Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht
Geplaatst: 11 jan 2005 10:41
LJN: AS1999,Sector kanton Rechtbank Haarlem, 240320 Printbare versie
Datum uitspraak: 24-06-2004
Datum publicatie: 11-01-2005
Rechtsgebied: Handelszaak
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Aandelen lease. Schending door Dexia van zorgplicht. Deze wanprestatie rechtvaardigt niet gehele afwijzing van de vordering. Toepassing van artikel 6:248 lid 2 leidt er echter toe dat gedaagde slechts voor 10% dient na te komen.
Uitspraak
Zaaknr/rolnr: 240320/CV EXPL 04-5642
Vonnisdatum: 12 januari 2005
RECHTBANK HAARLEM
SECTOR KANTON, LOCATIE HAARLEM
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
in de zaak van:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V.,
eveneens handelend onder de handelsnaam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.,
eisende partij in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde C.T. Snijder,
-- tegen --
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. S.A. van den Broek.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Dexia respectievelijk [gedaagde].
1. De loop van het geding
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende zich in het griffiedossier bevindende gedingstukken:
? de dagvaarding d.d. 26 mei 2004, met producties;
? de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
? de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte voorwaardelijke wijziging van eis, met producties;
? de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie, tevens akte houdende verzet tegen voorwaardelijke wijziging van eis, met producties;
? de conclusie van dupliek in reconventie, met producties.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit ge-ding het volgende vast:
a. Dexia en [gedaagde] hebben op of omstreeks 9 juli 2001 een overeenkomst
(effectenlease-overeenkomstnummer 56200705) gesloten (hierna ook: “de over-eenkomst”) welke door Dexia Profit Effect Maandbetaling werd genoemd.
b. In de overeenkomst is - onder meer - opgenomen:
“Zijn het volgende overeengekomen:
1. Lessee least van de Bank, gelijk deze aan lessee verleast, de hierna te noemen aandelen/effecten, verder ook te noemen de “waarden” (…)
Totaal aankoopbedragen € 19.790,04
Totaal te betalen rente tijdens de looptijd van deze lease-overeenkomst € 27.310,80
Totaal overeengekomen leasesom € 47.100,84
2. Deze lease-overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van 120 maanden (…)
3. De lease-som bedraagt:
a. 48 gelijke opeenvolgende maandtermijnen van zegge: € 227,59 (...)
De eerste maandtermijn dient te worden voldaan op of omstreeks de 1e van de maand volgend op de aankoopdag (…)
b. 72 opeenvolgende maandtermijnen waarvan de eerste vervalt één maand na af-loop van de eerste 48 maanden (…)
c. Een bedrag van zegge € 45,38 (…) op of omstreeks de dag vallende 119 maanden na de aankoopdatum.
d. Aan het einde van de lease-overeenkomst het restant van zegge: € 19.744,66
Te betalen op of omstreeks de dag vallende 120 maanden na de aankoopdatum.
Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoop opbrengst van de waar-den.
(…)
7. Lessee verklaart door ondertekening van deze lease-overeenkomst bekend te zijn met de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease (…) alsmede de toepasselijkheid daarvan op deze lease-overeenkomst te aanvaarden.
c. Artikel 6 van genoemde Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease luidt als volgt:
Indien (a) lessee na schriftelijke ingebrekestelling nalatig blijft met het betalen van één of meer maandtermijnen of het nakomen van enige andere verplichting uit hoofde van de overeenkomst (…) is de Bank gerechtigd de overeenkomst (…) terstond te be-ëindigen en het onbetaalde restant van de totaal overeengekomen leasesom(men) (…) in zijn geheel op te eisen en de waarden te verkopen op een door de Bank te bepalen moment ter beurze of anderszins. De Bank zal de opbrengst van die verkoop in minde-ring brengen op datgene wat lessee haar verschuldigd is. (…)
d. Vanaf 29 januari 2002 is [gedaagde] gestopt met betaling van de maandtermijnen. Toen [gedaagde] na een schriftelijke ingebrekestelling nog niet betaalde heeft Dexia de overeenkomst beëindigd, de aandelen verkocht en een eindafrekening naar [gedaagde] gestuurd. Hierin is aangegeven dat [gedaagde] als gevolg van de be-ëindiging een bedrag van € 23.989,12 zou dienen te voldoen.
3. De vorderingen in conventie en in reconventie
3.1 Dexia vordert in conventie veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan haar van € 27.773,10, vermeerderd met de contractuele rente ad 1,15 % per maand, althans de wettelijke rente, over € 23.989,12 vanaf 10 ok-tober 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2 Dexia stelt daartoe (samengevat) dat [gedaagde] ook na sommatie niet aan haar betalingsverplichtingen voldeed, de overeenkomst vervolgens door Dexia overeen-komstig de algemene voorwaarden beëindigd is en dat zij vervolgens een eindafreke-ning naar [gedaagde] heeft gezonden, die onbetaald is gebleven. Dexia maakt aan-spraak op buitengerechtelijke incassokosten conform rapport Voorwerk II en op de contractuele rente ad 1,15 % per maand.
3.3 Voorwaardelijk, voor het geval de vordering in reconventie tot vernietiging van de overeenkomst geheel of ten dele mocht worden toegewezen, vordert Dexia veroorde-ling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aan-koopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de verkoopwaarde daarvan op de datum verkoop van de aandelen onder de overeen-komst. Dexia baseert deze vordering op artikel 6:278 BW.
3.4 [gedaagde] vordert in reconventie
primair:
A. de overeenkomst te vernietigen op grond van wederzijdse dwaling, althans dwa-ling aan de zijde van [gedaagde], althans voor recht te verklaren dat de overeen-komst op grond van dwaling is vernietigd;
B. met veroordeling van Dexia tot terugbetaling aan [gedaagde] van € 1.725,09 terza-ke van door haar betaalde inlegpremies, vermeerderd met de wettelijke rente daar-over vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
C. met veroordeling van Dexia tot terugbetaling aan [gedaagde] van de gehele rest-schuld vermeerderd met boete, achterstallige termijnen, rente en kosten ad € 27.773,10, voorzover deze door [gedaagde] mocht zijn voldaan;
subsidiair:
A. voor recht te verklaren dat Dexia jegens [gedaagde] toerekenbaar tekort is gescho-ten in de nakoming van de effectenlease-overeenkomst dan wel een onrechtmatige daad heeft gepleegd door schending van haar zorgvuldigheidsplicht uit artikel 28 Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer 1999 (hierna: NR 1999);
B. met veroordeling van Dexia tot vergoeding van de daardoor geleden schade, te weten € 1.725,09 ter zake van betaalde inlegpremies, vermeerderd met de wettelij-ke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoe-ning, alsmede te weten € 27.773,10, terzake van de gehele restschuld vermeerderd met boete, achterstallige termijnen, rente en kosten, althans verrekening daarvan met de vordering van Dexia in conventie;
meer subsidiair (na kennelijke wijziging van eis):
de gevolgen van de overeenkomst in zoverre te wijzigen, dat [gedaagde] terzake van de door Dexia gevorderde restschuld met nevenvorderingen, in de lijn van de jurispru-dentie van de klachtencommissie DSI niet méér aan Dexia verschuldigd zal zijn dan 0,15 x € 19.790,04 = € 2.968,50, met afwijzing van het meer of anders gevorderde.
3.5 [gedaagde] stelt daartoe dat zij zich primair beroept op de vernietigbaarheid van de overeenkomst op grond van dwaling en dat zij daarom de overeenkomst vernietigt, waardoor er over en weer ongedaanmakingsverplichtingen bestaan. Subsidiair beroept [gedaagde] zich op de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van Dexia (c.q. de onrechtmatige daad van Dexia), nu deze de zorgvuldigheidsplicht ex artikel 28 NR 1999 niet is nagekomen. Dexia is op grond daarvan aansprakelijk voor de door Korte-kaas geleden schade. Meer subsidiair vordert [gedaagde] wijziging van de gevolgen van de overeenkomst.
4. De verweren in conventie en in reconventie
Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer bestreden. Daarop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van de geschillen nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van de geschillen
5.1 De conventie en de reconventie lenen zich voor gezamenlijke bespreking, nu [gedaagde]’ verweren in conventie tevens de grondslag vormen voor het door haar in reconventie gevorderde.
Dwaling
5.2 [gedaagde] stelt primair dat beide partijen bij het sluiten van de overeenkomst zijn uitgegaan van de onjuiste veronderstelling dat de voor haar aangeschafte aandelen so-lide fondsen waren, die jaarlijks aanzienlijk in waarde zouden stijgen en dat zij daar-door geen financieel risico zou lopen. Voorts stelt zij dat zij heeft gedwaald omdat zij - door onjuiste en onvolledige informatie van de zijde van Dexia - niet wist dat zij met geleend geld zou beleggen.
5.3 Met betrekking tot de door [gedaagde] gestelde wederzijdse dwaling omtrent - kortweg - het onverwacht instorten van de effectenbeurzen geldt dat dit op het moment van het sluiten van de overeenkomst (medio 2001) een louter toekomstige omstandigheid be-trof, waarop de regeling omtrent dwaling in artikel 6:228 BW niet van toepassing is.
5.4 [gedaagde] stelt voorts dat zij gedwaald heeft omtrent de aard van het product omdat zij voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst onvoldoende informatie van Dexia heeft gekregen over de eigenschappen van de overeenkomst (het beleggen met geleend geld) en over de risico’s die daaraan verbonden waren. [gedaagde] betwist dat zij de door Dexia als productie 6 bij repliek overgelegde brochure heeft ontvangen en stelt dat zij telefonisch is benaderd door iemand die zich presenteerde als een mede-werker van Dexia, dat deze persoon bij haar op bezoek is geweest, het ingevulde aan-vraagformulier heeft meegenomen en geen brochure heeft achtergelaten.
5.5 Overwogen wordt als volgt. In het aanvraagformulier dat door [gedaagde] is ingevuld en ondertekend staat de volgende passage:
Ja, ik heb de brochure gelezen en ook ik wil de mogelijkheid hebben om …
In dat licht is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] zich er in deze procedure niet op kan beroepen dat zij van de brochure geen kennis heeft genomen. Uit boven-genoemde passage van het aanvraagformulier blijkt immers dat de inhoud van de bro-chure kennelijk van belang was voor de te sluiten overeenkomst en van [gedaagde] mocht daarom verwacht worden dat zij - voor ondertekening - daarvan kennis nam. Indien [gedaagde] dit heeft nagelaten komt dit voor haar eigen rekening.
5.6 De tekst van de brochure - met over het geheel genomen een optimistische toonzetting - bevat onder het kopje “LET OP” (onder meer) de volgende tekst:
Beleggen bij wie en in welke vorm dan ook brengt financiële risico’s met zich mee. Dat geldt ook voor beleggen met geleend geld via Profit Effect. Indien de opbrengst van de verkochte aandelen lager is dan de geleende hoofdsom dient naast de hoofd-som het verschil te worden bijbetaald. (…)
Hierin is niet alleen duidelijk aangegeven dat er met geleend geld wordt belegd, maar tevens dat hieraan, in geval van koersdaling, risico’s kleven. Ook uit de tekst van de aandelenlease-overeenkomst - die kennelijk later door Dexia naar haar is toegestuurd ter ondertekening - kan worden afgeleid dat sprake was van belegging met geleend geld. Hierin wordt onder meer gesproken over de lease van aandelen en er wordt een bedrag aan te betalen rente genoemd. Ook blijkt uit de overeenkomst hoe de Leasesom is opgebouwd, dat deze moet worden terugbetaald en dat zal worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen. De beslissing om in aandelen te beleggen brengt een eigen verantwoordelijkheid voor de belegger mee. Van [gedaagde] mocht dan ook worden verwacht dat zij het haar gedane aanbod en de haar ter tekening toegezonden overeenkomst met de nodige aandacht en oplettendheid zou bestuderen, temeer nu een en ander een forse maandelijkse financiële verplichting voor haar met zich zou bren-gen. Maatstaf daarbij is de verwachting van een niet ter zake deskundige, doch aan-dachtige en oplettende consument. Daarnaast is algemeen bekend dat aandelen sterk in waarde kunnen fluctueren, zodat [gedaagde] de voorlichting die zij kreeg ook in dat licht had moeten bezien. Dat zij zich door de (achteraf bezien) veel te optimistische toonzetting van de informatie tot de aandelenlease-constructie heeft laten overhalen, levert geen wilsgebrek op. Dit betekent dat het beroep op dwaling faalt. De primaire vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen.
Toerekenbare tekortkoming
5.7 [gedaagde] betwist niet dat zij zelf tekort is geschoten in de nakoming van haar uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, maar stelt (subsidiair) dat ook Dexia is tekortgeschoten in haar contractuele verplichtingen doordat zij bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft nagelaten informatie over de financiële positie van Korte-kaas in te winnen teneinde te beoordelen of zij haar verplichtingen voortvloeiende uit het contract kon dragen.
5.8 Dit verweer slaagt. Nadat [gedaagde] zich bij Dexia had aangemeld voor deelname aan de Profit Effect Maandbetaling, had het op de weg van Dexia gelegen om zich ten-minste rekenschap te geven van de vraag of [gedaagde] naar redelijke verwachting over voldoende draagkracht zou beschikken om niet alleen de rentetermijnen te betalen maar ook om een eventuele restschuld na verkoop van de aandelen te voldoen. Niet is gesteld of gebleken dat Dexia ter zake enige actie heeft ondernomen. Voor zover Dexia informatie bij het BKR in Tiel heeft ingewonnen, kan dat niet als voldoende worden aangemerkt. Indien Dexia in deze wel volledig aan deze verplichtingen had voldaan had zij naar het oordeel van de kantonrechter [gedaagde] er zeker van weer-houden een overeenkomst met verplichtingen en risico’s als de onderhavige te sluiten, althans had zij dat behoren te doen. Vast staat immers - nu [gedaagde] dit onbetwist heeft gesteld - dat [gedaagde] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst slechts een jaarinkomen had van € 13.986,87 en reeds een doorlopend krediet had opgenomen van € 11.458,40 (met een maandelijkse betalingsverplichting van € 86,67). Deze financiële situatie is volstrekt niet verenigbaar met de verplichtingen die [gedaagde] met Dexia is aangegaan. Dexia heeft aldus gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van haar als professionele en ter zake deskundige dienstverlener kan worden verwacht. Dexia is hiermee toerekenbaar tekortgeschoten in haar contractuele zorgplicht jegens Korte-kaas.
5.9 Het standpunt van Dexia dat artikel 28 NR onverbindend is wordt derhalve - in het voetspoor van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2004 (NJ Feiten-rechtspraak, Afl.31, 410) - verworpen. Dit geldt ook voor de stelling van Dexia dat zij bij het aanbieden van de Profit Effect Maandbetaling niet aan de in de NR vervatte zorgplicht was gehouden. Ook in dit verband verwijst de kantonrechter naar voor-noemde uitspraak van de rechtbank Amsterdam en voorts naar de daaromtrent gedane uitspraken van de Klachtencommissie van de DSI (welke handelen over de zgn. Winstverdriedubbelaar). Bij het sluiten van de overeenkomst ging [gedaagde] beleg-gingsrisico’s aan waartegen artikel 28 NR bescherming beoogt te bieden. Reeds op deze grond kon Dexia de in deze bepaling vastgelegde onderzoeksplicht feitelijk niet buiten toepassing laten. Ook in zoverre heeft Dexia haar zorgverplichting jegens Kor-tekaas veronachtzaamd.
Conclusies
5.10 Vervolgens is de vraag welke gevolgen moeten worden verbonden aan enerzijds de vaststelling dat [gedaagde] haar verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst niet is nagekomen en anderzijds het oordeel dat Dexia toerekenbaar is tekortgeschoten in haar zorgplicht. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
5.11 De zorgplicht van een Bank als bedoeld in artikel 28 NR strekt met name tot bescherming tegen een (onverwachte, hoge) schuld voortvloeiend uit dalende aande-lenkoersen. De “remedie” tegen de schending van die zorgplicht ziet ook in de eerste plaats op dat deel van [gedaagde]’ verplichtingen uit de overeenkomst. Daartoe behoort niet een restitutie van de reeds door [gedaagde] betaalde rentesommen. Hierbij komt dat de wanprestatie van Dexia een integrale afwijzing van haar vordering niet rechtvaardigt. Dit zou in de gegeven omstandigheden tot een naar de maatstaven van rede-lijkheid en billijkheid onaanvaardbaar resultaat leiden. Voorop staat immers dat Kor-tekaas zelf de verantwoordelijkheid draagt voor de gevolgen van haar keuze tot deel-name aan de Profit Effect Maandbetaling. Door het van haar vereiste onderzoek naar de draagkracht van [gedaagde] achterwege te laten komt die verantwoordelijkheid naar het oordeel van de kantonrechter echter voor het overgrote deel bij Dexia te liggen, temeer nu de draagkracht van [gedaagde] een overeenkomst met een dergelijk risico niet toeliet. Dit leidt ertoe dat [gedaagde] - op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 lid 2 BW - haar verplichting tot betaling van de eindafrekening van Dexia niet volledig, maar wel voor 10 % dient na te ko-men. De vordering van Dexia zal daarom worden toegewezen tot € 2.398,91, ver-meerderd met de contractuele rente vanaf 13 december 2002, en daarmee voor het overige worden afgewezen.
5.12 In het verlengde van het voorgaande wordt geoordeeld dat iedere verder strekkende consequentie van de schending van de zorgplicht - de in reconventie door [gedaagde] gevorderde terugbetaling (bij wijze van schadevergoeding) van de rentetermijnen - eveneens afstuit op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Die vordering van [gedaagde] zal daarom worden afgewezen.
5.13 Nu reeds is overwogen dat Dexia wegens de schending van haar contractuele zorgplicht slechts op 10 % van haar eindafrekening aanspraak kan maken, heeft [gedaagde] geen (zelfstandig) belang meer bij de door hem subsidiair in reconventie ge-vorderde verklaring voor recht.
5.14 Aangezien de aandelenlease-overeenkomst niet (geheel of ten dele) zal worden vernietigd of ontbonden, behoeft het voorwaardelijke beroep van Dexia op artikel 6:278 BW geen bespreking.
5.15 De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn niet toewijsbaar, nu niet is gebleken dat het door Dexia ingeschakelde incassobureau meer heeft gedaan dan het versturen van (herhaalde) standaard aanmaningen en een eventuele proceskostenver-oordeling daarvoor reeds een vergoeding pleegt in te sluiten.
5.16 Gezien de samenhang tussen de conventie en reconventie enerzijds, en anderzijds de omstandigheid dat partijen over en weer op punten in het gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
5.17 Al hetgeen partijen overigens hebben opgeworpen behoeft gezien het bovenstaande geen bespreking.
6. Beslissing
De kantonrechter:
in conventie:
6.1 veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Dexia van € 2.398,91, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,15 % per maand over dat bedrag vanaf 13 december 2002 tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.2 wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
6.3 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
6.4 wijst het gevorderde af;
in conventie en in reconventie
6.5 compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Vogel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 12 januari 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.
http://zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/dtl ... ljn=AS1999
Datum uitspraak: 24-06-2004
Datum publicatie: 11-01-2005
Rechtsgebied: Handelszaak
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Aandelen lease. Schending door Dexia van zorgplicht. Deze wanprestatie rechtvaardigt niet gehele afwijzing van de vordering. Toepassing van artikel 6:248 lid 2 leidt er echter toe dat gedaagde slechts voor 10% dient na te komen.
Uitspraak
Zaaknr/rolnr: 240320/CV EXPL 04-5642
Vonnisdatum: 12 januari 2005
RECHTBANK HAARLEM
SECTOR KANTON, LOCATIE HAARLEM
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
in de zaak van:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V.,
eveneens handelend onder de handelsnaam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.,
eisende partij in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde C.T. Snijder,
-- tegen --
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. S.A. van den Broek.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Dexia respectievelijk [gedaagde].
1. De loop van het geding
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende zich in het griffiedossier bevindende gedingstukken:
? de dagvaarding d.d. 26 mei 2004, met producties;
? de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
? de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte voorwaardelijke wijziging van eis, met producties;
? de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie, tevens akte houdende verzet tegen voorwaardelijke wijziging van eis, met producties;
? de conclusie van dupliek in reconventie, met producties.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit ge-ding het volgende vast:
a. Dexia en [gedaagde] hebben op of omstreeks 9 juli 2001 een overeenkomst
(effectenlease-overeenkomstnummer 56200705) gesloten (hierna ook: “de over-eenkomst”) welke door Dexia Profit Effect Maandbetaling werd genoemd.
b. In de overeenkomst is - onder meer - opgenomen:
“Zijn het volgende overeengekomen:
1. Lessee least van de Bank, gelijk deze aan lessee verleast, de hierna te noemen aandelen/effecten, verder ook te noemen de “waarden” (…)
Totaal aankoopbedragen € 19.790,04
Totaal te betalen rente tijdens de looptijd van deze lease-overeenkomst € 27.310,80
Totaal overeengekomen leasesom € 47.100,84
2. Deze lease-overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van 120 maanden (…)
3. De lease-som bedraagt:
a. 48 gelijke opeenvolgende maandtermijnen van zegge: € 227,59 (...)
De eerste maandtermijn dient te worden voldaan op of omstreeks de 1e van de maand volgend op de aankoopdag (…)
b. 72 opeenvolgende maandtermijnen waarvan de eerste vervalt één maand na af-loop van de eerste 48 maanden (…)
c. Een bedrag van zegge € 45,38 (…) op of omstreeks de dag vallende 119 maanden na de aankoopdatum.
d. Aan het einde van de lease-overeenkomst het restant van zegge: € 19.744,66
Te betalen op of omstreeks de dag vallende 120 maanden na de aankoopdatum.
Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoop opbrengst van de waar-den.
(…)
7. Lessee verklaart door ondertekening van deze lease-overeenkomst bekend te zijn met de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease (…) alsmede de toepasselijkheid daarvan op deze lease-overeenkomst te aanvaarden.
c. Artikel 6 van genoemde Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease luidt als volgt:
Indien (a) lessee na schriftelijke ingebrekestelling nalatig blijft met het betalen van één of meer maandtermijnen of het nakomen van enige andere verplichting uit hoofde van de overeenkomst (…) is de Bank gerechtigd de overeenkomst (…) terstond te be-ëindigen en het onbetaalde restant van de totaal overeengekomen leasesom(men) (…) in zijn geheel op te eisen en de waarden te verkopen op een door de Bank te bepalen moment ter beurze of anderszins. De Bank zal de opbrengst van die verkoop in minde-ring brengen op datgene wat lessee haar verschuldigd is. (…)
d. Vanaf 29 januari 2002 is [gedaagde] gestopt met betaling van de maandtermijnen. Toen [gedaagde] na een schriftelijke ingebrekestelling nog niet betaalde heeft Dexia de overeenkomst beëindigd, de aandelen verkocht en een eindafrekening naar [gedaagde] gestuurd. Hierin is aangegeven dat [gedaagde] als gevolg van de be-ëindiging een bedrag van € 23.989,12 zou dienen te voldoen.
3. De vorderingen in conventie en in reconventie
3.1 Dexia vordert in conventie veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan haar van € 27.773,10, vermeerderd met de contractuele rente ad 1,15 % per maand, althans de wettelijke rente, over € 23.989,12 vanaf 10 ok-tober 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2 Dexia stelt daartoe (samengevat) dat [gedaagde] ook na sommatie niet aan haar betalingsverplichtingen voldeed, de overeenkomst vervolgens door Dexia overeen-komstig de algemene voorwaarden beëindigd is en dat zij vervolgens een eindafreke-ning naar [gedaagde] heeft gezonden, die onbetaald is gebleven. Dexia maakt aan-spraak op buitengerechtelijke incassokosten conform rapport Voorwerk II en op de contractuele rente ad 1,15 % per maand.
3.3 Voorwaardelijk, voor het geval de vordering in reconventie tot vernietiging van de overeenkomst geheel of ten dele mocht worden toegewezen, vordert Dexia veroorde-ling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aan-koopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de verkoopwaarde daarvan op de datum verkoop van de aandelen onder de overeen-komst. Dexia baseert deze vordering op artikel 6:278 BW.
3.4 [gedaagde] vordert in reconventie
primair:
A. de overeenkomst te vernietigen op grond van wederzijdse dwaling, althans dwa-ling aan de zijde van [gedaagde], althans voor recht te verklaren dat de overeen-komst op grond van dwaling is vernietigd;
B. met veroordeling van Dexia tot terugbetaling aan [gedaagde] van € 1.725,09 terza-ke van door haar betaalde inlegpremies, vermeerderd met de wettelijke rente daar-over vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
C. met veroordeling van Dexia tot terugbetaling aan [gedaagde] van de gehele rest-schuld vermeerderd met boete, achterstallige termijnen, rente en kosten ad € 27.773,10, voorzover deze door [gedaagde] mocht zijn voldaan;
subsidiair:
A. voor recht te verklaren dat Dexia jegens [gedaagde] toerekenbaar tekort is gescho-ten in de nakoming van de effectenlease-overeenkomst dan wel een onrechtmatige daad heeft gepleegd door schending van haar zorgvuldigheidsplicht uit artikel 28 Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer 1999 (hierna: NR 1999);
B. met veroordeling van Dexia tot vergoeding van de daardoor geleden schade, te weten € 1.725,09 ter zake van betaalde inlegpremies, vermeerderd met de wettelij-ke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoe-ning, alsmede te weten € 27.773,10, terzake van de gehele restschuld vermeerderd met boete, achterstallige termijnen, rente en kosten, althans verrekening daarvan met de vordering van Dexia in conventie;
meer subsidiair (na kennelijke wijziging van eis):
de gevolgen van de overeenkomst in zoverre te wijzigen, dat [gedaagde] terzake van de door Dexia gevorderde restschuld met nevenvorderingen, in de lijn van de jurispru-dentie van de klachtencommissie DSI niet méér aan Dexia verschuldigd zal zijn dan 0,15 x € 19.790,04 = € 2.968,50, met afwijzing van het meer of anders gevorderde.
3.5 [gedaagde] stelt daartoe dat zij zich primair beroept op de vernietigbaarheid van de overeenkomst op grond van dwaling en dat zij daarom de overeenkomst vernietigt, waardoor er over en weer ongedaanmakingsverplichtingen bestaan. Subsidiair beroept [gedaagde] zich op de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van Dexia (c.q. de onrechtmatige daad van Dexia), nu deze de zorgvuldigheidsplicht ex artikel 28 NR 1999 niet is nagekomen. Dexia is op grond daarvan aansprakelijk voor de door Korte-kaas geleden schade. Meer subsidiair vordert [gedaagde] wijziging van de gevolgen van de overeenkomst.
4. De verweren in conventie en in reconventie
Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer bestreden. Daarop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van de geschillen nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van de geschillen
5.1 De conventie en de reconventie lenen zich voor gezamenlijke bespreking, nu [gedaagde]’ verweren in conventie tevens de grondslag vormen voor het door haar in reconventie gevorderde.
Dwaling
5.2 [gedaagde] stelt primair dat beide partijen bij het sluiten van de overeenkomst zijn uitgegaan van de onjuiste veronderstelling dat de voor haar aangeschafte aandelen so-lide fondsen waren, die jaarlijks aanzienlijk in waarde zouden stijgen en dat zij daar-door geen financieel risico zou lopen. Voorts stelt zij dat zij heeft gedwaald omdat zij - door onjuiste en onvolledige informatie van de zijde van Dexia - niet wist dat zij met geleend geld zou beleggen.
5.3 Met betrekking tot de door [gedaagde] gestelde wederzijdse dwaling omtrent - kortweg - het onverwacht instorten van de effectenbeurzen geldt dat dit op het moment van het sluiten van de overeenkomst (medio 2001) een louter toekomstige omstandigheid be-trof, waarop de regeling omtrent dwaling in artikel 6:228 BW niet van toepassing is.
5.4 [gedaagde] stelt voorts dat zij gedwaald heeft omtrent de aard van het product omdat zij voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst onvoldoende informatie van Dexia heeft gekregen over de eigenschappen van de overeenkomst (het beleggen met geleend geld) en over de risico’s die daaraan verbonden waren. [gedaagde] betwist dat zij de door Dexia als productie 6 bij repliek overgelegde brochure heeft ontvangen en stelt dat zij telefonisch is benaderd door iemand die zich presenteerde als een mede-werker van Dexia, dat deze persoon bij haar op bezoek is geweest, het ingevulde aan-vraagformulier heeft meegenomen en geen brochure heeft achtergelaten.
5.5 Overwogen wordt als volgt. In het aanvraagformulier dat door [gedaagde] is ingevuld en ondertekend staat de volgende passage:
Ja, ik heb de brochure gelezen en ook ik wil de mogelijkheid hebben om …
In dat licht is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] zich er in deze procedure niet op kan beroepen dat zij van de brochure geen kennis heeft genomen. Uit boven-genoemde passage van het aanvraagformulier blijkt immers dat de inhoud van de bro-chure kennelijk van belang was voor de te sluiten overeenkomst en van [gedaagde] mocht daarom verwacht worden dat zij - voor ondertekening - daarvan kennis nam. Indien [gedaagde] dit heeft nagelaten komt dit voor haar eigen rekening.
5.6 De tekst van de brochure - met over het geheel genomen een optimistische toonzetting - bevat onder het kopje “LET OP” (onder meer) de volgende tekst:
Beleggen bij wie en in welke vorm dan ook brengt financiële risico’s met zich mee. Dat geldt ook voor beleggen met geleend geld via Profit Effect. Indien de opbrengst van de verkochte aandelen lager is dan de geleende hoofdsom dient naast de hoofd-som het verschil te worden bijbetaald. (…)
Hierin is niet alleen duidelijk aangegeven dat er met geleend geld wordt belegd, maar tevens dat hieraan, in geval van koersdaling, risico’s kleven. Ook uit de tekst van de aandelenlease-overeenkomst - die kennelijk later door Dexia naar haar is toegestuurd ter ondertekening - kan worden afgeleid dat sprake was van belegging met geleend geld. Hierin wordt onder meer gesproken over de lease van aandelen en er wordt een bedrag aan te betalen rente genoemd. Ook blijkt uit de overeenkomst hoe de Leasesom is opgebouwd, dat deze moet worden terugbetaald en dat zal worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen. De beslissing om in aandelen te beleggen brengt een eigen verantwoordelijkheid voor de belegger mee. Van [gedaagde] mocht dan ook worden verwacht dat zij het haar gedane aanbod en de haar ter tekening toegezonden overeenkomst met de nodige aandacht en oplettendheid zou bestuderen, temeer nu een en ander een forse maandelijkse financiële verplichting voor haar met zich zou bren-gen. Maatstaf daarbij is de verwachting van een niet ter zake deskundige, doch aan-dachtige en oplettende consument. Daarnaast is algemeen bekend dat aandelen sterk in waarde kunnen fluctueren, zodat [gedaagde] de voorlichting die zij kreeg ook in dat licht had moeten bezien. Dat zij zich door de (achteraf bezien) veel te optimistische toonzetting van de informatie tot de aandelenlease-constructie heeft laten overhalen, levert geen wilsgebrek op. Dit betekent dat het beroep op dwaling faalt. De primaire vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen.
Toerekenbare tekortkoming
5.7 [gedaagde] betwist niet dat zij zelf tekort is geschoten in de nakoming van haar uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, maar stelt (subsidiair) dat ook Dexia is tekortgeschoten in haar contractuele verplichtingen doordat zij bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft nagelaten informatie over de financiële positie van Korte-kaas in te winnen teneinde te beoordelen of zij haar verplichtingen voortvloeiende uit het contract kon dragen.
5.8 Dit verweer slaagt. Nadat [gedaagde] zich bij Dexia had aangemeld voor deelname aan de Profit Effect Maandbetaling, had het op de weg van Dexia gelegen om zich ten-minste rekenschap te geven van de vraag of [gedaagde] naar redelijke verwachting over voldoende draagkracht zou beschikken om niet alleen de rentetermijnen te betalen maar ook om een eventuele restschuld na verkoop van de aandelen te voldoen. Niet is gesteld of gebleken dat Dexia ter zake enige actie heeft ondernomen. Voor zover Dexia informatie bij het BKR in Tiel heeft ingewonnen, kan dat niet als voldoende worden aangemerkt. Indien Dexia in deze wel volledig aan deze verplichtingen had voldaan had zij naar het oordeel van de kantonrechter [gedaagde] er zeker van weer-houden een overeenkomst met verplichtingen en risico’s als de onderhavige te sluiten, althans had zij dat behoren te doen. Vast staat immers - nu [gedaagde] dit onbetwist heeft gesteld - dat [gedaagde] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst slechts een jaarinkomen had van € 13.986,87 en reeds een doorlopend krediet had opgenomen van € 11.458,40 (met een maandelijkse betalingsverplichting van € 86,67). Deze financiële situatie is volstrekt niet verenigbaar met de verplichtingen die [gedaagde] met Dexia is aangegaan. Dexia heeft aldus gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van haar als professionele en ter zake deskundige dienstverlener kan worden verwacht. Dexia is hiermee toerekenbaar tekortgeschoten in haar contractuele zorgplicht jegens Korte-kaas.
5.9 Het standpunt van Dexia dat artikel 28 NR onverbindend is wordt derhalve - in het voetspoor van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2004 (NJ Feiten-rechtspraak, Afl.31, 410) - verworpen. Dit geldt ook voor de stelling van Dexia dat zij bij het aanbieden van de Profit Effect Maandbetaling niet aan de in de NR vervatte zorgplicht was gehouden. Ook in dit verband verwijst de kantonrechter naar voor-noemde uitspraak van de rechtbank Amsterdam en voorts naar de daaromtrent gedane uitspraken van de Klachtencommissie van de DSI (welke handelen over de zgn. Winstverdriedubbelaar). Bij het sluiten van de overeenkomst ging [gedaagde] beleg-gingsrisico’s aan waartegen artikel 28 NR bescherming beoogt te bieden. Reeds op deze grond kon Dexia de in deze bepaling vastgelegde onderzoeksplicht feitelijk niet buiten toepassing laten. Ook in zoverre heeft Dexia haar zorgverplichting jegens Kor-tekaas veronachtzaamd.
Conclusies
5.10 Vervolgens is de vraag welke gevolgen moeten worden verbonden aan enerzijds de vaststelling dat [gedaagde] haar verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst niet is nagekomen en anderzijds het oordeel dat Dexia toerekenbaar is tekortgeschoten in haar zorgplicht. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
5.11 De zorgplicht van een Bank als bedoeld in artikel 28 NR strekt met name tot bescherming tegen een (onverwachte, hoge) schuld voortvloeiend uit dalende aande-lenkoersen. De “remedie” tegen de schending van die zorgplicht ziet ook in de eerste plaats op dat deel van [gedaagde]’ verplichtingen uit de overeenkomst. Daartoe behoort niet een restitutie van de reeds door [gedaagde] betaalde rentesommen. Hierbij komt dat de wanprestatie van Dexia een integrale afwijzing van haar vordering niet rechtvaardigt. Dit zou in de gegeven omstandigheden tot een naar de maatstaven van rede-lijkheid en billijkheid onaanvaardbaar resultaat leiden. Voorop staat immers dat Kor-tekaas zelf de verantwoordelijkheid draagt voor de gevolgen van haar keuze tot deel-name aan de Profit Effect Maandbetaling. Door het van haar vereiste onderzoek naar de draagkracht van [gedaagde] achterwege te laten komt die verantwoordelijkheid naar het oordeel van de kantonrechter echter voor het overgrote deel bij Dexia te liggen, temeer nu de draagkracht van [gedaagde] een overeenkomst met een dergelijk risico niet toeliet. Dit leidt ertoe dat [gedaagde] - op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 lid 2 BW - haar verplichting tot betaling van de eindafrekening van Dexia niet volledig, maar wel voor 10 % dient na te ko-men. De vordering van Dexia zal daarom worden toegewezen tot € 2.398,91, ver-meerderd met de contractuele rente vanaf 13 december 2002, en daarmee voor het overige worden afgewezen.
5.12 In het verlengde van het voorgaande wordt geoordeeld dat iedere verder strekkende consequentie van de schending van de zorgplicht - de in reconventie door [gedaagde] gevorderde terugbetaling (bij wijze van schadevergoeding) van de rentetermijnen - eveneens afstuit op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Die vordering van [gedaagde] zal daarom worden afgewezen.
5.13 Nu reeds is overwogen dat Dexia wegens de schending van haar contractuele zorgplicht slechts op 10 % van haar eindafrekening aanspraak kan maken, heeft [gedaagde] geen (zelfstandig) belang meer bij de door hem subsidiair in reconventie ge-vorderde verklaring voor recht.
5.14 Aangezien de aandelenlease-overeenkomst niet (geheel of ten dele) zal worden vernietigd of ontbonden, behoeft het voorwaardelijke beroep van Dexia op artikel 6:278 BW geen bespreking.
5.15 De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn niet toewijsbaar, nu niet is gebleken dat het door Dexia ingeschakelde incassobureau meer heeft gedaan dan het versturen van (herhaalde) standaard aanmaningen en een eventuele proceskostenver-oordeling daarvoor reeds een vergoeding pleegt in te sluiten.
5.16 Gezien de samenhang tussen de conventie en reconventie enerzijds, en anderzijds de omstandigheid dat partijen over en weer op punten in het gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
5.17 Al hetgeen partijen overigens hebben opgeworpen behoeft gezien het bovenstaande geen bespreking.
6. Beslissing
De kantonrechter:
in conventie:
6.1 veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Dexia van € 2.398,91, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,15 % per maand over dat bedrag vanaf 13 december 2002 tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.2 wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
6.3 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
6.4 wijst het gevorderde af;
in conventie en in reconventie
6.5 compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Vogel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 12 januari 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.
http://zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/dtl ... ljn=AS1999