Hier de uitspraak van vandaag Eegalease versus Dexia
Geplaatst: 25 aug 2004 10:33
Hier de uitspraak van vandaag Eegalease versus Dexia
LJN-nummer: AQ7412 Zaaknr: CV 03-5323
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 25-08-2004
Datum publicatie: 25-08-2004
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
sector kanton - locatie Amsterdam
rolnummer: CV 03-5323
25 augustus 2004
184
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
1. de stichting Stichting Eegalease, gevestigd te 's-Gravenhage
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegd-heid Consumentenbond, gevestigd te 's-Gravenhage
3. [eiser3], wonende te [woonplaats]
4. [eiser4], wonende te [woonplaats]
5. [eiser5], wonende te [woonplaats]
eisers in conventie bij dagvaarding van 13 maart 2003
verweerders in - voorwaardelijke - reconventie
gemachtigde: mr W.M. Schonewille
Eisende partijen worden nader aangeduid met Eegalease c.s. dan wel met Eegalease en de Consumenten-bond tezamen, en eisers sub 3, 4 en 5 als zodanig zonder aparte naamsvermelding.
t e g e n
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.
gevestigd te Amsterdam.
gedaagde in conventie
eiseres in - voorwaardelijke - reconventie
gemachtigde: mr H.G. van Everdingen.
Gedaagde partij wordt aangeduid met Dexia.
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Uitgegaan wordt van:
- het vonnis in het in deze zaak door Dexia opgeworpen be-voegd-heids-in-ci-dent van 3 december 2003 en de daarin genoemde processtuk-ken,
- de conclusie van repliek in conventie en antwoord in - voorwaardelijke - reconventie van Eegalease c.s. met één bewijsstuk
- de conclusie van dupliek in conventie en repliek in - voorwaardelijke - reconventie van Dexia met overlegging van recente rechtspraak
- de conclusie van dupliek in - voorwaardelijke - reconventie van Eegalease c.s..
- het verzoek tot vonnis wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
In conventie en in - voorwaardelijke - reconventie
1. In aanvulling op de vastgestelde feiten in het incidenteel vonnis van 3 december 2003 wordt als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel onvoldoende weersproken van het volgende uitgegaan:
1.1 Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Legio-Lease B.V. en andere rechtspersonen, zoals reeds samengevat onder 1.1. in voormeld incidenteel vonnis.
1.2 Eegalease is een stichting die zich volgens haar statuten - kort gezegd - ten doel stelt op te treden voor hen die gehuwd (of gehuwd geweest) zijn met, dan wel als partner geregistreerd zijn (of zijn geweest) van diege-nen die in de periode van 1 januari 1995 tot en met 1 mei 2002 effectenle-a-se-overeen-komsten hebben gesloten met één of meer van de hier-voor ge-noemde vennoot-schappen en die als gevolg daarvan schade hebben geleden dan wel daardoor anders-zins in hun belangen zijn aange-tast of drei-gen te worden aangetast. Inmiddels hebben zich ca 15.000 echtgeno-ten dan wel geregistreerde partners bij Eegalease aangesloten.
1.3 De Consumentenbond is een vereniging die zich volgens haar statuten - kort gezegd - ten doel stelt als onafhankelijke organisatie de belangen van consumenten te behartigen.
1.4 De rechtsvoorgangers van Dexia hebben vanaf begin jaren negentig in Nederland onder vele verschillende benamingen en in vele varian-ten effectenleaseproducten aangeboden. Deze producten bestaan - behoudens enkele andere constructies - in de kern eruit dat de klant een pakket effecten koopt, dat die koop door (inmiddels) Dexia wordt gefinancierd, dat de klant over de geleende hoofdsom maandelijks rente verschuldigd is en dat de klant kort voor het einde van de looptijd een bedrag van ? 100,00 betaalt en aan het einde van de looptijd de restant koopsom dient af te lossen, hetgeen in het alge-meen plaatsvindt door verkoop van de effecten en verreke-ning van de opbrengst daarvan met de geleende hoofd-som.
1.5 De inhoud van de bij dagvaarding overgelegde voorbeeldovereen-komst met de daarbij geldende Bijzondere voorwaarden Effecten Lease zijn samengevat onder 1.3 tot en met 1.8 in het incidenteel vonnis van 3 december 2003.
1.6 Eegalease en de Consumentenbond hebben bij brief van 29 januari 2003 onder verwijzing naar de artikelen 1:89 BW en 3:305a BW namens de bij Eegalease aangesloten, overigens niet met name genoemde echtgenoten, dan wel geregis-treerde partners de effec-tenlea-se-overeenkomsten vernietigd die door hun partners in de periode van 29 januari 2000 tot en met 1 mei 2002 met Dexia waren afgeslo-ten, zonder dat deze echtgenoten dan wel geregis-treerde partners ten blijke van hun toestemming de effectenlease-overeen-komst mede hadden ondertekend.
1.7 [eiser3], is gehuwd met [echtgenoot] [echtgenoot] heeft op of omstreeks 15 december 2000 een effecten-leaseovereenkomst gesloten met de naam "Korting Kado". [eiser3] heeft deze overeenkomst middels een aangete-kende brief van 25 april 2002 onder verwijzing naar artikel 1:89 BW vernietigd.
1.8 [eiser4], is gehuwd met [echtgenote]. [echtgenote] heeft op of omstreeks 20 april 2000 een effecten-leaseovereenkomst gesloten met Legio Lease met de naam "Winstverdriedubbelaar". [eiser4] heeft deze overeenkomst mid-dels een aangete-kende brief van 11 februari 2003 onder verwij-zing naar artikel 1:89 BW vernietigd.
1.9 [eiser5], is gehuwd met [echtgenoot]. [echtgenoot] heeft op of om-streeks 11 oktober 2000 een effecten-leaseovereenkomst gesloten met Legio Lease met de naam "Winst-Ver10Dubbelaar". [eiser5] heeft deze overeenkomst middels een aangete-kende brief van 12 februari 2003 onder verwij-zing naar artikel 1:89 BW vernie-tigd.
De vordering en de grondslag daarvan in conventie:
2. Eisers vorderen verkla-ring dat het te wijzen vonnis uitvoerbaar bij voorraad is en:
met betrekking tot Eegalease en de Consumentenbond:
1. voor recht te verklaren dat:
(a) de effectenlease-overeenkomsten, genoemd in dit onderdeel van de dagvaarding onder 89 verschillende benamingen, die met Dexia zijn gesloten, zijn te kwalificeren als overeenkomst van koop op afbeta-ling in de zin van artikel 1:88 lid 1 sub d BW en
(b) op deze effectenlease-overeenkomsten die met Dexia zijn gesloten, van toepassing is het bepaalde in de artikelen 1:88 en 1:89 BW;
2. voor recht te verklaren dat alle onder 1. genoemde effectenlease-overeenkomsten, die met Dexia en/of haar rechtsvoorgangers zijn geslo-ten in de periode 29 januari 2000 tot en met 1 mei 2002 zonder dat beide echtgenoten en/of geregistreerde partners de effectenlea-se-overeenkomst hebben ondertekend, dan wel hebben toegestemd in de totstandko-ming van de effectenlease-overeen-komst, vernietigd zijn althans vernietig-baar zijn op grond van het bepaalde in artikel 1:89 BW;
3. Dexia te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Eega-
le-ase te betalen een bedrag van € p.m., zijnde de door Eegalease gemaakte kosten ter behartiging van het collectieve belang - zoals hierboven omschreven - alsmede de nog te maken kosten, beide vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum dat de genoemde kosten door Eegalease zijn gemaakt, danwel de datum der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, althans Dexia te veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat;
4. Dexia te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de Consumentenbond te betalen een bedrag van € p.m., zijnde de door de Consumentenbond gemaakte kosten ter beharti-ging van het collectieve belang - zoals hierboven omschre-ven - alsmede de nog te maken kosten, beide vermeerderd met de wettelij-ke rente daarover vanaf de datum dat de genoemde kosten door de Consumentenbond zijn gemaakt, danwel de datum der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, althans Dexia te veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat;
met betrekking tot eiseres sub 3
5. voor recht te verklaren dat de huurkoopovereenkomst met nummer 59120566 rechtsgeldig door eiseres sub 3 is vernietigd en dat dit impli-ceert dat Dexia geen enkele toewijsbare vordering jegens de effectenlea-secontractant en eiseres sub 3 kan instellen uit hoofde van de (vernietig-de) effectenlease-overeenkomst;
6. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag van € 4.324,02, zijnde het tot en met 1 mei 2002 onverschul-digd door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke maand-ter-mijnen;
7. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag van € 227,58 per maand na 1 juni 2002, zijnde de maandelijks door Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke incassotermijnen;
8. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag van € 118,81 zijnde de ten onrechte door Legio in rekening gebrachte incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente per datum debitering van die kosten;
met betrekking tot eiser sub 4:
9. voor recht te verklaren dat de huurkoopover-een-komst met num-mer 74405926 rechtsgeldig door eiser sub 4 is vernietigd en dat dit impli-ceert dat Dexia geen enkele toewijsbare vordering jegens de effec-tenleasecontractant en eiser sub 4 kan instellen uit hoofde van de (vernietigde) effectenlease-overeenkomst;
10. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiser sub 4 van een bedrag van
€ 7.526,64, zijnde het tot en met 1 februari 2003 onver-schuldigd door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerde-ren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke maand-ter-mijnen;
11. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiser sub 4 van een bedrag van
€ 228,08 per maand na 1 februari 2003, zijnde de maande-lijks door Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeer-deren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respec-tie-velijke incassotermijnen;
met betrekking tot eiseres sub 5:
12. voor recht te verklaren dat de huurkoopover-een-komst met num-mer 76180755 rechtsgeldig door eiseres sub 5 is vernietigd en dat dit impli-ceert dat Dexia geen enkele toewijsbare vordering jegens de effectenleasecontractant en eiseres sub 5 kan instellen uit hoofde van de (vernietigde) effectenlease-overeenkomst;
13. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag van € 1.270,64, zijnde het tot en met 1 februari 2003 onver-schul-digd door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerde-ren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke maand-ter-mijnen;
14. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag van € 45,38 per maand na 1 februari 2003, zijnde de maande-lijks door Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeer-deren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respec-tie-velijke incassotermijnen;
15. alles met veroordeling van Dexia in de kosten van deze procedure.
3. Eegalease c.s. leggen aan deze vorderingen - kort gezegd - ten grondslag dat voornoemde effectenlease-overeenkomsten gekwalificeerd moeten worden als een overeenkomst van koop op afbetaling, waarop artikel 1:88 lid 1 onder d. BW toepassing dient te vinden, zodat de effectenlease-con-tractant voor de totstand-koming van de betreffende effecten-lease-overeen-komst de toestem-ming van de echtge-noot dan wel geregistreerd partner nodig heeft. Nu deze toe-stemming ontbreekt is de overeenkomst op de voet van artikel 1:89 BW vernietig-baar, welke nietig-heid Eegalease en de Consu-mentenbond bij brief van 29 januari 2003 jegens Dexia collectief hebben ingeroe-pen. Tevens stellen Eegalease en de Consumen-tenbond dat zij vanwege onrechtmatig handelen van Legio Lease schade hebben geleden in de vorm van kosten die zij ter behartiging van het collectieve belang hebben gemaakt. Dexia heeft nagelaten om de toestemming van de echtgenoot dan wel geregistreerd partner voor de effec-tenlease-overeen-komst in elk individueel geval te vragen en zij heeft daar-door kunnen voorzien dat een organisatie zich de belangen van deze part-ners zou kunnen aantrekken.
Eisers sub 3, 4 en 5 hebben ieder bij aparte brief de nietigheid ingeroepen van de door hun echtge-noot/echt-genote met Dexia gesloten effectenlea-se-overeenkom-st, elk omschreven onder 1.7, 1.8. en 1.9 van dit vonnis. Uit dit beroep op nietigheid van de overeenkomst volgt de restitutiever-plichting van Dexia van de betaalde termijnen aan de betreffende eisers vanwege onverschuldigde betaling.
Verweer van Dexia:
4. Dexia voert primair het verweer dat koop op afbetaling van vermogens-rechten niet valt onder de reikwijdte van de bescherming van de niet-contracterende partner, als bedoeld in artikel 1:88 lid 1 onder d. BW. Zulks volgt uit de letterlijke tekst van het artikel waarin het uitsluitend gaat om koop op afbetaling van zaken (zijnde stoffelijke objecten ex artikel 3:2 BW) en niet om vermogensrechten, zoals effecten. Dat de regeling van koop op afbetaling in artikel 7A:1576 lid 5 BW ook op vermogensrech-ten van toepas-sing doet zijn, maakt dat niet anders. Indien de wetgever de beschermings-ge-dachte van artikel 1:88 lid 1 onder d. BW ook zou hebben willen uitstrek-ken tot koop op afbetaling van vermogensrechten dan had de wetgever zulks ook in de tekst van dat artikel geïncorporeerd.
Dexia vervolgt met het betoog dat de effectenlease-overeenkomst niet voldoet aan de criteria die gesteld worden aan een overeenkomst van koop op afbetaling, wat betreft de aflevering, de eis van de twee termijnen en de eigendomsverkrijging.
Subsidiair betoogt Dexia - kort gezegd - dat in geval de kantonrechter daarover onverhoopt anders mocht oordelen artikel 6:278 BW aan de ongedaanmakingsverplichtingen in de weg staat.
5. Dexia voert tevens verweer tegen de procespositie van Eegalease en van de Consumentenbond. Dexia stelt zich op het standpunt dat deze organisa-ties in hun vorderingen niet kunnen worden ontvangen. In de eerste plaats zijn de doelomschrijvingen van beide organisaties niet in overeen-stemming met de belangen van de personen die zij vertegenwoor-digen. Eegalease treedt uitsluitend op voor partners van effectenleasecon-tractanten die schade hebben geleden en niet voor alle partners; de Consu-mentenbond kan deze partners niet vertegenwoordigen omdat deze geen consument zijn. Deze partners zijn geen partij geweest bij de effectenlease-overeen-komsten en hebben dus ook niets geconsumeerd.
Voorts moeten de belangen, wil sprake zijn van ontvan-kelijkheid, zich lenen voor bundeling. Voor wat betreft de vordering onder 1 (b) is aan die eis niet voldaan. Het staat niet vast dat alle partners enig belang bij de ingestelde vordering hebben, nu het recht om de nietigheid in te roepen van een rechtshandeling ex artikel 1:88 lid 1 onder d. BW een hoogst persoonlijk recht is. Mogelijk wordt door het doen van een beroep op de nietigheid van een door de partner gesloten effectenlease-overeenkomst openlijk afstand genomen van een persoon, met wie de partij die het beroep doet een diep affectieve band heeft. Daarmee kan in die relatie twee-spalt worden gezaaid. Artikel 3:305a lid 5 BW, dat aan de betrokkene de moge-lijkheid biedt om bezwaar te maken tegen de werking van de uit-spraak, neemt dit bezwaar niet weg.
Ook in ander opzicht acht Dexia de belangen van deze partners niet uniform. Een niet onaanzienlijk deel van de partners van effectenleasecon-tractanten die zich bij Eegalease hebben aangesloten hebben vóór 29 januari 2000 effectenle-ase-overeen-komsten gesloten die gelet op de toenmalige beurs-koersen een positief resultaat vertoonden. Van die over-eenkomsten hebben zij niet de nietigheid ingeroe-pen.
Tenslotte zijn de belangen ongelijksoortig omdat 75.000 effectenle-a-se-contrac-tanten een aanbod van Dexia hebben aanvaard tot afdoening van de zaak, die daar-mee uitdruk-kelijk afstand hebben genomen van de acties van o.a. Eegalea-se.
Bovendien missen Eegalease en de Consumentenbond de bevoegdheid om bij een brief een collectieve vernietiging in te roepen. Belan-gen-organisaties kunnen volgens artikel 3:305a BW onder omstandigheden een rechtsvorde-ring instellen. De wet bevat echter geen bepaling die aan belan-genorgani-saties de mogelijkheid verschaft om anders dan door het instellen van een vorde-ring de rechten van derden uit te oefenen. Dexia verwijst terzake naar de wetsgeschiedenis. De brief van 29 januari 2003 heeft dus geen effect, aldus nog steeds Dexia.
Ook hebben beide belangenorganisaties volgens Dexia niet de bevoegdheid om de vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten in rechte te vorderen. Het vonnis waarbij een rechter een overeenkomst vernietigt is een consti-tu-tief vonnis. Het vonnis schept een nieuwe rechtstoestand en de vernie-ti-ging geldt vanaf het moment waarop het vonnis kracht van gewijsde heeft. In casu heeft een vonnis ex artikel 3:305a BW geen effect jegens de contract-spartijen (of in dit geval hun partners), die niet aan het vonnis zijn gebon-den. Een constitutief vonnis op vordering van een belan-genorganisa-tie is daarmee inhoudsloos.
Bovendien is de mogelijkheid om een beroep te doen op vernietiging op grond van artikel 1:89 BW een hoogst persoonlijk recht, waarvan de aard zich verzet tegen de uitoefening door een derde.
Ook artikel 3:51 BW verzet zich tegen de onderhavige procedure, nu uitsluitend Dexia en niet alle contractanten, waaronder de effectenlease-contractanten in deze procedure zijn betrokken.
Wat de vorderingen onder 3 en 4 betreft: er is geen sprake van het schen-den van de norm dat bij effectenlease-overeenkomsten de toestemming van de partner moet worden gevraagd. Een dergelijk norm richt zich tot de contrac-te-ren-de partner en niet tot de wederpartij. Voorzover al sprake zou zijn van een geschonden norm en derhalve van onrechtmatig handelen dan is dat toch zeker niet het geval tegenover een derde die zich naderhand de belangen van (beweerde-lijk) gelaedeer-den aantrekt.
Ook bestrijdt Dexia dat Eegalea-se en de Consumen-tenbond kosten hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmer-king komen.
Tegen de vorderingen van eisers sub 3, 4 en 5 biedt Dexia aan bewijs te leveren van het feit dat hun partners wel toestemming hebben gegeven voor de effectenlease-overeenkomst.
Dexia stelt zich op het standpunt dat de toestemming niet noodzakelijker-wijs schriftelijk moet worden verleend. Dexia acht de schriftelijke vorm van een huurkoop-over-eenkomst in verband waarmee ook aan de toestem-mingshandeling het schriftelijk-heidsvereiste zou kleven niet van doorslag-gevend belang. Het vorm-voorschrift dat de huur-koopover-eenkomst schrifte-lijk moet zijn aangegaan betreft de koopprijs, het plan van afbeta-ling en het eigendomsvoorbe-houd. Wordt aan dat voorschrift geen gevolg gegeven dan gaat de overeenkomst de kenmerken vertonen van een overeen-komst van koop op afbeta-ling, waarvoor het schriftelijkheidsver-eiste van artikel 1:88 lid 3 BW niet geldt.
Ook betoogt Dexia dat de partners niet zelfstandig een vordering tot restitutie van de betaalde termijnen hebben. Deze vordering valt slechts toe aan de effectenleasecontractanten zelf. Tenslotte verzet Dexia zich tegen toewijzing van wettelijke rente. Artikel 6:205 BW staat daaraan in de weg.
Verwijzing op de voet van artikel 15 lid 2 Wet-boek van Burgerlij-ke Rechtsvor-dering
6. Dexia verzoekt verwijzing van deze zaak naar een meervoudige kamer op grond van voornoemd artikel.
Een dergelijk verzoek - toen rustend op artikel 98 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering - is echter al eerder in deze proce-du-re afgewezen.
Daargelaten dat Dexia dit verzoek niet heeft gemoti-veerd zijn daarvoor ook nu - mede vanwege organisatori-sche rede-nen - geen termen aanwe-zig.
Beoordeling van de vorderingen:
7. In dit vonnis komen - gelet op de weren van Dexia - de volgende vragen aan de orde:
a. Zijn de effectenlease-overeenkomsten, die door Dexia zijn gesloten, te kwalificeren als koop op afbetaling?
b. Is artikel 1:88 lid 1 onder d. BW op de onderhavige effecten-lea-se-over-een-komsten van toepassing?
c. Kunnen Eegalease respectievelijk de Consumentenbond worden ontvan-gen in hun vorderingen, e.e.a. op de voet van artikel 3:305a BW?
d. Kunnen Eegalea-se, respectievelijk de Consu-mentenbond collectief de nietigheid inroepen van meerbedoelde effecten-lease-overeen-kom-sten?
e. Zo ja, kunnen Eegalease, respectievelijk de Consumentenbond schade vorde-ren voor gemaakte, dan wel nog te maken kosten?
f. Zijn de effectenlease-overeenkomsten van de partners van eisers sub 3, 4 en 5 nietig en leidt zulks tot integrale restitutie inclusief wettelijke rente van de betaalde termijnen dan wel dient daarover anders te worden geoordeeld op de voet van artikel 6:278 BW?
8. Vraag a: Zijn de effectenlease-overeenkomsten, die door Dexia zijn geslo-ten, te kwalificeren als koop op afbetaling?
In het incidenteel vonnis van 3 december 2003 in deze zaak is reeds als voorlopig oordeel gegeven dat de in deze procedure door Eegalease c.s. overgelegde voorbeeldovereenkomst onder de naam WinstverDrieDubbe-laar aan de criteria van een overeenkomst van koop op afbetaling voldoet. In dat vonnis is de vraag beantwoord of de kantonrechter bevoegd was om deze zaak te beslissen. De kantonrechter heeft zich daar bevoegd ver-klaard, nu de bij dagvaarding overgelegde voorbeeldovereenkomst is gekwalificeerd als een huurkoopovereenkomst en zaken die een huurkoop-overeenkomst betreffen worden op grond van artikel 93 lid c. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door de kantonrechter beslist. De kantonrech-ter volstaat met te verwijzen naar dat vonnis, dat als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
De kantonrechter houdt het ervoor dat alle producten die door Dexia zijn aangebo-den onder de in de dagvaarding genoemde 89 namen dezelfde kenmer-ken bevatten. In ieder geval heeft Dexia op dat punt geen verweer gevoerd.
Het incidenteel vonnis van 3 december 2003 behoeft volledigheidshalve de navolgende nuancering.
Als gezegd dient de genoemde voorbeeldovereenkomst - anders dan Dexia blijft betogen - als een overeenkomst van koop op afbetaling te worden gekwalificeerd. Deze overeen-komst voldoet aan alle eisen die artikel 7A:1576 lid 1 BW aan de overeenkomst van koop op afbetaling stelt, te weten betaling van de koopprijs in termijnen, waarvan twee of meer ver-schijnen nadat de verkochte zaak aan de koper is afgele-verd.
Van afleve-ring is sprake door de bijschrijving in de admini-stratie van Dexia, althans van haar rechtsvoorgangers, door haar aantekening in de boekhou-ding volgens artikel 17 Wet Giraal Effectenverkeer. Dat deze aantekening als een voorwaardelij-ke aantekening moet worden gezien, afhankelijk van de vraag of de eigen-dom daadwerke-lijk overgaat, doet daaraan niet af. Vast-staat immers - en Dexia heeft zulks zelf betoogd - dat het economisch risico van de effecten is overgegaan op de effecten-lea-secontractant.
Los van de te betalen rentetermij-nen is voorts sprake van twee termijnen van de koop-som, te weten de f 100,00-termijn, die vrijwel aan het einde van de looptijd van de overeen-komst moet worden betaald, en de restant-koopsom aan het eind van de looptijd.
Een andere uitleg dan dat de f 100,00-termijn van te onderge-schikte en te geringe betekenis is om als termijn te gelden heeft Dexia niet gegeven. Derhalve kan daaraan geen andere betekenis worden toegekend dan dat Dexia zelf bij de tot-standko-ming van het effectenlease-product desbewust bedoeld heeft deze effecten-lease-overeenkomst als een over-een-komst van koop op afbetaling te kwalificeren. Ieder verweer dat deze kwalificatie bestrijdt wordt daarmee geacht verworpen te zijn.
9. Vraag b. Is artikel 1:88 lid 1 onder d. BW op de onderhavige effecten-lea-se-over-een-kom-sten van toepassing?
Het geschil tussen partijen draait hier om de betekenis van het begrip zaak in dat artikel en de reikwijdte van artikel 7A:1576 lid 5 BW, zulks mede in het licht van de veranderde betekenis van het begrip zaak (stoffelijk object) na de invoering van het Nieuw Burger-lijk Wetboek in 1992 (daarvoor mede omvattende de vermogensrechten). Anders dan Dexia betoogt dient ter beant-woording van deze discussie geen doorslag-geven-de beteke-nis te worden gehecht aan de letterlijke tekst van artikel 1:88 BW, waarin het woord vermogensrechten niet voorkomt.
In de wetsge-schie-denis is immers niet uitdrukkelijk geble-ken dat de wetge-ver heeft beoogd de koop op afbetaling van vermo-gens-rech-ten van de bescher-mings-gedachte van artikel 1:88 lid 1 onder d BW uit te zonde-ren.
De huidige tekst van het artikel, waarin het begrip zaak van kleur is ver-schoten, is tot stand gekomen in het kader van de aanpas-sing van Boek 1 BW aan het nieuwe vermogensrecht. Uit de parle-men-taire geschiedenis op artikel 7A:1576 BW blijkt dat de wetgever geen materiële wijziging van de wettelij-ke regeling van de koop op afbeta-ling die vóór de invoe-ring van het Nieuw BW evenzeer betrekking kon hebben op vermo-gensrechten beoogde en dat de minister in het kader van de behan-deling van artikel 1:88 BW verwees naar de destijds nog van kracht zijnde tekst van artikel 1576-oud BW, waarin de term "zaak" ook vermo-gens-rechten omvat-te. In de gedachte-gang van Dexia zou derhalve stilzwij-gend een beper-king van de be-scher-mingsge-dachte van artikel 1:88 BW in het wettelij-ke systeem zijn ingeslo-pen. Niet aannemelijk is dat een dergelijke materiële wijziging gelet op de bescher-mingsfunctie van het toestemmingsvereiste zonder uitdruk-kelijke motivering in de wet zou zijn vastgelegd. Nu deze wijziging ontbreekt moet worden aangeno-men dat het geldende artikel 1:88 lid 1 sub d BW verwijst naar de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, zoals neerge-legd in artikel 7A:1576 BW, dus met inbegrip van het bepaalde in artikel 7A:1576 lid 5 BW.
Dientengevolge moet ervan worden uitgegaan dat indien een gehuwde persoon dan wel een partner in een geregis-treerd partnerschap een effec-tenlease-overeenkomst afsluit, hij/zij daar-voor de toestem-ming van de andere echtgenoot of geregistreerd partner nodig heeft, indien deze over-eenkomst voldoet aan de criteria van een overeenkomst van koop op afbetaling, volgens de kenmer-ken omschreven in artikel 7A:1576 BW.
10. Vraag c. Kunnen Eegalease respectievelijk de Consumentenbond worden ontvan-gen in hun vorderingen, e.e.a. op de voet van artikel 3:305a BW?
Uitgangspunt is dat de collectieve actie van de artikelen 3:305a e.v. BW ertoe strekt bepaal-de rechtspersonen de bevoegdheid te geven ter bescher-ming van de belangen van andere personen een rechtsvordering in te stellen. Tussen partijen is niet in geschil dat Eegalease en de Consu-mentenbond rechts-perso-nen zijn waaraan in beginsel de be-voegdheid toekomt ter bescherming van de belangen van andere perso-nen een rechtsvordering in te stellen. Dit wordt als vaststaand aangenomen.
11. Het antwoord op de vraag of deze rechtsvordering zich kan uitstrek-ken tot de gevorderde verklaring voor recht onder 2. van het petitum kan in het midden blijven aangezien deze vordering in geen geval toewijsbaar is. Anders dan Eegalease kennelijk voor ogen heeft kan een verklaring voor recht in een collectie-ve actie hooguit betrekking hebben op een declaratoi-re uitspraak ten aanzien van de kwalificatie van de betreffende effectenle-ase-overeenkomsten en op de vraag van het toepassingsbereik van artikel 1:88 lid 1 onder d BW in zijn algemeenheid, maar niet op de gevolgen daarvan. Het inroepen van de nietigheid van een in strijd met het toestem-mingsver-eiste van voormeld artikel gesloten overeenkomst van koop op afbetaling is een aan de echtgenoot dan wel geregistreerd partner toeko-mend hoogst-persoonlijk recht. Een collectieve actie strekt niet zover dat de belangenor-ganisatie zonder expliciete mandatering zich dit recht kan toeëigenen. Bovendien zou - zo betoogt Dexia terecht - een dergelijk vonnis inhouds-loos zijn, nu in dat vonnis de concrete overeenkomst waarvan vernietiging wordt gevraagd ontbreekt.
Dit geldt zowel voor de beoogde collectieve vernietiging bij brief van 29 januari 2003 als voor de subsidiair gevorderde collectieve vernietiging bij vonnis.
12. Ten aanzien van de schadevordering terzake door Eegalease en de Consu-mentenbond gemaakte kosten kan de vraag van de ontvanke-lijkheid eveneens in het midden blijven. Deze vorde-ring is evenmin toe-wijs-baar. Weliswaar hebben belan-genorganisaties als Eegalease en de Consu-mentenbond de mogelijk-heid om vergoe-ding van de eigen schade te vorderen maar daarvoor gelden de normale eisen die aan een schadever-goedingsactie vanwege onrechtma-tig handelen moeten worden gesteld. Daartoe hoort de voorzienbaarheids-eis, waarop Dexia heeft gewezen. Eegalease stelt dat Legio Lease (rechtsvoorganger van Dexia, ktr.) - als overtre-der van de norm dat beide echtgenoten en/of geregistreerde partners de effectenlease-overeen-komst moeten ondertekenen - ten tijde van het aangaan van de effectenlea-se-overeenkomsten zonder de (schrifte-lijke) toestemming van eventuele partners te verlangen, had kunnen voorzien dat een belangenor-ganisatie zich de belangen van die partners zou kunnen gaan aantrekken. Dit betoog strekt te ver. Zo al sprake zou zijn van een onrechtmatige gedraging zijdens Dexia jegens de partners van de effecten-leasecontractan-ten, is aan de voorzienbaarheidseis dat de gedraging ook onrecht-matig zou zijn tegenover een derde die zich naderhand de belan-gen van de gelaedeerden aantrekt geenszins voldaan.
13. Voor het overige (en dat geldt voor de vorderingen in het petitum onder 1 a en b) zijn er onvoldoende bezwaren aangevoerd tegen de ontvan-kelijkheid van Eegalease en de Consumentenbond om de onder 1 a en b van de dagvaarding gevorderde verklarin-gen voor recht te vorderen. Beide belan-genorgani-saties voldoen aan de vereisten die artikel 3:305a BW hen stelt. De kantonrechter volgt Eegalease en de Consumentenbond in hun betoog dat aan het criterium van gelijk-soortige belangen niet zodanig zware eisen moeten worden gesteld, dat de belangen die Eegalease en de Consumen-tenbond behartigen voor de betrokken perso-nen in alle opzichten dezelfde zijn. Zulks zou indruisen tegen het bestaan van het collectief actierecht. Datzelfde geldt voor de formulering van de doelstelling van beide belangen-organisaties, die de paraplu van het collectief actierecht vormt. Voorzover de bezwaren die Dexia daartegen inbrengt aan de criteria van artikel 3:305a BW verderstrek-kende eisen stellen, heeft Dexia kennelijk de bedoeling het collectief actierecht, dat in casu gelet op voor-gaande overwe-gingen uitslui-tend nog betrekking heeft op het verkrijgen van een declaratoi-re uit-spraak ten aanzien van de toepasse-lijkheid van de Wet op door haar verkochte effectenlease-overeenkomsten, uit te hollen. Aan die bezwaren wordt voorbij-ge-gaan.
14. Dit alles leidt tot de conclusie dat de vorderingen van Eegalease en de Consu-menten-bond onder 1 a en b in het petitum van de dagvaarding toewijsbaar zijn. Voor het overige worden zij afgewe-zen.
15. Vraag d. Kunnen Eegalea-se, respectievelijk de Consu-menten-bond collectief de nietig-heid inroepen van meerbedoelde effecten-lease-overeen-komsten?
Vraag e. Zo ja, kunnen Eegalease, respectievelijk de Consumen-ten-bond schade vorde-ren voor gemaakte, dan wel nog te maken kosten?
Beide vragen zijn reeds ten nadele van Eegalease en de Consu-menten-bond beant-woord bij de behandeling van de vraag naar de ontvankelijk-heid van beide belangen-organisaties met betrekking tot hun vorderingen onder 2, 3 en 4 in de dag-vaarding.
16. Vraag f. Zijn de effectenlease-overeenkomsten van de partners van eisers sub 3, 4 en 5 nietig en leidt zulks tot integrale restitutie inclusief wettelijke rente van de betaalde termijnen dan wel dient daarover anders te worden geoordeeld op de voet van artikel 6:278 BW?
Het betoog in de voorgaande overwegingen leidt tot de conclusie dat eisers sub 3, 4 en 5 terecht een beroep hebben gedaan op vernietiging van de respectievelijke effecten-lease-overeenkomsten, die hun echtgenoten hebben gesloten. De overeenkom-sten hebben de kenmerken van een overeen-komst van koop op afbetaling, waarvoor volgens artikel 1:88 lid 1 onder d. BW zij die met Dexia de effectenlease-over-eenkomsten hebben afgeslo-ten toe-stem-ming aan hun echtgenoot dan wel geregistreerd partner hadden moeten vragen. Nu zij dat niet hebben gedaan en de partners de nietigheid hebben ingeroe-pen zijn de betreffende effec-tenlea-se-overeen-komsten nietig.
Dexia biedt bewijs aan van het feit dat de eisers sub 3, 4 en 5 wel hun toestemming hebben gegeven, maar aan dat bewijsaanbod wordt voorbijge-gaan. Daargelaten dat Dexia nog geen begin van bewijs daarvan heeft gele-verd, vergt artikel 1:88 lid 3 BW dat de toestemming schriftelijk had moeten zijn gegeven. Dexia betoogt nog dat het geven van schriftelijke toestemming niet nodig is omdat de effectenlease-overeenkomst als huur-koop-overeenkomst, waarvoor het schriftelijkheids-vereiste geldt, even-goed als overeenkomst van koop op afbetaling kan gelden, als afstand wordt genomen van de eis van eigendomsvoorbehoud.
Dit is echter een ondeug-delijk gelegenheidsargu-ment, dat niet strookt met de in deze procedu-re verder door Dexia ingeno-men procespositie. Dit argument wordt verworpen.
17. Dan volgt de vraag naar de restitutieverplichtingen van Dexia. Dexia betoogt primair dat de eisers sub 3, 4 en 5 de restitutie van betaalde termijnen niet kunnen vorderen omdat zij geen partij zijn geweest bij de effectenlease-overeenkomsten en derhalve deze vordering niet zelf zouden hebben.
Dit betoog wordt niet gevolgd. Artikel 1:89 BW geeft aan de echtgenoot die een beroep op de vernietiging heeft gedaan de bevoegdheid alle uit de nietigheid voortvloeiende rechtshandelingen in te stellen. Tegen de achter-grond van de bescherming die artikel 1:88 BW biedt, be-hoort daartoe in de eerste plaats de restitutievordering van de door de effecten-le-asecon-tractant betaalde termijnen.
18. Voorts zou volgens Dexia artikel 6:278 BW een rol moeten spelen. Dit artikel zou de speculatieve gedachten die de echtgenoot van de effecten-leasecontractant zou hebben, nu deze leasecontractant op de betreffende overeenkomst verlies heeft geleden, moeten doorkruisen.
Dit artikel bepaalt in zijn eerste lid dat de partij die ontbinding kiest van een reeds uitgevoerde overeenkomst, nadat de verhou-ding in waarde tussen hetgeen wederzijds bij ongedaan-making zou moeten worden verricht, zich te haren gunste heeft gewijzigd, verplicht is door bijbeta-ling de oorspronke-lijke waardeverhouding te herstellen, indien aannemelijk is dat zij zonder deze wijziging geen ontbin-ding zou hebben gekozen. Het tweede lid verklaart die bepaling van overeenkomstige toepassing ingeval de partij te wier gunste de wijziging is ingetreden, op andere grond dan ontbinding de stoot tot ongedaanma-king geeft en aanne-melijk is dat zij daartoe zonder deze wijziging niet zou zijn overgegaan.
Deze bepaling is echter niet van toepassing. Weliswaar gaat het in geval van een vernietiging van een effectenlease-overeenkomst om ongedaanma-king op andere grond dan ontbinding, maar de in deze bepa-ling bedoelde stoot tot ongedaanmaking is niet gegeven door de echtgeno-ten van eisers sub 3, 4 en 5, die partij zijn bij de respectieve overeenkomsten, maar door eisers, die daarbij geen partij zijn en tegen wie voornoemd artikel zich dus niet richt.
19. Het vorenstaande brengt mee dat de in de dagvaarding onder 5, 9 en 12 gevorderde verkla-ringen voor recht toewijsbaar zijn, evenwel met uitzonde-ring van de gevorderde verklaringen voor recht dat Dexia geen enkele toewijs-bare vorde-ring jegens de echtgenoten van eisers sub 3, 4 en 5 en tegen henzelf kunnen instellen. Deze vordering is te onbepaald om toewijs-baar te kunnen zijn.
De - cijfermatig niet bestre-den - resterende vorderin-gen van eisers sub 3, 4 en 5 onder de vorderingen onder 6, 7, 8, 10, 11, 13 en 14 in de dagvaar-ding zijn verder alle toewijs-baar, zulks met inbegrip van de wettelijke rente als gevor-derd. Artikel 6:205 BW mist toepassing, nu geen sprake is van kwade trouw.
met betrekking tot alle eisers:
20. Gelet op deze afloop van het geding in conventie wordt Dexia veroordeeld in de proces-kos-ten gevallen aan de zijde van Eegalease.
De vordering en haar grondslag in - voorwaardelijke - reconventie
21. Dexia heeft deze voorwaardelijke vordering ingesteld voor het geval de kantonrechter enig gedeelte van het door de desbetref-fende eisers in conven-tie gevorderde mocht toewijzen. Nu dat het geval is ten aanzien van de vorderin-gen in de dagvaarding onder 1. a en b. en ten aanzien van de vorde-ringen van eisers sub 3, 4 en 5 komt deze - voorwaar-delijke - recon-ventionele vordering hier aan de orde, echter slechts voor wat betreft het in reconven-tie gevor-derde onder B, C, D en E. De vordering onder A kan niet geacht worden aan het voorwaardelijk karakter te hebben voldaan, nu in conventie de collectieve vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten niet is toegestaan.
22. Dexia vordert onder B. een verklaring voor recht dat de echtgenoten van de thans gedaagden sub 3, 4 en 5 aan Dexia een vergoeding verschuldigd is gelijk aan de aankoopwaarde van de effecten, waar zijn of haar effecten-lease-overeenkomsten betrekking op had, verminderd met de beurswaarde van de effecten op datum van vernietiging.
Voorts vordert Dexia van deze gedaagden respectievelijk € 1.660,05,
€ 20.957,16 en € 4.312,60, alles te vermeerderen met de wettelij-ke rente sedert de onderscheiden data van de brieven waarin een beroep is gedaan op de vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten en met veroordeling van Eegalease en de Consumentenbond hoofdelijk in de kos-ten van deze reconventionele procedure.
23. Dexia verwijst als grondslag daartoe naar de omstandigheid dat vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten zou leiden tot een vordering van Dexia op de effectenleasecontractant tot vergoeding van het koers-ver-lies over de periode vanaf de datum van de overeenkomst tot de datum van vernietiging. Jegens de gedaagden sub 3, 4 en 5 betekent dat in concreto een veroordeling tot betaling van het bedrag dat hun echtgenoten eventueel op grond van artikel 6:278 BW verschuldigd zouden zijn.
24. Deze vordering stuit af op het feit dat Dexia in deze procedure geen beroep op artikel 6:278 BW kan doen. De kantonrechter verwijst voor haar overwe-gingen op dit punt naar hetgeen daaromtrent in conventie onder rov. 17 is overwo-gen. Een andere opvatting zou ertoe kunnen leiden dat in strijd met de bescher-mingsgedachte van artikel 1:88 BW voor de echtgenoot die geen toestemming heeft gegeven toch een financieel nadelig rechts-gevolg zou worden verbonden aan een over-een-komst die niet zonder zijn toestemming gesloten had mogen worden en daarom vernietigd wordt.
25. Dit betekent dat de vorderingen van Dexia worden afgewezen.
26. Gelet op de afloop van het geding in reconventie wordt Dexia veroordeeld in de proceskosten die aan de zijde van Eegalease zijn gevallen.
BESLISSING
De kantonrechter:
In conventie
met betrekking tot Eegalease en de Consumentenbond:
I. verklaart voor recht dat:
(a) de effectenlease-overeenkomsten, genoemd in dit onderdeel van de dagvaarding onder 89 verschillende benamingen, die met Dexia zijn gesloten, worden gekwalificeerd als overeenkomst van koop op afbeta-ling in de zin van artikel 1:88 lid 1 sub d BW en dat
(b) op deze effectenlease-overeenkomsten die met Dexia zijn gesloten, van toepassing is het bepaalde in de artikelen 1:88 en 1:89 BW;
II. wijst af het meer of anders gevorderde;
met betrekking tot eiseres sub 3
III. verklaart voor recht dat de huurkoopovereenkomst met nummer 59120566 rechtsgeldig door eiseres sub 3 is vernie-tigd;
IV. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag van
€ 4.324,02, zijnde het tot en met 1 mei 2002 onverschul-digd door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke maandter-mijnen;
V. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag van € 227,58 per maand na 1 juni 2002, zijnde de maandelijks door Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend per datum afboeking van de respectie-velijke incassotermij-nen tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag van € 118,81 zijnde de ten onrechte door Legio in rekening gebrachte incasso-kosten, vermeerderd met de wettelijke rente berekend per datum debitering van die kosten tot aan de dag der algehele voldoening;
VII. wijst af het meer of anders gevorderde;
met betrekking tot eiser sub 4:
VIII. verklaart voor recht dat de huurkoop-over-een-komst met num-mer 74405926 rechtsgeldig door eiser sub 4 is vernietigd;
IX. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiser sub 4 van een bedrag van
€ 7.526,64, zijnde het tot en met 1 februari 2003 onver-schul-digd door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeer-de-ren met de wettelijke rente berekend per datum afboeking van de respectie-velijke maandtermij-nen tot aan de dag der algehele voldoening;
X. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiser sub 4 van een bedrag van € 228,08 per maand na 1 februari 2003, zijnde de maan-de-lijks door Dexia ten onrechte geïncasseerd bedragen, te vermeer-deren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectie-velijke incassotermij-nen tot aan de dag der algehele voldoening;
XI. wijst af het meer of anders gevorderde;
met betrekking tot eiseres sub 5:
XII. verklaart voor recht dat de huurkoopover-een-komst met num-mer 76180755 rechtsgeldig door eiseres sub 5 is vernietigd;
XIII. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag van
€ 1.270,64, zijnde het tot en met 1 februari 2003 onver-schuldigd door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerde-ren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke maandter-mijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
XIV. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag van € 45,38 per maand na 1 februari 2003, zijnde de maande-lijks door Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeer-deren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectie-velijke incassotermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
XV. wijst af het meer of anders gevorderde;
met betrekking tot alle eisers:
XVI. veroordeelt Dexia in de kosten van het geding aan de zijde van Eegalease c.s. gevallen, tot op heden begroot op:
- 232,00 griffierecht
- 81,16 dagvaardingskosten
- 1.450,00 salaris van de gemachtigde
-----------
€ 1.763,16 in totaal,
een en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
In reconventie
XVII. wijst de vordering af;
XVIII. veroordeelt Dexia in de proceskosten aan de zijde van Eegalease c.s. gevallen, tot op heden begroot op € 725,00 voorzover ver-schuldigd inclusief BTW, aan salaris van hun ge-machtig-de;
In conventie en reconventie
XIX. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voor-raad, voorzover de Wet zulks toelaat.
Aldus gewezen door mr. M.C. Scholten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van de Rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/fra ... i_id=64519
LJN-nummer: AQ7412 Zaaknr: CV 03-5323
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 25-08-2004
Datum publicatie: 25-08-2004
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
sector kanton - locatie Amsterdam
rolnummer: CV 03-5323
25 augustus 2004
184
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
1. de stichting Stichting Eegalease, gevestigd te 's-Gravenhage
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegd-heid Consumentenbond, gevestigd te 's-Gravenhage
3. [eiser3], wonende te [woonplaats]
4. [eiser4], wonende te [woonplaats]
5. [eiser5], wonende te [woonplaats]
eisers in conventie bij dagvaarding van 13 maart 2003
verweerders in - voorwaardelijke - reconventie
gemachtigde: mr W.M. Schonewille
Eisende partijen worden nader aangeduid met Eegalease c.s. dan wel met Eegalease en de Consumenten-bond tezamen, en eisers sub 3, 4 en 5 als zodanig zonder aparte naamsvermelding.
t e g e n
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.
gevestigd te Amsterdam.
gedaagde in conventie
eiseres in - voorwaardelijke - reconventie
gemachtigde: mr H.G. van Everdingen.
Gedaagde partij wordt aangeduid met Dexia.
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Uitgegaan wordt van:
- het vonnis in het in deze zaak door Dexia opgeworpen be-voegd-heids-in-ci-dent van 3 december 2003 en de daarin genoemde processtuk-ken,
- de conclusie van repliek in conventie en antwoord in - voorwaardelijke - reconventie van Eegalease c.s. met één bewijsstuk
- de conclusie van dupliek in conventie en repliek in - voorwaardelijke - reconventie van Dexia met overlegging van recente rechtspraak
- de conclusie van dupliek in - voorwaardelijke - reconventie van Eegalease c.s..
- het verzoek tot vonnis wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
In conventie en in - voorwaardelijke - reconventie
1. In aanvulling op de vastgestelde feiten in het incidenteel vonnis van 3 december 2003 wordt als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel onvoldoende weersproken van het volgende uitgegaan:
1.1 Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Legio-Lease B.V. en andere rechtspersonen, zoals reeds samengevat onder 1.1. in voormeld incidenteel vonnis.
1.2 Eegalease is een stichting die zich volgens haar statuten - kort gezegd - ten doel stelt op te treden voor hen die gehuwd (of gehuwd geweest) zijn met, dan wel als partner geregistreerd zijn (of zijn geweest) van diege-nen die in de periode van 1 januari 1995 tot en met 1 mei 2002 effectenle-a-se-overeen-komsten hebben gesloten met één of meer van de hier-voor ge-noemde vennoot-schappen en die als gevolg daarvan schade hebben geleden dan wel daardoor anders-zins in hun belangen zijn aange-tast of drei-gen te worden aangetast. Inmiddels hebben zich ca 15.000 echtgeno-ten dan wel geregistreerde partners bij Eegalease aangesloten.
1.3 De Consumentenbond is een vereniging die zich volgens haar statuten - kort gezegd - ten doel stelt als onafhankelijke organisatie de belangen van consumenten te behartigen.
1.4 De rechtsvoorgangers van Dexia hebben vanaf begin jaren negentig in Nederland onder vele verschillende benamingen en in vele varian-ten effectenleaseproducten aangeboden. Deze producten bestaan - behoudens enkele andere constructies - in de kern eruit dat de klant een pakket effecten koopt, dat die koop door (inmiddels) Dexia wordt gefinancierd, dat de klant over de geleende hoofdsom maandelijks rente verschuldigd is en dat de klant kort voor het einde van de looptijd een bedrag van ? 100,00 betaalt en aan het einde van de looptijd de restant koopsom dient af te lossen, hetgeen in het alge-meen plaatsvindt door verkoop van de effecten en verreke-ning van de opbrengst daarvan met de geleende hoofd-som.
1.5 De inhoud van de bij dagvaarding overgelegde voorbeeldovereen-komst met de daarbij geldende Bijzondere voorwaarden Effecten Lease zijn samengevat onder 1.3 tot en met 1.8 in het incidenteel vonnis van 3 december 2003.
1.6 Eegalease en de Consumentenbond hebben bij brief van 29 januari 2003 onder verwijzing naar de artikelen 1:89 BW en 3:305a BW namens de bij Eegalease aangesloten, overigens niet met name genoemde echtgenoten, dan wel geregis-treerde partners de effec-tenlea-se-overeenkomsten vernietigd die door hun partners in de periode van 29 januari 2000 tot en met 1 mei 2002 met Dexia waren afgeslo-ten, zonder dat deze echtgenoten dan wel geregis-treerde partners ten blijke van hun toestemming de effectenlease-overeen-komst mede hadden ondertekend.
1.7 [eiser3], is gehuwd met [echtgenoot] [echtgenoot] heeft op of omstreeks 15 december 2000 een effecten-leaseovereenkomst gesloten met de naam "Korting Kado". [eiser3] heeft deze overeenkomst middels een aangete-kende brief van 25 april 2002 onder verwijzing naar artikel 1:89 BW vernietigd.
1.8 [eiser4], is gehuwd met [echtgenote]. [echtgenote] heeft op of omstreeks 20 april 2000 een effecten-leaseovereenkomst gesloten met Legio Lease met de naam "Winstverdriedubbelaar". [eiser4] heeft deze overeenkomst mid-dels een aangete-kende brief van 11 februari 2003 onder verwij-zing naar artikel 1:89 BW vernietigd.
1.9 [eiser5], is gehuwd met [echtgenoot]. [echtgenoot] heeft op of om-streeks 11 oktober 2000 een effecten-leaseovereenkomst gesloten met Legio Lease met de naam "Winst-Ver10Dubbelaar". [eiser5] heeft deze overeenkomst middels een aangete-kende brief van 12 februari 2003 onder verwij-zing naar artikel 1:89 BW vernie-tigd.
De vordering en de grondslag daarvan in conventie:
2. Eisers vorderen verkla-ring dat het te wijzen vonnis uitvoerbaar bij voorraad is en:
met betrekking tot Eegalease en de Consumentenbond:
1. voor recht te verklaren dat:
(a) de effectenlease-overeenkomsten, genoemd in dit onderdeel van de dagvaarding onder 89 verschillende benamingen, die met Dexia zijn gesloten, zijn te kwalificeren als overeenkomst van koop op afbeta-ling in de zin van artikel 1:88 lid 1 sub d BW en
(b) op deze effectenlease-overeenkomsten die met Dexia zijn gesloten, van toepassing is het bepaalde in de artikelen 1:88 en 1:89 BW;
2. voor recht te verklaren dat alle onder 1. genoemde effectenlease-overeenkomsten, die met Dexia en/of haar rechtsvoorgangers zijn geslo-ten in de periode 29 januari 2000 tot en met 1 mei 2002 zonder dat beide echtgenoten en/of geregistreerde partners de effectenlea-se-overeenkomst hebben ondertekend, dan wel hebben toegestemd in de totstandko-ming van de effectenlease-overeen-komst, vernietigd zijn althans vernietig-baar zijn op grond van het bepaalde in artikel 1:89 BW;
3. Dexia te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Eega-
le-ase te betalen een bedrag van € p.m., zijnde de door Eegalease gemaakte kosten ter behartiging van het collectieve belang - zoals hierboven omschreven - alsmede de nog te maken kosten, beide vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum dat de genoemde kosten door Eegalease zijn gemaakt, danwel de datum der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, althans Dexia te veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat;
4. Dexia te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de Consumentenbond te betalen een bedrag van € p.m., zijnde de door de Consumentenbond gemaakte kosten ter beharti-ging van het collectieve belang - zoals hierboven omschre-ven - alsmede de nog te maken kosten, beide vermeerderd met de wettelij-ke rente daarover vanaf de datum dat de genoemde kosten door de Consumentenbond zijn gemaakt, danwel de datum der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, althans Dexia te veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat;
met betrekking tot eiseres sub 3
5. voor recht te verklaren dat de huurkoopovereenkomst met nummer 59120566 rechtsgeldig door eiseres sub 3 is vernietigd en dat dit impli-ceert dat Dexia geen enkele toewijsbare vordering jegens de effectenlea-secontractant en eiseres sub 3 kan instellen uit hoofde van de (vernietig-de) effectenlease-overeenkomst;
6. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag van € 4.324,02, zijnde het tot en met 1 mei 2002 onverschul-digd door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke maand-ter-mijnen;
7. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag van € 227,58 per maand na 1 juni 2002, zijnde de maandelijks door Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke incassotermijnen;
8. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag van € 118,81 zijnde de ten onrechte door Legio in rekening gebrachte incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente per datum debitering van die kosten;
met betrekking tot eiser sub 4:
9. voor recht te verklaren dat de huurkoopover-een-komst met num-mer 74405926 rechtsgeldig door eiser sub 4 is vernietigd en dat dit impli-ceert dat Dexia geen enkele toewijsbare vordering jegens de effec-tenleasecontractant en eiser sub 4 kan instellen uit hoofde van de (vernietigde) effectenlease-overeenkomst;
10. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiser sub 4 van een bedrag van
€ 7.526,64, zijnde het tot en met 1 februari 2003 onver-schuldigd door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerde-ren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke maand-ter-mijnen;
11. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiser sub 4 van een bedrag van
€ 228,08 per maand na 1 februari 2003, zijnde de maande-lijks door Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeer-deren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respec-tie-velijke incassotermijnen;
met betrekking tot eiseres sub 5:
12. voor recht te verklaren dat de huurkoopover-een-komst met num-mer 76180755 rechtsgeldig door eiseres sub 5 is vernietigd en dat dit impli-ceert dat Dexia geen enkele toewijsbare vordering jegens de effectenleasecontractant en eiseres sub 5 kan instellen uit hoofde van de (vernietigde) effectenlease-overeenkomst;
13. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag van € 1.270,64, zijnde het tot en met 1 februari 2003 onver-schul-digd door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerde-ren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke maand-ter-mijnen;
14. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag van € 45,38 per maand na 1 februari 2003, zijnde de maande-lijks door Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeer-deren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respec-tie-velijke incassotermijnen;
15. alles met veroordeling van Dexia in de kosten van deze procedure.
3. Eegalease c.s. leggen aan deze vorderingen - kort gezegd - ten grondslag dat voornoemde effectenlease-overeenkomsten gekwalificeerd moeten worden als een overeenkomst van koop op afbetaling, waarop artikel 1:88 lid 1 onder d. BW toepassing dient te vinden, zodat de effectenlease-con-tractant voor de totstand-koming van de betreffende effecten-lease-overeen-komst de toestem-ming van de echtge-noot dan wel geregistreerd partner nodig heeft. Nu deze toe-stemming ontbreekt is de overeenkomst op de voet van artikel 1:89 BW vernietig-baar, welke nietig-heid Eegalease en de Consu-mentenbond bij brief van 29 januari 2003 jegens Dexia collectief hebben ingeroe-pen. Tevens stellen Eegalease en de Consumen-tenbond dat zij vanwege onrechtmatig handelen van Legio Lease schade hebben geleden in de vorm van kosten die zij ter behartiging van het collectieve belang hebben gemaakt. Dexia heeft nagelaten om de toestemming van de echtgenoot dan wel geregistreerd partner voor de effec-tenlease-overeen-komst in elk individueel geval te vragen en zij heeft daar-door kunnen voorzien dat een organisatie zich de belangen van deze part-ners zou kunnen aantrekken.
Eisers sub 3, 4 en 5 hebben ieder bij aparte brief de nietigheid ingeroepen van de door hun echtge-noot/echt-genote met Dexia gesloten effectenlea-se-overeenkom-st, elk omschreven onder 1.7, 1.8. en 1.9 van dit vonnis. Uit dit beroep op nietigheid van de overeenkomst volgt de restitutiever-plichting van Dexia van de betaalde termijnen aan de betreffende eisers vanwege onverschuldigde betaling.
Verweer van Dexia:
4. Dexia voert primair het verweer dat koop op afbetaling van vermogens-rechten niet valt onder de reikwijdte van de bescherming van de niet-contracterende partner, als bedoeld in artikel 1:88 lid 1 onder d. BW. Zulks volgt uit de letterlijke tekst van het artikel waarin het uitsluitend gaat om koop op afbetaling van zaken (zijnde stoffelijke objecten ex artikel 3:2 BW) en niet om vermogensrechten, zoals effecten. Dat de regeling van koop op afbetaling in artikel 7A:1576 lid 5 BW ook op vermogensrech-ten van toepas-sing doet zijn, maakt dat niet anders. Indien de wetgever de beschermings-ge-dachte van artikel 1:88 lid 1 onder d. BW ook zou hebben willen uitstrek-ken tot koop op afbetaling van vermogensrechten dan had de wetgever zulks ook in de tekst van dat artikel geïncorporeerd.
Dexia vervolgt met het betoog dat de effectenlease-overeenkomst niet voldoet aan de criteria die gesteld worden aan een overeenkomst van koop op afbetaling, wat betreft de aflevering, de eis van de twee termijnen en de eigendomsverkrijging.
Subsidiair betoogt Dexia - kort gezegd - dat in geval de kantonrechter daarover onverhoopt anders mocht oordelen artikel 6:278 BW aan de ongedaanmakingsverplichtingen in de weg staat.
5. Dexia voert tevens verweer tegen de procespositie van Eegalease en van de Consumentenbond. Dexia stelt zich op het standpunt dat deze organisa-ties in hun vorderingen niet kunnen worden ontvangen. In de eerste plaats zijn de doelomschrijvingen van beide organisaties niet in overeen-stemming met de belangen van de personen die zij vertegenwoor-digen. Eegalease treedt uitsluitend op voor partners van effectenleasecon-tractanten die schade hebben geleden en niet voor alle partners; de Consu-mentenbond kan deze partners niet vertegenwoordigen omdat deze geen consument zijn. Deze partners zijn geen partij geweest bij de effectenlease-overeen-komsten en hebben dus ook niets geconsumeerd.
Voorts moeten de belangen, wil sprake zijn van ontvan-kelijkheid, zich lenen voor bundeling. Voor wat betreft de vordering onder 1 (b) is aan die eis niet voldaan. Het staat niet vast dat alle partners enig belang bij de ingestelde vordering hebben, nu het recht om de nietigheid in te roepen van een rechtshandeling ex artikel 1:88 lid 1 onder d. BW een hoogst persoonlijk recht is. Mogelijk wordt door het doen van een beroep op de nietigheid van een door de partner gesloten effectenlease-overeenkomst openlijk afstand genomen van een persoon, met wie de partij die het beroep doet een diep affectieve band heeft. Daarmee kan in die relatie twee-spalt worden gezaaid. Artikel 3:305a lid 5 BW, dat aan de betrokkene de moge-lijkheid biedt om bezwaar te maken tegen de werking van de uit-spraak, neemt dit bezwaar niet weg.
Ook in ander opzicht acht Dexia de belangen van deze partners niet uniform. Een niet onaanzienlijk deel van de partners van effectenleasecon-tractanten die zich bij Eegalease hebben aangesloten hebben vóór 29 januari 2000 effectenle-ase-overeen-komsten gesloten die gelet op de toenmalige beurs-koersen een positief resultaat vertoonden. Van die over-eenkomsten hebben zij niet de nietigheid ingeroe-pen.
Tenslotte zijn de belangen ongelijksoortig omdat 75.000 effectenle-a-se-contrac-tanten een aanbod van Dexia hebben aanvaard tot afdoening van de zaak, die daar-mee uitdruk-kelijk afstand hebben genomen van de acties van o.a. Eegalea-se.
Bovendien missen Eegalease en de Consumentenbond de bevoegdheid om bij een brief een collectieve vernietiging in te roepen. Belan-gen-organisaties kunnen volgens artikel 3:305a BW onder omstandigheden een rechtsvorde-ring instellen. De wet bevat echter geen bepaling die aan belan-genorgani-saties de mogelijkheid verschaft om anders dan door het instellen van een vorde-ring de rechten van derden uit te oefenen. Dexia verwijst terzake naar de wetsgeschiedenis. De brief van 29 januari 2003 heeft dus geen effect, aldus nog steeds Dexia.
Ook hebben beide belangenorganisaties volgens Dexia niet de bevoegdheid om de vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten in rechte te vorderen. Het vonnis waarbij een rechter een overeenkomst vernietigt is een consti-tu-tief vonnis. Het vonnis schept een nieuwe rechtstoestand en de vernie-ti-ging geldt vanaf het moment waarop het vonnis kracht van gewijsde heeft. In casu heeft een vonnis ex artikel 3:305a BW geen effect jegens de contract-spartijen (of in dit geval hun partners), die niet aan het vonnis zijn gebon-den. Een constitutief vonnis op vordering van een belan-genorganisa-tie is daarmee inhoudsloos.
Bovendien is de mogelijkheid om een beroep te doen op vernietiging op grond van artikel 1:89 BW een hoogst persoonlijk recht, waarvan de aard zich verzet tegen de uitoefening door een derde.
Ook artikel 3:51 BW verzet zich tegen de onderhavige procedure, nu uitsluitend Dexia en niet alle contractanten, waaronder de effectenlease-contractanten in deze procedure zijn betrokken.
Wat de vorderingen onder 3 en 4 betreft: er is geen sprake van het schen-den van de norm dat bij effectenlease-overeenkomsten de toestemming van de partner moet worden gevraagd. Een dergelijk norm richt zich tot de contrac-te-ren-de partner en niet tot de wederpartij. Voorzover al sprake zou zijn van een geschonden norm en derhalve van onrechtmatig handelen dan is dat toch zeker niet het geval tegenover een derde die zich naderhand de belangen van (beweerde-lijk) gelaedeer-den aantrekt.
Ook bestrijdt Dexia dat Eegalea-se en de Consumen-tenbond kosten hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmer-king komen.
Tegen de vorderingen van eisers sub 3, 4 en 5 biedt Dexia aan bewijs te leveren van het feit dat hun partners wel toestemming hebben gegeven voor de effectenlease-overeenkomst.
Dexia stelt zich op het standpunt dat de toestemming niet noodzakelijker-wijs schriftelijk moet worden verleend. Dexia acht de schriftelijke vorm van een huurkoop-over-eenkomst in verband waarmee ook aan de toestem-mingshandeling het schriftelijk-heidsvereiste zou kleven niet van doorslag-gevend belang. Het vorm-voorschrift dat de huur-koopover-eenkomst schrifte-lijk moet zijn aangegaan betreft de koopprijs, het plan van afbeta-ling en het eigendomsvoorbe-houd. Wordt aan dat voorschrift geen gevolg gegeven dan gaat de overeenkomst de kenmerken vertonen van een overeen-komst van koop op afbeta-ling, waarvoor het schriftelijkheidsver-eiste van artikel 1:88 lid 3 BW niet geldt.
Ook betoogt Dexia dat de partners niet zelfstandig een vordering tot restitutie van de betaalde termijnen hebben. Deze vordering valt slechts toe aan de effectenleasecontractanten zelf. Tenslotte verzet Dexia zich tegen toewijzing van wettelijke rente. Artikel 6:205 BW staat daaraan in de weg.
Verwijzing op de voet van artikel 15 lid 2 Wet-boek van Burgerlij-ke Rechtsvor-dering
6. Dexia verzoekt verwijzing van deze zaak naar een meervoudige kamer op grond van voornoemd artikel.
Een dergelijk verzoek - toen rustend op artikel 98 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering - is echter al eerder in deze proce-du-re afgewezen.
Daargelaten dat Dexia dit verzoek niet heeft gemoti-veerd zijn daarvoor ook nu - mede vanwege organisatori-sche rede-nen - geen termen aanwe-zig.
Beoordeling van de vorderingen:
7. In dit vonnis komen - gelet op de weren van Dexia - de volgende vragen aan de orde:
a. Zijn de effectenlease-overeenkomsten, die door Dexia zijn gesloten, te kwalificeren als koop op afbetaling?
b. Is artikel 1:88 lid 1 onder d. BW op de onderhavige effecten-lea-se-over-een-komsten van toepassing?
c. Kunnen Eegalease respectievelijk de Consumentenbond worden ontvan-gen in hun vorderingen, e.e.a. op de voet van artikel 3:305a BW?
d. Kunnen Eegalea-se, respectievelijk de Consu-mentenbond collectief de nietigheid inroepen van meerbedoelde effecten-lease-overeen-kom-sten?
e. Zo ja, kunnen Eegalease, respectievelijk de Consumentenbond schade vorde-ren voor gemaakte, dan wel nog te maken kosten?
f. Zijn de effectenlease-overeenkomsten van de partners van eisers sub 3, 4 en 5 nietig en leidt zulks tot integrale restitutie inclusief wettelijke rente van de betaalde termijnen dan wel dient daarover anders te worden geoordeeld op de voet van artikel 6:278 BW?
8. Vraag a: Zijn de effectenlease-overeenkomsten, die door Dexia zijn geslo-ten, te kwalificeren als koop op afbetaling?
In het incidenteel vonnis van 3 december 2003 in deze zaak is reeds als voorlopig oordeel gegeven dat de in deze procedure door Eegalease c.s. overgelegde voorbeeldovereenkomst onder de naam WinstverDrieDubbe-laar aan de criteria van een overeenkomst van koop op afbetaling voldoet. In dat vonnis is de vraag beantwoord of de kantonrechter bevoegd was om deze zaak te beslissen. De kantonrechter heeft zich daar bevoegd ver-klaard, nu de bij dagvaarding overgelegde voorbeeldovereenkomst is gekwalificeerd als een huurkoopovereenkomst en zaken die een huurkoop-overeenkomst betreffen worden op grond van artikel 93 lid c. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door de kantonrechter beslist. De kantonrech-ter volstaat met te verwijzen naar dat vonnis, dat als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
De kantonrechter houdt het ervoor dat alle producten die door Dexia zijn aangebo-den onder de in de dagvaarding genoemde 89 namen dezelfde kenmer-ken bevatten. In ieder geval heeft Dexia op dat punt geen verweer gevoerd.
Het incidenteel vonnis van 3 december 2003 behoeft volledigheidshalve de navolgende nuancering.
Als gezegd dient de genoemde voorbeeldovereenkomst - anders dan Dexia blijft betogen - als een overeenkomst van koop op afbetaling te worden gekwalificeerd. Deze overeen-komst voldoet aan alle eisen die artikel 7A:1576 lid 1 BW aan de overeenkomst van koop op afbetaling stelt, te weten betaling van de koopprijs in termijnen, waarvan twee of meer ver-schijnen nadat de verkochte zaak aan de koper is afgele-verd.
Van afleve-ring is sprake door de bijschrijving in de admini-stratie van Dexia, althans van haar rechtsvoorgangers, door haar aantekening in de boekhou-ding volgens artikel 17 Wet Giraal Effectenverkeer. Dat deze aantekening als een voorwaardelij-ke aantekening moet worden gezien, afhankelijk van de vraag of de eigen-dom daadwerke-lijk overgaat, doet daaraan niet af. Vast-staat immers - en Dexia heeft zulks zelf betoogd - dat het economisch risico van de effecten is overgegaan op de effecten-lea-secontractant.
Los van de te betalen rentetermij-nen is voorts sprake van twee termijnen van de koop-som, te weten de f 100,00-termijn, die vrijwel aan het einde van de looptijd van de overeen-komst moet worden betaald, en de restant-koopsom aan het eind van de looptijd.
Een andere uitleg dan dat de f 100,00-termijn van te onderge-schikte en te geringe betekenis is om als termijn te gelden heeft Dexia niet gegeven. Derhalve kan daaraan geen andere betekenis worden toegekend dan dat Dexia zelf bij de tot-standko-ming van het effectenlease-product desbewust bedoeld heeft deze effecten-lease-overeenkomst als een over-een-komst van koop op afbetaling te kwalificeren. Ieder verweer dat deze kwalificatie bestrijdt wordt daarmee geacht verworpen te zijn.
9. Vraag b. Is artikel 1:88 lid 1 onder d. BW op de onderhavige effecten-lea-se-over-een-kom-sten van toepassing?
Het geschil tussen partijen draait hier om de betekenis van het begrip zaak in dat artikel en de reikwijdte van artikel 7A:1576 lid 5 BW, zulks mede in het licht van de veranderde betekenis van het begrip zaak (stoffelijk object) na de invoering van het Nieuw Burger-lijk Wetboek in 1992 (daarvoor mede omvattende de vermogensrechten). Anders dan Dexia betoogt dient ter beant-woording van deze discussie geen doorslag-geven-de beteke-nis te worden gehecht aan de letterlijke tekst van artikel 1:88 BW, waarin het woord vermogensrechten niet voorkomt.
In de wetsge-schie-denis is immers niet uitdrukkelijk geble-ken dat de wetge-ver heeft beoogd de koop op afbetaling van vermo-gens-rech-ten van de bescher-mings-gedachte van artikel 1:88 lid 1 onder d BW uit te zonde-ren.
De huidige tekst van het artikel, waarin het begrip zaak van kleur is ver-schoten, is tot stand gekomen in het kader van de aanpas-sing van Boek 1 BW aan het nieuwe vermogensrecht. Uit de parle-men-taire geschiedenis op artikel 7A:1576 BW blijkt dat de wetgever geen materiële wijziging van de wettelij-ke regeling van de koop op afbeta-ling die vóór de invoe-ring van het Nieuw BW evenzeer betrekking kon hebben op vermo-gensrechten beoogde en dat de minister in het kader van de behan-deling van artikel 1:88 BW verwees naar de destijds nog van kracht zijnde tekst van artikel 1576-oud BW, waarin de term "zaak" ook vermo-gens-rechten omvat-te. In de gedachte-gang van Dexia zou derhalve stilzwij-gend een beper-king van de be-scher-mingsge-dachte van artikel 1:88 BW in het wettelij-ke systeem zijn ingeslo-pen. Niet aannemelijk is dat een dergelijke materiële wijziging gelet op de bescher-mingsfunctie van het toestemmingsvereiste zonder uitdruk-kelijke motivering in de wet zou zijn vastgelegd. Nu deze wijziging ontbreekt moet worden aangeno-men dat het geldende artikel 1:88 lid 1 sub d BW verwijst naar de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, zoals neerge-legd in artikel 7A:1576 BW, dus met inbegrip van het bepaalde in artikel 7A:1576 lid 5 BW.
Dientengevolge moet ervan worden uitgegaan dat indien een gehuwde persoon dan wel een partner in een geregis-treerd partnerschap een effec-tenlease-overeenkomst afsluit, hij/zij daar-voor de toestem-ming van de andere echtgenoot of geregistreerd partner nodig heeft, indien deze over-eenkomst voldoet aan de criteria van een overeenkomst van koop op afbetaling, volgens de kenmer-ken omschreven in artikel 7A:1576 BW.
10. Vraag c. Kunnen Eegalease respectievelijk de Consumentenbond worden ontvan-gen in hun vorderingen, e.e.a. op de voet van artikel 3:305a BW?
Uitgangspunt is dat de collectieve actie van de artikelen 3:305a e.v. BW ertoe strekt bepaal-de rechtspersonen de bevoegdheid te geven ter bescher-ming van de belangen van andere personen een rechtsvordering in te stellen. Tussen partijen is niet in geschil dat Eegalease en de Consu-mentenbond rechts-perso-nen zijn waaraan in beginsel de be-voegdheid toekomt ter bescherming van de belangen van andere perso-nen een rechtsvordering in te stellen. Dit wordt als vaststaand aangenomen.
11. Het antwoord op de vraag of deze rechtsvordering zich kan uitstrek-ken tot de gevorderde verklaring voor recht onder 2. van het petitum kan in het midden blijven aangezien deze vordering in geen geval toewijsbaar is. Anders dan Eegalease kennelijk voor ogen heeft kan een verklaring voor recht in een collectie-ve actie hooguit betrekking hebben op een declaratoi-re uitspraak ten aanzien van de kwalificatie van de betreffende effectenle-ase-overeenkomsten en op de vraag van het toepassingsbereik van artikel 1:88 lid 1 onder d BW in zijn algemeenheid, maar niet op de gevolgen daarvan. Het inroepen van de nietigheid van een in strijd met het toestem-mingsver-eiste van voormeld artikel gesloten overeenkomst van koop op afbetaling is een aan de echtgenoot dan wel geregistreerd partner toeko-mend hoogst-persoonlijk recht. Een collectieve actie strekt niet zover dat de belangenor-ganisatie zonder expliciete mandatering zich dit recht kan toeëigenen. Bovendien zou - zo betoogt Dexia terecht - een dergelijk vonnis inhouds-loos zijn, nu in dat vonnis de concrete overeenkomst waarvan vernietiging wordt gevraagd ontbreekt.
Dit geldt zowel voor de beoogde collectieve vernietiging bij brief van 29 januari 2003 als voor de subsidiair gevorderde collectieve vernietiging bij vonnis.
12. Ten aanzien van de schadevordering terzake door Eegalease en de Consu-mentenbond gemaakte kosten kan de vraag van de ontvanke-lijkheid eveneens in het midden blijven. Deze vorde-ring is evenmin toe-wijs-baar. Weliswaar hebben belan-genorganisaties als Eegalease en de Consu-mentenbond de mogelijk-heid om vergoe-ding van de eigen schade te vorderen maar daarvoor gelden de normale eisen die aan een schadever-goedingsactie vanwege onrechtma-tig handelen moeten worden gesteld. Daartoe hoort de voorzienbaarheids-eis, waarop Dexia heeft gewezen. Eegalease stelt dat Legio Lease (rechtsvoorganger van Dexia, ktr.) - als overtre-der van de norm dat beide echtgenoten en/of geregistreerde partners de effectenlease-overeen-komst moeten ondertekenen - ten tijde van het aangaan van de effectenlea-se-overeenkomsten zonder de (schrifte-lijke) toestemming van eventuele partners te verlangen, had kunnen voorzien dat een belangenor-ganisatie zich de belangen van die partners zou kunnen gaan aantrekken. Dit betoog strekt te ver. Zo al sprake zou zijn van een onrechtmatige gedraging zijdens Dexia jegens de partners van de effecten-leasecontractan-ten, is aan de voorzienbaarheidseis dat de gedraging ook onrecht-matig zou zijn tegenover een derde die zich naderhand de belan-gen van de gelaedeerden aantrekt geenszins voldaan.
13. Voor het overige (en dat geldt voor de vorderingen in het petitum onder 1 a en b) zijn er onvoldoende bezwaren aangevoerd tegen de ontvan-kelijkheid van Eegalease en de Consumentenbond om de onder 1 a en b van de dagvaarding gevorderde verklarin-gen voor recht te vorderen. Beide belan-genorgani-saties voldoen aan de vereisten die artikel 3:305a BW hen stelt. De kantonrechter volgt Eegalease en de Consumentenbond in hun betoog dat aan het criterium van gelijk-soortige belangen niet zodanig zware eisen moeten worden gesteld, dat de belangen die Eegalease en de Consumen-tenbond behartigen voor de betrokken perso-nen in alle opzichten dezelfde zijn. Zulks zou indruisen tegen het bestaan van het collectief actierecht. Datzelfde geldt voor de formulering van de doelstelling van beide belangen-organisaties, die de paraplu van het collectief actierecht vormt. Voorzover de bezwaren die Dexia daartegen inbrengt aan de criteria van artikel 3:305a BW verderstrek-kende eisen stellen, heeft Dexia kennelijk de bedoeling het collectief actierecht, dat in casu gelet op voor-gaande overwe-gingen uitslui-tend nog betrekking heeft op het verkrijgen van een declaratoi-re uit-spraak ten aanzien van de toepasse-lijkheid van de Wet op door haar verkochte effectenlease-overeenkomsten, uit te hollen. Aan die bezwaren wordt voorbij-ge-gaan.
14. Dit alles leidt tot de conclusie dat de vorderingen van Eegalease en de Consu-menten-bond onder 1 a en b in het petitum van de dagvaarding toewijsbaar zijn. Voor het overige worden zij afgewe-zen.
15. Vraag d. Kunnen Eegalea-se, respectievelijk de Consu-menten-bond collectief de nietig-heid inroepen van meerbedoelde effecten-lease-overeen-komsten?
Vraag e. Zo ja, kunnen Eegalease, respectievelijk de Consumen-ten-bond schade vorde-ren voor gemaakte, dan wel nog te maken kosten?
Beide vragen zijn reeds ten nadele van Eegalease en de Consu-menten-bond beant-woord bij de behandeling van de vraag naar de ontvankelijk-heid van beide belangen-organisaties met betrekking tot hun vorderingen onder 2, 3 en 4 in de dag-vaarding.
16. Vraag f. Zijn de effectenlease-overeenkomsten van de partners van eisers sub 3, 4 en 5 nietig en leidt zulks tot integrale restitutie inclusief wettelijke rente van de betaalde termijnen dan wel dient daarover anders te worden geoordeeld op de voet van artikel 6:278 BW?
Het betoog in de voorgaande overwegingen leidt tot de conclusie dat eisers sub 3, 4 en 5 terecht een beroep hebben gedaan op vernietiging van de respectievelijke effecten-lease-overeenkomsten, die hun echtgenoten hebben gesloten. De overeenkom-sten hebben de kenmerken van een overeen-komst van koop op afbetaling, waarvoor volgens artikel 1:88 lid 1 onder d. BW zij die met Dexia de effectenlease-over-eenkomsten hebben afgeslo-ten toe-stem-ming aan hun echtgenoot dan wel geregistreerd partner hadden moeten vragen. Nu zij dat niet hebben gedaan en de partners de nietigheid hebben ingeroe-pen zijn de betreffende effec-tenlea-se-overeen-komsten nietig.
Dexia biedt bewijs aan van het feit dat de eisers sub 3, 4 en 5 wel hun toestemming hebben gegeven, maar aan dat bewijsaanbod wordt voorbijge-gaan. Daargelaten dat Dexia nog geen begin van bewijs daarvan heeft gele-verd, vergt artikel 1:88 lid 3 BW dat de toestemming schriftelijk had moeten zijn gegeven. Dexia betoogt nog dat het geven van schriftelijke toestemming niet nodig is omdat de effectenlease-overeenkomst als huur-koop-overeenkomst, waarvoor het schriftelijkheids-vereiste geldt, even-goed als overeenkomst van koop op afbetaling kan gelden, als afstand wordt genomen van de eis van eigendomsvoorbehoud.
Dit is echter een ondeug-delijk gelegenheidsargu-ment, dat niet strookt met de in deze procedu-re verder door Dexia ingeno-men procespositie. Dit argument wordt verworpen.
17. Dan volgt de vraag naar de restitutieverplichtingen van Dexia. Dexia betoogt primair dat de eisers sub 3, 4 en 5 de restitutie van betaalde termijnen niet kunnen vorderen omdat zij geen partij zijn geweest bij de effectenlease-overeenkomsten en derhalve deze vordering niet zelf zouden hebben.
Dit betoog wordt niet gevolgd. Artikel 1:89 BW geeft aan de echtgenoot die een beroep op de vernietiging heeft gedaan de bevoegdheid alle uit de nietigheid voortvloeiende rechtshandelingen in te stellen. Tegen de achter-grond van de bescherming die artikel 1:88 BW biedt, be-hoort daartoe in de eerste plaats de restitutievordering van de door de effecten-le-asecon-tractant betaalde termijnen.
18. Voorts zou volgens Dexia artikel 6:278 BW een rol moeten spelen. Dit artikel zou de speculatieve gedachten die de echtgenoot van de effecten-leasecontractant zou hebben, nu deze leasecontractant op de betreffende overeenkomst verlies heeft geleden, moeten doorkruisen.
Dit artikel bepaalt in zijn eerste lid dat de partij die ontbinding kiest van een reeds uitgevoerde overeenkomst, nadat de verhou-ding in waarde tussen hetgeen wederzijds bij ongedaan-making zou moeten worden verricht, zich te haren gunste heeft gewijzigd, verplicht is door bijbeta-ling de oorspronke-lijke waardeverhouding te herstellen, indien aannemelijk is dat zij zonder deze wijziging geen ontbin-ding zou hebben gekozen. Het tweede lid verklaart die bepaling van overeenkomstige toepassing ingeval de partij te wier gunste de wijziging is ingetreden, op andere grond dan ontbinding de stoot tot ongedaanma-king geeft en aanne-melijk is dat zij daartoe zonder deze wijziging niet zou zijn overgegaan.
Deze bepaling is echter niet van toepassing. Weliswaar gaat het in geval van een vernietiging van een effectenlease-overeenkomst om ongedaanma-king op andere grond dan ontbinding, maar de in deze bepa-ling bedoelde stoot tot ongedaanmaking is niet gegeven door de echtgeno-ten van eisers sub 3, 4 en 5, die partij zijn bij de respectieve overeenkomsten, maar door eisers, die daarbij geen partij zijn en tegen wie voornoemd artikel zich dus niet richt.
19. Het vorenstaande brengt mee dat de in de dagvaarding onder 5, 9 en 12 gevorderde verkla-ringen voor recht toewijsbaar zijn, evenwel met uitzonde-ring van de gevorderde verklaringen voor recht dat Dexia geen enkele toewijs-bare vorde-ring jegens de echtgenoten van eisers sub 3, 4 en 5 en tegen henzelf kunnen instellen. Deze vordering is te onbepaald om toewijs-baar te kunnen zijn.
De - cijfermatig niet bestre-den - resterende vorderin-gen van eisers sub 3, 4 en 5 onder de vorderingen onder 6, 7, 8, 10, 11, 13 en 14 in de dagvaar-ding zijn verder alle toewijs-baar, zulks met inbegrip van de wettelijke rente als gevor-derd. Artikel 6:205 BW mist toepassing, nu geen sprake is van kwade trouw.
met betrekking tot alle eisers:
20. Gelet op deze afloop van het geding in conventie wordt Dexia veroordeeld in de proces-kos-ten gevallen aan de zijde van Eegalease.
De vordering en haar grondslag in - voorwaardelijke - reconventie
21. Dexia heeft deze voorwaardelijke vordering ingesteld voor het geval de kantonrechter enig gedeelte van het door de desbetref-fende eisers in conven-tie gevorderde mocht toewijzen. Nu dat het geval is ten aanzien van de vorderin-gen in de dagvaarding onder 1. a en b. en ten aanzien van de vorde-ringen van eisers sub 3, 4 en 5 komt deze - voorwaar-delijke - recon-ventionele vordering hier aan de orde, echter slechts voor wat betreft het in reconven-tie gevor-derde onder B, C, D en E. De vordering onder A kan niet geacht worden aan het voorwaardelijk karakter te hebben voldaan, nu in conventie de collectieve vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten niet is toegestaan.
22. Dexia vordert onder B. een verklaring voor recht dat de echtgenoten van de thans gedaagden sub 3, 4 en 5 aan Dexia een vergoeding verschuldigd is gelijk aan de aankoopwaarde van de effecten, waar zijn of haar effecten-lease-overeenkomsten betrekking op had, verminderd met de beurswaarde van de effecten op datum van vernietiging.
Voorts vordert Dexia van deze gedaagden respectievelijk € 1.660,05,
€ 20.957,16 en € 4.312,60, alles te vermeerderen met de wettelij-ke rente sedert de onderscheiden data van de brieven waarin een beroep is gedaan op de vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten en met veroordeling van Eegalease en de Consumentenbond hoofdelijk in de kos-ten van deze reconventionele procedure.
23. Dexia verwijst als grondslag daartoe naar de omstandigheid dat vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten zou leiden tot een vordering van Dexia op de effectenleasecontractant tot vergoeding van het koers-ver-lies over de periode vanaf de datum van de overeenkomst tot de datum van vernietiging. Jegens de gedaagden sub 3, 4 en 5 betekent dat in concreto een veroordeling tot betaling van het bedrag dat hun echtgenoten eventueel op grond van artikel 6:278 BW verschuldigd zouden zijn.
24. Deze vordering stuit af op het feit dat Dexia in deze procedure geen beroep op artikel 6:278 BW kan doen. De kantonrechter verwijst voor haar overwe-gingen op dit punt naar hetgeen daaromtrent in conventie onder rov. 17 is overwo-gen. Een andere opvatting zou ertoe kunnen leiden dat in strijd met de bescher-mingsgedachte van artikel 1:88 BW voor de echtgenoot die geen toestemming heeft gegeven toch een financieel nadelig rechts-gevolg zou worden verbonden aan een over-een-komst die niet zonder zijn toestemming gesloten had mogen worden en daarom vernietigd wordt.
25. Dit betekent dat de vorderingen van Dexia worden afgewezen.
26. Gelet op de afloop van het geding in reconventie wordt Dexia veroordeeld in de proceskosten die aan de zijde van Eegalease zijn gevallen.
BESLISSING
De kantonrechter:
In conventie
met betrekking tot Eegalease en de Consumentenbond:
I. verklaart voor recht dat:
(a) de effectenlease-overeenkomsten, genoemd in dit onderdeel van de dagvaarding onder 89 verschillende benamingen, die met Dexia zijn gesloten, worden gekwalificeerd als overeenkomst van koop op afbeta-ling in de zin van artikel 1:88 lid 1 sub d BW en dat
(b) op deze effectenlease-overeenkomsten die met Dexia zijn gesloten, van toepassing is het bepaalde in de artikelen 1:88 en 1:89 BW;
II. wijst af het meer of anders gevorderde;
met betrekking tot eiseres sub 3
III. verklaart voor recht dat de huurkoopovereenkomst met nummer 59120566 rechtsgeldig door eiseres sub 3 is vernie-tigd;
IV. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag van
€ 4.324,02, zijnde het tot en met 1 mei 2002 onverschul-digd door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke maandter-mijnen;
V. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag van € 227,58 per maand na 1 juni 2002, zijnde de maandelijks door Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend per datum afboeking van de respectie-velijke incassotermij-nen tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag van € 118,81 zijnde de ten onrechte door Legio in rekening gebrachte incasso-kosten, vermeerderd met de wettelijke rente berekend per datum debitering van die kosten tot aan de dag der algehele voldoening;
VII. wijst af het meer of anders gevorderde;
met betrekking tot eiser sub 4:
VIII. verklaart voor recht dat de huurkoop-over-een-komst met num-mer 74405926 rechtsgeldig door eiser sub 4 is vernietigd;
IX. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiser sub 4 van een bedrag van
€ 7.526,64, zijnde het tot en met 1 februari 2003 onver-schul-digd door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeer-de-ren met de wettelijke rente berekend per datum afboeking van de respectie-velijke maandtermij-nen tot aan de dag der algehele voldoening;
X. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiser sub 4 van een bedrag van € 228,08 per maand na 1 februari 2003, zijnde de maan-de-lijks door Dexia ten onrechte geïncasseerd bedragen, te vermeer-deren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectie-velijke incassotermij-nen tot aan de dag der algehele voldoening;
XI. wijst af het meer of anders gevorderde;
met betrekking tot eiseres sub 5:
XII. verklaart voor recht dat de huurkoopover-een-komst met num-mer 76180755 rechtsgeldig door eiseres sub 5 is vernietigd;
XIII. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag van
€ 1.270,64, zijnde het tot en met 1 februari 2003 onver-schuldigd door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerde-ren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke maandter-mijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
XIV. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag van € 45,38 per maand na 1 februari 2003, zijnde de maande-lijks door Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeer-deren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectie-velijke incassotermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
XV. wijst af het meer of anders gevorderde;
met betrekking tot alle eisers:
XVI. veroordeelt Dexia in de kosten van het geding aan de zijde van Eegalease c.s. gevallen, tot op heden begroot op:
- 232,00 griffierecht
- 81,16 dagvaardingskosten
- 1.450,00 salaris van de gemachtigde
-----------
€ 1.763,16 in totaal,
een en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
In reconventie
XVII. wijst de vordering af;
XVIII. veroordeelt Dexia in de proceskosten aan de zijde van Eegalease c.s. gevallen, tot op heden begroot op € 725,00 voorzover ver-schuldigd inclusief BTW, aan salaris van hun ge-machtig-de;
In conventie en reconventie
XIX. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voor-raad, voorzover de Wet zulks toelaat.
Aldus gewezen door mr. M.C. Scholten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van de Rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/fra ... i_id=64519