Vonnis Almelo
Geplaatst: 03 jan 2005 17:13
RECHTBANK ALMELO
zaaknummer: 64465 / HA ZA 04-514
datum uitspraak vonnis: 22 december 2004 (jm)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam, eiseres in de hoofdzaak, incidenteel verweerster, verder te noemen Dexia, procureur: mr. J. Vestering, advocaat mr. H. Post te Helmond,
tegen
xxxxxxxxxx,
wonende te xxxxxx,
gedaagde in de hoofdzaak,
incidenteel eiseres,
verder te noemen xxxx, «~»
advocaat en procureur: mr. E.H. Hoeksma
en
xxxxxxxxxxxx
wondende te xxxxxxx,
eiseres in het incident tot interventie c.q. tussenkomst,
verder ook te noemen xxxxxxx,
advocaat en procureur mr. E.H. Hoeksma.
Het procesverloop
In de hoofdzaak en in het incident
Dexia heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
xxxx heeft bij incidentele conclusie de onbevoegdheid van de sector civiel ingeroepen. xxxxx heeft bij incidentele conclusie verzocht om interventie c.q. tussenkomst ex artikel 217 Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Dexia heeft geantwoord op de exceptie van onbevoegdheid en de exceptie van interventie c.q. tussenkomst.
Vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd in de incidenten.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing In de hoofdzaak
1. Bij dagvaarding vordert Dexia om xxxx te veroordelen aan Dexia te betalen de som van
€ 5.756,21 vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand, althans de wettelijke rente, over € 4.806,44 vanaf 24 september 2003 tot de dag der algehele voldoening. Tevens vordert Dexia om xxxx te veroordelen in de kosten van het geding.
In de incidenten
2. De incidenten zijn tijdig en op de juiste wijze voorgesteld.
3. xxxx stelt over de onbevoegdheid van deze sector dat op grond van het bepaalde in artikel 71 lid 2 Rv het geding dient te worden verwezen naar een kamer die tot de sector kanton behoort. De tussen partijen geldende overeenkomst dient gekwalificeerd te worden als koop op afbetaling c.q. huurkoop als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 5 Burgerlijk Wetboek (BW). Het onderhavige geschil dient daarom ex artikel 93 Rv tot het takenpakket van de sector kanton.
4. Dexia brengt hier tegen in dat de overeenkomst niet als huurkoop is te kwalificeren omdat de
overeenkomst niet voldoet aan de wezenlijke kenmerken van een koop op afbetaling. Dexia
-, _,_ concludeert dat de vordering van XXXXX tot verwijzing afgewezen dient te worden. —•—
5. xxxx stelt over de interventie c.q. tussenkomst het volgende. xxxxxx is op 18 augustus 1988 in het huwelijk getreden met xxxx, welk huwelijk niet is ontbonden. De door xxxx ondertekende aandelenlease overeenkomst is door xxxxxxx niet mee ondertekend. Bij brief van 13 februari 2003 heeft xxxxxx de nietigheid ingeroepen van de door XXXXX afgesloten aandelenlease overeenkomst. xxxxxx stelt dat de aandelenlease overeenkomst gekwalificeerd dient te worden als een huurkoopovereenkomst. Op grond van het bepaalde in artikel l:88 lid l sub d BW is bij het aangaan van een dergelijke overeenkomst toestemming van de echtgenoot vereist. xxxxxx stelt dat artikel 1:88 lid l sub d BW meebrengt dat zij bevoegd was de aandelenlease overeenkomst te vernietigen, omdat zij geen toestemming heeft gegeven tot het aangaan van deze overeenkomst. xxxxx wenst een eigen recht in deze procedure geldend te maken. Zij zal vorderen te verklaren voor recht dat zij op juiste gronden de aandelenlease overeenkomst heeft vernietigd, althans subsidiair de vernietiging van de aandelenlease overeenkomst vorderen. Verder zal zij restitutie vorderen van de betaalde leasetermijnen.
6. Dexia is van mening dat er geen sprake is van huurkoop of koop op afbetaling zodat de handtekening van xxxx niet nodig was voor het sluiten van de overeenkomst. xxxxx heeft daarom geen recht en belang bij tussenkomst. Om redenen van proceseconomie refereert Dexia zich aan het oordeel van de rechtbank terzake de incidentele vordering tot tussenkomst.
7. De rechtbank is van oordeel dat de contractuele relatie tussen partijen geen overeenkomst op afbetaling is, nu aandelenlease, zo huurkoop van vermogensrechten al mogelijk zou zijn, niet
voldoet aan de vereisten hiervoor. De eigendom van de aandelen is niet op xxxx overgegaan. Van het ter beschikking stellen of afleveren van het (huur)koopobject is geen sprake. Lessee is, nadat de aandelen door lessor zijn gekocht, nooit in het bezit daarvan geweest, of in de positie geweest dat zij de aandelen kon vervreemden, bezwaren of enig ander recht ten aanzien van of verband houdende met de aandelen kon uitoefenen. Uitgangspunt bij de aandelenlease-overeenkomsten is dat de effecten aan het einde van de looptijd niet in eigendom aan de lessee worden overgedragen, maar dat de aandelen worden verkocht aan een derde. Het verschil tussen de koop- en verkoopprijs van de aandelen wordt afgerekend. De aandelen zijn niet in eigendom overgegaan; de aandelen zijn na afloop van de overeenkomst verkocht tegen de op dat moment geldende koers en het verschil tussen de koop- en verkoopprijs is afgerekend. Het eigendomsvoorbehoud is (voor huurkoop) zodanig geformuleerd dat de eigendom pas overgaat als de wederpartij volledig aan de verplichtingen heeft voldaan. Door de gekozen constructie en volgorde in de praktijk kan de lessee alleen aan alle voorwaarden voldoen (lees: het geleende bedrag terugbetalen) doordat de lessor de aandelen verkoopt (zonder enige opdracht van de lessee of zonder dat de lessee achter is met betalen) en zich uit de opbrengst bedruipt (of niet, gelet op de huidige beurssituatie).Voordat het geleasde in eigendom kan overgaan, is het al verkocht. En die gang van zaken is ook beoogd. Ook aan gelijke strekking als bedoeld in artikel 7A:1576h lid 2 BW is niet voldaan. De strekking van een huurkoopovereenkomst is dat de eigendom van de zaak op de kopende partij overgaat wanneer de laatste betalingstermijn is voldaan. Bij een aandelenlease-overeenkomst kan daar geen sprake van zijn (zie voorgaande punt). Partijen hebben ook bepaald geen huurkoop beoogd. De maandelijkse betalingen waren rentebetalingen die bij het begin van de overeenkomst fiscaal aftrekbaar waren.
8. Nu de rechtbank van oordeel is dat de contractuele relatie tussen partijen geen koop op afbetaling is en de vordering van Dexia hoger is dan € 5.000,00 is de sector civiel van de rechtbank bevoegd van onderhavige geschil kennis te nemen en zal het verzoek tot verwijzing worden afgewezen.
Wat betreft het verzoek van xxxxx om interventie c.q. tussenkomst oordeelt de rechtbank als volgt. Artikel 217 Rv regelt dat iedere partij die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding kan vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen. xxxxx stelt een belang te hebben nu de door xxxx en Dexia gesloten overeenkomst een huurkoopovereenkomst is en daarvoor op grond van het bepaalde in artikel l :88 lid l sub d BW toestemming van de echtgenoot is vereist. xxxxxx heeft deze toestemming niet gegeven en daarom de overeenkomst tussen xxxx en Dexia vernietigd. De rechtbank is gezien bovenstaande overwegingen van oordeel dat de overeenkomst tussen xxxx en Dexia zich niet kwalificeert als een overeenkomst van huurkoop of koop op afbetaling. Geconcludeerd dient dan te worden dat artikel 1:88 BW niet op de onderhavige overeenkomst van toepassing is. Nu xxxxx haar belang tot interventie baseert op l :88 lid l sub d BW dient het verzoek dan ook te worden afgewezen.
9. xxxx en xxxxxxx dienen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding te worden veroordeeld. De rechtbank ziet aanleiding de door Dexia gemaakte kosten te begroten op nihil nu het verweer van Dexia een (voor deze procedure inmiddels) standaardverweer is.
In de hoofdzaak
10. Gelet op hetgeen is overwogen in het incident zal de rechtbank de hoofdzaak verwijzen naar de rol.
De beslissing In het incident
De rechtbank: L Wijst de incidentele vorderingen van xxxx en xxxxxxx af.
II. Veroordeelt xxxxxx en xxxx in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Dexia begroot op nihil.
III. Bepaalt dat hoger beroep tegen deze uitspraak mogelijk is.
In de hoofdzaak
De rechtbank:
'i
III. Verwijst de zaak naar de rol van woensdag 12 januari 2005 voor verder procederen.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Verhoeven en op 22 december 2004 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
zaaknummer: 64465 / HA ZA 04-514
datum uitspraak vonnis: 22 december 2004 (jm)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam, eiseres in de hoofdzaak, incidenteel verweerster, verder te noemen Dexia, procureur: mr. J. Vestering, advocaat mr. H. Post te Helmond,
tegen
xxxxxxxxxx,
wonende te xxxxxx,
gedaagde in de hoofdzaak,
incidenteel eiseres,
verder te noemen xxxx, «~»
advocaat en procureur: mr. E.H. Hoeksma
en
xxxxxxxxxxxx
wondende te xxxxxxx,
eiseres in het incident tot interventie c.q. tussenkomst,
verder ook te noemen xxxxxxx,
advocaat en procureur mr. E.H. Hoeksma.
Het procesverloop
In de hoofdzaak en in het incident
Dexia heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
xxxx heeft bij incidentele conclusie de onbevoegdheid van de sector civiel ingeroepen. xxxxx heeft bij incidentele conclusie verzocht om interventie c.q. tussenkomst ex artikel 217 Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Dexia heeft geantwoord op de exceptie van onbevoegdheid en de exceptie van interventie c.q. tussenkomst.
Vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd in de incidenten.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing In de hoofdzaak
1. Bij dagvaarding vordert Dexia om xxxx te veroordelen aan Dexia te betalen de som van
€ 5.756,21 vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand, althans de wettelijke rente, over € 4.806,44 vanaf 24 september 2003 tot de dag der algehele voldoening. Tevens vordert Dexia om xxxx te veroordelen in de kosten van het geding.
In de incidenten
2. De incidenten zijn tijdig en op de juiste wijze voorgesteld.
3. xxxx stelt over de onbevoegdheid van deze sector dat op grond van het bepaalde in artikel 71 lid 2 Rv het geding dient te worden verwezen naar een kamer die tot de sector kanton behoort. De tussen partijen geldende overeenkomst dient gekwalificeerd te worden als koop op afbetaling c.q. huurkoop als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 5 Burgerlijk Wetboek (BW). Het onderhavige geschil dient daarom ex artikel 93 Rv tot het takenpakket van de sector kanton.
4. Dexia brengt hier tegen in dat de overeenkomst niet als huurkoop is te kwalificeren omdat de
overeenkomst niet voldoet aan de wezenlijke kenmerken van een koop op afbetaling. Dexia
-, _,_ concludeert dat de vordering van XXXXX tot verwijzing afgewezen dient te worden. —•—
5. xxxx stelt over de interventie c.q. tussenkomst het volgende. xxxxxx is op 18 augustus 1988 in het huwelijk getreden met xxxx, welk huwelijk niet is ontbonden. De door xxxx ondertekende aandelenlease overeenkomst is door xxxxxxx niet mee ondertekend. Bij brief van 13 februari 2003 heeft xxxxxx de nietigheid ingeroepen van de door XXXXX afgesloten aandelenlease overeenkomst. xxxxxx stelt dat de aandelenlease overeenkomst gekwalificeerd dient te worden als een huurkoopovereenkomst. Op grond van het bepaalde in artikel l:88 lid l sub d BW is bij het aangaan van een dergelijke overeenkomst toestemming van de echtgenoot vereist. xxxxxx stelt dat artikel 1:88 lid l sub d BW meebrengt dat zij bevoegd was de aandelenlease overeenkomst te vernietigen, omdat zij geen toestemming heeft gegeven tot het aangaan van deze overeenkomst. xxxxx wenst een eigen recht in deze procedure geldend te maken. Zij zal vorderen te verklaren voor recht dat zij op juiste gronden de aandelenlease overeenkomst heeft vernietigd, althans subsidiair de vernietiging van de aandelenlease overeenkomst vorderen. Verder zal zij restitutie vorderen van de betaalde leasetermijnen.
6. Dexia is van mening dat er geen sprake is van huurkoop of koop op afbetaling zodat de handtekening van xxxx niet nodig was voor het sluiten van de overeenkomst. xxxxx heeft daarom geen recht en belang bij tussenkomst. Om redenen van proceseconomie refereert Dexia zich aan het oordeel van de rechtbank terzake de incidentele vordering tot tussenkomst.
7. De rechtbank is van oordeel dat de contractuele relatie tussen partijen geen overeenkomst op afbetaling is, nu aandelenlease, zo huurkoop van vermogensrechten al mogelijk zou zijn, niet
voldoet aan de vereisten hiervoor. De eigendom van de aandelen is niet op xxxx overgegaan. Van het ter beschikking stellen of afleveren van het (huur)koopobject is geen sprake. Lessee is, nadat de aandelen door lessor zijn gekocht, nooit in het bezit daarvan geweest, of in de positie geweest dat zij de aandelen kon vervreemden, bezwaren of enig ander recht ten aanzien van of verband houdende met de aandelen kon uitoefenen. Uitgangspunt bij de aandelenlease-overeenkomsten is dat de effecten aan het einde van de looptijd niet in eigendom aan de lessee worden overgedragen, maar dat de aandelen worden verkocht aan een derde. Het verschil tussen de koop- en verkoopprijs van de aandelen wordt afgerekend. De aandelen zijn niet in eigendom overgegaan; de aandelen zijn na afloop van de overeenkomst verkocht tegen de op dat moment geldende koers en het verschil tussen de koop- en verkoopprijs is afgerekend. Het eigendomsvoorbehoud is (voor huurkoop) zodanig geformuleerd dat de eigendom pas overgaat als de wederpartij volledig aan de verplichtingen heeft voldaan. Door de gekozen constructie en volgorde in de praktijk kan de lessee alleen aan alle voorwaarden voldoen (lees: het geleende bedrag terugbetalen) doordat de lessor de aandelen verkoopt (zonder enige opdracht van de lessee of zonder dat de lessee achter is met betalen) en zich uit de opbrengst bedruipt (of niet, gelet op de huidige beurssituatie).Voordat het geleasde in eigendom kan overgaan, is het al verkocht. En die gang van zaken is ook beoogd. Ook aan gelijke strekking als bedoeld in artikel 7A:1576h lid 2 BW is niet voldaan. De strekking van een huurkoopovereenkomst is dat de eigendom van de zaak op de kopende partij overgaat wanneer de laatste betalingstermijn is voldaan. Bij een aandelenlease-overeenkomst kan daar geen sprake van zijn (zie voorgaande punt). Partijen hebben ook bepaald geen huurkoop beoogd. De maandelijkse betalingen waren rentebetalingen die bij het begin van de overeenkomst fiscaal aftrekbaar waren.
8. Nu de rechtbank van oordeel is dat de contractuele relatie tussen partijen geen koop op afbetaling is en de vordering van Dexia hoger is dan € 5.000,00 is de sector civiel van de rechtbank bevoegd van onderhavige geschil kennis te nemen en zal het verzoek tot verwijzing worden afgewezen.
Wat betreft het verzoek van xxxxx om interventie c.q. tussenkomst oordeelt de rechtbank als volgt. Artikel 217 Rv regelt dat iedere partij die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding kan vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen. xxxxx stelt een belang te hebben nu de door xxxx en Dexia gesloten overeenkomst een huurkoopovereenkomst is en daarvoor op grond van het bepaalde in artikel l :88 lid l sub d BW toestemming van de echtgenoot is vereist. xxxxxx heeft deze toestemming niet gegeven en daarom de overeenkomst tussen xxxx en Dexia vernietigd. De rechtbank is gezien bovenstaande overwegingen van oordeel dat de overeenkomst tussen xxxx en Dexia zich niet kwalificeert als een overeenkomst van huurkoop of koop op afbetaling. Geconcludeerd dient dan te worden dat artikel 1:88 BW niet op de onderhavige overeenkomst van toepassing is. Nu xxxxx haar belang tot interventie baseert op l :88 lid l sub d BW dient het verzoek dan ook te worden afgewezen.
9. xxxx en xxxxxxx dienen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding te worden veroordeeld. De rechtbank ziet aanleiding de door Dexia gemaakte kosten te begroten op nihil nu het verweer van Dexia een (voor deze procedure inmiddels) standaardverweer is.
In de hoofdzaak
10. Gelet op hetgeen is overwogen in het incident zal de rechtbank de hoofdzaak verwijzen naar de rol.
De beslissing In het incident
De rechtbank: L Wijst de incidentele vorderingen van xxxx en xxxxxxx af.
II. Veroordeelt xxxxxx en xxxx in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Dexia begroot op nihil.
III. Bepaalt dat hoger beroep tegen deze uitspraak mogelijk is.
In de hoofdzaak
De rechtbank:
'i
III. Verwijst de zaak naar de rol van woensdag 12 januari 2005 voor verder procederen.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Verhoeven en op 22 december 2004 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.