A-lease = HUURKOOP! Wederom een uitspraak van Rechtbank
Geplaatst: 13 feb 2004 12:20
LJN-nummer: AO3255 Zaaknr: 153385/HAZA 02-2107
Bron: Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak: 4-02-2004
Datum publicatie: 13-02-2004
Soort zaak: civiel - handelszaak
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
VONNIS
van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer
voor de behandeling van burgerlijke zaken, in
de zaak van:
de naamloze vennootschap
Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s in conventie,
g e d a a g d e in reconventie,
hierna te noemen: Dexia,
procureur: mr. B.F. Keulen,
- t e g e n -
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
g e d a a g d e in conventie,
e i s e r e s in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde],
procureur: mr. R. Zilver.
1.
Het verloop van de procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- dagvaarding d.d. 28 oktober 2002, met producties;
- akte aan de zijde van Dexia;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie;
- ambtshalve gewezen, op 5 maart 2003 uitgesproken, tussenvonnis waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- brief met producties aan de zijde van [gedaagde] ter voorbereiding op de comparitie van partijen;
- conclusie van antwoord in reconventie;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 16 juni 2003;
- conclusie na enquete aan de zijde van [gedaagde], met producties (bedoeld is: conclusie na comparitie);
- conclusie van antwoord na enquete aan de zijde van Dexia (bedoeld is: conclusie van antwoord na comparitie);
- brief met producties aan de zijde van [gedaagde] ter voorbereiding op de pleidooizitting;
- proces-verbaal van de pleidooizitting, gehouden op 2 december 2003, met daaraan gehecht de "pleitnota" van de procureur van [gedaagde] voornoemd en de "pleitaantekeningen" van mr. F.R.H. van de Leeuw, advocaat van Dexia.
1.2.
Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.
2.
De feiten
In conventie en in reconventie
2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere), welke bank op haar beurt de rechtsopvolgster onder algemene titel is van
Legio-Lease B.V. (hierna: Legio-Lease).
2.2.
In 1998 heeft [gedaagde] met Legio-Lease vier lease-overeenkomsten gesloten, telkens onder de naam "Feestplan II" (hierna: de overeenkomsten). Voor elk van de overeenkomsten geldt dat die een looptijd heeft van 120 maanden waarbij [gedaagde] van Legio-Lease een door haar aangekocht pakket aandelen/effecten (hierna: de effecten) least voor een aan Legio-Lease te betalen leasesom. Deze leasesom bestaat uit het bedrag waarvoor Legio-Lease de effecten heeft aangekocht en een bedrag aan rente.
2.3.
Bij elk van de overeenkomsten is de genoemde leasesom opgebouwd, en dient [gedaagde] de leasesom te voldoen als volgt:
a. 36 gelijke opeenvolgende maandtermijnen waarvan de eerste termijn vervalt op of omstreeks de 1e van de maand volgend op de aankoopdatum van de effecten door Legio-Lease en waarvan het bedrag bij het sluiten van de overeenkomst is bepaald;
b. 84 opeenvolgende maandtermijnen waarvan de eerste termijn vervalt één maand na afloop van de eerste 36 maanden als genoemd onder a. en waarvan het bedrag wordt bepaald aan de hand van een percentage van 14,8% per jaar (effectief 15,8%) over het aankoopbedrag van de effecten; op het percentage van 14,8% wordt volgens een in de overeenkomst opgenomen tabel korting verleend indien er sprake is van een gemiddelde procentuele stijging van het aandelenpakket over de eerste drie jaar na de aankoopdatum van 1% of meer;
c. een termijn van ƒ100,-- te betalen op of omstreeks de dag vallend 119 maanden na de aankoopdatum van de effecten door Legio-Lease;
d. een restanttermijn waarvan het bedrag bij het sluiten van de overeenkomst is bepaald, te betalen aan het einde van de overeenkomst; volgens de overeenkomst kan deze termijn eventueel verrekend worden met de verkoopopbrengst van de effecten.
2.4.
In de overeenkomsten worden de geleaste effecten ook "waarden" genoemd.
2.5.
Artikel 5 van elk van de overeenkomsten houdt in:
"Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden".
2.6.
De op de overeenkomsten toepasselijke "Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease" (hierna: de bijzondere voorwaarden) houden onder meer in:
"(…)
2. Legio-Lease en lessee komen overeen dat de eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar van de waarden wordt, worden de met de in de overeenkomst genoemde waarden corresponderende pro rata aandelen van Legio-Lease in de door Bank Labouchere N.V. (de Bank) geadministeerde verzameldepots als bedoeld in de Wet giraal effectenverkeer (Wge) voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde pro rata aandelen onverwijld na de verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden bijgeschreven in de administratie van de Bank, overeenkomstig artikel 17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht. (…) Legio-Lease behoudt de eigendom van de waarden totdat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan (…). Lessee kan niet over de waarden of daarmee corresponderende rechten beschikken, behoudens met voorafgaande schriftelijke toestemming van Legio-Lease. Legio-Lease draagt het risico van het verloren gaan van de waarden tot deze eigendom van lessee zijn geworden.
3. Alle baten en waardeveranderingen van de waarden komen lessee toe. Legio-Lease zal (…) de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling daarvan aan lessee doen toekomen (…). Ingeval van keuzedividend zal de keuze van Legio-Lease worden bepaald door lessee (…). Indien met betrekking tot de waarden andere rechten kunnen worden uitgeoefend zullen deze rechten ter keuze van de Bank worden uitgeoefend.
(…)"
2.7.
Op 10 januari 2001 heeft Legio-Lease op grond van achterstallige betalingen de overeenkomst tussentijds beëindigd. In verband hiermee heeft Dexia [gedaagde] eindafrekeningen gestuurd ingevolge welke [gedaagde] in het totaal een bedrag van € 58.946,14 aan haar dient te voldoen.
3.
De vorderingen en het verweer
In conventie
3.1.
Dexia vordert, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te voldoen een bedrag van € 60.488,14, vermeerderd met de wettelijke rente over € 58.946,14 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
[Gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd Dexia in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren dan wel haar deze te ontzeggen, met veroordeling van Dexia in de kosten de procedure.
In reconventie
3.3.
[Gedaagde] vordert, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis,
primair: de tussen partijen gesloten leasecontracten te vernietigen met bepaling dat de door [gedaagde] in het verleden betaalde leasesommen dienen te worden terugbetaald;
subsidiair: te verklaren voor recht dat Dexia toerekenbaar tekort is gekomen in diens verbintenissen jegens [gedaagde] en dientengevolge verplicht is de door [gedaagde] als gevolg daarvan geleden schade, nader op te maken bij staat, te vergoeden;
meer subsidiair: te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld en dientengevolge verplicht is de door [gedaagde] als gevolg daarvan geleden schade, nader op te maken bij staat, te vergoeden,
zowel primair, subsidiair, als meer subsidiair met veroordeling van Dexia in de kosten van de procedure.
3.4.
Dexia heeft verweer gevoerd en geconcludeerd de vordering van [gedaagde] af te wijzen, hetzij door haar daarin niet-ontvankelijk te verklaren, hetzij door haar die te ontzeggen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
In conventie en in reconventie
3.5.
De rechtbank zal bij de beoordeling - voor zover nodig - ingaan op grondslag van de vorderingen, het daartegen aangevoerde verweer en de overige stellingen van partijen.
4.
De beoordeling
In conventie en in reconventie
4.1.
Dexia legt aan haar vordering in conventie ten grondslag dat [gedaagde] tekort schiet in haar verplichtingen uit de overeenkomsten door niet tot betaling van de eindafrekeningen (zie 2.7.) over te gaan. [gedaagde] voert op verschillende gronden verweer en baseert daarop haar primaire, subsidiaire en meer subsidiaire vordering in reconventie. De rechtbank is van oordeel dat de overeenkomsten die onderwerp van geschil zijn als huurkoopovereenkomsten in de zin van artikel 7a:1576h BW zijn aan te merken, zodat de zaak op grond van artikel 93 onder c. Rv door de kantonrechter dient te worden behandeld en beslist. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.2.
Uit artikel 7a:1576 lid 5 BW volgt dat titel 5a van boek 7a BW, welke titel primair handelt over koop op afbetaling en huurkoop van zaken, van overeenkomstige toepassing is op vermogensrechten. Dit brengt mee dat effecten, die als vermogensrechten zijn aan te merken, onderwerp kunnen zijn van koop op afbetaling en huurkoop in de zin van die titel. De overeenkomsten voldoen naar het oordeel van de rechtbank op grond van het hierna volgende voorts aan alle vereisten voor een huurkoopovereenkomst zoals die volgen uit de artikelen 7a:1576h lid 1 BW jo 7a:1576 lid 1 BW.
4.3.
In de eerste plaats voorzien de overeenkomsten in de verkrijging van de eigendom van de effecten door [gedaagde] door vervulling van de opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat [gedaagde] uit hoofde van de overeenkomst verschuldigd is. Uit artikel 5 van elk van de overeenkomsten en artikel 2 van de bijzondere voorwaarden (zie 2.5. en 2.6.) volgt immers uitdrukkelijk dat de eigendom van de effecten automatisch en van rechtswege overgaat op het moment dat aan al de verplichtingen uit de overeenkomst is voldaan.
4.4.
In de tweede plaats kunnen de effecten reeds voorafgaand aan deze mogelijke eigendomsoverdracht als afgeleverd in de zin van artikel 7a:1576 lid 1 BW worden aangemerkt. Hierbij is van belang dat levering van effecten niet in stoffelijke vorm plaatsvindt, maar ingevolge artikel 17 Wet giraal effectenverkeer (hierna: Wge) door middel van bijschrijving op naam van de verkrijger in de administratie van de betrokken instelling. Uit artikel 3 van de bijzondere voorwaarden (zie 2.6.) volgt dat een dergelijke bijschrijving onverwijld na aanschaf van de effecten door Legio-Lease geschiedt.
4.5.
In de derde plaats heeft [gedaagde] vanaf het sluiten van de overeenkomst het voor huurkoop kenmerkende gebruiksrecht van het huurkoopobject verkregen. Uit artikel 3 van de bijzondere voorwaarden volgt in dit verband dat [gedaagde] het economisch risico met betrekking tot de koersverschillen van de effecten draagt, haar het dividend en de andere baten van de effecten toekomen en zij degene is die in het geval van een keuzedividend de keuze bepaalt.
4.6.
In de vierde en laatste plaats voorziet de overeenkomst in het betalen van de koopprijs in termijnen, hetgeen volgt uit het betalingsschema van de overeenkomst (zie 2.3.).
Hierbij is de totale leasesom als koopprijs in de zin van artikel 7a:1576 lid 1 BW aan te merken, waarbij niet van belang is dat genoemde som is opgebouwd uit een bedrag waarvoor Dexia de effecten heeft aangekocht en een bedrag aan te betalen rente. Het is immers de totale leasesom die moet worden voldaan ter verkrijging van de effecten.
4.7.
Nu de rechtbank op grond van het vorenstaande van oordeel is dat de zaak door de kantonrechter dient te worden behandeld en beslist, is zij voornemens de zaak op de voet van artikel 71 lid 2 Rv ter verdere behandeling en beslissing ambtshalve naar de sector kanton te verwijzen. De rechtbank merkt hierbij op dat beide partijen de rechtbank ter gelegenheid van de pleidooizitting hebben verzocht in het geval de rechtbank tot het oordeel zou komen dat er in casu sprake is van huurkoopovereenkomsten, niet tot een verwijzing van de zaak over te gaan, maar in plaats daarvan deze zelf te blijven behandelen en af te doen. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat een verwijzing enigszins vertragend werkt, is de rechtbank niet in staat aan dit verzoek van partijen tegemoet te komen. Artikel 71 Rv houdt geen discretionaire bevoegdheid in, maar schrijft dwingend voor dat wordt verwezen indien de zaak moet worden behandeld en beslist door de kantonrechter. Een dergelijke dwingende verwijzing dient het belang van een eenduidige rechtstoepassing en draagt bij aan een uniforme rechtsvorming. Dit belang is in deze zaak bovendien zwaarwegend nu de rechtbank meerdere zaken beoordeeld heeft of te beoordelen heeft waarbij Dexia partij is. Daar partijen zich ech-ter nog niet inhoudelijk hebben uitgelaten over de vraag of de zaak bij de juiste sector in behandeling is, zal de rechtbank partijen eerst in de gelegenheid stellen zich bij akte, Dexia als eerste, uit te laten over het oordeel van de rechtbank dat de zaak ambtshalve moet worden verwezen.
4.8.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
5.
De beslissing
In conventie en in reconventie
De rechtbank:
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 3 maart 2004 voor het nemen van een akte door Dexia over hetgeen onder 4.7. is vermeld;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op woensdag 4 februari 2004.
w.g. griffier w.g. rechter
http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/fra ... i_id=56934
Bron: Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak: 4-02-2004
Datum publicatie: 13-02-2004
Soort zaak: civiel - handelszaak
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
VONNIS
van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer
voor de behandeling van burgerlijke zaken, in
de zaak van:
de naamloze vennootschap
Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s in conventie,
g e d a a g d e in reconventie,
hierna te noemen: Dexia,
procureur: mr. B.F. Keulen,
- t e g e n -
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
g e d a a g d e in conventie,
e i s e r e s in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde],
procureur: mr. R. Zilver.
1.
Het verloop van de procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- dagvaarding d.d. 28 oktober 2002, met producties;
- akte aan de zijde van Dexia;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie;
- ambtshalve gewezen, op 5 maart 2003 uitgesproken, tussenvonnis waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- brief met producties aan de zijde van [gedaagde] ter voorbereiding op de comparitie van partijen;
- conclusie van antwoord in reconventie;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 16 juni 2003;
- conclusie na enquete aan de zijde van [gedaagde], met producties (bedoeld is: conclusie na comparitie);
- conclusie van antwoord na enquete aan de zijde van Dexia (bedoeld is: conclusie van antwoord na comparitie);
- brief met producties aan de zijde van [gedaagde] ter voorbereiding op de pleidooizitting;
- proces-verbaal van de pleidooizitting, gehouden op 2 december 2003, met daaraan gehecht de "pleitnota" van de procureur van [gedaagde] voornoemd en de "pleitaantekeningen" van mr. F.R.H. van de Leeuw, advocaat van Dexia.
1.2.
Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.
2.
De feiten
In conventie en in reconventie
2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere), welke bank op haar beurt de rechtsopvolgster onder algemene titel is van
Legio-Lease B.V. (hierna: Legio-Lease).
2.2.
In 1998 heeft [gedaagde] met Legio-Lease vier lease-overeenkomsten gesloten, telkens onder de naam "Feestplan II" (hierna: de overeenkomsten). Voor elk van de overeenkomsten geldt dat die een looptijd heeft van 120 maanden waarbij [gedaagde] van Legio-Lease een door haar aangekocht pakket aandelen/effecten (hierna: de effecten) least voor een aan Legio-Lease te betalen leasesom. Deze leasesom bestaat uit het bedrag waarvoor Legio-Lease de effecten heeft aangekocht en een bedrag aan rente.
2.3.
Bij elk van de overeenkomsten is de genoemde leasesom opgebouwd, en dient [gedaagde] de leasesom te voldoen als volgt:
a. 36 gelijke opeenvolgende maandtermijnen waarvan de eerste termijn vervalt op of omstreeks de 1e van de maand volgend op de aankoopdatum van de effecten door Legio-Lease en waarvan het bedrag bij het sluiten van de overeenkomst is bepaald;
b. 84 opeenvolgende maandtermijnen waarvan de eerste termijn vervalt één maand na afloop van de eerste 36 maanden als genoemd onder a. en waarvan het bedrag wordt bepaald aan de hand van een percentage van 14,8% per jaar (effectief 15,8%) over het aankoopbedrag van de effecten; op het percentage van 14,8% wordt volgens een in de overeenkomst opgenomen tabel korting verleend indien er sprake is van een gemiddelde procentuele stijging van het aandelenpakket over de eerste drie jaar na de aankoopdatum van 1% of meer;
c. een termijn van ƒ100,-- te betalen op of omstreeks de dag vallend 119 maanden na de aankoopdatum van de effecten door Legio-Lease;
d. een restanttermijn waarvan het bedrag bij het sluiten van de overeenkomst is bepaald, te betalen aan het einde van de overeenkomst; volgens de overeenkomst kan deze termijn eventueel verrekend worden met de verkoopopbrengst van de effecten.
2.4.
In de overeenkomsten worden de geleaste effecten ook "waarden" genoemd.
2.5.
Artikel 5 van elk van de overeenkomsten houdt in:
"Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden".
2.6.
De op de overeenkomsten toepasselijke "Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease" (hierna: de bijzondere voorwaarden) houden onder meer in:
"(…)
2. Legio-Lease en lessee komen overeen dat de eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar van de waarden wordt, worden de met de in de overeenkomst genoemde waarden corresponderende pro rata aandelen van Legio-Lease in de door Bank Labouchere N.V. (de Bank) geadministeerde verzameldepots als bedoeld in de Wet giraal effectenverkeer (Wge) voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde pro rata aandelen onverwijld na de verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden bijgeschreven in de administratie van de Bank, overeenkomstig artikel 17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht. (…) Legio-Lease behoudt de eigendom van de waarden totdat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan (…). Lessee kan niet over de waarden of daarmee corresponderende rechten beschikken, behoudens met voorafgaande schriftelijke toestemming van Legio-Lease. Legio-Lease draagt het risico van het verloren gaan van de waarden tot deze eigendom van lessee zijn geworden.
3. Alle baten en waardeveranderingen van de waarden komen lessee toe. Legio-Lease zal (…) de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling daarvan aan lessee doen toekomen (…). Ingeval van keuzedividend zal de keuze van Legio-Lease worden bepaald door lessee (…). Indien met betrekking tot de waarden andere rechten kunnen worden uitgeoefend zullen deze rechten ter keuze van de Bank worden uitgeoefend.
(…)"
2.7.
Op 10 januari 2001 heeft Legio-Lease op grond van achterstallige betalingen de overeenkomst tussentijds beëindigd. In verband hiermee heeft Dexia [gedaagde] eindafrekeningen gestuurd ingevolge welke [gedaagde] in het totaal een bedrag van € 58.946,14 aan haar dient te voldoen.
3.
De vorderingen en het verweer
In conventie
3.1.
Dexia vordert, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te voldoen een bedrag van € 60.488,14, vermeerderd met de wettelijke rente over € 58.946,14 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
[Gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd Dexia in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren dan wel haar deze te ontzeggen, met veroordeling van Dexia in de kosten de procedure.
In reconventie
3.3.
[Gedaagde] vordert, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis,
primair: de tussen partijen gesloten leasecontracten te vernietigen met bepaling dat de door [gedaagde] in het verleden betaalde leasesommen dienen te worden terugbetaald;
subsidiair: te verklaren voor recht dat Dexia toerekenbaar tekort is gekomen in diens verbintenissen jegens [gedaagde] en dientengevolge verplicht is de door [gedaagde] als gevolg daarvan geleden schade, nader op te maken bij staat, te vergoeden;
meer subsidiair: te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld en dientengevolge verplicht is de door [gedaagde] als gevolg daarvan geleden schade, nader op te maken bij staat, te vergoeden,
zowel primair, subsidiair, als meer subsidiair met veroordeling van Dexia in de kosten van de procedure.
3.4.
Dexia heeft verweer gevoerd en geconcludeerd de vordering van [gedaagde] af te wijzen, hetzij door haar daarin niet-ontvankelijk te verklaren, hetzij door haar die te ontzeggen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
In conventie en in reconventie
3.5.
De rechtbank zal bij de beoordeling - voor zover nodig - ingaan op grondslag van de vorderingen, het daartegen aangevoerde verweer en de overige stellingen van partijen.
4.
De beoordeling
In conventie en in reconventie
4.1.
Dexia legt aan haar vordering in conventie ten grondslag dat [gedaagde] tekort schiet in haar verplichtingen uit de overeenkomsten door niet tot betaling van de eindafrekeningen (zie 2.7.) over te gaan. [gedaagde] voert op verschillende gronden verweer en baseert daarop haar primaire, subsidiaire en meer subsidiaire vordering in reconventie. De rechtbank is van oordeel dat de overeenkomsten die onderwerp van geschil zijn als huurkoopovereenkomsten in de zin van artikel 7a:1576h BW zijn aan te merken, zodat de zaak op grond van artikel 93 onder c. Rv door de kantonrechter dient te worden behandeld en beslist. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.2.
Uit artikel 7a:1576 lid 5 BW volgt dat titel 5a van boek 7a BW, welke titel primair handelt over koop op afbetaling en huurkoop van zaken, van overeenkomstige toepassing is op vermogensrechten. Dit brengt mee dat effecten, die als vermogensrechten zijn aan te merken, onderwerp kunnen zijn van koop op afbetaling en huurkoop in de zin van die titel. De overeenkomsten voldoen naar het oordeel van de rechtbank op grond van het hierna volgende voorts aan alle vereisten voor een huurkoopovereenkomst zoals die volgen uit de artikelen 7a:1576h lid 1 BW jo 7a:1576 lid 1 BW.
4.3.
In de eerste plaats voorzien de overeenkomsten in de verkrijging van de eigendom van de effecten door [gedaagde] door vervulling van de opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat [gedaagde] uit hoofde van de overeenkomst verschuldigd is. Uit artikel 5 van elk van de overeenkomsten en artikel 2 van de bijzondere voorwaarden (zie 2.5. en 2.6.) volgt immers uitdrukkelijk dat de eigendom van de effecten automatisch en van rechtswege overgaat op het moment dat aan al de verplichtingen uit de overeenkomst is voldaan.
4.4.
In de tweede plaats kunnen de effecten reeds voorafgaand aan deze mogelijke eigendomsoverdracht als afgeleverd in de zin van artikel 7a:1576 lid 1 BW worden aangemerkt. Hierbij is van belang dat levering van effecten niet in stoffelijke vorm plaatsvindt, maar ingevolge artikel 17 Wet giraal effectenverkeer (hierna: Wge) door middel van bijschrijving op naam van de verkrijger in de administratie van de betrokken instelling. Uit artikel 3 van de bijzondere voorwaarden (zie 2.6.) volgt dat een dergelijke bijschrijving onverwijld na aanschaf van de effecten door Legio-Lease geschiedt.
4.5.
In de derde plaats heeft [gedaagde] vanaf het sluiten van de overeenkomst het voor huurkoop kenmerkende gebruiksrecht van het huurkoopobject verkregen. Uit artikel 3 van de bijzondere voorwaarden volgt in dit verband dat [gedaagde] het economisch risico met betrekking tot de koersverschillen van de effecten draagt, haar het dividend en de andere baten van de effecten toekomen en zij degene is die in het geval van een keuzedividend de keuze bepaalt.
4.6.
In de vierde en laatste plaats voorziet de overeenkomst in het betalen van de koopprijs in termijnen, hetgeen volgt uit het betalingsschema van de overeenkomst (zie 2.3.).
Hierbij is de totale leasesom als koopprijs in de zin van artikel 7a:1576 lid 1 BW aan te merken, waarbij niet van belang is dat genoemde som is opgebouwd uit een bedrag waarvoor Dexia de effecten heeft aangekocht en een bedrag aan te betalen rente. Het is immers de totale leasesom die moet worden voldaan ter verkrijging van de effecten.
4.7.
Nu de rechtbank op grond van het vorenstaande van oordeel is dat de zaak door de kantonrechter dient te worden behandeld en beslist, is zij voornemens de zaak op de voet van artikel 71 lid 2 Rv ter verdere behandeling en beslissing ambtshalve naar de sector kanton te verwijzen. De rechtbank merkt hierbij op dat beide partijen de rechtbank ter gelegenheid van de pleidooizitting hebben verzocht in het geval de rechtbank tot het oordeel zou komen dat er in casu sprake is van huurkoopovereenkomsten, niet tot een verwijzing van de zaak over te gaan, maar in plaats daarvan deze zelf te blijven behandelen en af te doen. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat een verwijzing enigszins vertragend werkt, is de rechtbank niet in staat aan dit verzoek van partijen tegemoet te komen. Artikel 71 Rv houdt geen discretionaire bevoegdheid in, maar schrijft dwingend voor dat wordt verwezen indien de zaak moet worden behandeld en beslist door de kantonrechter. Een dergelijke dwingende verwijzing dient het belang van een eenduidige rechtstoepassing en draagt bij aan een uniforme rechtsvorming. Dit belang is in deze zaak bovendien zwaarwegend nu de rechtbank meerdere zaken beoordeeld heeft of te beoordelen heeft waarbij Dexia partij is. Daar partijen zich ech-ter nog niet inhoudelijk hebben uitgelaten over de vraag of de zaak bij de juiste sector in behandeling is, zal de rechtbank partijen eerst in de gelegenheid stellen zich bij akte, Dexia als eerste, uit te laten over het oordeel van de rechtbank dat de zaak ambtshalve moet worden verwezen.
4.8.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
5.
De beslissing
In conventie en in reconventie
De rechtbank:
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 3 maart 2004 voor het nemen van een akte door Dexia over hetgeen onder 4.7. is vermeld;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op woensdag 4 februari 2004.
w.g. griffier w.g. rechter
http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/fra ... i_id=56934