Pagina 1 van 1

Het beroep van Dexia op 8 uitspraken van DSI van begin feb.

Geplaatst: 21 jul 2004 13:00
door Chris G
Dexia is tegen acht uitspraken - die als voorbeeld zouden moeten dienen voor de Commissie Oosting en uitgesproken zijn begin februari j.l. - in beroep gegaan en daardoor zijn alle zaken die over Dexia gaan, voor minimaal een half jaar wederom opgeschort.
In eerste instantie had Dexia niet aangegeven op welke gronden men in beroep was gegaan (waarschijnlijk om puur tijd te rekken).
Op verzoek van de Commissie van Beroep DSI heeft Dexia nu aangegeven dat er van deze uitspraken een precedent werking uitgaat.
In een eerder beroepszaak bij DSI (KCD 2002-73) was dat ook de reden dat Dexia dit beroep had ingesteld. Dit beroep is toen door de Commissie niet ontvankelijk verklaart.

Op 1 juli j.l. heeft de Commissie van Beroep een uitspraak gedaan over een beroep van een andere zaak - of dit ook over Dexia ging is onbekend - waarbij de Beroepscommissie nog eens duidelijk uit de doeken doet wat de precedentwerking nu precies inhoud. Ook dit beroep is niet ontvankelijk verklaart.
Mijn inschatting is dat het beroep wat nu door Dexia is ingesteld over deze acht uitspraken van begin februari ook alle acht niet ontvankelijk worden verklaart.

Daarmee heeft Dexia in ieder geval de za(a)k(en) weer behoorlijk kunnen vertragen! ! !

Hieronder de uitspraak van de Beroepscommissie DSI van 1 juli j.l. waarbij uitelegd wordt waarom het beroep niet ontvankelijk is.

_______________________________________________________________________


Uitspraak KCHB nr. 80 d.d. 01-07-2004

Uitspraak van de Commissie van Beroep DSI d.d. 1 juli 2004.
(prof. mr. A.S. Hartkamp (voorzitter), C.J. Bijloos, mr. J.B. Fleers, prof. mr. F.H.J. Mijnssen en mr. G.St. Panjer)

1. De procedure in hoger beroep
1.1 Appellante, hierna te noemen “deelneemster”, is bij beroepschrift van 25 november 2003, op de voet van het bepaalde in artikel 14 lid 2 van het Algemeen Reglement DSI, bij de Commissie van Beroep DSI (hierna: de Commissie van Beroep) in beroep gekomen tegen de beslissing van de Klachtencommissie DSI (de Klachtencommissie) van 30 oktober 2003 naar aanleiding van een in eerste aanleg door verweerder, hierna te noemen: “belanghebbende”, jegens deelneemster ingestelde klacht. Kort gezegd had deze klacht betrekking op de advisering over en uitvoering van een effectenlease-overeenkomst door deelneemster.
1.2 Bij brief van 19 december 2003 heeft deelneemster de (nadere) gronden van het beroep uiteengezet. Belanghebbende heeft bij brief van 23 april 2004 het beroep bestreden.
1.3 De mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 14 juni 2004. De behandeling is beperkt gebleven tot de vraag of deelneemster in haar beroep kan worden ontvangen. Partijen hebben hierover het woord gevoerd. Vervolgens heeft de voorzitter van de Commissie van Beroep de behandeling van het beroep geschorst voor beraad. Na de schorsing heeft de voor-zitter de beslissing van de Commissie van Beroep aan partijen medege-deeld.
2. De procedure in eerste aanleg
Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst de Commissie van Beroep naar de aan deze uitspraak gehechte uitspraak van de Klachtencommissie van 30 oktober 2003.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Ingevolge artikel 6 lid 2 van het te dezen toepasselijk Reglement van Beroep DSI (zoals dit gold tot 19 december 2003) kan deelneemster (zoals gedefinieerd in het Reglement van Beroep DSI) beroep instellen tegen een beslissing van de Klachtencommissie indien:
- de vordering ten minste € 100.000,-- heeft belopen en de Klachtencommissie aan de belanghebbende een schadevergoeding van ten minste vijfentwintig procent van diens vordering heeft toegewezen; of
- het door de Klachtencommissie toegewezen gedeelte van de vordering van de belanghebbende ten minste € 100.000,-- beloopt; of
- de precedentwerking van het bindend advies zodanig is dat het financieel belang voor de deelneemster of de bedrijfstak groter is dan € 5 miljoen, met dien verstande dat een precedentwerking voor de bedrijfstak wordt onderschreven door andere belanghebbende partijen uit de bedrijfstak, dan wel op andere wijze aannemelijk wordt gemaakt;
tenzij de belanghebbende op deze bepalingen geen beroep heeft gedaan
3.2 Blijkens de bestreden beslissing van de Klachtencommissie bedroeg de vordering van belanghebbende in eerste aanleg € 4.675,--. De Klachtencommissie heeft vastgesteld dat deelneemster een bedrag van € 3.200,-- aan belanghebbende dient te vergoeden. Hieruit volgt dat de vordering van belanghebbende in eerste aanleg minder dan € 100.000,-- heeft belopen.
3.3 Belanghebbende heeft zich erop beroepen dat deelneemster niet in haar beroep kan worden ontvangen ingevolge hetgeen in artikel 6 lid 2 van het Reglement van Beroep is bepaald. Het beroep van belanghebbende op de niet-ontvankelijkheid van deelneemster in haar beroep is gegrond voorzover het berust op artikel 6.2, eerste en tweede liggende streep. De vordering van belanghebbende heeft minder dan € 100.000,-- belopen en hetgeen de Klachtencommissie heeft toegewezen bedraagt dan ook minder dan € 100.000,--.
3.4 Deelneemster stelt echter dat de precedentwerking van het bindend advies van de Klachtencommissie zodanig is dat het finan-cieel belang voor deelneemster of voor de bedrijfstak meer dan € 5 miljoen bedraagt, zodat deelneemster op grond van het bepaalde in artikel 6.2, derde liggend stree-pje van het Reglement van Beroep, in haar beroep kan worden ontvan-gen. Belanghebbende betwist dat het bindend advies precedentwerking heeft. Met betrekking tot de stelling van deelneemster overweegt de Commissie van Beroep het volgende.
3.5 Artikel 14.2 van het Algemeen Reglement houdt in dat beslissingen van de Klachtencom-missie ter toetsing kunnen worden voorgelegd aan de Commissie van Beroep, overeenkomstig het Regle-ment van Beroep. De artikelen 6.1 en 6.2 (telkens onder het eerste en het tweede liggend streepje) van het Reglement van Beroep verbinden aan het beroep zowel voor de belanghebbende als voor de deelneemster de voor-waarde van - kort gezegd - een minimumbelang van de vordering waarover het in de procedure bij de Klachtencommissie is gegaan, alsmede een minimumpercentage van die vorde-ring dat in die procedure is af- dan wel toegewezen.
3.6 Ten aanzien van de deelneemster geldt daarnaast nog een beroepsmogelijkheid op grond van precedentwerking. Deze be-roepsmogelijkheid (artikel 6.2, derde liggend streepje van het Reglement van Beroep) is niet afhankelijk van de hoogte van de vordering en even-min van het percentage van de vordering dat is toe- dan wel afge-we-zen. Wel geldt dat het beroep alleen mogelijk is indien het finan-cieel belang voor de deelneemster of de be-drijfs-tak groter is dan € 5 mil-joen.
3.7 Genoemde extra beroepsmogelijkheid voor de deelneemster vormt een uitzondering op de financiële grenzen die, zowel voor de belanghebbende als voor de deelneemster, in het algemeen gelden met be-trek-king tot de mogelijkheid van beroep tegen beslissin-gen van de Klachtencommissie.
3.8 Deze omstandigheid brengt mee dat de extra be-roepsmogelijkheid strikt moet worden uitgelegd. De deelne-emster die zich daarvan wil bedienen, dient voldoende aannemelijk te maken dat de beslissing van de Klachtencommissie precedentwerking heeft in die zin dat de overwegingen van de Klachtencommissie niet alleen de grondslag vormen voor haar beslissing in de desbetreffende zaak, maar dat deze overwegingen tevens beslissende betekenis hebben voor uitspraken in toekomstige zaken waarin een vergelijkbare vraag aan de orde is, alsmede dat het financieel belang voor de deelneemster of de bedrijfstak groter is dan € 5 miljoen.
3.9 De Klachtencommissie heeft vastgesteld dat belanghebbende op advies van deelneemster een aandelenleasecontract heeft gesloten met een andere, verder als X aan te duiden instelling, alsmede dat belanghebbende de vooruitbetaling van rente financierde met geleend geld. Voorts heeft de Klachtencommissie vastgesteld dat deelneemster belanghebbende onvoldoende op de risico’s van het beleggen met geleend geld heeft gewezen. Hiervan uitgaande heeft de Klachtencommissie overwogen dat, gelet op de deelneemster rustende zorgplicht, deelneemster in dit specifieke geval niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend effectendienstverlener heeft gehandeld door belanghebbende te adviseren c.q. toe te staan met geleend geld het contract met X aan te gaan, hetgeen immers inhield dat belanghebbende de rente op de aan het contract verbonden lening met anderzijds geleend geld voldeed.
3.10 De onder 3.9 weergegeven overwegingen van de Klachtencommissie waarop de beslissing van 30 oktober 2003 in de onderhavige kwestie berust, zijn zozeer toegesneden op de feiten en omstandigheden van het onderhavige geval dat niet valt in te zien dat zij tevens van beslissende betekenis zouden kunnen zijn voor andere en/of toekomstige zaken waarin een vergelijkbaar geschil aan de orde is of kan komen. Dit leidt tot de gevolgtrekking dat deelneemster er niet in is geslaagd voldoende aannemelijk te maken dat de beslissing van de Klachtencommissie precedentwerking heeft zoals bedoeld in artikel 6.2, derde liggende streep, van het Reglement van Beroep. Deelneemster kan dus ook niet op de daar vermelde gronden in haar beroep worden ontvangen.
4. Beslissing
De Commissie van Beroep verklaart deelneemster in haar beroep tegen de beslissing van de Klachtencommissie van 30 oktober 2003 niet-ontvankelijk.

Re: Het beroep van Dexia op 8 uitspraken van DSI van begin feb.

Geplaatst: 21 jul 2004 21:09
door thoompy
Dat zou je toch niet zeggen als ik zie wat voor verweer ik van dexia heb gekregen.(1 kg papier)
Verlopig is mijn advocaat weer de nodige uren bezich om hier op te antwoorden en dat kost weer klauwen vol met geld en dat weten ze he....
Ze houden nooit op die boeven maar ik ook niet 8)