Hoi Raaymakers,
Hieronder het door een "collega" bewerkte PDF over de kamervragen.
Even een item over "whiplash" eruit gelicht, de rest staat onderaan.
groet,
Hans Bregonje.
"Om de afhandeling van letselschadezaken te versoepelen heeft het Verbond van Verzekeraars een aantal acties ondernomen. Bij de beantwoording van de kamervragen van 28 september 2001 werden reeds genoemd de door het Verbond in 2000 uitgegeven brochure «Schade regelt u zo» en de oprichting van de Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV) die dient als onderzoeks-, ontwikkelings-, opleidings-en kenniscentrum voor verzekeraars. Doelstelling van het PIV is met name de verhoging van de kwaliteit en inzichtelijkheid van de schadebehandeling aan de zijde van verzekeraars".
Het PIV dus. Voor oa. "versoepeling" van de schadeafhandeling. Een van de "gastschrijvers" die de "doelstelling" inhoud gaf is neuroloog Van Wijngaarden.
Lid van de Commissie Forensische Neurologie en dus medeschrijver van de Richtlijn Post-Whiplashsyndroom.
Saillant detail: Dhr. Wijngaarden werd ddor het Hof van Arnhem als onpartijdeige deskundige geweigerd.
Whiplash is, aldus deze vertegenwoordiger van het gezonde medische verstand, niets meer dan een "paar uitgerekte bandjes". En dat schrijft hij dus in het PIV. Hieronder eeen link met foto's van wat een whiplashongeval in je nek kan aanrichten op termijn. "Een paar opgerekte bandjes". De man zou zich diep moeten schamen.
http://www.whiplashreport.com/#Act Now to Prevent Permanent Arthritis
En bij het Verbond van Verzekeraars valt dat soort proza onder "Versoepeling van de schadeafhandeling".
Hans Bregonje
--------------------------------------------------------------------------------------------
Vragen van het lid Algra (CDA) aan de minister van Justitie en de staatssecretaris van Economische Zaken over het mogelijk tekortschieten van de verzekeringsbranche bij het afhandelen van letselschadezaken. (Ingezonden 28 november 2003)
1 Bent u bekend met de rapportage van de stichting De Ombudsman dat met name verzekeraars tekortschieten bij het afhandelen van letselschadezaken zoals vermeld in De Telegraaf van 25 november jl.
2 Welke stappen overweegt u om de uitgangspositie van letselschadeslachtoffers te verbeteren?
3 Wordt er bijvoorbeeld overwogen om met de verzekeringsbranche afspraken te maken over procedures en looptijd?
Antwoord van minister Donner (Justitie), mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken. (Ontvangen 8 januari 2004)
1
Ja, met dien verstande dat in het rapport niet alleen verzekeraars op tekortkomingen worden gewezen, maar dat dit geldt voor alle betrokkenen.
2
Het is mij bekend dat het huidige schaderegelingsproces met betrekking tot ernstige letselschade niet zelden stroef verloopt. Kennelijk heeft het aansprakelijkheidsrecht nog te veel de neiging conflicten te creëren. De toepassing van het aansprakelijkheidsrecht bergt te vaak het gevaar in zich van een verstoring van relaties, waar polarisatie en mogelijk zelfs escalatie van het schaderegelingsproces het gevolg van kan zijn. Het gevolg is dat slachtoffers zich in de kou voelen staan en verzekeraars reputatieschade oplopen. Om die reden staat al enige tijd nadrukkelijk op de agenda de vraag hoe bereikt kan worden dat de huidige afwikkeling van schade in de toekomst sneller, minder duur, minder conflictueus en minder belastend zal zijn dan het thans is.
Dit betekent in de eerste plaats dat er thans en in de toekomst aandacht zal zijn voor de vraag hoe het aansprakelijkheidsrecht voor betrokkenen maximale duidelijkheid kan verschaffen. Voor betrokkenen moet het recht waar mogelijk zo ingericht zijn dat tevoren met voldoende zekerheid kan worden voorspeld wat de uitkomst zal zijn. Het aansprakelijkheidsrecht dient ingericht te zijn als een set regels die erop gericht is geschillen op te lossen, en minder als een voorportaal van een gerechtelijke procedure. Het dient dan ook waar mogelijk in het belang van alle betrokkenen conflicten te voorkomen, en zeker geen conflicten te creëren.
Om dit streven te bewerkstelligen is reeds een aantal stappen ondernomen. In de eerste plaats zou ik willen wijzen op het wetsvoorstel vergoeding affectieschade (28 781). Dit wetsvoorstel gaat bij de vergoeding van affectieschade uit van een vaste kring van gerechtigden die recht heeft op een in principe vast bedrag aan smartengeld, bij zowel het overlijden van een naaste, als bij de ernstige en ook blijvende verwonding van een naaste. Het wetsvoorstel ziet op de ernstigste vormen van personenschade en juist daarbij is het van belang dat men weet waar men aan toe is. Door aldus maximale duidelijkheid te bieden wordt voorkomen dat men de naasten dwingt om langdurig met de veroorzaker te debatteren en mogelijk zelfs een rechterlijke procedure te beginnen, hetgeen in veel gevallen als een zware emotionele belasting wordt ervaren.
Een dergelijke normering van de schadevergoeding teneinde het schaderegelingsproces soepeler te laten verlopen is voorts te vinden in het per 1 september jl. in werking getreden Besluit verplichte verzekering bij medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (Stb. 2003, 266). In artikel 6 van dit besluit worden de verschillende vormen van schade die een proefpersoon bij medisch-wetenschappelijk onderzoek kan lijden genormeerd of gelimiteerd. Daarbij gaat het om inkomensschade, smartengeld, kosten van huishoudelijke hulp, reiskosten, kosten van medische hulp en aanpassingen en overlijdensschade.
Een wetsvoorstel waarbij zelfs het primaire doel is het zo soepel mogelijk laten verlopen van het schadeproces is het wetsvoorstel collectieve afwikkeling massaschades. Ik verwacht dat dit wetsvoorstel zeer binnenkort bij de Tweede Kamer wordt ingediend. Juist bij massaschades – men denke aan Volendam, Enschede en de Des-problematiek – kunnen de kosten van afwikkeling daarvan buitengewoon hoog oplopen. Het wetsvoorstel beoogt mede daarom de afwikkeling daarvan soepeler te laten verlopen. De wijze waarop beoogd wordt dit te bereiken is een collectieve schikking, gesloten door een organisatie die de belangen van de gedupeerden behartigt, met de veroorzaker of de veroorzakers van de schade. Het wetsvoorstel opent vervolgens de mogelijkheid om deze overeenkomst tot schadeafwikkeling verbindend te laten verklaren door de rechter voor de gehele groep van benadeelden, mits uiteraard aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Aldus wordt onder meer bereikt dat slachtoffers zonder zich de moeite van een jarenlange juridische procedure te hoeven getroosten, binnen korte tijd een reëel schadebedrag krijgen.
Ook buiten de hierboven genoemde gevallen is het uiteraard van groot belang dat goed nagedacht wordt over mogelijke goedkopere en snellere alternatieven voor de huidige procedures en mechanismen om schade te verhalen. Aan het Centrum voor Aansprakelijkheidsrecht van de Universiteit van Tilburg is daarom door Justitie opdracht gegeven om een inventarisatie te maken van procedures en mechanismen in andere landen, waarmee transactiekosten kunnen worden teruggebracht. Het doel daarbij is te onderzoeken in hoeverre deze alternatieven in de Nederlandse context toepasbaar zijn, en hier invoering verdienen. Waar verdienen met andere woorden hervormingen in het buitenland van het aansprakelijkheids-en schadevergoedingsrecht hier navolging?
-
Naast een duidelijk aansprakelijkheidsrecht dat tevoren zekerheid biedt, kan ook de praktijk het nodige doen om conflicten zoveel mogelijk te voorkomen. Op dit punt zijn onlangs enkele belangrijke initiatieven genomen. Ik doel hier vooral op het onlangs genomen initiatief van het Centrum voor Aansprakelijkheidsrecht van de Universiteit van Tilburg om procedurele normen tot stand te brengen die het schaderegelingsproces ondersteunen. Het ministerie van Justitie participeert in dit project. Dit initiatief vindt plaats in nauwe samenwerking met de letselschadepraktijk, het Nationaal Platform Personenschade (NPP) en belangenorganisaties als het Verbond van Verzekeraars, de Consumentenbond, Slachtofferhulp Nederland en de ANWB. Het doel van het project is het ontwikkelen van preprocessuele normen die er voor zorgen dat het voor de betrokken partijen van meet af aan helder is wat er gaat gebeuren, wie welke stappen moet zetten en wanneer, en binnen welke termijn iets moet zijn afgehandeld.
Door de vaststelling van een soort rulesofbestpractices moet het bijdragen aan een mentaliteitsverandering in de letselschadepraktijk. Daarbij valt niet uit te sluiten dat ook bij de procedurele normering van het schaderegelingsproces door de praktijk zelf, de wetgever desgewenst faciliterend kan optreden. Men kan bijvoorbeeld denken aan een wettelijke termijn die aangeeft wie in het schaderegelingsproces binnen welke termijn welke stap dient te zetten. In dit verband mag niet onvermeld blijven het per 15 juli jl. in werking getreden vijfde lid van artikel 52 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993. Deze bepaling verplicht de aansprakelijkheidsverzekeraar van een motorrijtuig waarmee schade is veroorzaakt, om binnen drie maanden nadat een benadeelde zijn verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend, gemotiveerd te reageren op dit verzoek. Mocht de afhandeling van letselschade tot een procedure leiden dan dient deze uiteraard zo snel mogelijk en zo weinig mogelijk belastend te verlopen.
Reeds bij de beantwoording van de kamervragen van 28 september 2001 (Aanhangsel Handelingen nr. 134, vergaderjaar 2001–2002) over het doelbewust traineren van uitbetaling van schadeuitkeringen door verzekeringsmaatschappijen is gewezen op enkele wetsvoorstellen ter versterking van de procespositie van claimanten. Het destijds genoemde wetsvoorstel 26 855 tot herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg, is per 1 januari 2002 in werking getreden. Deze wet beoogt een snelle afwikkeling van gerechtelijke procedures te bevorderen door onder meer het accent van de procedure te verschuiven naar de mondelinge behandeling alsmede door het terugdringen van het aantal conclusies (repliek en dupliek) na comparitie na antwoord. Het destijds eveneens genoemde wetsvoorstel 19 529 tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek ligt inmiddels bij de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel creëert bij onverplichte aansprakelijkheidsverzekeringen de mogelijkheid voor slachtoffers om een vordering rechtstreeks bij de verzekeringsmaatschappij van de aansprakelijke partij in te stellen.
3
Van belang is dat de verzekeraars zich in het algemeen kunnen vinden in de aanbevelingen die in het rapport van de Stichting Ombudsman zijn opgenomen. Zij zijn echter ongelukkig met de selectieve wijze waarop het tot stand is gekomen. Er zijn slechts 147 klachten onderzocht; langlopende dossiers waarvan reeds bij de aanvang van het onderzoek bekend was dat betrokkenen ontevreden waren, terwijl aansprakelijkheidsverzekeraars jaarlijks zo’n 40 000 letselschadeclaims behandelen met betrekking tot het verkeer en ongeveer 15 000 andere letselschades in de aansprakelijkheidssfeer te behandelen krijgen.
Het Verbond van Verzekeraars bepleit ook normering van termijnen en schadecomponenten voor alle partijen die bij het proces betrokken zijn. In de eigen gedragsregels zijn reeds sinds 2002 maximumtermijnen opgenomen. Men onderschrijft daarom het totstandkomen van maximale behandelingstermijnen in die gevallen waarin dit medisch gezien mogelijk is.
Om de afhandeling van letselschadezaken te versoepelen heeft het Verbond van Verzekeraars een aantal acties ondernomen. Bij de beantwoording van de kamervragen van 28 september 2001 werden reeds genoemd de door het Verbond in 2000 uitgegeven brochure «Schade regelt u zo» en de oprichting van de Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV) die dient als onderzoeks-, ontwikkelings-, opleidings-en kenniscentrum voor verzekeraars. Doelstelling van het PIV is met name de verhoging van de kwaliteit en inzichtelijkheid van de schadebehandeling aan de zijde van verzekeraars.
Daarnaast werd ook de oprichting in 1998 van het Nationaal Platform Personenschade (NPP) genoemd dat als doelstelling heeft, naast het zijn van plaats voor het uitwisselen van informatie en het creëren van begrip voor de positie van alle partijen in het schaderegelingsproces, te komen tot normering en protocollering binnen het schaderegelingsproces. In 2002 zijn de gedragsregels bij de behandeling van personenschade in het verkeer (Bedrijfsregeling 15) aangescherpt en is ook de Gedragscode Verzekeraars geïntroduceerd. In de gedragscode zijn regels opgenomen op het gebied van betrouwbaarheid, professionaliteit, solidariteit, maatschappelijke verantwoordelijkheid en transparantie. Verzekeraars zijn bezig deze gedragscode in hun bedrijfsvoering te implementeren.
Veel (grotere) verzekeraars hebben inmiddels eigen, gedetailleerde, voorlichtingsbrochures ontwikkeld voor letselslachtoffers. Binnen het Verbond wordt gewerkt aan een set bouwstenen die verzekeraars kunnen gebruiken bij het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal. Tevens neemt het Verbond deel aan het reeds bij de beantwoording van vraag 2 genoemde, door het Centrum van Aansprakelijkheidsrecht van de Universiteit Tilburg opgezette project om procedurele normen tot stand te brengen die het schaderegelingsproces ondersteunen.
Gezien het feit dat de verzekeraars in het algemeen de aanbevelingen van het rapport onderschrijven en de reeds door de branche zelf genomen maatregelen inclusief het opnemen van termijnen in de gedragscode die sinds 2002 geldt, acht ik het niet nodig om hierover op dit moment nog nadere afspraken te maken.