Uitleg 'Class Action'
Geplaatst: 12 nov 2003 10:21
Ahold zal het weten. In de Verenigde Staten kunnen beleggers veel makkelijker dan we in Nederland gewend zijn, hun schadeclaims aanhangig maken. Dit gebeurt als regel door middel van zogenaamde ‘class actions’: collectieve procedures die wezenlijk verschillen van Nederlandse groepsacties.
Binnen 24 uur na de bekendmaking op 24 februari van onregelmatigheden in de cijfers waren in de Verenigde Staten de eerste ‘class actions’ tegen Ahold aanhangig gemaakt. Dit gegeven alleen al typeert de omstandigheid dat een belegger in de Verenigde Staten beter dan in Nederland in staat wordt gesteld om zijn schade te verhalen op bedrijven die in de fout gaan.
Class action in het algemeen
Een class action is een juridisch groepsproces waarin de schadeclaims van (zeer) vele gedupeerden met gemeenschappelijke, maar niet identieke belangen door een voor de groep representatieve eiser gebundeld bij de rechtbank aanhangig worden gemaakt. Dergelijke groepsacties kennen wij ook in Nederland, denk bijvoorbeeld aan de WOL-actie van de VEB en actie van de Stichting Leaseverlies tegen Dexia. Een Amerikaanse class action en een Nederlands groepsactie verschillen echter op een aantal punten wezenlijk van elkaar. Het belangrijkste verschil is wel de honorering van de advocaten die namens de representatieve eiser optreden. In een class action opereren de advocaten op een ‘no cure, no pay’ basis: zij krijgen alleen betaald, als de schadeclaims worden toegekend. Aan de rechter wordt dan gevraagd een deel – vaak om en nabij de dertig procent – van de totale schadevergoeding te reserveren voor de advocaten. Worden de schadeclaims afgewezen, dan hebben de advocaten letterlijk voor niks gewerkt. Zodoende lopen zij een aanzienlijk risico dat bepalend zal zijn voor de vraag of zij al dan niet een class action op zich willen nemen.
Nederlandse advocaten mogen (nog) niet op een ‘no cure, no pay’ basis werken. Elk uur dat zij voor de zaak in touw zijn, wordt gedeclareerd en moet sowieso betaald worden, ongeacht de uitkomst van het proces. Dit heeft gevolgen voor de samenstelling van de actievoerende groep. Aan de actie kunnen alleen gedupeerden deelnemen, die zich daarvoor aanmelden en bereid zijn bij voorbaat een financiële bijdrage te leveren om de advocaten te betalen. In Nederland zijn het de gedupeerden die het financiële risico van een groepsactie lopen. In geval van een class action wordt de class gedefinieerd en maakt in principe iedereen die aan deze definitie voldoet, deel uit van de class. Wie aan de definitie voldoet en niet met de collectieve actie wil meedoen, maar bijvoorbeeld liever individueel een claim wil indienen, moet zich voor de class afmelden. De class heeft dus een generiek karakter, waarbij de totale schade wordt bepaald aan de hand van toetsbare gegevens, zoals het aantal verhandelde aandelen tijdens de ‘class period’, dat wil zeggen tijdens de periode waarop de schadeclaim betrekking heeft.
De Amerikaanse class action onderscheidt zich door het ‘discovery’-beginsel op nog een derde punt wezenlijk van de Nederlandse groepsactie. De class kan alle relevante informatie die zij voor de bewijsvoering nodig acht, opeisen bij de beklaagde partij en die is dan ook verplicht deze informatie – op relevantie getoetst door de rechter – inderdaad te leveren. Nederland kent geen discoverybeginsel en dat maakt het voor de actievoerende groep aanzienlijk lastiger om het eigen gelijk te bewijzen.
Interessant is tenslotte de rol die in de Verenigde Staten aan institutionele beleggers wordt toegedicht in een zaak als die betreffende Ahold. Institutionele beleggers beheren door derden aan hen toevertrouwde gelden en hebben daarom een zorgplicht jegens die derden. Zij moeten ervoor zorgen dat de toevertrouwde gelden optimaal renderen. Blijken zij nu op een aandelenpositie verlies te lijden wegens onregelmatigheden in de cijfers van het bedrijf in kwestie, dan vereist hun zorgplicht dat zij op z’n minst nagaan of zij stappen moeten ondernemen. Als het verlies substantieel en de kans de reëel dat met succes actie is te voeren, heeft een Amerikaanse institutionele belegger de zorgplicht om zich als representatieve, leidende eiser in een class action op te werpen omdat hij al gauw van alle gedupeerden de meeste aandelen zal hebben. In Nederland kunnen institutionele beleggers rustig langs de zijlijn blijven toekijken hoe anderen moeizaam de kastanjes uit het vuur proberen te halen. Bovendien heeft de representatieve, leidende eiser een zorgplicht jegens de overige gedupeerden die in de procedure schade vorderen. Dat brengt met zich mee, dat 'class'-genoten, of beleggers die tot een andere class horen maar toch dezelfde belangen hebben, de leidende eiser juridisch kunnen aanspreken, als deze de belangen van de hele groep niet goed behartigt. Het moge duidelijk zijn: een belegger in de Verenigde Staten wordt veel beter dan in Nederland in staat gesteld om zijn schade te verhalen op bedrijven die in de fout gaan. Als Nederlanders willen beleggen in Nederlandse bedrijven die ook in de Verenigde Staten genoteerd zijn, kunnen zij dan misschien ook maar beter kiezen voor de American Depositary Receipt’s (ADR’s) in plaats van de Nederlandse aandelen. In ieder geval is het nog maar afwachten of beleggers die via Euronext in Ahold zijn gestapt kunnen deelnemen aan een Amerikaanse class action.
Ahold in het bijzonder
Tegen Ahold zijn bij verschillende federale rechtbanken in verschillende staten class actions aangekaart wegens verstrekking van misleidende informatie. Uiteindelijk zullen deze waarschijnlijk onder de vlag van een representatieve eiser gebundeld worden in een class action die dan naar verwachting wordt voorgelegd aan rechter Wood van de federale rechtbank van het Southern District of New York. De class zal Wood verzoeken het proces te onderwerpen aan juryrechtspraak. Een heet hangijzer in deze zaak is de definitie van de class. Weliswaar heeft Ahold een Amerikaanse beursnotering, substantiële Amerikaanse vestigingen en betreffen de onregelmatigheden voor een belangrijk deel Amerikaanse vestigingen, maar het is een buitenlandse onderneming. Dat geeft complicaties in de sfeer van jurisdictie.
Het minst problematisch is een class van louter Amerikaanse aandeelhouders, dat wil zeggen ADRhouders. Verschillende gerechtshoven hebben namelijk de Amerikaanse jurisdictie over buitenlandse partijen bekrachtigd, als deze partijen verdacht worden van benadeling via een Amerikaanse beurs van Amerikaanse effectenbezitters.
In geval van een class van Amerikaanse en buitenlandse aandeelhouders samen liggen de kaarten moeilijker. De benadeling door misleidende informatie van iemand die via Euronext in Ahold is gestapt, heeft op zichzelf immers geen Amerikaanse dimensie. De enige mogelijkheid voor buitenlandse aandeelhouders om voor hun schadeclaims Amerikaanse jurisdictie erkend te krijgen is aan te tonen dat het leeuwendeel van de malversaties in de Verenigde Staten is begaan. Mocht gaandeweg blijken dat bij Ahold in ZuidAmerika en/of Europa minstens zo veel of meer nog is misgegaan, dan zal hun pleidooi redelijk kansloos zijn.
Voorlopig is in een zaak tegen Ahold goed aannemelijk te maken dat de bron van de misleidende informatie bij uitstek in de Verenigde Staten ligt. Beklaagden kunnen dan nog proberen onder Amerikaanse jurisdictie over claims van buitenlanders uit te komen door aan te voeren dat de informatie in kwestie van buitenlandse origine is, ondertekend in Zaandam en goedgekeurd door een Nederlandse accountant. Op weg naar een Amerikaanse rechtbank heeft een class met buitenlandse aandeelhouders dus nog wel enige lastige hobbels te nemen. En als dat gelukt is, zal het niet eenvoudig zijn de claim hard te maken. Behalve Ahold, worden in ieder geval ook de voormalige bestuurders Cees van de Hoeven en Michael Meurs aangeklaagd, als direct verantwoordelijken voor het verstrekken van de misleidende informatie. Het gaat er dan niet om te bewijzen dat beleggers hun beslissingen feitelijk gebaseerd hebben op die misleidende informatie. De class moet kwade opzet van de kant van de beklaagden aantonen. De opdracht is de jury ervan te overtuigen dat beklaagden opzettelijk of roekeloos de misleidende informatie hebben verspreid. Aangezien kwade opzet vaak moeilijk te bewijzen is, zullen beklaagden proberen hun zaak op dit punt geseponeerd te krijgen, dan wel een schikking te regelen die veel lager uitpakt dan wat de class geclaimd heeft. Dit soort zaken worden in de regel geschikt, al dan niet met de verzekering. De advocaten van eisers hebben daar belang bij, want zij kunnen hun geld toucheren en doorgaan met een volgende zaak. Maar ook de advocaten die optreden voor de bedrijven zelf, aangezien de gevolgen van het verliezen van de zaak dramatisch zijn. Dat zou persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders en faillissement kunnen betekenen.
Floris Hers
Effect jaargang 2003 nummer 09
Binnen 24 uur na de bekendmaking op 24 februari van onregelmatigheden in de cijfers waren in de Verenigde Staten de eerste ‘class actions’ tegen Ahold aanhangig gemaakt. Dit gegeven alleen al typeert de omstandigheid dat een belegger in de Verenigde Staten beter dan in Nederland in staat wordt gesteld om zijn schade te verhalen op bedrijven die in de fout gaan.
Class action in het algemeen
Een class action is een juridisch groepsproces waarin de schadeclaims van (zeer) vele gedupeerden met gemeenschappelijke, maar niet identieke belangen door een voor de groep representatieve eiser gebundeld bij de rechtbank aanhangig worden gemaakt. Dergelijke groepsacties kennen wij ook in Nederland, denk bijvoorbeeld aan de WOL-actie van de VEB en actie van de Stichting Leaseverlies tegen Dexia. Een Amerikaanse class action en een Nederlands groepsactie verschillen echter op een aantal punten wezenlijk van elkaar. Het belangrijkste verschil is wel de honorering van de advocaten die namens de representatieve eiser optreden. In een class action opereren de advocaten op een ‘no cure, no pay’ basis: zij krijgen alleen betaald, als de schadeclaims worden toegekend. Aan de rechter wordt dan gevraagd een deel – vaak om en nabij de dertig procent – van de totale schadevergoeding te reserveren voor de advocaten. Worden de schadeclaims afgewezen, dan hebben de advocaten letterlijk voor niks gewerkt. Zodoende lopen zij een aanzienlijk risico dat bepalend zal zijn voor de vraag of zij al dan niet een class action op zich willen nemen.
Nederlandse advocaten mogen (nog) niet op een ‘no cure, no pay’ basis werken. Elk uur dat zij voor de zaak in touw zijn, wordt gedeclareerd en moet sowieso betaald worden, ongeacht de uitkomst van het proces. Dit heeft gevolgen voor de samenstelling van de actievoerende groep. Aan de actie kunnen alleen gedupeerden deelnemen, die zich daarvoor aanmelden en bereid zijn bij voorbaat een financiële bijdrage te leveren om de advocaten te betalen. In Nederland zijn het de gedupeerden die het financiële risico van een groepsactie lopen. In geval van een class action wordt de class gedefinieerd en maakt in principe iedereen die aan deze definitie voldoet, deel uit van de class. Wie aan de definitie voldoet en niet met de collectieve actie wil meedoen, maar bijvoorbeeld liever individueel een claim wil indienen, moet zich voor de class afmelden. De class heeft dus een generiek karakter, waarbij de totale schade wordt bepaald aan de hand van toetsbare gegevens, zoals het aantal verhandelde aandelen tijdens de ‘class period’, dat wil zeggen tijdens de periode waarop de schadeclaim betrekking heeft.
De Amerikaanse class action onderscheidt zich door het ‘discovery’-beginsel op nog een derde punt wezenlijk van de Nederlandse groepsactie. De class kan alle relevante informatie die zij voor de bewijsvoering nodig acht, opeisen bij de beklaagde partij en die is dan ook verplicht deze informatie – op relevantie getoetst door de rechter – inderdaad te leveren. Nederland kent geen discoverybeginsel en dat maakt het voor de actievoerende groep aanzienlijk lastiger om het eigen gelijk te bewijzen.
Interessant is tenslotte de rol die in de Verenigde Staten aan institutionele beleggers wordt toegedicht in een zaak als die betreffende Ahold. Institutionele beleggers beheren door derden aan hen toevertrouwde gelden en hebben daarom een zorgplicht jegens die derden. Zij moeten ervoor zorgen dat de toevertrouwde gelden optimaal renderen. Blijken zij nu op een aandelenpositie verlies te lijden wegens onregelmatigheden in de cijfers van het bedrijf in kwestie, dan vereist hun zorgplicht dat zij op z’n minst nagaan of zij stappen moeten ondernemen. Als het verlies substantieel en de kans de reëel dat met succes actie is te voeren, heeft een Amerikaanse institutionele belegger de zorgplicht om zich als representatieve, leidende eiser in een class action op te werpen omdat hij al gauw van alle gedupeerden de meeste aandelen zal hebben. In Nederland kunnen institutionele beleggers rustig langs de zijlijn blijven toekijken hoe anderen moeizaam de kastanjes uit het vuur proberen te halen. Bovendien heeft de representatieve, leidende eiser een zorgplicht jegens de overige gedupeerden die in de procedure schade vorderen. Dat brengt met zich mee, dat 'class'-genoten, of beleggers die tot een andere class horen maar toch dezelfde belangen hebben, de leidende eiser juridisch kunnen aanspreken, als deze de belangen van de hele groep niet goed behartigt. Het moge duidelijk zijn: een belegger in de Verenigde Staten wordt veel beter dan in Nederland in staat gesteld om zijn schade te verhalen op bedrijven die in de fout gaan. Als Nederlanders willen beleggen in Nederlandse bedrijven die ook in de Verenigde Staten genoteerd zijn, kunnen zij dan misschien ook maar beter kiezen voor de American Depositary Receipt’s (ADR’s) in plaats van de Nederlandse aandelen. In ieder geval is het nog maar afwachten of beleggers die via Euronext in Ahold zijn gestapt kunnen deelnemen aan een Amerikaanse class action.
Ahold in het bijzonder
Tegen Ahold zijn bij verschillende federale rechtbanken in verschillende staten class actions aangekaart wegens verstrekking van misleidende informatie. Uiteindelijk zullen deze waarschijnlijk onder de vlag van een representatieve eiser gebundeld worden in een class action die dan naar verwachting wordt voorgelegd aan rechter Wood van de federale rechtbank van het Southern District of New York. De class zal Wood verzoeken het proces te onderwerpen aan juryrechtspraak. Een heet hangijzer in deze zaak is de definitie van de class. Weliswaar heeft Ahold een Amerikaanse beursnotering, substantiële Amerikaanse vestigingen en betreffen de onregelmatigheden voor een belangrijk deel Amerikaanse vestigingen, maar het is een buitenlandse onderneming. Dat geeft complicaties in de sfeer van jurisdictie.
Het minst problematisch is een class van louter Amerikaanse aandeelhouders, dat wil zeggen ADRhouders. Verschillende gerechtshoven hebben namelijk de Amerikaanse jurisdictie over buitenlandse partijen bekrachtigd, als deze partijen verdacht worden van benadeling via een Amerikaanse beurs van Amerikaanse effectenbezitters.
In geval van een class van Amerikaanse en buitenlandse aandeelhouders samen liggen de kaarten moeilijker. De benadeling door misleidende informatie van iemand die via Euronext in Ahold is gestapt, heeft op zichzelf immers geen Amerikaanse dimensie. De enige mogelijkheid voor buitenlandse aandeelhouders om voor hun schadeclaims Amerikaanse jurisdictie erkend te krijgen is aan te tonen dat het leeuwendeel van de malversaties in de Verenigde Staten is begaan. Mocht gaandeweg blijken dat bij Ahold in ZuidAmerika en/of Europa minstens zo veel of meer nog is misgegaan, dan zal hun pleidooi redelijk kansloos zijn.
Voorlopig is in een zaak tegen Ahold goed aannemelijk te maken dat de bron van de misleidende informatie bij uitstek in de Verenigde Staten ligt. Beklaagden kunnen dan nog proberen onder Amerikaanse jurisdictie over claims van buitenlanders uit te komen door aan te voeren dat de informatie in kwestie van buitenlandse origine is, ondertekend in Zaandam en goedgekeurd door een Nederlandse accountant. Op weg naar een Amerikaanse rechtbank heeft een class met buitenlandse aandeelhouders dus nog wel enige lastige hobbels te nemen. En als dat gelukt is, zal het niet eenvoudig zijn de claim hard te maken. Behalve Ahold, worden in ieder geval ook de voormalige bestuurders Cees van de Hoeven en Michael Meurs aangeklaagd, als direct verantwoordelijken voor het verstrekken van de misleidende informatie. Het gaat er dan niet om te bewijzen dat beleggers hun beslissingen feitelijk gebaseerd hebben op die misleidende informatie. De class moet kwade opzet van de kant van de beklaagden aantonen. De opdracht is de jury ervan te overtuigen dat beklaagden opzettelijk of roekeloos de misleidende informatie hebben verspreid. Aangezien kwade opzet vaak moeilijk te bewijzen is, zullen beklaagden proberen hun zaak op dit punt geseponeerd te krijgen, dan wel een schikking te regelen die veel lager uitpakt dan wat de class geclaimd heeft. Dit soort zaken worden in de regel geschikt, al dan niet met de verzekering. De advocaten van eisers hebben daar belang bij, want zij kunnen hun geld toucheren en doorgaan met een volgende zaak. Maar ook de advocaten die optreden voor de bedrijven zelf, aangezien de gevolgen van het verliezen van de zaak dramatisch zijn. Dat zou persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders en faillissement kunnen betekenen.
Floris Hers
Effect jaargang 2003 nummer 09