Pagina 1 van 1

Rechter: "voorlichting dexia een prijzenfestival"

Geplaatst: 16 jul 2004 17:45
door Karel
LJN-nummer: AQ2225 Zaaknr: 308863
Bron: Rechtbank 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak: 8-07-2004
Datum publicatie: 16-07-2004
Soort zaak: civiel - handelszaak
Soort procedure: voorlopige voorzieningen + bodemzaak

R E C H T B A N K 's - H E R T O G E N B O S C H


KANTONRECHTER te EINDHOVEN


VONNIS

in de zaak van:

de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V., rechtsopvolger onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., eveneens handelend onder de naam Legio, en op haar beurt rechtsopvolger van Legio Lease B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: P.J. van Gompel, deurwaarder te [woonplaats],

t e g e n :

1. [gedaagde],
2. [gedaagde],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 1 procederend in persoon mede namens gedaagde sub 2.


1. DE PROCEDURE

1.1. Eiseres wordt verder aangeduid als "Dexia".

1.2. De kantonrechter heeft acht geslagen op:
- de dagvaarding met producties;
- de aantekeningen van mondeling antwoord;
- de conclusie van repliek met een productie;
- de aantekeningen van mondelinge dupliek.

2. INLEIDING

Aan de hand van de processtukken met producties, voorzover deze niet zijn weersproken, kan van de navolgende feiten kan worden uitgegaan.

2.1. In of omstreeks juni 1999 heeft een rechtsvoorgangster van Dexia, Bank Labouchere N.V., handelend onder de naam Legio, een brochure (prod. bij repliek) aan gedaagden doen toekomen inzake de "WinstVerDriedubbelaar" met als ondertitel: "in een korte termijn een hoog rendement."
Op 28 juni 1999 hebben gedaagden een "Aanmeldingsformulier Legio-Lease WinstVerDriedubbelaar" (prod. 1 dagv.) ingevuld. Het formulier begint met:

"JA,
ook ik wil al over drie jaar een hoog belastingvrij bedrag uitbetaald krijgen.
Ik heb de brochure gelezen. Koop nu voor mij het eerste pakket aandelen ABN-AMRO, Ahold en ING."
Het formulier besluit met:
"Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst.".

2.2. In juli 1999 hebben gedaagden de Lease-overeenkomst nr. 74284434 met Bank Labouchere N.V. (prod. 2 dagv.) getekend en deze is klaarblijkelijk op 13 juli 1999 aldaar ontvangen en geboekt.

2.3. De overeenkomst blijkt (na aandachtige bestudering) zakelijk weergegeven onder meer in te houden, dat tijdens de looptijd van drie jaar in drie "aankopen" voor een totaalbedrag van € 19.333,71 (ƒ 42.605,89) aandelen ABN AMRO, AHOLD en ING zullen worden gekocht. Deze aandelen worden aan gedaagden "geleast". Op basis van een rentepercentage van 0,96 (per maand) zal tijdens de looptijd van de overeenkomst € 4.056,59 (ƒ 8.939,54) aan rente verschuldigd worden. Dit bedrag moet in 36 maandelijkse termijnen van € 112,68 (ƒ 248,32) door gedaagden worden voldaan. In de 35e maand zouden gedaagden dan € 45,38 (ƒ 100,--) op de aankoopsom moeten betalen. De overige € 19.288,33 (ƒ 42.505,89) " wordt aan het einde van de overeenkomst in principe verrekend met de verkoopopbrengsten van de waarden".

2.4. Door het verstrijken van de overeengekomen looptijd is de overeenkomst op 8 juli 2002 geëindigd. Bij brief van 1 november 2002 heeft "Legio klantenservice" de eindafrekening naar gedaagden gezonden (prod. 4 dagvaarding). Kort samengevat blijkt uit die eindafrekening dat de opbrengst van de verkoop van de aandelen ABN AMRO, Ahold en ING naar de koersen van 8 juli 2002 te laag was om de gehele aankoopsom te kunnen dekken. Het tekort was € 3.778,35.
Dexia heeft gedaagden aangemaand tot betaling van dat bedrag. Gedaagden hebben niet betaald.

3. HET GESCHIL

3.1. Dexia vordert uit hoofde van de overeenkomst veroordeling tot betaling van genoemd restantbedrag van € 3.778,35, vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand (berekend over de periode van 8 juli 2002 tot en met 6 juni 2003 op een bedrag van € 435,27) en buitengerechtelijke kosten conform het rapport Voorwerk II ad € 648,55 (incl. BTW). Tevens wenst Dexia veroordeling van de gedaagden in de proceskosten. Met een beroep op de Bijzondere voorwaarden effecten lease (de kantonrechter neemt aan dat Dexia doelt op artikel 17 daarvan) wenst Dexia dat de veroordeling van gedaagden hoofdelijk zal zijn.

3.2. Gedaagden stellen dat zij zijn bedrogen door Dexia althans haar rechtsvoorgangers. Zij hebben ingetekend op een product dat men heeft aangeprezen als een winstverdriedubbelaar en zij hebben netjes drie jaar lang € 113,45 (ƒ 250,--) per maand ingelegd. In de plaats dat hen een verdriedubbelde winst werd uitgekeerd moesten zij bijbetalen. Gedaagden voelen zich meegesleept in een financieel debacle en menen dat zij eerder recht op vergoeding van schade hebben dan dat Dexia recht heeft op betaling. Gedaagden verwijten Dexia tenslotte ook nog een slecht aan- en verkoopbeleid van de aandelen, attenderen op het feit dat deze zaak onderdeel uitmaakt van een bredere affaire en verzoeken aanhouding totdat de totale affaire is onderzocht. Zij merken ook op dat "de politiek" met de zaak bezig is.

4. DE BEOORDELING

4.1. De kantonrechter zal het aanhoudingsverzoek van gedaagden, dat zij bij dupliek hebben gedaan honoreren, zoals hij dat ook zal doen in de "Dexia-zaken" met de rolnummers 04/0824, 04/0872 en 04/2855 waarin hij heden eveneens vonnis wijst. Aangenomen mag worden dat het aanhoudingsverzoek van gedaagden een soortgelijke strekking heeft als de verzoeken in die andere zaken. Gedaagden willen kennelijk de resultaten uit de "class action" in Amsterdam van de stichting Leaseverlies in hun argumentatie kunnen betrekken. Het gaat echter in dit stadium te ver de zaak aan te houden "totdat de totale affaire is onderzocht" en "de politiek" haar bezigheden met deze zaak heeft voltooid, zoals gedaagden hebben gevraagd.

4.2. De kantonrechter meent partijen te dienen door te melden wat hij van de zaak vindt. Per slot van rekening wacht Dexia sinds 18 december 2003 op een vonnis. Het gaat om een voorlopige beschouwing over de zaak, waar de kantonrechter echter alleen op terug wenst te komen als partijen hem daarvoor goede argumenten aanreiken. De zaak wordt op de individuele merites beoordeeld; de feitelijke stellingen van partijen verlenen het unieke karakter aan deze zaak en aan dit vonnis.

4.3. Gedaagden procederen in persoon en hebben geen juridische kwalificatie aan het verweer gegeven. Mogelijk doelen zij op bedrog door Bank Labouchere N.V. bij het totstandkomen van de overeenkomst of dat zij zelf bij het aangaan van de overeenkomst hebben gedwaald. Een andere interpretatie zou kunnen zijn dat gedaagden vinden dat is overeengekomen dat Dexia hen winst zou uitbetalen en dat Dexia is tekortgeschoten in de nakoming van die contractuele verplichting. De juridische gevolgen zijn verschillend al naar gelang het etiket dat men plakt. De strekking van het verweer is echter duidelijk dat gedaagden niet aan Dexia wensen te betalen. Een tegenvordering is niet ingesteld. De vraag naar een schadevergoeding, waarop gedaagden wel zinspelen, is in deze procedure dus niet aan de orde. Aangezien de tot op heden aangevoerde feiten niet nopen tot de conclusie dat er sprake is van bedrog, dwaling en wanprestatie, zou de zaak zonder nadere kwalificatie van het verweer thans zonder verder onderzoek als volgt kunnen worden afgedaan.

4.4. De schriftelijke overeenkomst zelf is voor de niet terzake deskundige lezer weinig toegankelijk Dat is tot op zekere hoogte inherent aan contracten waarin men financiële constructies vastlegt en behoeft niet schokkend te zijn, als de essentie maar wel goed is uitgelegd. Het hiervoor onder 2.1. deels geciteerde aanvraagformulier hoort qua vormgeving, suggestie van winstkansen en verdoezeling van risico's meer thuis in een "prijzenfestival", dan bij een serieuze financiële instelling. Belangrijk is echter wel - en dat is voorshands de redding voor Dexia in deze procedure - dat dit aanvraagformulier met zoveel woorden verwijst naar de brochure. Niet weersproken is dat gedaagden de brochure voorafgaande aan het aangaan van de overeenkomst hebben ontvangen en dat zij voor lezing daarvan hebben getekend.

4.5. Hoewel die brochure een onmiskenbaar juichend karakter heeft over het product WinstVerDriedubbelaar en de voordelen er met een, achteraf wrange, stelligheid in worden uitgemeten, staat op pagina 7 rechterkolom vermeld:
"(...) zou de verkoop van de aandelen onverhoopt minder opbrengen dan de aankoopprijs, dan zou u het verschil moeten bijbetalen (...)."
Op pagina 8 linkerkolom staat:
" (...) Mochten uw aandelen bijvoorbeeld minder waard zijn geworden, dan zou u het verschil tussen de af te lossen hoofdsom en de verkoopopbrengst van uw aandelen moeten bijbetalen. Maar u hoeft uw aandelen dan niet met verlies te verkopen, want u krijgt van ons de garantie dat u uw contract altijd kunt verlengen in afwachting van betere tijden."
Pagina 10 bevat de navolgende passage:
"Let op!

* Beleggen bij wie en in welke vorm dan ook brengt financiële risico's met zich mee. Dat geldt ook voor de WinstVerDriedubbelaar. Beleggen geeft u kans op een hoger, maar ook op een lager dan gemiddeld rendement. Dit risico is voor u.
* (....)
* Wij wijzen u erop, dat de gehanteerde rendementen zijn gebaseerd op rendementen uit het verleden. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst.
* (...)"

4.6. Gedaagden, van wie ook kritische zin mocht worden verlangd, hadden op grond van de hiervoor geciteerde passages uit de brochure voorafgaande aan het aangaan van de overeenkomst kunnen en moeten weten, dat zij het risico zouden lopen bij te moeten betalen. Inmiddels is gebleken dat Bank Labouchere NV heeft geleverd wat zij aan gedaagden beloofd heeft: een beleggingsproduct, waarin besloten lag het risico dat het verschil tussen de af te lossen hoofdsom en de verkoopopbrengst van de aandelen zou moeten worden bijbetaald. Dat is geen tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door Dexia, dat is eigenlijk uitvoering van de overeenkomst: gedaagden hebben aandelen van Dexia geleasd. Aandelen impliceren risico. Gedaagden hebben (net als vele andere beleggers die met aandelen ABN-AMRO, Ahold en ING klappen hebben opgelopen) voor veel geld risico van Dexia gekregen.

4.7. Zonder nadere toelichting van gedaagden moet het verweer dat Dexia een slecht aan- en verkoopbeleid van de aandelen heeft gevoerd als te vaag worden verworpen. Gesteld noch gebleken is immers dat Dexia op dit punt anders heeft gehandeld dan is overeengekomen. Niet is gesteld dat Dexia andere aankoopprijzen heeft gehanteerd dan de overeengekomen prijs (die ook bij de tweede en de derde aankoop gelijk zou zijn). Bij de verkoop zijn blijkens de eindafrekening de koersen van de einddatum van de overeenkomst, 8 juli 2002, gehanteerd. Gesteld noch gebleken is dat de door Dexia gehanteerde koersen afweken van de werkelijke koersen per die datum.

4.8. De verweren tegen de gevorderde hoofdsom zullen dus naar het zich thans laat aanzien worden verworpen. Het gevorderde bedrag van € 3.778,35 kan dan worden toegewezen.

4.9. De buitengerechtelijke kosten behoren naar het zich laat aanzien te worden afgewezen. De eindafrekening is blijkens onderdeel 3 van de dagvaarding en produktie 4 in onderlinge samenhang bezien aan gedaagde toegezonden bij brief van 1 november 2002. De kantonrechter kan derhalve het redelijke niet inzien van de buitengerechtelijke incasso-activiteit die eiseres blijkens de overgelegde gegevens (prod. 5) tevoren, namelijk in de periode van 25 juli 2002 tot en met 18 oktober 2002, zou hebben verricht. De enkele aanmaning van 6 juni 2003 (prod. 7 dagv.) die vervolgens aan het dagvaarden vooraf is gegaan, is onvoldoende om toewijzing van buitengerechtelijke kosten te rechtvaardigen.

4.10. Een soortgelijk lot treft de gevorderde contractuele rente ad 0,96% per maand welke Dexia heeft berekend vanaf 8 juli 2002, temeer daar van de verschuldigdheid van die rente in de eindafrekening van 1 november 2002 nog geen sprake was. Overigens is in de overeenkomst met de bijbehorende bijzondere voorwaarden effectenlease niet ondubbelzinnig uitgedrukt dat gedaagden bij vertraging in de betaling van hun restantschuld een rente van 0,96 % per maand verschuldigd zijn. De kantonrechter zal dan ook in beginsel de subsidiair gevorderde wettelijke rente toewijzen over de hoofdsom van € 3.778,35 vanaf de dag van de dagvaarding, 5 augustus 2003.

4.11. De zaak zal echter (nog) niet definitief in vorenbedoelde zin worden beslist maar worden aangehouden zoals gedaagden hebben gevraagd om nadere inlichtingen te geven. Dexia zal nog mogen reageren. Het komt de kantonrechter geraden voor een comparitie van partijen te gelasten omdat in dit geval de standpunten van beide partijen aldus waarschijnlijk het beste uit de verf zullen komen. Indien een minnelijke regeling mogelijk blijkt kan de comparitie daarvoor ook benut worden.

5. DE BESLISSING

De kantonrechter:

alvorens verder te beslissen:

gelast een verschijning van partijen, welke zal worden gehouden ter openbare terechtzitting van maandag 20 september 2004 te 9.30 uur in het gerechtsgebouw aan het Stadhuisplein 3 te Eindhoven, zulks tot het geven van inlichtingen en om een minnelijke regeling te beproeven;

bepaalt dat partijen bescheiden die zij ter comparitie aan de orde willen stellen en die nog niet eerder in het geding zijn gebracht uiterlijk een week voor de zitting aan de griffier moeten doen toekomen onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de wederpartij;

Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.L. Roosmale Nepveu, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.

http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/fra ... i_id=63170

Re: Rechter: "voorlichting dexia een prijzenfestival"

Geplaatst: 17 jul 2004 06:48
door 16again
Het lijkt erop dat deze lessee, (bijgestaan door een mondige kennis maar zonder advocaat!), hooguit een lollige topic-titel over gaat houden aan deze rechtsgang.

Ik vraag mij af waarom niemand betwist de Dexia brochure gekregen te hebben (is iedereen te eerlijk?). In deze zaak oordeelt de rechter nu aan de hand van informatie in de brochure, ipv het op een prijzenfestival lijkende aanmeldformulier.

In de zaak 12-11-2003 kwam de lessee daar wel mee weg:
http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/fra ... i_id=53554
Het betoog van Dexia dat Labouchere aan haar informatieverplichtingen jegens [eiseres] heeft voldaan doordat Labouchere haar brochure over "Triple Effect Vooruitbetaling" had toegezonden aan [gedaagde 2] en [eiseres] op het aanvraagformulier heeft verklaard dat zij de brochure had gelezen, baat Dexia niet om de navolgende reden. Nu [eiseres] stelt de brochure niet van [gedaagde 2] te hebben gekregen, zou volgens de hoofdregel van het bepaalde in artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op grond van de voorgedrukte verklaring weliswaar in beginsel, behoudens door [eiseres] te leveren tegenbewijs, kunnen worden aangenomen dat [eiseres] de brochure heeft gekregen. Volgens het bepaalde in artikel 6:236 aanhef en onder k BW wordt echter, in de verhouding van Labouchere als professionele wederpartij tot [eiseres] als consument, als onredelijk bezwarend aangemerkt een in algemene voorwaarden opgenomen beding van Labouchere dat de uit de wet voortvloeiende verdeling van de bewijslast ten nadele van [eiseres] wijzigt. De voorgedrukte verklaring op het aanvraagformulier "Ja, ik heb de brochure gelezen (..)" is een zodanig beding. De rechtbank past artikel 6:236 aanhef en onder k BW ambtshalve toe in verband met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 2000, NJ 2000, 730. Het voorgaande leidt ertoe dat aan voornoemde voorgedrukte verklaring in dit geval niet de betekenis toekomt dat [eiseres] de brochure heeft ontvangen voordat zij de overeenkomst aanging. Hiermee staat, als overigens onvoldoende weersproken, vast dat [eiseres] voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst niet de beschikking had over de brochure van Labou-chere. Dit betekent dat de vraag of Labouchere in dit geval met de inhoud van de brochure heeft voldaan aan haar verplichtingen uit hoofde van artikel 28 NR geen verdere bespreking behoeft.