerste lid – van de Wko, volgt dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten.

3.11. Eiseres heeft aangevoerd dat zij voldoende heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk kosten voor de genoten kinderopvang in 2009 heeft gemaakt. Zij heeft met de jaaropgave 2009 van het gastouderbureau , met de facturen, met de aangifte inkomstenbelasting 2009 van de gastouder, met het spaarsaldo van de gastouder, met de bankafschriften van eiseres waaruit de kasopnamen blijken, en met de verklaring van de gastouder en de vraagouder over de contante betalingen voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de opvangkosten contant aan de gastouder heeft betaald. Dat de bedragen van de geldopnamen op de bankafschriften van eiseres lager zijn dan de bedragen die uit de andere stukken met betrekking tot de contante betalingen blijken, is gelegen in het feit dat een deel van de contante betalingen is gefinancierd uit kasmiddelen van de onderneming van eiseres.

3.12. De rechtbank overweegt dat in de jaaropgave 2009 van het gastouderbureau het totaal van de bureaukosten en de opvangkosten staan vermeld, maar dat daaruit niet valt af te leiden dat eiseres die kosten ook daadwerkelijk heeft betaald. Dit geldt ook voor de facturen van het gastouderbureau uit 2009 (april tot en met juli 2009) voor de bureaukosten die eiseres bij brief van 3 september 2009 naar verweerder heeft gestuurd. Ook in samenhang met de andere door eiseres genoemde stukken tonen deze stukken niet voldoende aan dat sprake is geweest van gemaakte kosten voor kinderopvang in 2009. Van de contante betalingen aan de gastouder in 2009 heeft eiseres geen kwitanties kunnen overleggen. De ongedateerde verklaring van gastouder en vraagouder waarin de betaalde totaalbedragen voor zowel 2008 als 2009 worden genoemd is niet voldoende om dergelijke kwitanties te vervangen, nu deze niet specifiek genoeg is maar slechts een totaalbedrag voor het hele jaar vermeldt. Deze verklaring acht de rechtbank, ondanks dat deze door eiseres en de gastouder – de zus van eiseres – ter zitting mondeling is herhaald, niet toereikend om aannemelijk te achten dat eiseres de genoemde betalingen aan de gastouder heeft gedaan. Bovendien blijkt uit de bankafschriften van eiseres onvoldoende duidelijk dat de door haar aangemerkte geldopnamen ook daadwerkelijk zijn aangewend om de gastouder contant te betalen. Op de bankafschriften van eiseres zijn wel geldopnamen te zien die rond de datum van de stortingen van het gastouderbureau aan eiseres zijn gedaan, maar die worden niet ondersteund door, bijvoorbeeld, onderliggende kwitanties waaruit blijkt dat eiseres de bedragen vervolgens ook daadwerkelijk aan de gastouder heeft betaald. Het in de bovengenoemde ongedateerde verklaring van eiseres en gastouder genoemde totaalbedrag voor 2009, € 32.104,84, komt ook niet overeen met de door eiseres gestelde totaalopname van haar rekening in 2009 ten bedrage van € 24.690. Dat verschil zou volgens eiseres verklaard kunnen worden doordat zij een deel van de contante betalingen met geld uit de kas van haar onderneming heeft gedaan. Zij heeft daarvan echter geen administratie bijgehouden, zodat dit niet verifieerbaar is en dus voor haar risico en rekening komt. Het rekeningoverzicht van het spaarsaldo van de gastouder, dat als bijlage bij het beroepschrift is gevoegd, en het daarop vermelde saldo en ingelegde bedrag in 2012 zijn evenmin voldoende specifiek om daaruit te kunnen afleiden dat dit zou gaan om inkomsten die de gastouder met haar opvangdiensten voor eiseres heeft verdiend. Te meer daar dit – zoals hierboven al is geoordeeld – niet wordt ondersteund met, bijvoorbeeld, kwitanties van ontvangen bedragen voor de oppasactiviteiten. Dit geldt evenzeer voor de stortingen die in 2011 op de rekening van de gastouder zijn gedaan. Nergens blijkt uit dat de gestorte bedragen verband houden met inkomsten uit verrichte oppasactiviteiten voor eiseres. Dat de gastouder stelt dat zij het door eiseres genoemde totaalbedrag wel heeft opgegeven bij de aangifte inkomstenbelasting 2009, wat daar ook van zij, maakt dit niet anders. In de aangifte inkomstenbelasting 2009 van de gastouder staat bij opbrengsten uit overige werkzaamheden bij Bureau Bebegim een bedrag van € 26.024 vermeld, maar dit bedrag wijkt af van de eerder genoemde bedragen en het bedrag in de verklaring van eiseres en de gastouder en dus is onvoldoende duidelijk wat de herkomst van dit bedrag is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres de contante betalingen in onvoldoende mate heeft aangetoond en de overgelegde stukken, in samenhang bezien, niet voldoende zijn om te bewijzen dat sprake is geweest van gemaakte kosten voor kinderopvang in 2009. Verweerder was dan ook bevoegd reeds op deze grond het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 te herzien.

3.13. Voorts is de rechtbank van oordeel, met betrekking tot de vraag of sprake was van kinderopvang op grond van een overeenkomst ingevolge artikel 52 van de Wko, dat de door eiseres overgelegde overeenkomst met het gastouderbureau van 23 april 2008 niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De overeenkomst bevat geen indicatie van het aantal opvanguren per maand of jaar, noch het uurtarief, zoals is vereist in artikel 11 van de Regeling Wet kinderopvang. Dat de door eiseres ter zitting overgelegde contracten, die kennelijk een overeenkomst tussen het gastouderbureau , eiseres en de vraagouder betreffen, deze gegevens wel vermelden maakt niet dat toch sprake is van een overeenkomst. Deze laatstgenoemde overeenkomsten, die overigens een ander doel dienen dan een overeenkomst tussen vraagouder en gastouderbureau , bevatten, evenmin als de kopieën daarvan die zich al in het dossier bevonden, geen dagtekening. Volgens vaste rechtspraak is in dat geval al geen sprake van een overeenkomst en is dus niet voldaan aan de voorwaarde in artikel 52 van de Wko.

3.14. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verweerder op goede gronden het voorschot kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2009 heeft herzien en gewijzigd vastgesteld op nihil. De rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit, voor zover die zien op het berekeningsjaar 2009, kunnen daarom in stand blijven.

3.15. Nu de rechtbank het beroep van eiseres gegrond zal verklaren dient verweerder, op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb, het door eiseres betaalde griffierecht aan haar te vergoeden. Voorts bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden begroot op € 944 (een punt voor het beroepschrift, een punt voor het verschijnen ter zitting, € 472 per punt, wegingsfactor 1).




Beslissing

De rechtbank

- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit, voor zover deze zien op de kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009, in stand blijven;
- herroept het besluit van 21 januari 2012 over de herziening van de definitief vastgestelde kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2008;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 42 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 944, te betalen aan eiseres.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. Breimer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2013.



de griffier de rechter



Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te
‘s-Gravenhage.

Afschrift verzonden op:
D: B
SB

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 01 jun 2013 15:17
door thecure
ok en voor wie is de uitspraak gunstig of niet? ben slecht in het lezen van juridische teksten...

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 12 jul 2013 00:04
door k2p
ZeynepGun schreef:Gefeliciteerd Fatmaatje!

Ook bij ....... Advocaten? ook ik hoef zoals jij niets meer terug te betalen. Mijn zitting ging wel gewoon door! Uiteindelijk heb ik de zaak gewonnen! ........ heeft mij prima begeleid. ook vanuit hier wil ik haar heel erg bedanken!!!

Gedupeerden...je gelijk krijg je niet, helaas moet je die echt gaan halen..... en ja het kost geld, maar ik hoef die 34.000 euro niet meer terug te betalen. :D

Gr. Zeynep
En wil je ons ook nog iets inhoudelijks vertellen over je zaak en op grond waarvan je hebt gewonnen? Of kom je hier puur en alleen reclame maken?! Dat werkt dan wel averechts, want ik zal nooit met zo een advocaat contact opnemen. Ik zou hem er zelfs misschien van verdenken dat hij achter deze reclame-post zit.

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 12 jul 2013 00:06
door k2p
thecure schreef:ok en voor wie is de uitspraak gunstig of niet? ben slecht in het lezen van juridische teksten...
Is klip en klaar en door Zwabbertje nog uitgelegd:
Toeslagen mag een voorschot (2009) herzien naar 0 euro, mits zij daar redenen voor hebben. Deze hadden ze. En dus moet 2009 worden terugbetaald.
Toeslagen mag een definitieve beschikking (2008) alleen herzien als zij daar bijzondere redenen voor hebben. En deze hadden ze niet. Dus 2008 hoeft niet te worden terugbetaald.

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 12 jul 2013 00:10
door k2p
zwabbertje schreef:Beetje kort door de bocht gwen21. Er kunnen legio redenen zijn waarom op het laatste moment alsnog tegemoet wordt gekomen aan het bezwaar. Bijvoorbeeld omdat er procedurefouten zijn gemaakt (er was al sprake van een definitieve beschikking en men is, zonder nieuw feit, hierop terug gekomen) of inmiddels jurisprudentie bestaat waaruit de Belastingdienst afleidt dat zij hun zaak niet hard kunnen maken bij de rechter. Zonder alle feiten te kennen kunnen we hier geen oordeel over geven.
Voor Fatmaatje ook niet van belang, zij krijgt alsnog de toeslag.
Maar mag je Toeslagen er ook van verdenken dat zij domweg de gok nemen dat een gedupeerde zich niet/slecht/niet tijdig zal verzetten? Door eerst tientallen duizenden euros terug eisen, een bezwaarschrift niet goed te behandelen en pas bij beroep "foutje, bedankt" te roepen, heb je wel de schijn tegen.

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 03 aug 2013 18:55
door HenrietteLovesSemih
Dus het is blijkbaar wel iemand gelukt om een rechtzaak te winnen???

Nou Proficiat!!!!
Wij betalen de aankomende jaren nog steeds gewoon alles van die @!#$%^&* BEBEGIM aan de balstingdienst terug.

Helaas!!!

Goed voor diegene die niets (meer) terug hoeven te betalen ;-)

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 04 aug 2013 17:39
door bprosman
Zelfde advokaat nemen ?

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 04 okt 2013 13:23
door Eminekizil
Beste,

Ik moet ook helaas alles terug betalen, omdat de overeenkomst niet helemaal klopt. Ik wil graag weten of jullie de kinderopvangtoeslag terug betaald hebben. Het gaat om veel geld, en ik kan dit niet betalen omdat er met dat geld de gastouder betaald is. Ik zoek een weg naar oplossing. Hebben jullie de voorschot betaald of hebben jullie dit nog opgelost gekregen.. Zo ja, dan wil ik graag weten hoe jullie dit gedaan hebben, zodat ik die stappen ook kan nemen.

Ik wacht op jullie antwoord zodat ik stappen kan nemen.

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 08 okt 2013 21:15
door Eminekizil
:) :) :) :) aub help

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 08 okt 2013 21:31
door bprosman

Re: Gastouderbureau Bebegim te Haarlem

Geplaatst: 08 okt 2013 21:49
door Eminekizil
:?: rechtbank zegt moet juridisch stap gaan ik weet niet kan ik winnen ik moet 21000euro terug betalen echt veel geld ik word gek van help aub heeft wel zin als ik juridisch stap gaan volgen help aub