Belofte maakt schuld, dus...
Welke algemene voorwaarden hoorden bij die uitspraak in Den Bosch? Als hierin "vaste opslag" staat en niet "opslag" zoals bij mij, kan ik me voorstellen dat dit de reden kan zijn voor de negatieve uitspraak. Dat zou de positieve uitspraken flink versterken, wel ten nadele van iedereen met "vaste opslag".
Have fun, Johan
vonnis IN NAAM DER KONINGIN, RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 95403 / HA ZA 09-590
Vonnis van 21 juli 2010
in de zaak van
1. NAAM,
wonende te …,
eisers,
advocaat …,
tegen
de naamloze vennootschap
OBVION N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat …
Partijen zullen hierna ‘Naam’ en Obvion N.V. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van december 2009
- het proces-verbaal van comparitie van maart 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. ‘Naam’ heeft Obvion N.V. in 2006 een offerte gevraagd voor een
hypotheek groot EUR …,-. De daarop door Obvion N.V. uitgebrachte offerte van juni 2006 vermeldt met betrekking tot de rente:
"Het tarief wordt de le van iedere maand opnieuw vastgesteld op basis van de stand van de 1-maands EURIBOR rente per laatste werkdag van de vorige maand + een vaste opslag + eventuele opslag(en) voor niet gegarandeerde leningen. Dit tarief is de hele maand geldig. "
2.2. Artikel 21 van de hier toepasselijke door Obvion N.V. gehanteerde algemene
voorwaarden (hierna: de a.v.w.) luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
"Rentevasteperiode van een maand (variabele maandrente)
a. Geldgever stelt eenmaal per maand (laatste werkdag) het rentepercentage vast en
deelt dit aan u mee. Wijziging van het rentepercentage heeft gevolgen voor het
maandelijks verschuldigde bedrag.
b. Het rentepercentage wordt gebaseerd op de zogenaamde 'referentierente' (1-
maands Euribor) en kent een opslag die periodiek door geldgever wordt bepaald,
zie
http://www.obvion.nl.
c. (...)•
2.3. ‘Naam’ heeft de offerte aanvaard.
2.4. Ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst bedroeg de onder 2.1 genoemde vaste opslag 0,65%.
2.5. Obvion N.V. heeft ‘Naam’ een brief gestuurd gedateerd 3 november 2008. Het onderwerp van de brief is: "Obvion variabele rente". In de brief is onder meer vermeld: "In de afgelopen jaren bedroeg de opslag steeds 0,65%. Als gevolg van de sterk gewijzigde omstandigheden op de financiële markten zijn wij genoodzaakt deze opslag te verhogen. Per 1 november 2008 is de opslag vastgesteld op 1,35%."
2.6. Obvion N.V. heeft met ingang van 1 november 2008 rente van ‘Naam’ geïncasseerd op basis van het onder r.o. 2.5 genoemde, hogere percentage.
2.7. ‘Naam’ heeft Obvion N.V. bij brief van 21 november 2008 bericht dat volgens ‘Naam’ sprake is van een contractueel niet toelaatbare verhoging van het vaste rentepercentage.
3. Het geschil
3.1. ‘Naam’ vordert:
1. te verklaren voor recht dat de bewuste opslag "vast" is en dientengevolge niet eenzijdig door gedaagde mag worden verhoogd;
2. gedaagde met onmiddellijke ingang te verbieden om ten laste van eisers nog langer maandelijks het verschil in opslag, thans 0,70% (1,35% - 0,65%) hypotheekrente aan eisers in rekening te brengen en, al dan niet automatisch, van de bankrekening(en) van eisers af te schrijven, alsmede om, op dezelfde gronden, de als "vast" omschreven opslag met terugwerkende kracht wederom te (doen) stellen op 0,65% en deze opslag voor de rest van de looptijd van de hypotheek op dit percentage gehandhaafd te houden, althans, gelet op het geschil tussen partijen, gedaagde zodanig ge- en/of verbod op te leggen zoals de rechtbank in goede justitie mag vermenen te behoren, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR …,- per dag voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagde in gebreke blijft aan het ten deze te wijzen vonnis te voldoen;
3. gedaagde te veroordelen, althans deze te gelasten, om binnen 1 maand na het in deze zaak te wijzen vonnis over te gaan tot restitutie aan eisers van de sedert 1 november 2008 door gedaagde zonder rechtsgrond teveel geïncasseerde maandelijkse hypotheekrente, zulks ter grootte van 0,70% (zijnde het verschil in vaste opslag tussen 1,35% en 0,65%), welke bedragen te vermeerderen zijn met de wettelijke rente vanaf de dag der incasso, althans de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4. gedaagde te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot betaling van een bedrag van EUR …,- aan buitengerechtelijke kosten, althans een bedrag aan buitengerechtelijke kosten zoals de rechtbank in goede justitie mag vermenen te bepalen, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder nadrukkelijk begrepen de nakosten ad EUR …,- (in geval zonder betekening) c.q. EUR …,-(met betekening), alsmede met uitdrukkelijke bepaling dat gedaagde de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn als hij de proceskosten niet binnen 14 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis zal hebben betaald.
3.2. Obvion N.V. voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Partijen hebben een overeenkomst gesloten waarbij Obvion N.V. aan ‘Naam”. geld heeft geleend (hierna: de overeenkomst). De door ‘Naam’ verschuldigde
rente is variabel en bestaat uit de op een bepaald moment geldende euriborrente
vermeerderd met (een) opslag(en).
‘Naam’ vindt dat Obvion N.V. de opslag die voorheen 0,65% was niet mocht verhogen (naar 1,35%). Obvion N.V. vindt dat uit artikel 21 sub b a.v.w. volgt dat de omvang van de opslag periodiek kan worden bijgesteld.
4.2. In geschil is de uitleg van de overeenkomst. De rechtbank is van oordeel dat tussen partijen de door ‘Naam’ aangevoerde uitleg heeft te gelden. De rechtbank heeft daartoe als volgt overwogen.
4.3. Vaststaat dat de opslag die Obvion N.V. heeft willen wijzigen de opslag is die in de offerte is aangeduid als "vaste opslag". ‘Naam’ heeft gesteld dat "vaste" dient te worden begrepen als onveranderlijk en ook zo door ‘Naam’ begrepen is. Het variabele element van de rente is volgens ‘Naam’ de Euriborrente. Obvion N.V. heeft gesteld dat "vaste" tot uitdrukking brengt dat de (op enig moment geldende) opslag geldt voor alle hypotheekhouders met een vergelijkbare hypothecaire lening.
De rechtbank is van oordeel dat beide interpretaties in meer of mindere mate verdedigbaar zijn, maar dat de uitleg van ‘Naam’ om twee redenen meer voor de hand ligt. In de eerste plaats sluit deze uitleg beter aan bij het algemene dagelijkse spraakgebruik, waarmee de rechtbank bedoeld te zeggen dat mag worden aangenomen dat de gemiddelde consument bij lezing van de offerte zal denken dat met "vaste opslag" wordt bedoeld een opslag die 0,65% is en gedurende de looptijd 0,65% zal blijven. In de tweede plaats sluit deze uitleg beter aan bij de omstandigheid dat de tekst van een overeenkomst moet worden geduid in de verhouding tussen de contractspartijen. De lezing van ‘Naam’ ziet op die verhouding, want tussen ‘Naam’ en Obvion N.V. is daarin sprake van een onveranderlijke rentecomponent die bepaald wat de ene partij aan de andere in rekening mag brengen. De lezing van Obvion N.V. ziet niet op de verhouding tussen ‘Naam’ en Obvion N.V. want volgens Obvion N.V. ziet "vast" op het bereik van de opslag- namelijk: "vast" in de zin van geldend voor alle hypotheekhouders met een vergelijkbare hypothecaire lening - wat in wezen alleen Obvion N.V. aangaat aangezien ‘Naam’ niets van doen heeft met alle anderen die een hypotheek bij Obvion N.V. hebben. Dat betekent dat de uitleg van Obvion N.V. minder voor de hand ligt waar het gaat om de vaststelling van hetgeen deze partijen zijn overeengekomen.
4.4. Obvion N.V. heeft ter ondersteuning van haar interpretatie gewezen op artikel 21 sub b a.v.w. Die verwijzing kan haar niet baten, omdat de bewoordingen van dat artikel niet scherp zijn indien deze worden gelegd naast de bewoordingen van de offerte. In de a.v.w. wordt immers gesproken over "een opslag", terwijl uit de offerte blijkt - wat overigens ook vaststaat - dat sprake is van tenminste twee opslagen, namelijk de in geschil zijnde zogenaamde vaste opslag en de zogenaamde "eventuele opslag(en) voor niet gegarandeerde leningen". Of de in artikel 21 a.v.w. bedoelde opslag ziet op één of meer van de voorliggende opslagen is uit de bewoordingen van dat artikel niet op te maken. Dit laat ruimte voor de wijze waarop ‘Naam’ dit heeft gelezen namelijk dat het betrekking heeft op de derde component - de eventuele opslag(en) voor niet gegarandeerde leningen -maar niet op de tweede component die "vast" is genoemd.
4.5. Gelet op het vorenoverwogene moet worden vastgesteld dat de tekst van de offerte in verbinding met de tekst van de algemene voorwaarden ruimte laat voor zowel de interpretatie van ‘Naam’ als die van Obvion N.V. Bij de beantwoording van de vraag welke interpretatie dan tussen partijen heeft te gelden is van belang dat Obvion N.V. de partij is die de genoemde teksten heeft opgesteld en dat Obvion N.V. de professionele marktpartij is waar ‘Naam’ als consument heeft te gelden. Deze omstandigheden pleiten ervoor om de gebleken onduidelijkheden in de teksten voor rekening van Obvion N.V. te laten komen.
4.6. Een ander argument is het volgende. Gebleken is dat de interpretatie van ‘Naam’ niet een achteraf bedachte, louter theoretische aangelegenheid betreft, maar dat deze daadwerkelijk een rol heeft gespeeld bij het door ‘Naam’ aangaan van de overeenkomst. ‘Naam’ heeft namelijk onweersproken gesteld: dat hij de offerte en de a.v.w. heeft bestudeerd en dat hij deze heeft gelezen als zijnde met elkaar in overeenstemming, dat hij heeft vastgesteld dat de vaste opslag 0,65% was en dat hij heeft gedacht dat het risico van rentestijging te overzien zou zijn omdat naast de variabele Euribor rente een niet variabele component rente was opgenomen, namelijk die vaste opslag van 0,65. Die uitleg past naar het oordeel van de rechtbank dan nog steeds bij een rente die - in zijn geheel beschouwd - variabel is te noemen, omdat de daarvan onderdeel uitmakende Euribor rente in die uitleg voor de variabiliteit zal zorgen. De omstandigheid dat ‘Naam’ van die uitleg uitgaande de offerte heeft aanvaard, pleit er eveneens voor de door ‘Naam’ bepleite interpretatie te volgen.
4.7. Kortom: ‘Naam’ heeft de offerte en de a.v.w. anders gelezen dan Obvion N.V. ze kennelijk had bedoeld, maar heeft daaraan een alleszins verdedigbare en zelfs voor de hand liggende interpretatie gegeven. Op basis van die interpretatie heeft ‘Naam’ besloten de overeenkomst aan te gaan. Waar ‘Naam’ niet heeft gelezen wat Obvion N.V. heeft bedoeld, dient dat voor rekening en risico van Obvion N.V. te blijven nu Obvion N.V. de professionele marktpartij is en de teksten - die ruimte laten voor meer dan een uitleg - zelf heeft opgesteld.
4.8. De slotsom is dat de overeenkomst zo moet worden uitgelegd dat aan Obvion N.V. niet de bevoegdheid toekomt om de zogenaamde vaste opslag van 0,65% te wijzigen.
Daaruit volgt dat Obvion N.V. dat ten onrechte heeft gedaan en dat zij met ingang van 1 november 2008 teveel rente heeft geïncasseerd. De daarop betrekking hebbende vorderingen van ‘Naam’ liggen derhalve voor toewijzing gereed, zoals hierna te bepalen.
4.9. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd.
4.10. Obvion N.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ‘Naam’ worden begroot op:
- dagvaarding ...,-
- vast recht …,-
- salaris advocaat …,- (2,0 punten x tarief EUR …,)
Totaal …,-
4.11. ‘Naam’ heeft een veroordeling in de buitengerechtelijke kosten gevorderd. De rechtbank hanteert het uitgangspunt, dat verrichtingen voorafgaand aan het geding worden gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak en dat het bij afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende kosten moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De door eiser vermelde werkzaamheden zijn niet te beschouwen als zodanige verrichtingen dan wel zijn onvoldoende gespecificeerd, waardoor de rechtbank niet kan beoordelen of sprake is van voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komende kosten.
4.12. ‘Naam’ heeft een veroordeling in de nakosten gevorderd.
De vordering tot vergoeding van de zogenaamde nakosten zal worden afgewezen. Uit artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) volgt dat nakosten slechts kunnen worden toegewezen in een bevelschrift, afgegeven door de rechter die de proceskostenveroordeling heeft uitgesproken. Artikel 237 lid 4 Rv biedt geen toereikende grondslag voor het bij voorbaat toewijzen van kosten die eerst na de uitspraak (mogelijk) ontstaan. De bepaling heeft immers betrekking op "na de uitspraak ontstane kosten".
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat de in de overeenkomst bedoelde "vaste opslag" moet worden begrepen als onveranderlijk en niet eenzijdig door Obvion N.V. mag worden verhoogd;
5.2. verbiedt Obvion N.V. met onmiddellijke ingang om ten laste van ‘Naam’ nog langer maandelijks het verschil in opslag, thans 0,70% (1,35% - 0,65%) hypotheekrente in rekening te brengen en, al dan niet automatisch, van de bankrekening(en) van ‘Naam’ af te schrijven, alsmede om, op dezelfde gronden, de als "vast" omschreven opslag met terugwerkende kracht wederom te (doen) stellen op 0,65% en deze opslag voor de rest van de looptijd van de hypotheek op dit percentage gehandhaafd te houden;
5.3. veroordeelt Obvion N.V. om aan ‘Naam’ een dwangsom te betalen van EUR …,- voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van EUR …,- is bereikt;
5.4. veroordeelt Obvion N.V. in de proceskosten, aan de zijde van ‘Naam’ tot op heden begroot op EUR …, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. ... en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2010.