Korter procederen vanaf januari 2002
Bron en jaar: Ondernemersbrief 2001
Auteurs: mw. mr. C. Kraak
http://www.cmsderks.nl/index.asp?strUrl ... atie%3D214
Op 1 januari 2002 gaat het burgerlijk procesrecht in Nederland drastisch veranderen. Op die dag treedt de Wet Herziening van het Procesrecht voor Burgerlijke Zaken in werking waardoor het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op veel punten gewijzigd wordt.
In dit artikel bespreken wij waarom de nieuwe regels voor het procederen zijn opgesteld. We geven een overzicht van de belangrijkste veranderingen in de wijze van procederen in een gewone dagvaardingszaak.
Doelstellingen herziening procesrecht
De wetgever wil met de nieuwe regeling het procesrecht vereenvoudigen en verder deformaliseren en streeft naar meer efficiency in de procedure.
Het huidige Wetboek van Rechtsvordering maakt onderscheid tussen dagvaardingsprocedures bij het
kantongerecht en bij de rechtbank. Dit onderscheid wordt
opgeheven.
In de huidige wet staan verschillende termijnen voor het aanwenden van rechtsmiddelen, zoals voor het instellen van hoger beroep. In de nieuwe regeling zijn deze termijnen geharmoniseerd waardoor het voor de belanghebbenden gemakkelijker is te bepalen welke termijn in acht moet worden genomen.
Deformalisering van het procesrecht houdt in dat procesrechtelijke fouten voortaan alleen bestraft zullen worden als de wederpartij daardoor geschaad wordt in zijn belang. Een verkeerde start van een procedure, bijvoorbeeld met een
verzoekschrift in plaats van een dagvaarding, leidt in de nieuwe regeling daarom niet meer tot niet-ontvankelijkheid.
Op dit moment duren procedures lang. De wetgever wil de duur van een procedure terugbrengen door overbodig geachte proceshandelingen of processtukken af te schaffen en partijen te dwingen de rechter in een vroeg stadium een volledig beeld te geven van het geschil.
Belangrijkste wijzigingen
De procedure zal met ingang van 1 januari 2002 in beginsel teruggebracht worden tot:
een dagvaarding
een conclusie van antwoord
een comparitie na antwoord
De conclusie van eis (die momenteel door de
eiser na de dagvaarding bij de rechtbank wordt ingediend)
wordt afgeschaft.
Wanneer de rechter geen comparitie heeft bevolen, zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld een conclusie van
repliek en dupliek in te dienen. Daarna bestaat voor partijen het recht op pleidooi.
Wanneer wel een comparitie heeft plaatsgevonden, kan de rechter bepalen dat pleidooi niet zal plaatsvinden.
Dagvaarding en conclusie van antwoord
De
eiser in de dagvaardingsprocedure krijgt door de nieuwe regeling een
substantiërings- en bewijsaandrachtsplicht opgelegd.
Substantiëringsplicht betekent dat de eiser in de inleidende dagvaarding verplicht is aan de rechter een
volledig beeld van het geschil te geven
De eiser is verplicht de eis en de gronden daarvan in de dagvaarding te vermelden en moet de
verweren en gronden vermelden die door gedaagde tegen deze eis zijn aan te voeren. Ook moet de eiser in de dagvaarding vermelden over welke bewijsmiddelen (bijvoorbeeld schriftelijke stukken) hij beschikt en welke getuigen eventueel gehoord kunnen worden.
Deze bewijsaandrachtsplicht heeft niet alleen de
eiser, maar ook de gedaagde in zijn conclusie van antwoord.
Comparitie na antwoord
Op de conclusie van antwoord volgt de comparitie na antwoord. Bij een comparitie verschijnen beide partijen bij de rechter om nadere informatie te geven en eventuele vragen van de rechter te beantwoorden.
Vaak wordt bij een comparitie bekeken of een schikking nog tot de mogelijkheden behoort. In beginsel bestaat voor partijen na de comparitie
geen gelegenheid meer om nog nadere conclusies in te dienen of pleidooi te voeren. Dit verhoogt het belang van de comparitie. Voor partijen kan het de laatste gelegenheid zijn om de rechter van hun gelijk te overtuigen.
Consequenties voor procespartijen
De wijzigingen in het procesrecht hebben enkele consequenties voor de procespartijen. De eiser zal bij het begin van de procedure, bij het opstellen van de dagvaarding, goed moeten nadenken wie eventueel als getuige kan worden gehoord en met welke bewijsstukken hij zijn vordering kan onderbouwen. Uiteraard staat de advocaat hierin de eiser bij.
In de huidige praktijk gebeurt het soms dat een korte dagvaarding wordt opgesteld waarna de eiser in een later stadium van de procedure pas alle stukken verzamelt. Vanaf 1 januari 2002 is dit niet meer mogelijk, of in ieder geval niet verstandig.
Voor degene die gedagvaard wordt, geldt hetzelfde. Direct bij de conclusie van antwoord zal hij zijn verweer en de onderbouwing daarvan volledig moeten weergeven door bewijs.
Wanneer een gedaagde zich in een laat stadium bij zijn advocaat meldt met de dagvaarding, wordt soms op korte termijn een conclusie van antwoord opgesteld.
Nu is het gebruikelijk dat de gedaagde zich in deze conclusie beperkt tot een kort antwoord en pas in een latere conclusie zijn uitgebreide reactie geeft. Met de invoering van de nieuwe regeling zal de gedaagde direct na ontvangst van de dagvaarding alle stukken moeten verzamelen om zich met zijn advocaat voor te bereiden op zijn verweer.
Een goede voorbereiding op de comparitie na antwoord is essentieel omdat dit de laatste mogelijkheid kan zijn voor partijen om hun gronden aan te voeren bij de rechter. Vergissingen die worden gemaakt tijdens deze zitting, kunnen wellicht niet meer recht gezet worden in een nadere conclusie. Ook stukken die vergeten zijn, kunnen misschien niet meer bij de rechtbank ingediend worden.
Conclusie
Eén van de grootste bezwaren die partijen hebben tegen het voeren van procedures is de duur ervan. Een procedure kan snel twee jaar of zelfs langer duren. Het belangrijkste (positieve) gevolg voor de eiser en gedaagde van het nieuwe procesrecht is dat een procedure voortaan korter zal gaan duren.
Het proces duurt wellicht korter, maar het aanbrengen van een zaak gaat meer voorbereiding vergen. Een gedaagde dient daarop alert te zijn en zich tijdig tot een advocaat te wenden