Uitspraak RECHTBANK ALMELO
zaaknummer: 59599 ha za 03-670 datum uitspraak vonnis: 2 februari 2005
Kort samengevat en ontdaan van franje komt zijn redenering hierop neer:
Allereerst wordt door de rechter uit Almelo vastgesteld dat door het verstrekken van een geldsom waarover rente betaald moet worden en in een of meer betalingen na afloop terugbetaald diende te zijn het een krediettransactie betreft die onder de WCK (Wet op het Consumptief Krediet) valt.
Hij geeft het gevaar aan de wet te kunnen ontduiken door een 'formeel-juridische benadering' van deze wet. De wet beoogt echter bescherming te bieden voor de kredietnemer van eventuele overkreditering: het afsluiten van een te hoge lening. Het doel van de Wck is immers ook het beschermen van kredietnemers tegen mogelijk onoorbare of ondeskundige praktijken van beroeps- of bedrijfsmatige kredietgevers.(ook woekerrente e.d.)
Hij verwijst naar Kamerstukken o.a. de memorie van toelichting op de WCK (kamerstukken II 1986-1987, 19 785, nr. 3,) waarin ook de minister van Financiën uitspraken doet.
Nu de toepasselijkheid van de WCK geldt voert hij aan dat in aanmerking is genomen dat de onderhavige overeenkomst niet voldoet aan art. 4 lid 1 onder h WCK. (met andere woorden: Deze uitsluiting is niet van toepassing en valt de leaseovereenkomst door het kredietcompenent daarom ook/wel onder de WCK).
In casu is immers geen sprake van het verstrekken van zekerheid door middel van “belening” van effecten van [Gedaagde], reeds omdat volgens de voorwaarden de onderhavige aandelen ten tijde van de totstandkoming van de onderhavige overeenkomst aan [Gedaagde] nog niet toebehoorden[...]
Artikel 4 lid 1. onder h: "Deze wet geldt voorts niet voor krediettransacties [uitsluiting]: die bestaan uit belening van ter beurze genoteerde effecten dan wel van niet ter beurze genoteerde effecten, voor zover de waarde daarvan door middel van een openbare prijsaanduiding voor een ieder kenbaar is, mits de kredietsom de waarde van de betrokken effecten op het tijdstip van het aangaan van de transactie niet te boven gaat;"
De rechter volgt kort samengevat en naar mijn mening ook terecht, de uiteenzetting van rechter Nijhuis in Arnhem die
vind dat de minister het bij het verkeerde eind heeft die in zijn commentaar uitging van 70% verstrekking van kredieten met onderpand van reeds in bezit zijnde aandelen. (Dat is niet het geval bij aandelenleasecontructies)
Deze interpretatie [van de Minister van Financiën] strookt namelijk niet met de duidelijke bewoordingen van de wet en de bedoeling van de (toenmalige) wetgever, zoals die volgt uit de hiervoor genoemde passage in de memorie van toelichting op de WCK, en gaat kennelijk uit van de onjuiste opvatting dat aandelenleaseconstructies onder andere bestaan uit het verstrekken van zekerheid door de kredietnemer op aandelen van hem. [...][ Je kunt ook niet aandelen die je (nog) niet bezit als onderpand geven]
Hierna vertelt hij over het ontbreken van de WCK-vergunning op grond van art. 9 WCK en ingevolge art. 3.40 lid 2 BW (Burgerlijk Wetboek) nietig is:
Afdeling 1. De vergunning Artikel 9 Het is verboden zonder daartoe verleende vergunning krediet te verlenen, dan wel zich als kredietgever voor te doen.[...]
2.2 uit de akte van Dexia blijkt dat de rechtsvoorganger van Dexia ten tijde van het aangaan van de onderhavige overeenkomst niet over een vergunning als bedoeld in art. 9 WCK beschikte.
Dit brengt ingevolge art. 3:40 lid 2 BW mee dat de overeenkomst nietig wegens strijd met een dwingende wetsbepaling en niet vernietigbaar is, aangezien art. 9 WCK niet uitsluitend ziet op bescherming van een van de partijen bij de overeenkomst. [...]
Voorts vermeldt de memorie van antwoord op de WCK (kamerstukken II 1987-1988, 19 785, nr. 7, blz. 10) dat gekozen is voor een zodanig vergunningenstelsel, dat serieuze ondernemers zonder moeilijkheden de markt kunnen betreden. Dit vergunningenstelsel is dus blijkens de wetgeschiedenis kennelijk mede gericht op bescherming van de toegelaten aanbieders tegen ondeskundige en/of malafide concurrenten met als achtergrond dat een negatief imago van de financiële markten schadelijk is voor een goed functionerende economie en daarmee het algemeen belang schaadt. [...] [! bescherming van toegelaten aanbieders!? Als de rechtsvoorgangers van Dexia waren gecontroleerd door de AFM en niet waren toegelaten omdat de vergunning ontbrak behoeven zij ook geen bescherming. Of zie ik dit verkeerd?]
Het volgende laat duidelijk ook de volgens mij door de WCK ongeoorloofde
koppelverkoop zien. (zie artikel "Het leasen van effecten; over hoogmoed en de val" dat geschreven is door Mr. S.B. van Baalen.)
http://www.platformaandelenlease.nl/Doc ... ndelen.htm
Mij is niet geheel duidelijk op welke nietigheidsgrond de rechtbank het oog heeft. Mogelijk gaat het om het geval zoals bestreken door art. 33 sub b Wck. Daar wordt de kredietovereenkomst nietig geacht voorzover daarbij de kredietnemer, zich verplicht tot het aangaan van een andere overeenkomst (koppelverkoop). 53 Op die grond dreigt inderdaad nietigheid voor effectenlease overeenkomsten, immers er wordt slechts krediet verleend met het oog op de gelijktijdig gesloten overeenkomst van opdracht en lastgeving waarbij de aanbieder voor rekening en risico van de belegger gelden belegt in effecten (effectenovereenkomst).[...]
De rechter uit Almelo zegt:
Hierbij is verder in aanmerking genomen dat het kredietdeel van de overeenkomst in onverbrekelijk verband staat met de rest van de overeenkomst, aangezien door middel van het ter beschikking gestelde bedrag de desbetreffende aandelen zijn “geleasd” (art. 3:41 BW). [...]
2.3 Als gevolg van de nietigheid van de overeenkomst is de rechtsgrond die ten grondslag lag aan de wederzijds verrichte prestaties, (met terugwerkende kracht) daaraan komen te ontvallen. Hetgeen ter uitvoering van de overeenkomst is betaald, dient als onverschuldigd in beginsel te worden terugbetaald (art. 6:203 lid 1 BW).
Het uitgangspunt hierbij is dat beide partijen (financieel) hersteld dienen te worden in de situatie waarin zij zich bevonden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst.[...]
Maar zoals je hierna ziet oordeelt deze rechter anders dan in het Hoger beroep van de DSI zaak :
quote:
iedere partij de helft van het saldo dat bestaat uit de restschuld ad € 11.046,77 verminderd met de door [Gedaagde] betaalde rentetermijnen ad € 4.072,60, dienen te dragen. Dit betekent dat de in conventie gevorderde hoofdsom tot een bedrag ad € 1.452,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf het per 11 juni 2003 ingetreden verzuim, zal worden toegewezen.[...]
4. Nu beide partijen in conventie over en weer in het ongelijk zijn gesteld en aan de reconventie niet wordt toegekomen, zullen de proceskosten in conventie en in reconventie worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. [...]
Eerlijk gezegd vind ik deze uitspraak niet ver genoeg gaan, maar mijn grieven liggen mogelijk dieper dan anderen. Het zij zo.
Okerene
Wat de vraag van willy59 betreft "Mijn vraag is dus: Hij valt onder de WCK omdat 100 % van het bedrag is gebruikt voor effecten. En als ze 70 % van het leenbedrag hadden gebruikt was het niet onder de WCK had gevallen.", is het volgende van belang:
Ook uit de memorie van toelichting op de WCK (kamerstukken II 1986-1987, 19 785, nr. 3, blz. 40/41), waarin, kort samengevat, wordt gesteld dat de regering wat betreft effectenbelening ervoor heeft gekozen deze niet onder de WCK te brengen, omdat de bestendige praktijk is dat de lening niet groter mag zijn dan ongeveer 70% van de waarde van de effecten en de aldus geboden ruime mate van zekerheid hier tot gevolg heeft dat het krediet goedkoper is, volgt dat deze bepaling niet ziet op een constructie als de onderhavige.
De stelling is naar mijn idee niet helemaal goed of begrijp ik verkeerd. Het antwoord is denk ik gelegen in de dekking(onderpand) van het verstrekte krediet. Zie de uitleg bij het niet van toepassing geachte Artikel 4 lid 1. onder h. Maar beter is het onze "expert" Job68 hierover te informeren. Mogelijk heeft hij daarover al iets geschreven of wil hij ons verder helpen. Het is inderdaad een moeilijk te lezen uitspraak.