Yvo de Beer
Procedeer op een eerlijke manier. Ga niet allerlei kleine feitjes boven tafel halen waarin Dexia te kort geschoten is. Pak alleen de duidelijk aantoonbare oplichtingsvoorbeelden
Goed dan een voorbeeld van 24 februari 2005 DSI doet uitspraak
kosten 50 euro alle inleg en restschuld terug Tussenpersoon aansprakelijk
http://www.dsi.nl/index.php?sid=9&uitspraak=1103
VASTSTAANDE FEITEN
Klaagster heeft voor haar zoon (thans klager), via een vestiging van een rechtsvoorganger van verweerder met de aanbieder (hierna te noemen: Y) een overeenkomst betreffende een effectenleaseproduct gesloten. Op 23 september 1998 heeft klager een deelnameformulier ondertekend.
Het effectenleaseproduct houdt in dat de afnemer (lessee) ter beurze genoteerde aandelen van de aanbieder (lessor) least in de vorm van huurkoop, hetgeen betekent dat de aankoop daarvan (op ter-mijn) volledig door Y wordt gefinancierd.
De afnemer betaalt rente over de aankoopsom van de aandelen, korting bij vooruitbetaling wordt voldaan.
b.v. Profit Effect
mogelijkheid verbonden een verzekering tegen koersdaling te sluiten.
Niet mogelijk of nooit bij DEXIA producten aangegeven.
De looptijd van de overeenkomst is vijf jaar.
23 september 1998 overeenkomst van € 2.356 (ƒ 5.191), bestaande uit rente over de aan-koopsom van de aandelen en een premie voor de clausule ten bedrage van € 542. Klager had geen verzekering tegen koersdaling afgesloten.
Op verzoek van klaagster is de overeenkomst beëindigd. Bij verkoop d.d. 20 augustus 2003 bleken de aandelen minder op te brengen dan de aankoopsom. Aangezien klager de overeenkomst tussentijds heeft beëindigd en geen verzekering tegen koersdaling had afgesloten moest hij € 1.198 bijbetalen.
HET GESCHIL
Klacht en verweerschrift
Klaagster behartigt de klacht van haar zoon omdat deze de Nederlandse taal niet goed machtig is en hij op haar advies een aandelenleaseovereenkomst heeft gesloten. Klaagster spreekt evenmin goed Nederlands. Bovendien verkeerde zij ten tijde van het aangaan van het contract in ernstige psychiatri-sche moeilijkheden. Verweerder was daarvan op de hoogte.
In augustus 1998 liep een spaarrekening van klaagster af. Zij wilde klager de opbrengst daarvan schen-ken omdat hij leefde van een bijstandsuitkering en het bedrag bedoeld was voor toekomstige onvoorziene uitgaven of een mogelijk huwelijk. Klaagster informeerde bij haar vaste adviseur (hierna te noemen: B) naar de mogelijkheden om het spaargeld, dat inmiddels 9.000 bedroeg, vast te zet-ten. B adviseerde klager vervolgens om met ongeveer 5.000 deel te nemen aan de effectenleaseovereenkomst.
In eerste instantie deelde B klaagster mede dat het eindbedrag mogelijk op 15.000 zou uitkomen, waarop klaagster hem mededeelde dat haar zoon vanwege zijn bijstandsuitkering in de problemen zou komen. B verzekerde klaagster vervolgens dat het eindbedrag waarschijnlijk precies op 9.000 zou uitkomen. Klaagster heeft volledig vertrouwd op de mededelingen van B en raadde haar zoon aan een effectenleaseovereenkomst af te sluiten. B heeft klagers niet op de hoogte gebracht van de speci-fie-ke eigenschappen van het product.
Verweerders incorrecte voorlichting heeft ertoe geleid dat klager de overeenkomst is aangegaan zonder te begrijpen wat precies de werking en risico’s van het effectenleaseproduct waren. Klaagster heeft ver-trouwd op de verzekeringen dat het spaargeld van haar zoon veilig werd belegd. Indien verweerder kla-gers naar behoren had voorgelicht, dan zou klager de overeenkomst niet zijn aangegaan.
In 2002, na ontvangst van het jaaroverzicht van 2001, realiseerde klaagster zich dat er iets mis was.
Eerst ruim een jaar later ontving klaagster antwoord op haar verzoek om duidelijkheid. Toen klagers vernamen dat de inleg geheel verloren was gegaan hebben zij besloten het contract voortijdig te be-ëin-digen teneinde verdere verliezen te voorkomen. Klager diende een bedrag van € 1.085 aan rest-schuld te voldoen, hetgeen klaagster heeft betaald.
De Commissie heeft klaagster in de gelegenheid gesteld op het verweerschrift te reageren.
Klagers benadrukken dat klaagster B uitdrukkelijk om een spaarproduct heeft gevraagd. Verweerder vermeldt niet dat B wist in welke persoonlijke en financiële omstandigheden klagers verkeerden, en dat klager wegens inkomen uit slechts een bijstanduitkering niet in aanmerking zou kunnen komen voor fiscaal aftrekbare rente. Tevens was B ervan op de hoogte dat klaagster het geld voor haar zoon “beheerde” en dat hij slechts het deelnameformulier heeft ondertekend.
BEHANDELING TER ZITTING
Klaagster verklaart dat zij geld voor haar zoon had gespaard. Zij had dat geld op een spaar-rekening staan en kwam op kantoor om de spaarrekening waarop het geld voor drie jaar vaststond te verlen-gen. B stelde haar vervolgens voor om de spaarrekening in een andere vorm voort te zetten.
B beaamt dat er een deposito ten name van klaagster verviel. Omdat het effectenleaseproduct toen-tertijd een populair product was heeft hij het aan klaagster geadviseerd. B heeft het product aan de hand van de brochure uitgelegd. Hij ging er op dat moment vanuit dat dit meer zou opleveren dan een deposito. Desgevraagd verklaart B dat hij onderhavig product vandaag de dag met de wetenschap van nu niet meer zou adviseren.
De ter zitting aanwezige dochter van klaagster die ook bij het gesprek met B aanwezig was brengt naar voren dat tijdens dit gesprek het woord “lening” niet is gevallen. Ook zij had begrepen dat het om een spaarrekening ging. B beaamt hetgeen de dochter vertelt.
Ten slotte verklaart B dat hij op de hoogte was van klaagsters persoonlijke en financiële situatie.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
Voorvragen
Verweerder heeft gesteld dat de Commissie niet bevoegd is deze klacht in behandeling te nemen
De Commissie stelt vast dat verweerders rechtsvoorganger klagers op het effectenleaseproduct heeft geattendeerd, terwijl het deelnameformulier telkens door tussenkomst van verweerder is ingevuld en in behandeling genomen.
Zulke betrokkenheid bij de totstandko-ming van een overeenkomst betreffende aandelenlease is aan te merken als effectendienstverlening in de zin van art. 5.1 Reglement Klachtencommissie DSI, die in het licht van art. 6:217, eerste lid, BW heeft plaatsgevonden krachtens een contractuele relatie tussen partijen.
De Commissie verwerpt derhalve het verweer.
Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld
dat een klacht niet in behandeling wordt genomen indien er meer dan een jaar is verstreken tussen het tijdstip waarop de belanghebbende van de feiten kennis heeft genomen of redelijkerwijs heeft kunnen nemen,
De Commissie verwerpt ook dit verweer. De klacht houdt in dat het aan verweerders handelen of nala-ten te wijten is geweest dat klaagster zich bij het aangaan van de overeenkomst geen of onvoldoende rekenschap kon geven van de daaruit voortvloeiende risico\'s. Klaagster stelt dat die risico\'s pas duidelijk zijn geworden toen bekend werd dat zij verlies leed. Dat was in deze zaak toen klaagster het jaar-over-zicht van 2001 onder ogen kreeg.
Inhoudelijke beoordeling van het geschil
Verweerder kan niet worden gevolgd in diens betoog dat de op hem rustende zorgplicht werd beperkt doordat hij slechts als cliëntenremisier is opgetreden en dat ten tijde van het aangaan van de overeen-komst geen publiekrechtelijk voorschrift aan die dienstverlening bijzondere eisen stelde.
beperkt verweerders rol bij het aangaan van de overeenkomst niet tot optre-den als remisier. Voorts kan niet worden aanvaard dat een effecteninstelling vóór het inwerkingtreden van art. 28 van de toenmalige Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 op geen enkele manier gehouden was zich rekenschap te geven van de financiële omstandigheden, beleggingservaring en beleggingsdoelstellingen van haar (potentiële) cliënt. De zorgvuldigheid die een effecteninstelling jegens haar (potentiële) cliënten in acht heeft te nemen wordt in algemene zin bepaald door de eisen van rede-lijk-heid en billijkheid.
Voorts stelt de Commissie vast dat de desbetreffende rechtsvoorganger van verweerder een spaarbank was, hetgeen bepalend was voor zowel de verlangens als de verwachtingen van vele cliënten van die rechtsvoorganger. Het stond verweerder vrij zijn cliënten te wijzen op andere mogelijkheden tot inves-tering van saldi dan de traditionele spaarvormen, maar verweerder diende er rekening mee te houden dat deze cliënten veelal dachten in termen van sparen. Reeds daarom bracht de op verweerder rusten-de zorgplicht mee dat hij nadrukkelijk moest waarschuwen voor de negatieve kanten van de door hem aangeboden producten, met name het risico dat de investering van de cliënt grotendeels of zelfs geheel verloren kon gaan.
Dat geldt te meer omdat de onderhavige effectenleaseconstructie gecompliceerd is waardoor niet mag worden aangenomen dat de gemiddelde consument spoedig zal doorgronden welk nettorendement te verwachten is, terwijl de rente die over het geleende (voorgeschoten) bedrag wordt geheven en de in rekening gebrachte premies meebrengen dat de constructies slechts bij beduidende en langdurige koersstijgingen een - in vergelijking met traditionele spaarvormen - aantrekkelijk rendement opleveren.
Naar de kern genomen houdt de klacht in dat verweerder klagers op wervende wijze op het effecten-leaseproduct VermogensVersneller heeft gewezen, doch ontoereikende voorlichting heeft gegeven omtrent de aan dit product verbonden risico\'s. Dienaangaande is volgens klagers zelfs met stelligheid de onjuiste mededeling gedaan dat de inleg niet verloren kon gaan, op welke mededeling klagers hebben vertrouwd.
Daar heeft verweerder - eveneens naar de kern genomen - tegenover gesteld dat het bij het product behorende voorlichtingsmateriaal de mogelijkheid dat de inleg verloren gaat met voldoende duidelijkheid vermeldt, terwijl het ervoor gehouden moet worden dat zijn medewerker, die het product aan de hand van de bijbehorende brochure heeft uitgelegd, geen mededelingen heeft gedaan waaruit klaagster in redelijkheid heeft kunnen opmaken dat teruggave van tenminste de inleg gegarandeerd zou zijn.
Bovendien heeft klager geen verzekering tegen koersdaling afgesloten. Uit de brochure en het deelname-formulier blijkt dat indien geen verzekering wordt gesloten de cliënt het risico loopt dat aan het eind van de looptijd een schuld resteert.
Hieromtrent overweegt de Commissie als volgt.
In de aan de Commissie overgelegde brochure betreffende het effectenleaseproduct is sterk de nadruk gelegd op een verwachting van flinke en aanhoudende koersstijgingen. Naar het oordeel van de Commissie kan niet worden gezegd dat, op het moment waarop verweerder deze informatie beschik-baar stelde, in deskundige kring de stellige verwachting bestond dat aandelenkoersen een aanhouden-de en min of meer belangrijke stijging zouden blijven vertonen. Van een effectendeskundige moet wor-den verwacht dat hij ook rekening houdt met ingrijpende, en mogelijk langdurige, koersdalingen. De suggestie van bestendige koersstijgingen tot het moment waarop de effectenleaseconstructie tot uitke-ring zou komen, die de door verweerder uitgegeven brochure doet, weerspiegelt derhalve een grotere zekerheid dan een effectendeskundige mag bieden. De brochure in zijn geheel kan bij de gemiddelde consument de indruk wekken dat geen risico wordt gelopen, en bevat onvoldoende waarschuwing dat de effectenleaseconstructie geen beter, of zelfs een slechter, nettorendement kan opleveren dan een rentedragend spaardepot. Het is derhalve goed mogelijk dat de medewerker van verweerder bij het gegeven van aanvullende informatie op de brochure, over het product een onjuist beeld van de risico’s heeft gegeven. B heeft ter zitting verklaard dat hij slechts aan de hand van de brochure het product heeft toegelicht. De Commissie acht het derhalve aannemelijk dat een onjuist beeld van de risico’s is ge-schetst.
Voorts heeft in een geval als het onderhavige, dat zich hierdoor kenmerkt dat een professionele aanbie-der van financiële producten een beleggingsproduct, waarvan het mogelijk nettorendement en de risi-co\'s voor de gemiddelde consument niet eenvoudig te doorgronden zijn, bij een (potentiële) cliënt aan-prijst, te gelden dat die (potentiële) cliënt in beginsel mag vertrouwen op de juistheid en volledigheid van de mededelingen die hem - mondeling of schriftelijk - persoonlijk worden gedaan.
Onjuistheid of onvolledigheid van zulke tot de (potentiële) cliënt persoonlijk gerichte mededelingen komt voor risico van de aanbieder van het beleggingsproduct, tenzij deze er in redelijkheid van kon uitgaan dat de cliënt over voldoende kennis beschikte om de aard, het mogelijk rendement en de risico\'s van het aangeboden product op eigen kracht te doorgronden. Indien de aanbieder van het beleggingsproduct dat niet mocht aannemen kan hij zich er niet met succes op beroepen dat nauwgezette bestudering van de bij het beleggingsproduct behorende documentatie de (potentiële) cliënt had kunnen leren dat de tot hem persoonlijk gerichte mededelingen geen juiste of volledige beschrijving van het product, het moge-lijke nettorendement en de aan het product verbonden risico’s gaven.
Een en ander brengt de Commissie tot de vaststelling dat klager het deelnameformulier heeft onderte-kend omdat klaagster mededelingen zijn gedaan die klagers hebben opgevat, in redelijkheid ook kon-den opvatten, als de verzekering dat klagers investering niet verloren kon gaan.
Daarbij komt dat B klaagster kende, wist dat zij de Nederlandse taal niet goed en haar zoon deze vrijwel niet machtig was en op de hoogte was van haar financiële en psychische situatie. Ook heeft klaagster, door verweerder onvoldoende weersproken, gesteld dat zij verweerder duidelijk heeft gemaakt dat zij een aanvulling op de bijstandsuitkering van klager wilde regelen. In de gegeven omstandigheden had een redelijk bekwaam en redelijk handelend effectenadviseur niet mogen adviseren deel te nemen aan de gewraakte aandelen-leaseconstructie, zeker niet zonder een krachtige en voor geen misverstand vatbare waarschuwing voor de risico’s daarvan.
Verweerder was gehouden er op toe te zien dat klagers in het met hem gevoerde gesprek indringend werden gewezen op de mogelijkheid dat het nettorendement van de effectenleaseconstructie lager kan zijn dan de rente op een traditionele spaarvorm, verlies van de inleg niet uitgesloten is, en zonder de \"0%-koersrisicoverzekering\" evenmin is uit te sluiten dat een schuld aan verweerder resteert.
Aan die verplichting heeft verweerder niet voldaan. Dientengevolge heeft verweerder niet gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend effectenadviseur verlangd moet worden. De Commissie gaat ervan uit dat klager de overeenkomst niet zou hebben gesloten indien hij en klaagster met de vereiste indringendheid op bovengenoemde eigenschappen van het effectenleaseproduct zou-den zijn gewezen.
Derhalve oordeelt de Commissie dat verweerder klager het door hem voldane bedrag alsmede het bedrag van de restschuld moet vergoeden, zijnde € 2.356 + € 1.198 = € 3.554. Over dit bedrag dient verweerder gederfde creditrente te vergoeden, die de Commissie naar redelijkheid vaststelt op
3 ½ %, te rekenen vanaf de dag waarop klaagster het deelnamebedrag heeft voldaan en tot aan de dag waarop de klacht voor het eerst ter kennis van verweerder is gebracht. Voorts dient verweerder over het met deze rentevergoeding verhoogde bedrag rente te vergoeden gelijk aan de wettelijke rente, vanaf de dag waarop de klacht voor het eerst aan hem is voorgelegd en tot aan de dag waarop verweerder volledig aan zijn betalingsverplichting zal hebben voldaan. Ook dient verweerder aan klager de door deze voldane bijdrage in de kosten van behandeling van deze klacht ad € 50 te ver-goeden.
UITSPRAAK
De Commissie stelt het bindend advies vast dat verweerder binnen één maand na de dag van verzen-ding aan partijen van een afschrift van dit bindend advies aan klager vergoedt een bedrag van € 3.554, te vermeerderen met een vergoeding voor gederfde creditrente ter hoogte van 3 ½ %, ingaande op de dag waarop klager de krachtens de overeenkomst verschuldigde betaling aan verweerder heeft ver-richt en tot aan de dag waarop de klacht voor het eerst bij verweerder is ingediend, en het met deze vergoeding verhoogde bedrag verder te vermeerderen met rente gelijk aan de wettelijke rente, ingaan-de op de dag waarop de klacht bij verweerder is ingediend en tot aan de dag van algehele voldoening, en verder te vermeerderen met de door klager voldane bijdrage in de kosten van behan-deling van deze klacht ad € 50.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.