Re: Wie heeft welke vergunning nodig?
Geplaatst: 27 sep 2005 22:33
Met vriendelijke groet,Geplaatst op: 06 Jun 2006 01:51 door Okerene
Onderwerp: Is de AFM de onafhankelijke deskundige voor het onderzoek?
(6.) Niet alleen het verzaken van de zorgplicht door de aandelenleaseaanbieders met honorering van de buitengerechtelijke vernietiging door echtgenoten (schriftelijke toestemming vormvereiste) en ambtshalve vernietiging door zonder de wettelijke WCK-vergunning (overtreding van art.9 Wck) kredieten te verstrekken, maar ook de “koppelverkoop” (Art.33 WCK), in de contracten nauwelijks herkenbaar terug te vinden en duiden op ambtshalve vernietiging, moet aanleiding zijn tot meeweging of de Algemeen Verbindend Verklaring van de Duisenberg-Regeling wel redelijk te noemen is. Zaken waar het toezicht, niet alleen van de AFM (voorheen STE) maar ook van DNB, Economische en Financiële Zaken, schromelijk tekort in is geschoten.
6. LJN: AX2257, Rechtbank Zwolle, 108815 / HA ZA 05-622 Datum uitspraak: 12-04-2006 Datum publicatie: 17-05-2006 Inhoudsindicatie: Aandelenlease. Naar voorlopig oordeel is op Sprintplan van Spaarbeleg de WCK van toepassing. Partijen krijgen gelegenheid te reageren op dit voorlopig oordeel. http://zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/dtl ... ljn=AX2257
(…) Voorts is er sprake van nietigheid indien het zou gaan om een overeenkomst zoals omschreven in artikel 33 WCK. Meer in het bijzonder is ingevolge artikel 33 sub e WCK nietig de overeenkomst waarin wordt afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 34 tot en met 46, met uitzondering van een afwijking als bedoeld in artikel 42 lid 5 WCK. Op de nietigheid dient ambtshalve acht te worden geslagen. (…)
"Het leasen van effecten; over hoogmoed en de val" door Mr. S.B. van Baalen. (Universitair docent aan de rechtenfaculteit van de Rijksuniversiteit Groningen, bezig met het schrijven van een proefschrift over de civielrechtelijke aansprakelijkheid van effecteninstellingen wegens schending van zorgplichten). Bron: Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie http://www.platformaandelenlease.nl/Doc ... ndelen.htm
(….) De uitzondering uit art. 4 Wck gaat voor deze effectenlease producten in mijn ogen dan ook niet op. Op basis van het bovenstaande is het niet ondenkbaar dat de Wck van toepassing is. Wat zijn de gevolgen van eventuele toepasselijkheid? De rechtbank Arnhem stelt apodictisch dat het effectenlease product in haar voorlopige oordeel ambtshalve nietig is. Dit oordeel zal zien op het niet voldoen aan bepaalde vormvoorschriften Uit de Wck die met nietigheid worden bedreigd.52 Mij is niet geheel duidelijk op welke nietigheidsgrond de rechtbank het oog heeft. Mogelijk gaat het om het geval zoals bestreken door art. 33 sub b Wck. Daar wordt de kredietovereenkomst nietig geacht voorzover daarbij de kredietnemer, zich verplicht tot het aangaan van een andere overeenkomst (koppelverkoop). 53 Op die grond dreigt inderdaad nietigheid voor effectenlease overeenkomsten, immers er wordt slechts krediet verleend met het oog op de gelijktijdig gesloten overeenkomst van opdracht en lastgeving waarbij de aanbieder voor rekening en risico van de belegger gelden belegt in effecten (effectenovereenkomst). (….)
N.B.In het zojuist verschenen artikel van Wieringa Advocaten door Jonathan Barth wijst ook hij op deze mogelijke vernietigingsgrond vanwege art. 33 van de WCK voor [alle] aandelenleasecontracten. “Het maakt dan niet meer uit of deze zijn gesloten met Dexia (zonder vegunning) of met Aegon, Fortis of Defam (met vergunning). Een oordeel over deze stelling hebben wij echter nog niet in gepubliceerde rechtspraak teruggevonden.”
AFM waarschuwt tegen koppelverkoop 6-3-2003 http://www.afm.nl/marktpartijen/default ... entId=2473
(…)Kredietgevers kunnen en mogen consumenten verplichten om bij het aangaan van een lening eveneens een andere overeenkomst af te sluiten, maar dan moet deze verplichting vooraf duidelijk worden gemaakt. Ook moet de consument uitdrukkelijk het recht hebben zelf te bepalen met welke partij deze verplichte overeenkomst wordt aangegaan. Dit gebeurt echter vaak niet. Wanneer dit recht niet uitdrukkelijk aan de consument is toegekend, handelt de kredietgever in strijd met de Wet op het consumentenkrediet (Wck). De consument kan zich in dat geval beroepen op de ongeldigheid van de verplicht afgesloten extra overeenkomst.(…)
STEMRECHT OP AANDELEN UIT UW LEASECONTRACT UITGEOEFEND DOOR VEB?Art. 17 Wge
Levering van een aandeel in een verzameldepot geschiedt door bijschrijving op naam van de verkrijger in het daartoe bestemde deel van de administratie van de aangesloten instelling.
Parlementaire behandeling
- 'Aan dit artikel ligt de gedachte ten grondslag dat BIJSCHRIJVING hier DE ENIGE LEVERINGSVORM dient te zijn. Andere leveringsvormen zouden veelal neerkomen op bezitsverschaffing door mondelinge wilsovereenstemming. De daaraan verbonden complicaties, zoals bewijsmoeilijkheden, worden afgesneden door de bijschrijving als enige leveringsvorm te erkennen.
De levering geschiedt door bijschrijving op naam van de verkrijger. De levering is dus voltooid op het moment van de bijschrijving, niet eerst op het moment dat de verkrijger van de bijschrijving kennis krijgt. De in dit artikel gebezigde term "levering is in overeenstemming met de terminologie van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, waarbij verwezen kan worden naar artikel 3.4.2.2., lid 1(thans 3:84 BW). Het gaat in dit artikel 17 (Wge) om de formele handeling die nodig is voor de overdracht van het aandeel in het verzameldepot. De overige eisen die aan een geldige overdracht gesteld kunnen worden komen in deze bepaling niet aan de orde. Alleen bijschrijving in dat deel van de administratie dat is bestemd voor boekingen betreffende de rechten van cliënten op het verzameldepot, geldt als levering(...). Iedere aantekening die als bijschrijving kan worden opgevat en tot het voormelde deel van de administratie kan worden geregeld, behoort voldoende te zijn.
Een aangesloten instelling zal veelal behalve bewaarder ook commissionair zijn en als zodanig voor rekening van cliënten effecten kopen. Uit dergelijke transacties ontstaan leveringsaanspraken van de desbetreffende cliënten, welke - zolang nog geen levering is gevolgd - slechts een verbintenisrechtelijke positie hebben. Een zakelijk rechtelijke positie verkrijgen zij eerst als aan hen een aandeel in het verzameldepot is geleverd. Dit onderscheid zal tot uitdrukking moeten komen in de administratie.
Art. 25. - 1. Wge
Een aangesloten instelling is verplicht van een door haar verrichte bijschrijving terstond een kennisgeving te zenden aan degene op wiens naam de bijschrijving heeft plaatsgevonden.
Art. 25. - 2. Wge
Van het voorgaande lid kan niet bij overeenkomst worden afgeweken.
Parlementaire behandeling
- 'Het is van belang dat de cliënt, wiens rechtspositie afhangt van de bijschrijving, daarvan een BEWIJSSTUK ONTVANGT. Dit geldt voor alle bijschrijvingen, dus ook voor bijschrijvingen die een gevolg zijn van de uitvoering van een aankooporder. Aangezien aankoop en levering normaliter niet gelijktijdig plaatsvinden, zal op het gebruikelijke bericht dat voor rekening van de cliënt effecten zijn gekocht, dus nagenoeg altijd nog een kennisgeving van bijschrijving moeten volgen. Pas dan weet de cliënt dat hij gerechtigd is geworden in het verzameldepot. Bovendien schept de verplichting om in dergelijke gevallen een kennisgeving van bijschrijvingen te verzenden, een zekere mogelijkheid van CONTROLE VAN DE ZIJDE VAN DE CLIENT op de afwikkeling van de transactie. De verplichting tot het zenden van een kennisgeving van bijschrijving is in het eerste artikel neergelegd.
De met deze bepaling beoogde bescherming van de effectencliënt zal alleen worden gerealiseerd als de bepaling DWINGEND RECHT is. Zou met een bepaling van een aanvullend recht worden volstaan, dan valt te verwachten dat daarvan in de praktijk zal worden afgeweken, In het bijzonder in de algemene voorwaarden van de instellingen. Daarom bepaalt het tweede lid dat de VERPLICHTING TOT HET ZENDEN VAN EEN KENNISGEVING NIET KAN WORDEN WEGGECONTRACTEERD.
Kennelijk willen zij hierover niet meer praten. Het zal hooguit door bijvoorbeeld een rechter eruit getrokken moeten worden. Ik denk dat zij meer weten! Zij hebben er bovenop gezeten."Verenigingsnieuws
Legio-Lease is ten behoeve van haar klanten lid van de Vereniging van Effectenbezitters (VEB), die de belangen behartigt van de Nederlandse effectenbezitter.
De VEB verzorgt in dat kader dit katern in Legio Nieuws
en oefent het stemrecht in aandeelhoudersvergaderingen uit op de aandelen, die Legio-Lease namens haar klanten houdt.
Daarnaast kunnen klanten van Legio-Lease VEB-producten bestellen en deelnemen aan de cursus Omgaan met Effecten (zie verdere informatie elders op deze pagina), tegen de VEB-ledenprijs.
Inhoudelijke vragen kunnen slechts schriftelijk worden gesteld en wel via Legio-Lease, die na ontvangst en controle of de afzender inderdaad klant is de brief aan de VEB doorsturen.
U krijgt dan van deVEB rechtstreeks antwoord.
Voor de goede orde: de VEB geeft geen beleggingsadviezen."
De contracten waren dus toen al verkeerd en het één en ander moest dus kennelijk wettelijk beter worden geregeld. (Ook de stroom van dividendgelden over het vermogen van Legio Lease/Bank Labouchere)"… Teneinde te bewerkstelligen dat uw rechten met betrekking tot de door u geleaste effecten onder alle omstandigheden -een eventueel faillissement van Legio-Lease en/of Bank Labouchere daaronder begrepen- adequaat gewaarbord zijn, heeft Legio-Lease, in samenwerking met Bank Labouchere en na overleg met de Stichting Toezicht Effectenverkeer [STE], voorzien in een samenstel van maatregelen gericht op een verdere bescherming van uw juridische positie.
In de eerste plaats zullen de door u geleaste effecten voorwaardelijk aan u worden overgedragen. Dit geschiedt doordat de effecten op uw naam worden bijgeschreven in de depotadministratie van Bank Labouchere, zulks ter uitvoering van de in de overeenkomst vervatte verplichting van Legio-Lease de effecten voorwaardelijk aan u over te dragen onder de opschortende voorwaarde dat u aan al uw verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Deze bijschrijving brengt mee dat Legio-Lease weliswaar eigendom van de effecten behoudt zolang deze voorwaarde niet is vervuld, maar dat u automatisch eigenaar wordt zodra dat wel het geval is. Zolang de voorwaarde niet is vervuld mag u uiteraard niet over de effecten beschikken
In de tweede plaats zal op de door u geleaste effecten een eerste pandrecht te uwen gunste worden gevestigd. Dit geschiedt door bijschrijving van dit pandrecht op uw naam in de depotadministratie van Bank Labouchere. enz. enz.”
Klasse. Ik weet dat spaarvarken er een hele klus aan heeft gehad dit voor ons te regelen. Dexia kan er niet onderuit. Mitst zij een of andere ontheffing van de minister kunnen laten zien. (Dit lijkt mij overigens niet van toepassing te zijn.)
Ook in het girale systeem zal naast een aankoopboekhouding een depot-boekhouding moeten worden gevoerd: deze laatste geeft aan voor welke cliënten de tot een verzameldepot behorende effecten worden bewaard.
MvT pg 40
Artikel 25 [Wge]
Het is van belang dat de cliënt, wiens rechtspositie afhangt van de bijschrijving, daarvan een bewijsstuk ontvangt. Dit geldt voor alle bijschrijvingen, dus ook voor bijschrijvingen die een gevolg zijn van de uitvoering van een aankooporder. Aangezien aankoop en levering normaliter niet gelijktijdig plaatsvinden, zal op het gebruikelijke bericht dat voor rekening van de cliënt effecten zijn gekocht, dus nagenoeg altijd nog een kennisgeving van bijschrijving moeten volgen. Pas dan weet de cliënt dat hij gerechtigd is geworden in het verzameldepot of kan hij zo nodig een beroep doen op de artikelen 18 en 19, tweede lid. Bovendien schept de verplichting om in dergelijke gevallen een kennisgeving van bijschrijven te verzenden, een zekere mogelijkheid van controle van de zijde van de cliënt op de afwikkeling van de transactie.
De verplichting tot het zenden van een kennisgeving van bijschrijving is in het eerste lid van dit artikel neergelegd. De met deze bepaling beoogde bescherming van de effectencliënt zal alleen worden gerealiseerd als de bepaling dwingend recht is. Zou met een bepaling van aanvullend recht worden volstaan, dan valt te verwachten dat daarvan in de praktijk zal worden afgeweken, in het bijzonder in de algemene voorwaarden van de instellingen. Daarom bepaalt het tweede lid dat de verplichting tot het zenden van een kennisgeving niet kan worden weggecontracteerd.
In het derde lid is de mogelijkheid van een vrijstelling van de kennisgevingspiicht opgenomen voor bepaalde fondsensoorten. Te denken valt bij voorbeeld aan claims en stockdividenden: de desbetreffende dividendbewijzen zijn door de uitgevende instelling meestal voor een korte periode aangewezen om tegen inlevering van die dividendbewijzen en zo nodig tegen betaling van een geldbedrag nieuwe effecten te verkrijgen; van de bijschrijving van die nieuwe effecten ontvangt de cliënt uiteraard wel een kennisgeving van bijschrijving.
Vrijstelling kan worden verleend door of namens de Minister van Financiën. Het zal dus mogelijk zijn dat de Minister bij voorbeeld het centraal instituut.
- Onder het kopje “Leasecontract” in de brochure van b.v. de WinstVerDriedubbelaar staat o.a.letterlijk:“[…] In het kort komt de “WinstverDrieDubbelaar” erop neer dat Legio-Lease op naam en rekening en risico van de deelnemers een pakket aandelen koopt op de Amsterdam Exchanges, alsmede een optiecombinatie. […]”
- In de begeleidende brief bij dit contract staat:“Binnen een week na uw aanmelding koopt Legio-Lease uw eerste pakket aandelen op de Amsterdam Exchanges. Tegelijkertijd wordt het bijbehorende kooprecht en –plicht voor uw tweede en derde aandelenpakket voor u verzorgd. Daarna ontvangt u uw leasecontract op basis van de exacte aankoopkoersen ter ondertekening.”
- Op het “leasecontract” zelf (WINSTVERDRIEDUBBELAAR LEASE-OVEREENKOMST) staan deze aankopen dan ook vermeld onder het kopje “beurs:” Amsterdam Exchanges N.V. “gevestigd te:” Amsterdam. Gevolgd door de aankoop/valutadatum en omschrijving van de aankopen.“[…] Gefeliciteerd met uw besluit om deel te nemen aan de Legio-Lease WinstVerDrieDubbelaar. Op [xx-xx-xxxx] hebben we voor u op de Amsterdam Exchanges voor [xxxx,xx] aandelen ABN AMRO, Ahold en ING aangekocht. Volgend jaar doen we dat opnieuw en over twee jaar voor de derde keer. ………….. En steeds tegen dezelfde koers als nu ! Als we uw aandelen over drie jaar weer verkopen is uw resultaat dus verdriedubbeld. In de lease-overeenkomst staan o.a. de exacte aantallen en aankoopkoersen per fonds vermeld. […]”
- Onde meer ter meerdere zekerheid over de aandelen en bijbehorende rechten is nog aan lessee een eerste pandrecht verleend op de waarden in het verzameldepot. In artikel 15 kunnen we lezen:[Artikel 2 ][..] "Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar van de waarden wordt."
[...]
"Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde waarden onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchere, overeenkomstig artikel 17 van de Wge. [Wet giraal effektenverkeer][…]”
Duidelijk is hiermee vast komen te staan, dat Dexia als rechtsopvolger van Bank Labouchere en Legio-Lease contractueel is gehouden tot aankoop van de aandelen op de Amsterdam Exchanges (AEX) en “de waarden” op naam van de klant moeten zijn bijgeschreven in het verzameldepot van de Bank volgens de wettige regelgeving uit de Wet giraal effectenverkeer (Wge).[Artikel 15] "Legio-Lease verleent lessee een eerste pandrecht op de waarden als bedoeld in de Wge betreffende in de overeenkomst genoemde waarden. Dit pandrecht wordt onverwijld na de verkrijging door Legio-Lease van de waarden gevestigd door bijschrijving in de administratie van Bank Labouchere overeenkomstig artikel 20 lid 1 van de Wge. [Wet giraal effektenverkeer][…]”
Ondanks het feit dat aandelen op grond van de wet duidelijk vatbaar zijn voor huurkoop, wordt dit in de veel rechtbankprocedures door Dexia toch herhaaldelijk betwist. Dexia voert aan dat lid 5 geen uitbreiding van de definitie van koop op afbetaling inhoudt, maar slechts een uitbreiding van de werkingssfeer betreft. Dit verweer wordt door vrijwel alle rechtbanken verworpen, onder verwijzing naar de strekkingsbepaling van artikel 7a: 1576h lid 2 BW. Deze strekkingsbepaling heeft immers tot gevolg dat alle overeenkomsten met dezelfde strekking als huurkoop, ongeacht onder welke benaming aangegaan, als huurkoop worden aangemerkt, met als gevolg dat de daarop betrekking hebbende bepalingen overeenkomstig van toepassing zijn. In de visie van de rechtbank brengt de overeenkomstige toepassing op vermogensrechten uit lid 5 niet met zich mee dat de definitie van koop op afbetaling uit lid 1 wordt uitgebreid (zoals Dexia stelt). Mocht iemand de visie van Dexia delen dan is koop op afbetaling in hun redenering geen overeenkomst met betrekking tot een vermogensrecht. Een rechtbank die hierin meegaat, miskent hiermee de rol van de schakelbepaling in het gelaagd systeem van het BW. Art. 7A: 1576 lid 5 heeft eenzelfde functie als artikel 7:47 BW in de algemene kooptitel.J. Hijma, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht. 5. Bijzondere overeenkomsten. Deel I. Koop en ruil, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 2001, nr. 127- 129. Rb. Amsterdam (AO7593), r.o. 3.2. :
'De overeenkomst betreft, naar de rechtbank begrijpt, lease van aandelen in verzameldepots als bedoeld in de Wet giraal effectenverkeer (Wge). Dergelijke aandelen zijn vermogensrechten in de zin van artikel 3:6 BW. Uit de artikelen 7:47 en 7A: 1576 lid 5 BW volgt dat huurkoop betrekking kan hebben op vermogensrechten. Het verweer van Dexia dat de overeenkomst geen huurkoopovereenkomst is omdat deze geen lease van zaken, maar van vermogensrechten betreft, wordt derhalve verworpen.'
Als leidraad voor dit artikel heb ik de bekroonde bijdrage in het juninummer 2004 van Ars Aequi genomen 'Huurkoop of Duurkoop? Kan de aandelenleaseovereenkomst worden gekwalificeerd als huurkoop?' (p. 390-400) http://www.arsaequi.nl/nieuwsbrief/arti ... aprijs.htmDe aandelenleaseovereenkomst vertoont in verschillende opzichten grote gelijkenis met huurkoop. De vraag is echter of aandelenlease als een overeenkomst van huurkoop kan worden aangemerkt. Deze vraag stond centraal in diverse rechtbankprocedures. Voor de kwalificatie als huurkoop moet een overeenkomst aan een aantal wettelijke voorwaarden voldoen.
De aandelenleaseovereenkomst is bij schriftelijk contract gesloten.
De overeenkomst bevat bepalingen omtrent de totale leasesom en de betalingsregeling in termijnen. Hiermee voldoet de aandelenleaseovereenkomst aan artikel 7A: 1576i-1576j.
De aandelenleaseovereenkomst heeft betrekking op aandelen. Een aandeel is een vermogensrecht en geen registergoed. De regeling van huurkoop c.q. koop op afbetaling is op grond van artikel 7A: 1576 lid 5 uitdrukkelijk van overeenkomstige toepassing op vermogensrechten, voor zover dat in overeenstemming is met de aard van dat recht. Met andere woorden, aandelen kunnen onderwerp zijn van een huurkoopovereenkomst.
Ook aan de voorwaarde dat betaling van de koopprijs moet plaatsvinden in termijnen (art. 7A: 1576 lid 1) is voldaan. In de aandelenleaseovereenkomst is een betalingsregeling opgenomen, op grond waarvan gedurende de contractperiode maandelijkse termijnen en aan het einde van de overeenkomst een restantbedrag moet worden betaald. De totale leasesom, moet worden aangemerkt als de koopprijs, nu ter verkrijging van de aandelen dit bedrag moet worden betaald. Dat de overeenkomst de termijnbetalingen benoemt als 'leasetermijnen' of 'rentevergoedingen' is daarbij niet van belang.
De aandelenleaseovereenkomst bevat net als huurkoop een eigendomsvoorbehoud. Eigendomsvoorbehoud is eigendomsoverdracht onder opschortende voorwaarde: wanneer aan de opschortende voorwaarde is voldaan gaat de eigendom van rechtswege over op de lessee.
Eigendomsovergang is noch afhankelijk van een koopoptie, noch van een nadere leveringshandeling. De aandelen zijn reeds door bijschrijving ten name van de lessee in de administratie van de bank in de zin van artikel 17 Wge afgeleverd. Op grond van de overeenkomst gaat de eigendom in beginsel over op de lessee. De lessee heeft evenwel de bevoegdheid om van verkrijging van de aandelen af te zien en de aandelen via bemiddeling door de bank aan een derde te verkopen. Dat doet echter niets af aan het feit dat de overeenkomst in beginsel tot eigendomsoverdracht strekt.
Concluderend, de aandelenleaseovereenkomst voldoet aan de wettelijke omschrijving van huurkoop. De overeenkomst strekt tot eigendomsoverdracht en heeft daarom de zelfde strekking als huurkoop in de zin van 7A:1576h lid 2. De aandelenleaseovereenkomst moet als een overeenkomst van huurkoop worden gekwalificeerd. [3.8 Conclusie]
http://www.platformaandelenlease.nl/Doc ... urkoop.pdf‘Huurkoop of Duurkoop?’ is de titel van het artikel van Frank Jaspers (OU) en Kasper Krzeminski (EUR) over het fenomeen aandelenlease. De jury merkte allereerst op dat het artikel al in 2004 was geschreven, op een moment dat de kwestie door de toen lopende procedures tegen de Dexia bank actueel was. Dit nu is een stuk dat niet zozeer uitmunt door de originaliteit van beschrijving of zienswijze, maar wel door de voortreffelijke en informatieve wijze waarop een actueel maatschappelijk probleem juridisch wordt ontleed en wordt voorzien van concrete conclusies die rechtstreeks betrekking (kunnen) hebben op lopende procedures. Toen de jury ook nog vernam dat het artikel daarom wordt gebruikt als leesstof bij postdoctorale cursussen over dit onderwerp was de beslissing onontkoombaar: het stuk ontvangt een eervolle vermelding.
Systematiek van Dexia bij aankoop( ...) De clausule verwees naar een zogenoemde ‘voorwaardelijke overdracht’, overeenkomstig artikel 17 Wge. De vraag of voorwaardelijke levering conform artikel 17 Wge mogelijk is wordt buiten beschouwing gelaten.
Bijschrijving van aandelen
De AFM heeft vastgesteld dat aandelen ten behoeve van effectenleasecliënten werden bijgeschreven op naam van Dexia in de administratie van de bij Euroclear Nederland aangesloten instelling RBC Dexia. Uit informatie van Dexia en van Euroclear Nederland blijkt evenwel dat óók Dexia vanaf november 1995 tot heden aangesloten instelling bij Euroclear Nederland is geweest. De AFM merkt op dat als gevolg van de Wge-systematiek – artikel 10 Wge juncto 17 Wge - en het feit dat Dexia aangesloten instelling van Euroclear Nederland is geweest, het mogelijk zou kunnen zijn19 dat geen voorwaardelijke, maar een ‘onvoorwaardelijke’ bijschrijving van de aandelen ten gunste van de effectenleasecliënten van Dexia heeft plaatsgevonden. De AFM heeft, gegeven de reikwijdte van de beschikking, geen onderzoek verricht naar de eventuele juridische implicaties van deze mogelijkheid.(…)
Een groot aantal van dezelfde soort aandelen die men door middel van wervingsbonnen (vaak vooraf voor het gemak al ingevuld) te weten was gekomen, werden bijeen verzameld (soms ook nog voor heel andere cliënten), uitgesplitst en per fondssoort in deelopdrachten over de eerste daarvoor in aanmerking komende beursdag door Dexia aangekocht. Dit kan zonder toevoeging en verwerking van de individuele gegevens van de aandelenleasecliënten (hun contracten waren nog niet eens getekend terug ontvangen) er alleen maar toe geleid hebben dat Dexia daarmee zelf volledig en enige eigenaar van deze aandelen werd. Dus niet de individuele effectenleasecliënten. Dat kon ook niet want de opdracht daartoe was op dat moment nog niet officiaal door de contractant gegeven. Dexia had een aanbod gedaan maar men kon nog stoppen. Daarom spreekt Dexia over ervaringdcijfers bij de aankoop van de aandelen. Ze kochten zo vaak meer dan nodig was. Niet iedereen stuurde namenlijk het aandelenleasecontract getekend retour. Indien men bij het onderzoek ook de betalingstromen gevolgd zou hebben dan zou men sneller te weten zijn gekomen voor en aan wie de aandelen gekocht en geleverd zijn. Alleen, deze geldstroom is nu net niet door de AFM gevolgd. (Dat zou buiten de opdracht vallen en te veel tijd vergen). Daarom kan onder andere ook niet bepaald worden welke aandelen Dexia heeft verkregen uit de omstreden termijncontracten door middel van otc-opties. Hoe zijn die dan aan de effectenleasecliënten geleverd?(...)Dexia telde alle orders voor effectenleasecliënten bij elkaar op tot een verzamelorder. Deze werd door de afdeling die deze verzamelorder diende uit te voeren vervolgens weer opgesplitst om in verschillende deelorders op de effectenbeurs uit te voeren. Hierdoor is het niet mogelijk gebleken om door Dexia op de effectenbeurs uitgevoerde transacties te herleiden tot orders voor individuele effectenleasecliënten.(…)
Vanwege al deze vragen is er meer duidelijkheid van de AFM gewenst.(…)Wel is het mogelijk te beoordelen of en hoe verzamelorders zijn samengesteld en of zij hebben geleid tot een bijboeking van aandelen op de depotrekeningen die Dexia ten behoeve van de betreffende effectenleaseproducten bij RBC Dexia Investor Services Netherlands N.V. (hierna: RBC Dexia6) aanhoudt. Een bijschrijving van aandelen op naam van Dexia op deze depotrekeningen in de administratie van RBC Dexia kwalificeert op grond van de Wet giraal effectenverkeer (hierna: Wge) als een levering van aandelen.(…)
Hoe je het wendt of keert. In feite zijn deze effecten dus met verzamelorders (“bulkorders”) voor eigen rekening door Dexia gekocht en levering in deze depots aan hen leveren niet zonder meer eigendomsaanspraken voor derden op. Men bevestigt hier alleen maar dat aan Dexia aandelen zijn geleverd volgens de Wge en de bank de eigenaar ervan is. Of iets moet ‘hebben geleid tot’ en daarmee een mogelijke beoordeling gedaan kan worden over de samenstelling van verzamelorders doet eigenlijk niet ter zake. Van feitelijke vaststelling is geen sprake. Zeker nu niet het geldspoor er van is gevolgd. De AFM heeft meer het spoor gevolgd of er wel voldoende (aantallen) effecten in de fondsendepots van Dexia aanwezig (intern geadministreerd) waren en daarmee aangenomen dat ze op de Amsterdamse effectenbeurs wel moesten zijn aangekocht. Zo staat het immers ook in de contracten die Dexia had samengesteld. Papier is geduldig zegt men toch. Vergeet echter niet dat in de verzameldepots van RBC Dexia ook effecten worden bewaard die van andere partijen afkomstig zijn. Meer duidelijkheid is dan ook dringend gewenst. De AFM heeft hierover zeker wat uit te leggen.(…) “Een levering is een vast onderdeel van een eigendomsoverdracht. Indien effecten op de beurs zijn aangekocht dienen effecten aan de koper geleverd te worden om het (juridisch) eigendom te doen overgaan. Van een levering van effecten is volgens de Wge sprake indien effecten worden bijgeboekt op het verzameldepot van een bij het centraal instituut aangesloten instelling.”(…)
Het is niet te verteren dat juist deze belangrijke zaken niet tot op het bot (volledig) zijn uitgezocht. Uit de soort gebruikte opties is immers heel goed af te leiden hoe Dexia te werk is gegaan. Het gaat om grote aantallen aandelen die hiermee vooruit (alle drie de traches tegelijk) zouden zijn aangekocht. Nog even daargelaten dat otc-opties zijn aangewend kan in rede afgevraagd worden; Hoe zijn deze geregistreerd en geadministreerd? Deze aandelen zouden volgens Dexia in depot zijn blijven staan en niet overgedragen maar verpand. Dat zou dan een tweede verpanding opleveren? Dit vinden wij terug op bladzijde 25 bij 5.2 Securitisatie:(..) 13 In productie 23 bij het verzoekschrift tot algemeen verbindend verklaring geeft Dexia het volgende aan: “Een aantal typen effectenleaseovereenkomsten – zoals de zogenoemde ‘WinstVerdriedubbelaar Termijnbetaling’ en de ‘Triple Effect Maandbetaling’ – verplichtte Dexia in drie opeenvolgende tranches aandelen aan de cliënt te leveren: de eerste tranche op de aankoopdatum, de tweede tranche één jaar daarna, de derde tranche twee jaar daarna. In geval van de bedoelde typen overeenkomsten werden alledrie de tranches in één keer besteld. Vervolgens werden alleen de aandelen van de eerste tranche aanstonds geleverd. De tweede en derde tranche werden één, respectievelijk twee jaar later aan de effectenlease-cliënt geleverd. Dexia was zeker van die leveringen, omdat zij ter zake van de tweede en derde tranche onderhandse (over the counter) termijntransacties aanging. (…)”
Wij vragen ons af wiens aandelen hier worden verpand? Die op naam van Dexia of op naam van de effectenleasecliënt? (In het PwC-accountantsrapport dat door Dexia aan de rechter is voorgelegd staat dat de aandelen meteen zijn doorverkocht met recht van terugkoop!) Waarom wordt hier met geen woord meer verder over gerept? Uit persberichten weten we dat aan SPV’s - Lease Assets Backed Securities BV's (LABS) de (vorderingen uit) effectenleasecontracten als onderpand zijn gebruikt en aangewend voor uitgifte van AAA-obligaties. Het terugkopen van deze contracten was later kennelijk noodzakelijk geworden (om het Dexia-aanbod te kunnen doen) toen de problemen zich gingen voordoen en mensen van hun contracten af wilden. Het volgende stond hierover te lezen in het Dagblad De Telegraaf 12-12-2002:(..) De SPV geeft verhandelbare effecten uit met genoemde bezittingen als een soort onderpand.
De betreffende securitisatietransacties zijn in 2002 beëindigd waarna de SPV’s zijn opgeheven. Ter extra waarborg voor de SPV’s waren de aandelen die Dexia ten behoeve van haar effectenleasecliënten op bepaalde depotrekeningen bij RBC Dexia aanhield, aan de SPV’s verpand.
Van overdracht van aandelen aan SPV’s is geen sprake geweest, aldus Dexia. De door de AFM beoordeelde fondsenstaten bevestigen dat de aandelen op de depotrekeningen zijn blijven staan. Derhalve heeft de AFM geen aanleiding te veronderstellen dat de aandelen die onderdeel uitmaken van de zes securitisatietransacties niet zijn behouden(..)
Alle effecten stonden en/of staan in deze depotrekeningen vermeld op naam van de verkrijger. In dit geval op naam van (de voorgangers van) Dexia. “RBC Dexia is een aangesloten instelling bij Euroclear Nederland zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet giraal effectenverkeer en kan uit dien hoofde op de beurs aangekochte aandelen bijschrijven in haar verzameldepots en op haar depotrekeningen (zie voetnoot 6)”. Maar, geen enkele aandelenleaser heeft ook maar enig bewijs van aankoop, aflevering, inschrijving van of verkrijging van aandelen (in het verzameldepot) op hun eigen naam ontvangen. Indien de aandelen op naam van de effectenleasecliënten zijn ingeschreven mogen zij niet zonder toestemming aan de SPV’s verpand worden is het niet?“‘Dexia koopt 1,3 miljard aan obligaties terug’
BRUSSEL (Dow Jones) - De Belgische Bank Dexia heeft besloten tot de terugkoop van 1,3 miljard euro aan obligaties.
De rentebetaling op deze schuldpapieren was verzekerd met de inkomsten die de bank genereert met haar producten op het gebied van aandelenlease. Dit meldt het Financieele Dagblad donderdag. Deze actie is volgens een woordvoerder van de bank noodzakelijk om de leaseklanten een schadevergoeding te kunnen uitkeren.
Het betreft hier gesecuritiseerde obligaties, wat onder meer inhoudt dat ze zijn doorverkocht aan grote beleggers.
Het terugkopen van dit soort schuldpapieren is volgens analist Nigel Greenwood van kredietbeoordelaar Standard & Poor's (S&P) een 'zeldzame' aangelegenheid. S&P besloot afgelopen dinsdag tot een verlaging van de kredietstatus van Dexia Bank Nederland. “
Nota bene die periode waarin de meeste aandelenleasecontracten werden afgesloten die verdacht geacht moeten worden! Dexia heeft daar zelf over geklaagd en dingen gemeld aan de AFM. Dexia kan niet instaan voor de juistheid van de informatie die zij moesten verstrekken. Heeft Dexia een reden om deze informatie uit die periode als ongeschikt aan te merken? Welk belang dient dat dan? De AFM kan deze gebrekkige informatie die Dexia hier aandraagt toch niet zomaar voor zoete koek aannemen? Het is juist raadzaam hier doortastender in op te treden. Hoewel Dexia misschien geen blaam treft voor de slordige administratie en fout opererende bank (Labouchère) is men wel door overname (al heeft Dexia zelf ook al geklaagd over het achterhouden van informatie) aansprakelijk te stellen.“Dexia heeft aangegeven dat de beschikbare informatie voor de jaren 1997 tot en met 1999 afkomstig was van haar rechtsvoorganger Bank Labouchere N.V. Volgens Dexia is deze informatie onvoldoende bruikbaar, omdat niet meer kan worden beoordeeld of de betreffende historische informatie destijds adequaat tot stand is gekomen. De AFM heeft hierom de voor deze periode aanwezige reconciliaties niet verder betrokken bij haar onderzoek.”
De vet gemaakte zinsneden geven aan dat er aanvullend op de aankoop en (af)levering een goede boekhouding van de in een verzameldepot bewaarde aandelen voor de leaseklanten (data/fonds/aantallen/e.d. op naam cliënt) moet worden gevoerd. Aankoop met bijschrijving op naam van de effectenleasecliënt in het verzameldepot levert een zakenrechterlijke positie op dat als enige (af)leveringsvorm geldt.(..)Artikel 17 (Wge) Aan dit artikel ligt de gedachte ten grondslag dat bijschrijving hier de enige leveringsvorm dient te zijn. Andere leveringsvormen zouden veelal neerkomen op bezitsverschaffing door mondelinge wilsovereenstemming. De daaraan verbonden complicaties, zoals bewijsmoeilijkheden, worden afgesneden door de bijschrijving als enige leveringsvorm te erkennen. De levering geschiedt door bijschrijving op naam van de verkrijger. De levering is dus voltooid op het moment van de bijschrijving, niet eerst op het moment dat de verkrijger van de bijschrijving kennis krijgt. Dit laatste tijdstip is wel van belang voor de vraag of de verkrijger te goeder trouw is: dit punt komt aan de orde in de twee volgende artikelen.
De in dit artikel gebezigde term «levering» is in overeenstemming met de terminologie van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, waarbij verwezen kan worden naar artikel 3.4.2.2., lid 1. Het gaat in artikel 17 om de formele handeling die nodig is voor de overdracht van het aandeel in het verzameldepot. De overige eisen die aan een geldige overdracht gesteld moeten worden komen in deze bepaling niet aan de orde.
Alleen bijschrijving in dat deel van de administratie dat is bestemd voor boekingen betreffende de rechten van cliënten op het verzameldepot, geldt als levering. Het Duitse Depotgesetz spreekt van boeking in het «Verwahrungsbuch», dat in de praktijk ook wel wordt aangeduid als «Depotbuch». Het verdient echter geen aanbeveling hier een boeking in een bepaald «boek» te eisen, ledere aantekening die als een bijschrijving kan worden opgevat en tot het voormelde deel van de administratie kan worden gerekend, behoort voldoende te zijn. De aantekening kan eventueel bestaan in de kopie van het bericht van bijschrijving. Voorts is bij een moderne wijze van administratie de term «boek» niet geschikt tot verduidelijking bij te dragen.
Men lette voorts op het volgende. Een aangesloten instelling zal veelal behalve bewaarder ook commissionair zijn en als zodanig voor rekening van cliënten effecten kopen. Uit dergelijke transacties ontstaan leveringsaanspraken van de desbetreffende cliënten, welke - zolang nog geen levering is gevolgd - slechts een verbintenisrechtelijke positie hebben.
Een zakenechtelijke positie verkrijgen zij eerst als aan hen een aandeel in het verzameldepot is geleverd. Dit onderscheid zal tot uitdrukking moeten komen in de administratie.
Ook bij naturalevering van effecten ter uitvoering van aankooporders pleegt onderscheid te worden gemaakt tussen boeking op «stukken-rekening» of «algemene rekening koop/verkoop» en boeking in depotadmi-nistratie. Eerstbedoelde boeking vindt plaats als voor rekening van de cliënt is gekocht, maar levering nog niet heeft plaatsgehad. De tweede boeking vindt plaats als voor de cliënt bepaalde stukken in bewaring zijn genomen.
Ook in het girale systeem zal naast een aankoopboekhouding een depot-boekhouding moeten worden gevoerd: deze laatste geeft aan voor welke cliënten de tot een verzameldepot behorende effecten worden bewaard.
Het verschil met een systeem van naturalevering is echter dat per cliënt slechts hoeveelheden effecten worden aangegeven, terwijl in een systeem van naturalevering per cliënt nummers worden vastgelegd(..)
(..)MvT pg 40 - Artikel 25 (Wge) Het is van belang dat de cliënt, wiens rechtspositie afhangt van de bijschrijving, daarvan een bewijsstuk ontvangt. Dit geldt voor alle bijschrijvingen, dus ook voor bijschrijvingen die een gevolg zijn van de uitvoering van een aankooporder. Aangezien aankoop en levering normaliter niet gelijktijdig plaatsvinden, zal op het gebruikelijke bericht dat voor rekening van de cliënt effecten zijn gekocht, dus nagenoeg altijd nog een kennisgeving van bijschrijving moeten volgen. Pas dan weet de cliënt dat hij gerechtigd is geworden in het verzameldepot of kan hij zo nodig een beroep doen op de artikelen 18 en 19, tweede lid. Bovendien schept de verplichting om in dergelijke gevallen een kennisgeving van bijschrijven te verzenden, een zekere mogelijkheid van controle van de zijde van de cliënt op de afwikkeling van de transactie.
De verplichting tot het zenden van een kennisgeving van bijschrijving is in het eerste lid van dit artikel neergelegd. De met deze bepaling beoogde bescherming van de effectencliënt zal alleen worden gerealiseerd als de bepaling dwingend recht is. Zou met een bepaling van aanvullend recht worden volstaan, dan valt te verwachten dat daarvan in de praktijk zal worden afgeweken, in het bijzonder in de algemene voorwaarden van de instellingen. Daarom bepaalt het tweede lid dat de verplichting tot het zenden van een kennisgeving niet kan worden weggecontracteerd(..)
Vandaar dat verweerders van de WCAM en Duisenbergregeling het Gerechtshof tevens in herinnering willen brengen te bedenken dat Legio Lease (nu Dexia) en andere effectenleaseaanbieders, toen op 1 maart 1998 de Nieuwe Richtlijn (DNB) voor de meeste beleggingsfondsen van kracht werd, dit geen einde heeft gebracht aan de overmoedige verkoop van aandelenleaseplannen zoals de Winstverdriedubbelaar. Hoewel met de nieuwe eisen men probeerde te voorkomen dat de veel te overdreven reclame voor deze aandelenleaseproducten de pan uit rees, hebben zij moedwillig de uiterste grenzen van het toelaatbare gezocht. (bron: Consumenten GeldGids mei/juni ‘Nieuwe Richtlijn legt beleggingsfondsen aan banden’ sept/okt. 1998 ‘Fraaie beloften’) De beoogde bescherming voor consumenten heeft jammer genoeg niet goed genoeg gewerkt. Het is eerder een blamage geworden.“5.8.4 (..) de levering zal, nu het gaat om effecten waarop de Wet giraal effectenverkeer (verder Wge) van toepassing is, moeten geschieden op de wijze zoals vermeld in art. 17 Wge. Op de instelling rust vervolgens de verplichting om van een door haar verrichte bijschrijving terstond een kennisgeving te zenden aan degene op wiens naam de bijschrijving heeft plaatsgevonden. Dit een en ander is niet anders wanneer het de bedoeling mocht zijn de effecten te leveren onder de opschortende voorwaarde dat belanghebbende aan de deelnemer heeft betaald wat hij krachtens de overeenkomst aan deze verschuldigd is.
Van een verkrijging door belanghebbende van de effecten van rechtswege, met achterwege laten van levering op de voet van art. 17 Wge, kan geen sprake zijn (vgl. HR 23 september 1994, NJ 1996, 461)
Nu niet gesteld is dat de effecten op de voet van art. 17 Wge zijn bijgeschreven op naam van belanghebbende en evenmin is gebleken van het doen van een kennisgeving als bedoeld in art. 25 lid 1 Wge,
moet er van worden uitgegaan dat geen sprake ervan is dat de overeenkomst is uitgevoerd in de zin van art. 6:278 lid 1 BW. Reeds hierom is niet aan de voorwaarde voor toepassing van deze bepaling voldaan.
5.9.4 …[laatste drie regels] Voor zover belanghebbende zijn verbintenis reeds is nagekomen zal de deelnemer het door hem ontvangen bedrag aan belanghebbende dienen te restitueren. Zoals hiervoor onder 5.8.3 is overwogen, moet ervan worden uitgegaan dat de deelnemer geen effecten aan belanghebbende heeft overgedragen. Van restitutie door belanghebbende kan daarom geen sprake zijn(..)
Algemeen.5.8.4 (..)Weliswaar wordt daar bepaald dat de effecten van rechtswege gaan toebehoren aan belanghebbende nadat deze aan de deelnemer heeft betaald wat hij krachtens de overeenkomst aan de deelnemer verschuldigd is, maar de levering zal, nu het gaat om effecten waarop de Wet giraal effectenverkeer (verder Wge) van toepassing is, moeten geschieden op de wijze zoals vermeld in art. 17 Wge. Op de instelling rust vervolgens de verplichting om van een door haar verrichte bijschrijving terstond een kennisgeving te zenden aan degene op wiens naam de bijschrijving heeft plaatsgevonden. Dit een en ander is niet anders wanneer het de bedoeling mocht zijn de effecten te leveren onder de opschortende voorwaarde dat belanghebbende aan de deelnemer heeft betaald wat hij krachtens de overeenkomst aan deze verschuldigd is. Van een verkrijging door belanghebbende van de effecten van rechtswege, met achterwege laten van levering op de voet van art. 17 Wge, kan geen sprake zijn (vgl. HR 23 september 1994, NJ 1996, 461). Nu niet gesteld is dat de effecten op de voet van art. 17 Wge zijn bijgeschreven op naam van belanghebbende en evenmin is gebleken van het doen van een kennisgeving als bedoeld in art. 25 lid 1 Wge, moet er van worden uitgegaan dat geen sprake ervan is dat de overeenkomst is uitgevoerd in de zin van art. 6:278 lid 1 BW.[ In deze bepaling wordt een regeling gegeven voor het geval waarin na ontbinding of vernietiging van een overeenkomst de reeds verrichte prestaties ongedaan moeten worden gemaakt.] Reeds hierom is niet aan de voorwaarde voor toepassing van deze bepaling voldaan.(..)
5.9.4 (..) Zoals hiervoor onder 5.8.3 is overwogen, moet ervan worden uitgegaan dat de deelnemer geen effecten aan belanghebbende heeft overgedragen.(..)
Slechts in zeer beperkte mate komt de AFM aan deze, mede op aandrang van Verweerders, toch wel zeer ruime opdracht van het Gerechtshof tegemoet. Veel van de gemelde zaken en vragen blijven dus onbeantwoord en onveranderd staan. En er zijn meer zaken te vermelden.“Daarnaast verzoekt het Gerechtshof geïnformeerd te worden over verdere opmerkingen of bevindingen waarvan geldt dat het voor het Gerechtshof van belang is of kan zijn om er kennis van te nemen, in verband met de beoordeling van gegeven verweer 4.
4 Naast de twee genoemde vragen heeft het Gerechtshof ook twee vragen gesteld met betrekking tot de uitvoering van het onderzoek. Dit betreft de vraag of feiten of omstandigheden zijn gebleken in het onderzoek met betrekking tot het verkrijgen van inzicht door de AFM in de feitelijke gang van zaken en de vraag op welke wijze en met welke methodiek de AFM het onderzoek heeft verricht en waarom voor deze wijze en methodiek is gekozen. De antwoorden op deze vragen zijn opgenomen in dit deskundigenbericht, maar niet in de conclusie. “
(Zie:De effecten voor de aandelenleasecontractanten zijn niet op wettige wijze GELEVERD."Verenigingsnieuws
Legio-Lease is ten behoeve van haar klanten lid van de Vereniging van Effectenbezitters (VEB), die de belangen behartigt van de Nederlandse effectenbezitter.
De VEB verzorgt in dat kader dit katern in Legio Nieuws
en oefent het stemrecht in aandeelhoudersvergaderingen uit op de aandelen, die Legio-Lease namens haar klanten houdt.
Daarnaast kunnen klanten van Legio-Lease VEB-producten bestellen en deelnemen aan de cursus Omgaan met Effecten (zie verdere informatie elders op deze pagina), tegen de VEB-ledenprijs.
Inhoudelijke vragen kunnen slechts schriftelijk worden gesteld en wel via Legio-Lease, die na ontvangst en controle of de afzender inderdaad klant is de brief aan de VEB doorsturen.
U krijgt dan van deVEB rechtstreeks antwoord.
Voor de goede orde: de VEB geeft geen beleggingsadviezen."
Zij zijn dus niet op naam van de individuele effectenleasecliënten geleverd. Het niet terstond verzenden van transactienota’s van aankoop en/of verpanding aan de effectenleasecliënten is een verdere aanwijzing dat er nooit effecten op hun naam in het verzameldepot zijn bijgeschreven en aan hen is ‘geleverd’. Dit is namelijk een wettelijk vereiste. (Art. 25 lid 1 en 2 Wge). Ook hierom al is een wettelijke uitlevering (uit het verzameldepot) aan hen bij volledige voldoening van de financiële verplichtingen (vanwege voorwaardelijke levering) niet eens mogelijk.“De VEB verzorgt in dat kader dit katern in Legio Nieuws en oefent het stemrecht in aandeelhoudersvergaderingen uit op de aandelen, die Legio-Lease namens haar klanten houdt.”
Onder de kop 'Dexia zwijgt over geschreven putopties' berichtte het Financieele Dagblad in januari 2003 eveneens dat een aantal van de omstreden leaseproducten met derivaten in elkaar is gezet. In het artikel wordt een rechtszaak aangekaart waarin naar voren kwam dat de maatschappij onder meer voor de Winstverdriedubbelaar putopties heeft geschreven die niet in het belang zijn van de leasebeleggers. Na verloop van tijd zou Dexia voor een ander scenario hebben gekozen."Verder zijn er inderdaad optieconstructies toegepast door Dexia, onder meer om de klanten in de gelegenheid te stellen om gedurende een bepaalde periode bepaalde aandelen tegen telkens dezelfde prijs te kopen." - Dexia betwist onjuist optiegebruik VVP WEEKBLAD VOOR FINANCIELE DIENSTVERLENERS 38 - 15 SEPTEMBER 2004
http://www.platformaandelenlease.nl/Nie ... 004VVP.htm
De effectenleasecliënten zijn door ‘Dexia’, zonder dat zij dit hebben kunnen onderkennen, met het gebruik van deze zeer risicovolle optieconstructies (combinatie gekochte call- met geschreven putoptie) of wel soortgelijke lange termijn contracten, in een zeer gevaarlijke financiële situatie gebracht.OPTIEWEEK
Dexia zwijgt over geschreven putopties
Publicatiedatum: 4/1/2003
Prisco Battes
Opties zijn niet alleen populair bij beleggers die speculeren op koersbewegingen. Als instrument zijn ze ook geschikt om beleggingsproducten mee te maken. Zo zijn garantiefondsen uit opties opgebouwd en ook een aantal leaseproducten, waarover Dexia en de stichting Leaseverlies de degens kruisen, zijn met derivaten in elkaar gezet.
Van de tientallen Legio Lease producten die sinds 1990 zijn aangeboden, is de Winstverdriedubbelaar veruit het meest verkocht. Dit beleggingsproduct is met behulp van opties in 1996 in de markt gezet en heeft snel aan populariteit gewonnen dankzij de aanhoudende koersstijgingen. In januari 1996 staat de AEX-index op zo'n 225 punten. Aan het eind van de 'haussanna' halverwege het jaar 2000 bereikt de AEX de 700 puntengrens.
De aanbieders van de Winstverdriedubbelaar kopen voor beleggers gedurende een periode van twee jaar drie pakketten met aandelen. Het eerste pakket wordt aan het begin van de periode gekocht. De overige twee in een later stadium tegen de koers van het eerste pakket. Aangezien de koersen in deze tijd alleen maar stijgen, is dit voor veel beleggers een aanlokkelijk perspectief. Zelfs al geschiedt de aankoop met geleend geld waarover ongeveer 12% rente moet worden betaald.
In de rechtszaak die de stichting Leaseverlies tegen Dexia heeft aangespannen, is een van de bezwaren dat Legio Lease zonder goede reden dividend heeft ingehouden. Dexia stelt dat het dividend is gebruikt om de vereiste optiepremies te kunnen betalen. Op het eerste gezicht lijkt dit logisch, maar bij nadere aanschouwing klopt er iets niet.
Bij de Winstverdriedubbelaar wordt het eerste pakket op de aandelenbeurs gekocht. Met behulp van callopties wordt vervolgens het recht gereserveerd om na een en twee jaar een zelfde pakket te kunnen kopen tegen de koers van het eerste pakket. De premie voor de calls die hiervoor is verschuldigd, kan ongeveer worden weggestreept tegen de ingehouden dividenden.
Tegelijk heeft Legio Lease echter naar het zich laat aanzien putopties geschreven (verkocht) die premie opleveren. Deze puts hebben dezelfde uitoefenprijs als de calls, zodat de hoogte van de ontvangen premie ongeveer gelijk moet zijn aan de kosten die voor de gekochte calls zijn gemaakt. Dit heeft te maken met de zogeheten call-put-pariteit die optiehandelaren voor hun modellen gebruiken. Het dividend dat is ingehouden hoefde daardoor waarschijnlijk niet meer te worden gebruikt om de premie te betalen, maar kon naar eigen inzicht worden benut.
Tegelijk is het schrijven van de puts niet in het belang geweest van de leasebeleggers. Want bij een eventuele koersdaling konden zij niet profiteren van een lagere instapkoers. De tegenpartij die de puts heeft gekocht zal deze immers uitoefenen zodat de leasebelegger de aandelen geleverd krijgt tegen een hogere koers dan op dat moment op de beurs wordt betaald.
Dat dit laatste tot de mogelijkheden behoort lijkt volgens advertenties van Legio Lease te zijn ingecalculeerd. Nadrukkelijk wordt gewezen op 'het recht en de plicht' om na een en twee jaar tegen dezelfde aankoopprijs als het eerste pakket aandelen te kopen. De plicht lijkt te verwijzen naar de geschreven putopties.
Een alternatieve manier om een product als de Winstverdriedubbelaar te maken, is het in een keer kopen van alle drie pakketten aandelen tegelijk. Het tweede en derde pakket blijven dan bij Legio Lease op de plank liggen tot de leasebeleggers er volgens het tweejarenplan recht op krijgen. In dit scenario dat volgens een anonieme ingewijde ook bij Legio Lease is voorgekomen, worden echter helemaal geen opties gebruikt. Het inhouden van dividend zou in deze gevallen dus helemaal onterecht zijn. Dexia was vrijdag niet in staat om te reageren. Volgens een persbericht zijn alle argumenten van de leasebeleggers ongegrond.
Copyright (c) 2003 Het Financieele Dagblad
http://web.archive.org/web/200305080646 ... /id170.htm
In hetzelfde artikel is te vinden dat intern de leiding van Labouchere al is gewaarschuwd voor fatale gevolgen bij de leaseconstructies wanneer de beurs instort.“Het beeld dat naar voren komt is dat van hoogmoed, hebzucht en gewetenloosheid. Labouchere-verkoopchef Jack Troost heeft op zijn bureau een bordje geplant met daarop een mantra van vijf woorden: the sky is the limit. “Hij nam geen genoegen met minder. Hij was enthousiast en charmant en stimuleerde tussenpersonen nog meer te verkopen”, melden ingewijden. Alles staat in het teken van geld verdienen en het verkopen van polissen, het liefst zo risicovol mogelijk, want dan zijn de marges het hoogst. Poorter: ”Op sommige contracten konden tussenpersonen 16.8 procent provisie scoren”.”
Ondanks intern aangevoerde oplossingen heeft de leiding afgezien van het alsnog afdekken van de te verwachten financiële strop."(..) Intern wordt er af en toe gewezen op de kans van instortende beurzen en op fatale gevolgen daarvan. Ami Krol, nu marketingmanager bij effectenbank Stroeve, spreekt directeur Troost aan op mogelijke risico’s Vooral de leaseconstructies, waarbij met geleend geld aandelen worden aangeschaft, trakteert hij op zure recensies.(..)”
"Kritiek oud-Dexia-topman sterkt Lease-beleggers""Volgens een ex-bestuurder van Labouchere, dat na de verkoop door Aegon in 2001 samen met zakenbank Kempen & Co fuseerde tot Dexia Bank Nederland, hebben bestuurders van de bank consequent adviezen om de financiële risico’s in te perken naast zich neergelegd. Inmiddels heeft het concern € 500 miljoen uitgetrokken voor financieel zwakkere klanten die hun schulden niet kunnen afbetalen. Daarnaast zijn er tienduizenden klanten die hun schuldpositie aanvechten...."
(zie ook FD "Ex-Dexia topman Krant: de rek was eruit na Legio-claim Publicatiedatum: 1/2/2003) http://www.fd.nl/ShowRedactieNieuws.asp ... ntId=10944'Dat is echt een hausseproduct', aldus Krant over effectenlease. 'Maar de beurs gaat niet altijd omhoog. Als je verstandig bent, breng je geen product met zo'n korte tijdshorizon en zo'n hoog afbreukrisico. Want je weet dat dat fout kan aflopen.' De problemen rond de leaseproducten van Legio hebben uiteindelijk tot het vertrek van Krant geleid [1 december 2002]: 'Ik zei op een gegeven moment: ik wens hier niet meer verantwoordelijk voor te zijn. Ik ga dit niet zitten verdedigen.'"
Als Verweerders kunnen wij wel begrijpen dat al deze zaken liever binnenskamers worden gehouden en dat de Nederlandse Bank (DNB) en vooral de AFM nu niet genegen is verder onderzoek naar deze praktijken te doen.(Gezien hun eenzijdige wens net als dhr.Duisenberg – de vroegere baas van De Nederlandse Bank - zo snel mogelijk orde op zaken te stellen in de Nederlandse financiële markt). Niettemin zijn dit omstandigheden waarvan het Gerechtshof op de hoogte gesteld dient te worden.“Verschillende tussenpersonen gaan, jagend op het rijkdomfantoom al snel over de schreef. In 1999 verwijdert Labouchere de Haagse tussenpersoon. Han Panhuyzen uit zijn bestand, omdat uit een boekenonderzoek blijkt dat hij valse contracten heeft getekend. De verschroeiend ambitieuze verkoper heeft spaarplannen geadresseerd op niet bestaande postcodes. De zaak blijft nog net binnenskamers.
Als interne accountant Hans Duivenvoorden met aangifte dreigt bij de Nederlandsche Bank (DNB), de bancaire controleur, pacificeert Troost de waakzame werknemer met een vage belofte. “Hij zei dat hij ernaar zou kijken, maar hij deed niks”, vertelt een betrokkene. Duivenvoorden verbreekt de verbinding als hem om opheldering wordt gevraagd.
Even later start de DNB uit eigen beweging een routineonderzoek naar aanleiding van geruchten over mogelijke onregelmatigheden.
“ik zeg dus niks. Ga maar naar persvoorlichting”, verklaart Troost nu.Troost schrikt en laat subiet dubieuze contracten uit het bestand vissen en vernietigen ; Hij geeft vervolgens opdracht klanten hun geld terug te geven en kondigt zwijgplicht af,
Edwin Weerdenburg, de keurige klerk die namens DNB onderzoek verricht, wil ook niet ingaan op de zaak…”[drs. E.W.R. Weerdenburg RA, Werkzaam bij Directoraat Toezicht De Nederlandsche Bank N.V.]
Zo kreeg Aegon al voor de verkoop van Labouchere een schrijven van de financiële toezichthouder met kritiek op de verkoopbrochures voor aandelenlease.(- Peter Paul de Vries Effect jaargang 2004 nummer 20)“We zijn nog eens met een stofkam door de dossiers gegaan en we ontdekten een patroon van achterhouden van informatie door Aegon.
Alle zaken die wezen op de aanstaande problemen met aandelenlease zouden zijn weggemoffeld.
Het was niet alleen AEGON/Legio(Lease)/Bank La bouchere/Dexia Ook tussenpersonen die leaseproducenten van Dexia verkochten waren vertrouwd met de manier waarop dingen achtegehouden dan wel verzwegen moesten worden.(..)De conclusies van de Autoriteit Financiële Markten zoals die op donderdag 23 oktober [2003] bekend worden gemaakt, blijken niet mals: de consument is op zijn zachtst gezegd bedot. Het reclamemateriaal was ondeugdelijk, er werd geen onderzoek gedaan naar de financiële achtergrond van mensen die het 'product' aanschaften en er is wel degelijk - anders dan de Erasmus Universiteit beweerde - met beurskoersen geknoeid.
'De AFM heeft geconstateerd dat één of meer aanbieders de cliënten niet tegen de beste prijs heeft/hebben afgerekend,' schrijft de AFM in nette juristentaal. Om welke aanbieders het precies gaat (Aegon, Dexia, DSB, Fortis, ING, Levob, Ohra, of SpaarSelect), maakt de AFM nu eenmaal nooit openbaar.
Maar Het Financieele Dagblad onthult op woensdag 5 november [2003]op de voorpagina wat iedereen in de financiële wereld al vermoedt. Bij het beursgeknoei gaat het inderdaad om LegioLease, de 'winstverdriedubbelaar', tevens 'marktleider' van het omstreden 'leaseproduct'. De tienduizenden klanten van Legio Lease werden hogere bedragen in rekening gebracht dan erin werkelijkheid voor de aandelen door Legio Lease op de beurs was betaald. Bij verkoop kregen ze juist een lagere beurskoers uitbetaald. Zo creëerden de beurshandelaren van Legio Lease een 'eigen winstpotje', uiteraard op kosten van de beleggers, aldus het FD. (..)
(..)‘Dexia lijkt niet meer in te staan voor de integriteit van Legio-Lease/Bank Labouchere. Volgens Het Financieele Dagblad heeft de bank zelf het beursgeknoei bij de AFM opgebiecht.
Het past in de jongste strategie van Dexia de schuld van de LegioLease-ramp in de schoenen van verzekeringsmaatschappij Aegon te schuiven, van wie Dexia in '2000 de 'winstverdriedubbelaar' overnam.’(..)
- 'Legio Lease is bepaald geen jofele tent' - Vrij Nederland nummer 48, 29 november 2003.
http://www.platformaandelenlease.nl/Nieuws/29112003.htm
AFM Dossier aandelenlease
http://www.afm.nl/marktpartijen/default ... entId=3623
Rapport AFM over aandelenleaseproducten 24-10-2002
http://www.afm.nl/marktpartijen/default ... entid=2505
Met het rapport 'Aandelenlease: niet bij rendement alleen' wil de Autoriteit Financiële Markten (AFM) - als gedragstoezichthouder op de financiële markten - de consument informeren over de mogelijke gevolgen van het beleggen met geleend geld. In dit rapport analyseert de AFM een fictieve elementaire vorm van effectenlease, vergelijkbaar met de meest verkochte leasevorm in de periode 1989 - 2000. In het rapport wordt onderzocht welke kenmerken het product heeft en wat de beleggers ervan kunnen verwachten in termen van risico en rendement.
In het kort luiden de conclusies dat de kans op een restschuld het grootst is bij kortlopende contracten, dat het wegvallen van het fiscale voordeel deze kans heeft vergroot en dat de kans op een break-evenrendement voor de consument zeer nuttige informatie zou zijn bij de beslissing om een dergelijk product aan te schaffen.
De AFM benadrukt dat zij zich in dit rapport niet specifiek wil richten op één product of één aanbieder. De AFM kiest voor het in detail uitwerken van een voorbeeld om in algemene zin te illustreren wat de kenmerken en de te verwachten prestaties zijn van leaseproducten. De AFM heeft begin december 2001 publiekelijk gewaarschuwd voor de te verwachten prestaties van aandelenleaseplannen.
U kunt het rapport 'Aandelenlease: niet bij rendement alleen' hier in pdf-formaat downloaden. Het downloaden kan afhankelijk van uw internetverbinding enige tijd duren.
Bank Labouchere benadeelde klanten van dochter Legio
Het Financieele Dagblad 05-11-2003
http://www.platformaandelenlease.nl/Nie ... 2003FD.htm
“AMSTERDAM - Bank Labouchere heeft klanten van dochter Legio Lease jarenlang te veel in rekening gebracht bij het kopen van aandelen voor leasepakketten. Legio was hiervan niet op de hoogte. Labouchere-handelaren pompten hiermee de resultaten van hun afdeling op.(..)”
Amsterdam, 24 november 2004
Geachte heer
Zoals u in augustus 2004 in de media hebt kunnen vernemen is Dexia Bank Nederland gestopt met
haar commerciële activiteiten. Deze brief beschrijft de aanleiding en de gevolgen voor u en uw relaties.
Aanleiding stopzetten commerciële activiteiten
De niet aflatende negatieve beeldvorming omtrent Dexia Bank Nederland naar aanleiding van het effectenleasedossier noopt ons geen verdere commerciële retail-activiteiten te ontplooien. Onze goede producten en dienstverlening konden deze overweldigende tegenstroom helaas niet keren.
Gevolgen voor u als intermediair
Het stopzetten van onze commerciële activiteiten betekent dat het verkopen van onze producten aan nieuwe klanten niet meer mogelijk is. De Overeenkomst Cliëntenremisier wordt middels deze brief opgezegd. Het stopzetten van de verkoop betekent dat u hiervoor derhalve ook geen additionele inkomsten meer kunt genereren. Het spreekt voor zich dat wij dat voor u en voor ons zelf graag anders hadden gezien.
Gevolgen voor uw klanten
Reeds per 15 oktober 2004 zijn door Dexia Bank Nederland geen nieuwe klanten meer geaccepteerd. Bestaande klanten zullen vooralsnog geserviced worden overeenkomstig de van toepassing zijnde voorwaarden.
Tot Slot
Wij verzoeken u vriendelijk om al het Dexia-materiaal dat u nog in uw bezit heeft terug te sturen dan wel te vernietigen. Hierbij gaat het zowel om het commerciële promotiemateriaal als de inschrijvingsformulieren. Zodoende voorkomt u mogelijke misverstanden.
Zoals reeds eerder aangegeven: wij betreuren bovenstaande boodschap te moeten communiceren, maar zien geen andere mogelijkheid.
Wij vertrouwen erop dat u zich kunt vinden in de strekking van deze brief.
Met vriendelijke groet,
Dexia Bank Nederland
Raad van Bestuur Dexia Bank Nederland N.V.
[*]Wet op het consumentenkrediet (WCK)Voorts vroegen deze leden of terecht gesteld werd in meergenoemde brief dat artikel 46 [*] slechts ziet op gevallen waarin de krediettransactie buiten Nederland tot stand is gekomen[/b] In artikel 46 is bepaald dat de bepalingen van hoofdstuk IV omtrent nietigheid en vernietigbaarheid mede van toepassing zijn op overeenkomsten die buiten Nederland worden gesloten door een buiten Nederland gevestigde kredietgever of leverancier met een kredietnemer die zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft en die het krediet in Nederland heeft aangevraagd. Bij het opstellen van dit artikel is er van uitgegaan dat op overeenkomsten die in Nederland tot stand komen, de WCK in ieder geval van toepassing is (zie bladzijde 93 van de memorie van toelichting). Artikel 46 geeft dus, in het voetspoor van artikel 38 van de Wet op het Consumptief Geldkrediet (WCGK) (Stb. 1972, 399), een uitbreiding aan het bereik van de WCK, en niet een uitputtende regeling. Afgezien van artikel 46 leidt het dwingend karakter van hoofdstuk IV van de WCK, tot toepasselijkheid van artikel 7, tweede lid, EEV.
Eerste Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 19 785, nr. 45a [pagina] 5De vraag hierbij is in concreto in hoeverre partijen vrij zijn in het kiezen van het rechtsstelsel dat hun overeenkomst zal beheersen. In dit verband is vooral van belang het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst ((1980), PbEG L 266), verder aan te duiden als EEV. Hoewel Nederland het genoemde verdrag nog niet heeft geratificeerd, en het verdrag nog niet in werking is getreden, wordt in de Nederlandse rechtspraktijk al wel terdege acht geslagen op de inhoud ervan. Een wetsvoorstel houdende goedkeuring van het verdrag is op 13 maart 1989 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 1988/89, 21 059(R1365).
Artikel 7, tweede lid, EEV bepaalt dat het verdrag de toepassing onverlet laat van de bepalingen van het recht van het land van de rechter die ongeacht het op de overeenkomst toepasselijke recht, het geval dwingend beheersen. Het lijdt geen twijfel dat hoofdstuk IV van de WCK, met inbegrip van artikel 46, dergelijke bepalingen van dwingend recht inhoudt. In genoemd artikel is uitdrukkelijk een «scope rule» geformu– leerd, die prevaleert boven andersluidende contractuele bepalingen. Hieruit volgt, dat, zeker ingeval aan de in artikel 46 opgenomen voorwaarden is voldaan, de Nederlandse rechter de WCK van toepassing zal achten. Anders dan de specifieke consumentenbeschermende voorziening die artikel 5 van het EEV inhoudt, geldt artikel 7, tweede lid, EEV onafhankelijk van de vraag of er een verband bestaat tussen de lening en het aangeschafte goed.
Overigens merken wij reeds hier op dat het hanteren van rechtskeuze - alsook van jurisdictiekeuzeclausules in Nederland via de weg van het toezicht op de naleving van de WCK kan worden tegengegaan. Bij de beantwoording van nadere vragen van deze leden omtrent bedoelde clausules wordt op deze kwestie ingegaan.
Voorts vroegen deze leden of terecht gesteld werd in meergenoemde brief dat artikel 46 slechts ziet op gevallen waarin de krediettransactie buiten Nederland tot stand is gekomen In artikel 46 is bepaald dat de bepalingen van hoofdstuk IV omtrent nietigheid en vernietigbaarheid mede van toepassing zijn op overeenkomsten die buiten Nederland worden gesloten door een buiten Nederland gevestigde kredietgever of leverancier met een kredietnemer die zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft en die het krediet in Nederland heeft aangevraagd. Bij het opstellen van dit artikel is er van uitgegaan dat op overeenkomsten die in Nederland tot stand komen, de WCK in ieder geval van toepassing is (zie bladzijde 93 van de memorie van toelichting). Artikel 46 geeft dus, in het voetspoor van artikel 38 van de Wet op het Consumptief Geldkrediet (WCGK) (Stb. 1972, 399), een uitbreiding aan het bereik van de WCK, en niet een uitputtende regeling. Afgezien van artikel 46 leidt het dwingend karakter van hoofdstuk IV van de WCK, tot toepasselijkheid van artikel 7, tweede lid, EEV. ….
“ 2.4. … gezien de contractuele vorm waarin bepaalde soorten kredietovereenkomsten worden gegoten (m.n. leaseovereenkomsten), alsook gezien het feit dat deze nog steeds onder de richtlijn vallen, …”
In de eerste plaats wordt hiermee (2.4) bevestigd dat ondanks de contractuele vorm waarin de leaseovereenkomsten zijn gegoten deze als kredietovereenkomsten moeten worden beschouwd en ten tweede dat deze toentertijd al wel degelijk onder de Europese Richtlijn vielen.“Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 juli 2003 gehouden
401e zitting (vergadering van 17 juli) het volgende advies uitgebracht, dat met 91 stemmen vóór en
1 stem tegen, bij 1 onthouding, werd goedgekeurd.”
Het lijkt mij zinvol meer over deze kwestie te weten te komen door alle details te lezen.1.1.1. Er werd immers al lang, zowel door maatschappelijke organisaties als door de nationale overheden, en om diverse redenen, waarvan sommige in de toelichting bij het voorstel worden genoemd en andere in verschillende rapporten en adviezen van het ESC(1) uiteengezet zijn, aangedrongen op herziening van de genoemde richtlijn uit 1987(2).
1.1.2. De redenen die door de Commissie worden genoemd,
zijn m.n.:
a) nieuwe vormen van consumentenkrediet, die in 1987 nog niet gangbaar waren, moeten in de richtlijn worden opgenomen;
b) de rechten en plichten van zowel de consumenten als de kredietgevers moeten terug in evenwicht worden gebracht;
c) de toegang tot andere markten wordt door praktische problemen belemmerd.
1.1.3. Het Comité wijst, op zijn beurt, nog op het volgende:
a) het totale uitstaande bedrag aan consumentenkrediet is toegenomen;
b) er zijn problemen ontstaan als gevolg van een te grote schuldenlast;
c) er bestaan grote verschillen tussen de nationale regelingen en praktijken inzake de tenuitvoerlegging van de richtlijn uit 1987 en latere wijzigingen daarvan;
d) deze richtlijn biedt geen mogelijkheid om tot een duidelijke vergelijking van de werkelijke kosten van consumentenkrediet (jaarlijks kostenpercentage — JKP) te komen;
e) uniforme EU-criteria aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of er sprake is van woekerrente, alsook een procedure om dit verschijnsel eventueel te voorkomen en te bestrijden, ontbreken;
f) de regelgeving dient te worden aangepast aan de recent gepubliceerde richtlijnen over grensoverschrijdende betalingen (Richtlijn 97/5/EG van 27 januari 1997), elektronische handel (Richtlijn 2000/31/EG van 8 juni 2000) en de verkoop op afstand van financiële diensten (Richtlijn 2002/65/EG van 23 september 2002).
1.1.4. Deze tekortkomingen van de EU-regeling voor consumentenkrediet waren een bron van zorg voor de lidstaten en de maatschappelijke organisaties, omdat zij
a) aan de basis liggen van grote verschillen in consumentenbescherming en een laag consumentenvertrouwen in de internemarkt voor financiële dienstverlening;
b) tot oneerlijke concurrentie leiden en voor instabiliteit op de Europese kredietmarkt zorgen;
c) de goede werking van de interne markt voor financiële dienstverlening belemmeren.
1.2. Het Comité staat dan ook achter de hoofddoelstelling van het voorstel, nl. „een doorzichtigere, efficiëntere markt te creëren die de consument een zodanige bescherming biedt dat het vrije verkeer van het aanbod van krediet voor zowel kredietgever als kredietnemer zeer goed functioneert”…
Opvallend vind ik het punt van kritiek op de voorgestelde wijzigingen waarop het EESC niet zonder verdere aanpassing mee accoord ging:2.4. Het EESC is echter allerminst te spreken over de wijze waarop bepaalde oplossingen werden gevonden en bepaalde situaties werden opgelost, en die niet aan het beoogde doel beantwoordt.
Hierbij valt te denken aan: [lees 2.4.1 – 2.4.9]
Duidelijk is derhalve de verregaande mate van consumentenbescherming die ook in de nationale wetgeving moest worden doorgevoerd zoals in de Wck en nu de WFD. Met dien verstande dat voorlichting alleen onvoldoende is om dit te bewerkstelligen.2.4.3. Aan het voorstel ligt een algemene gedachte ten grondslag, nl. dat consumentenbescherming en consumentenvoorlichting hetzelfde zijn. Het Comité heeft er echter diverse malen op gewezen dat voorlichting weliswaar essentieel is maar moet worden aangevuld met actieve vormen van consumentenbescherming. Aangezien hiertoe geen aparte maatregelen worden getroffen, kan een goede bescherming van de consument slechts worden verwezenlijkt aan de hand van minimumclausules, eventueel in verband met bepaalde, nader aan te geven onderdelen van de richtlijn.