Pagina 1 van 1

Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 10:41
door Chris G
LJN: AS1999,Sector kanton Rechtbank Haarlem, 240320 Printbare versie


Datum uitspraak: 24-06-2004
Datum publicatie: 11-01-2005
Rechtsgebied: Handelszaak
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Aandelen lease. Schending door Dexia van zorgplicht. Deze wanprestatie rechtvaardigt niet gehele afwijzing van de vordering. Toepassing van artikel 6:248 lid 2 leidt er echter toe dat gedaagde slechts voor 10% dient na te komen.


Uitspraak

Zaaknr/rolnr: 240320/CV EXPL 04-5642
Vonnisdatum: 12 januari 2005


RECHTBANK HAARLEM
SECTOR KANTON, LOCATIE HAARLEM

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

in de zaak van:

de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V.,
eveneens handelend onder de handelsnaam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.,
eisende partij in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde C.T. Snijder,

-- tegen --

[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. S.A. van den Broek.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Dexia respectievelijk [gedaagde].

1. De loop van het geding
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende zich in het griffiedossier bevindende gedingstukken:
? de dagvaarding d.d. 26 mei 2004, met producties;
? de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
? de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte voorwaardelijke wijziging van eis, met producties;
? de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie, tevens akte houdende verzet tegen voorwaardelijke wijziging van eis, met producties;
? de conclusie van dupliek in reconventie, met producties.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit ge-ding het volgende vast:
a. Dexia en [gedaagde] hebben op of omstreeks 9 juli 2001 een overeenkomst
(effectenlease-overeenkomstnummer 56200705) gesloten (hierna ook: “de over-eenkomst”) welke door Dexia Profit Effect Maandbetaling werd genoemd.
b. In de overeenkomst is - onder meer - opgenomen:
“Zijn het volgende overeengekomen:
1. Lessee least van de Bank, gelijk deze aan lessee verleast, de hierna te noemen aandelen/effecten, verder ook te noemen de “waarden” (…)
Totaal aankoopbedragen € 19.790,04
Totaal te betalen rente tijdens de looptijd van deze lease-overeenkomst € 27.310,80
Totaal overeengekomen leasesom € 47.100,84
2. Deze lease-overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van 120 maanden (…)
3. De lease-som bedraagt:
a. 48 gelijke opeenvolgende maandtermijnen van zegge: € 227,59 (...)
De eerste maandtermijn dient te worden voldaan op of omstreeks de 1e van de maand volgend op de aankoopdag (…)
b. 72 opeenvolgende maandtermijnen waarvan de eerste vervalt één maand na af-loop van de eerste 48 maanden (…)
c. Een bedrag van zegge € 45,38 (…) op of omstreeks de dag vallende 119 maanden na de aankoopdatum.
d. Aan het einde van de lease-overeenkomst het restant van zegge: € 19.744,66
Te betalen op of omstreeks de dag vallende 120 maanden na de aankoopdatum.
Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoop opbrengst van de waar-den.
(…)
7. Lessee verklaart door ondertekening van deze lease-overeenkomst bekend te zijn met de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease (…) alsmede de toepasselijkheid daarvan op deze lease-overeenkomst te aanvaarden.
c. Artikel 6 van genoemde Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease luidt als volgt:
Indien (a) lessee na schriftelijke ingebrekestelling nalatig blijft met het betalen van één of meer maandtermijnen of het nakomen van enige andere verplichting uit hoofde van de overeenkomst (…) is de Bank gerechtigd de overeenkomst (…) terstond te be-ëindigen en het onbetaalde restant van de totaal overeengekomen leasesom(men) (…) in zijn geheel op te eisen en de waarden te verkopen op een door de Bank te bepalen moment ter beurze of anderszins. De Bank zal de opbrengst van die verkoop in minde-ring brengen op datgene wat lessee haar verschuldigd is. (…)
d. Vanaf 29 januari 2002 is [gedaagde] gestopt met betaling van de maandtermijnen. Toen [gedaagde] na een schriftelijke ingebrekestelling nog niet betaalde heeft Dexia de overeenkomst beëindigd, de aandelen verkocht en een eindafrekening naar [gedaagde] gestuurd. Hierin is aangegeven dat [gedaagde] als gevolg van de be-ëindiging een bedrag van € 23.989,12 zou dienen te voldoen.
3. De vorderingen in conventie en in reconventie
3.1 Dexia vordert in conventie veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan haar van € 27.773,10, vermeerderd met de contractuele rente ad 1,15 % per maand, althans de wettelijke rente, over € 23.989,12 vanaf 10 ok-tober 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2 Dexia stelt daartoe (samengevat) dat [gedaagde] ook na sommatie niet aan haar betalingsverplichtingen voldeed, de overeenkomst vervolgens door Dexia overeen-komstig de algemene voorwaarden beëindigd is en dat zij vervolgens een eindafreke-ning naar [gedaagde] heeft gezonden, die onbetaald is gebleven. Dexia maakt aan-spraak op buitengerechtelijke incassokosten conform rapport Voorwerk II en op de contractuele rente ad 1,15 % per maand.
3.3 Voorwaardelijk, voor het geval de vordering in reconventie tot vernietiging van de overeenkomst geheel of ten dele mocht worden toegewezen, vordert Dexia veroorde-ling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aan-koopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de verkoopwaarde daarvan op de datum verkoop van de aandelen onder de overeen-komst. Dexia baseert deze vordering op artikel 6:278 BW.
3.4 [gedaagde] vordert in reconventie
primair:
A. de overeenkomst te vernietigen op grond van wederzijdse dwaling, althans dwa-ling aan de zijde van [gedaagde], althans voor recht te verklaren dat de overeen-komst op grond van dwaling is vernietigd;
B. met veroordeling van Dexia tot terugbetaling aan [gedaagde] van € 1.725,09 terza-ke van door haar betaalde inlegpremies, vermeerderd met de wettelijke rente daar-over vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
C. met veroordeling van Dexia tot terugbetaling aan [gedaagde] van de gehele rest-schuld vermeerderd met boete, achterstallige termijnen, rente en kosten ad € 27.773,10, voorzover deze door [gedaagde] mocht zijn voldaan;
subsidiair:
A. voor recht te verklaren dat Dexia jegens [gedaagde] toerekenbaar tekort is gescho-ten in de nakoming van de effectenlease-overeenkomst dan wel een onrechtmatige daad heeft gepleegd door schending van haar zorgvuldigheidsplicht uit artikel 28 Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer 1999 (hierna: NR 1999);
B. met veroordeling van Dexia tot vergoeding van de daardoor geleden schade, te weten € 1.725,09 ter zake van betaalde inlegpremies, vermeerderd met de wettelij-ke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoe-ning, alsmede te weten € 27.773,10, terzake van de gehele restschuld vermeerderd met boete, achterstallige termijnen, rente en kosten, althans verrekening daarvan met de vordering van Dexia in conventie;
meer subsidiair (na kennelijke wijziging van eis):
de gevolgen van de overeenkomst in zoverre te wijzigen, dat [gedaagde] terzake van de door Dexia gevorderde restschuld met nevenvorderingen, in de lijn van de jurispru-dentie van de klachtencommissie DSI niet méér aan Dexia verschuldigd zal zijn dan 0,15 x € 19.790,04 = € 2.968,50, met afwijzing van het meer of anders gevorderde.
3.5 [gedaagde] stelt daartoe dat zij zich primair beroept op de vernietigbaarheid van de overeenkomst op grond van dwaling en dat zij daarom de overeenkomst vernietigt, waardoor er over en weer ongedaanmakingsverplichtingen bestaan. Subsidiair beroept [gedaagde] zich op de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van Dexia (c.q. de onrechtmatige daad van Dexia), nu deze de zorgvuldigheidsplicht ex artikel 28 NR 1999 niet is nagekomen. Dexia is op grond daarvan aansprakelijk voor de door Korte-kaas geleden schade. Meer subsidiair vordert [gedaagde] wijziging van de gevolgen van de overeenkomst.
4. De verweren in conventie en in reconventie

Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer bestreden. Daarop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van de geschillen nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van de geschillen
5.1 De conventie en de reconventie lenen zich voor gezamenlijke bespreking, nu [gedaagde]’ verweren in conventie tevens de grondslag vormen voor het door haar in reconventie gevorderde.
Dwaling
5.2 [gedaagde] stelt primair dat beide partijen bij het sluiten van de overeenkomst zijn uitgegaan van de onjuiste veronderstelling dat de voor haar aangeschafte aandelen so-lide fondsen waren, die jaarlijks aanzienlijk in waarde zouden stijgen en dat zij daar-door geen financieel risico zou lopen. Voorts stelt zij dat zij heeft gedwaald omdat zij - door onjuiste en onvolledige informatie van de zijde van Dexia - niet wist dat zij met geleend geld zou beleggen.
5.3 Met betrekking tot de door [gedaagde] gestelde wederzijdse dwaling omtrent - kortweg - het onverwacht instorten van de effectenbeurzen geldt dat dit op het moment van het sluiten van de overeenkomst (medio 2001) een louter toekomstige omstandigheid be-trof, waarop de regeling omtrent dwaling in artikel 6:228 BW niet van toepassing is.
5.4 [gedaagde] stelt voorts dat zij gedwaald heeft omtrent de aard van het product omdat zij voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst onvoldoende informatie van Dexia heeft gekregen over de eigenschappen van de overeenkomst (het beleggen met geleend geld) en over de risico’s die daaraan verbonden waren. [gedaagde] betwist dat zij de door Dexia als productie 6 bij repliek overgelegde brochure heeft ontvangen en stelt dat zij telefonisch is benaderd door iemand die zich presenteerde als een mede-werker van Dexia, dat deze persoon bij haar op bezoek is geweest, het ingevulde aan-vraagformulier heeft meegenomen en geen brochure heeft achtergelaten.
5.5 Overwogen wordt als volgt. In het aanvraagformulier dat door [gedaagde] is ingevuld en ondertekend staat de volgende passage:

Ja, ik heb de brochure gelezen en ook ik wil de mogelijkheid hebben om …
In dat licht is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] zich er in deze procedure niet op kan beroepen dat zij van de brochure geen kennis heeft genomen. Uit boven-genoemde passage van het aanvraagformulier blijkt immers dat de inhoud van de bro-chure kennelijk van belang was voor de te sluiten overeenkomst en van [gedaagde] mocht daarom verwacht worden dat zij - voor ondertekening - daarvan kennis nam. Indien [gedaagde] dit heeft nagelaten komt dit voor haar eigen rekening.
5.6 De tekst van de brochure - met over het geheel genomen een optimistische toonzetting - bevat onder het kopje “LET OP” (onder meer) de volgende tekst:

Beleggen bij wie en in welke vorm dan ook brengt financiële risico’s met zich mee. Dat geldt ook voor beleggen met geleend geld via Profit Effect. Indien de opbrengst van de verkochte aandelen lager is dan de geleende hoofdsom dient naast de hoofd-som het verschil te worden bijbetaald. (…)
Hierin is niet alleen duidelijk aangegeven dat er met geleend geld wordt belegd, maar tevens dat hieraan, in geval van koersdaling, risico’s kleven. Ook uit de tekst van de aandelenlease-overeenkomst - die kennelijk later door Dexia naar haar is toegestuurd ter ondertekening - kan worden afgeleid dat sprake was van belegging met geleend geld. Hierin wordt onder meer gesproken over de lease van aandelen en er wordt een bedrag aan te betalen rente genoemd. Ook blijkt uit de overeenkomst hoe de Leasesom is opgebouwd, dat deze moet worden terugbetaald en dat zal worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen. De beslissing om in aandelen te beleggen brengt een eigen verantwoordelijkheid voor de belegger mee. Van [gedaagde] mocht dan ook worden verwacht dat zij het haar gedane aanbod en de haar ter tekening toegezonden overeenkomst met de nodige aandacht en oplettendheid zou bestuderen, temeer nu een en ander een forse maandelijkse financiële verplichting voor haar met zich zou bren-gen. Maatstaf daarbij is de verwachting van een niet ter zake deskundige, doch aan-dachtige en oplettende consument. Daarnaast is algemeen bekend dat aandelen sterk in waarde kunnen fluctueren, zodat [gedaagde] de voorlichting die zij kreeg ook in dat licht had moeten bezien. Dat zij zich door de (achteraf bezien) veel te optimistische toonzetting van de informatie tot de aandelenlease-constructie heeft laten overhalen, levert geen wilsgebrek op. Dit betekent dat het beroep op dwaling faalt. De primaire vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen.
Toerekenbare tekortkoming
5.7 [gedaagde] betwist niet dat zij zelf tekort is geschoten in de nakoming van haar uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, maar stelt (subsidiair) dat ook Dexia is tekortgeschoten in haar contractuele verplichtingen doordat zij bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft nagelaten informatie over de financiële positie van Korte-kaas in te winnen teneinde te beoordelen of zij haar verplichtingen voortvloeiende uit het contract kon dragen.
5.8 Dit verweer slaagt. Nadat [gedaagde] zich bij Dexia had aangemeld voor deelname aan de Profit Effect Maandbetaling, had het op de weg van Dexia gelegen om zich ten-minste rekenschap te geven van de vraag of [gedaagde] naar redelijke verwachting over voldoende draagkracht zou beschikken om niet alleen de rentetermijnen te betalen maar ook om een eventuele restschuld na verkoop van de aandelen te voldoen. Niet is gesteld of gebleken dat Dexia ter zake enige actie heeft ondernomen. Voor zover Dexia informatie bij het BKR in Tiel heeft ingewonnen, kan dat niet als voldoende worden aangemerkt. Indien Dexia in deze wel volledig aan deze verplichtingen had voldaan had zij naar het oordeel van de kantonrechter [gedaagde] er zeker van weer-houden een overeenkomst met verplichtingen en risico’s als de onderhavige te sluiten, althans had zij dat behoren te doen. Vast staat immers - nu [gedaagde] dit onbetwist heeft gesteld - dat [gedaagde] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst slechts een jaarinkomen had van € 13.986,87 en reeds een doorlopend krediet had opgenomen van € 11.458,40 (met een maandelijkse betalingsverplichting van € 86,67). Deze financiële situatie is volstrekt niet verenigbaar met de verplichtingen die [gedaagde] met Dexia is aangegaan. Dexia heeft aldus gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van haar als professionele en ter zake deskundige dienstverlener kan worden verwacht. Dexia is hiermee toerekenbaar tekortgeschoten in haar contractuele zorgplicht jegens Korte-kaas.
5.9 Het standpunt van Dexia dat artikel 28 NR onverbindend is wordt derhalve - in het voetspoor van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2004 (NJ Feiten-rechtspraak, Afl.31, 410) - verworpen. Dit geldt ook voor de stelling van Dexia dat zij bij het aanbieden van de Profit Effect Maandbetaling niet aan de in de NR vervatte zorgplicht was gehouden. Ook in dit verband verwijst de kantonrechter naar voor-noemde uitspraak van de rechtbank Amsterdam en voorts naar de daaromtrent gedane uitspraken van de Klachtencommissie van de DSI (welke handelen over de zgn. Winstverdriedubbelaar). Bij het sluiten van de overeenkomst ging [gedaagde] beleg-gingsrisico’s aan waartegen artikel 28 NR bescherming beoogt te bieden. Reeds op deze grond kon Dexia de in deze bepaling vastgelegde onderzoeksplicht feitelijk niet buiten toepassing laten. Ook in zoverre heeft Dexia haar zorgverplichting jegens Kor-tekaas veronachtzaamd.

Conclusies
5.10 Vervolgens is de vraag welke gevolgen moeten worden verbonden aan enerzijds de vaststelling dat [gedaagde] haar verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst niet is nagekomen en anderzijds het oordeel dat Dexia toerekenbaar is tekortgeschoten in haar zorgplicht. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
5.11 De zorgplicht van een Bank als bedoeld in artikel 28 NR strekt met name tot bescherming tegen een (onverwachte, hoge) schuld voortvloeiend uit dalende aande-lenkoersen. De “remedie” tegen de schending van die zorgplicht ziet ook in de eerste plaats op dat deel van [gedaagde]’ verplichtingen uit de overeenkomst. Daartoe behoort niet een restitutie van de reeds door [gedaagde] betaalde rentesommen. Hierbij komt dat de wanprestatie van Dexia een integrale afwijzing van haar vordering niet rechtvaardigt. Dit zou in de gegeven omstandigheden tot een naar de maatstaven van rede-lijkheid en billijkheid onaanvaardbaar resultaat leiden. Voorop staat immers dat Kor-tekaas zelf de verantwoordelijkheid draagt voor de gevolgen van haar keuze tot deel-name aan de Profit Effect Maandbetaling. Door het van haar vereiste onderzoek naar de draagkracht van [gedaagde] achterwege te laten komt die verantwoordelijkheid naar het oordeel van de kantonrechter echter voor het overgrote deel bij Dexia te liggen, temeer nu de draagkracht van [gedaagde] een overeenkomst met een dergelijk risico niet toeliet. Dit leidt ertoe dat [gedaagde] - op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 lid 2 BW - haar verplichting tot betaling van de eindafrekening van Dexia niet volledig, maar wel voor 10 % dient na te ko-men. De vordering van Dexia zal daarom worden toegewezen tot € 2.398,91, ver-meerderd met de contractuele rente vanaf 13 december 2002, en daarmee voor het overige worden afgewezen.
5.12 In het verlengde van het voorgaande wordt geoordeeld dat iedere verder strekkende consequentie van de schending van de zorgplicht - de in reconventie door [gedaagde] gevorderde terugbetaling (bij wijze van schadevergoeding) van de rentetermijnen - eveneens afstuit op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Die vordering van [gedaagde] zal daarom worden afgewezen.
5.13 Nu reeds is overwogen dat Dexia wegens de schending van haar contractuele zorgplicht slechts op 10 % van haar eindafrekening aanspraak kan maken, heeft [gedaagde] geen (zelfstandig) belang meer bij de door hem subsidiair in reconventie ge-vorderde verklaring voor recht.
5.14 Aangezien de aandelenlease-overeenkomst niet (geheel of ten dele) zal worden vernietigd of ontbonden, behoeft het voorwaardelijke beroep van Dexia op artikel 6:278 BW geen bespreking.
5.15 De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn niet toewijsbaar, nu niet is gebleken dat het door Dexia ingeschakelde incassobureau meer heeft gedaan dan het versturen van (herhaalde) standaard aanmaningen en een eventuele proceskostenver-oordeling daarvoor reeds een vergoeding pleegt in te sluiten.
5.16 Gezien de samenhang tussen de conventie en reconventie enerzijds, en anderzijds de omstandigheid dat partijen over en weer op punten in het gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
5.17 Al hetgeen partijen overigens hebben opgeworpen behoeft gezien het bovenstaande geen bespreking.
6. Beslissing
De kantonrechter:
in conventie:
6.1 veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Dexia van € 2.398,91, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,15 % per maand over dat bedrag vanaf 13 december 2002 tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.2 wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
6.3 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
6.4 wijst het gevorderde af;

in conventie en in reconventie
6.5 compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Vogel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 12 januari 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.

http://zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/dtl ... ljn=AS1999

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 11:26
door Janny
dus conclusie na enig rekenwerk.

geen teruggave van de reeds gedane rente betaling en 10 % van de rest schuld + de verschuldigde rente daarover en ieder eigen proces kosten.

dus 90% voor Dexia plus eigen proceskosten

persoon heeft maar +/- 5 maanden betaald.
van 9/7 2001 tot 29/01 2002

Mijn persoonlijke mening. een goed proces.

Janny

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 11:42
door Janny
en in LEEUWARDEN DEZE UIT SPRAAK.

alle inleggelden terug. egalaese.

Voorwaar een goed begin 2005. en toen begon de Fictorie

LJN: AS2002,Sector kanton Rechtbank Leeuwarden, 139042 /CV EXPL 03-5696 Printbare versie


Datum uitspraak: 04-01-2005
Datum publicatie: 11-01-2005
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Dexia-zaak: beroep echtgenote op ontbreken van toestemming gehonoreerd.





Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Leeuwarden


VONNIS



139.042 /CV EXPL 03-5696
Uitspraak: 4 januari 2005

in de zaak van

de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie
gemachtigde: Kroes & Flikkema Gerechtsdeurwaarders,

tegen

[a] en ,
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. M.R. van der Pol


OVERWEGINGEN

1. procesverloop

1.1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft eisende partij, hierna te noemen Dexia, gevorderd om gedaagde [a] te veroordelen tot betaling van € 3.031,29 met rente en kosten.

1.2. Gedaagde [a] heeft bij incidentele conclusie verzocht zijn echtgenote in de aanhangig zijnde procedure toe te laten als gevoegde partij. Na een conclusie van antwoord in het incident zijdens Dexia, heeft de kantonrechter bij vonnis van 9 maart 2004 het toegestaan dat zich voegt in de hoofdzaak. De kantonrechter zal hierna de gevoegde partij aanmerken als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie.

1.3. Door gedaagden in conventie, nader te noemen (in enkelvoud) [A], is bij antwoord de vordering betwist en is op de daarbij vermelde gronden in reconventie (voorwaardelijk) gevorderd voor recht te verklaren dat de onderhavige effectenlease-overeenkomst nietig is, dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [A], althans jegens [A] onrechtmatig heeft gehandeld en voorts heeft [A] gevorderd Dexia te veroordelen tot betaling van € 836,--, met rente (vanaf 6 april 2004 tot aan de dag der algehele voldoening) en kosten.

1.4. Na repliek in conventie tevens antwoord in reconventie, dupliek in conventie tevens repliek in reconventie, dupliek in reconventie en een akte zijdens [A], is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt. Bij repliek in conventie heeft Dexia haar eis voorwaardelijk gewijzigd, in dier voege dat wanneer enig deel van de vordering van [A] in reconventie wordt toegewezen, [A] dient te worden veroordeeld tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten, minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van vernietiging of ontbinding van de overeenkomst, althans minus de waarde van de bedoelde effecten op de datum van verkoop. Bij akte, gelijktijdig ingediend met de conclusie van dupliek in conventie, heeft [A] zich tegen deze wijziging van eis verzet.

2. de beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie

Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.

2.1. Dexia is de rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V., gevestigd te Amsterdam, eveneens handelend onder de handelsnaam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.

2.2. Dexia en [a] hebben op 5 juni 2000 een overeenkomst gesloten ten behoeve van het product WinstVerDriedubbelaar onder contractnummer 74416381(hierna te noemen de overeenkomst). Deze overeenkomst is als volgt tot stand gekomen: Dexia heeft na telefonische werving [A] een fiscale opinie en een rekenvoorbeeld toegezonden. Vervolgens heeft Dexia de overeenkomst aan [A] toegestuurd. De overeenkomst is door [A] ondertekend en aan Dexia teruggestuurd.

2.3. In de overeenkomst staat onder meer vermeld:
"1. Lessee least van Legio-Lease, gelijk deze aan lessee verleast, de hierna te noemen aandelen/effecten, verder ook te noemen de "waarden"
(...)
totaal aankoopbedragen € 3.987,06
totaal te betalen rente (...) € 836,64
totaal overeengekomen leasesom € 4.823,70 (...)

2. Deze leaseovereenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 36 maanden, te rekenen vanaf de aankoopdag van de waarden.
3. De leasesom bedraagt:
a. Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van zegge: € 23,24
(...)
De eerste maandtermijn dient te worden voldaan op of omstreeks de 1e van de maand volgend op de eerste aankoopdag van de waarden en daarna telkens op of omstreeks de 1e dag van de daaropvolgende maand.
b. Een bedrag van ƒ 100,-; (...), op of omstreeks de 35e maand.
c. Aan het einde van de overeenkomst het restant van zegge: € 3.941,68.
(...)
Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.
(...)
5. Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden".

2.4. De op de overeenkomst van toepassing zijnde Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease vermelden onder meer:
"3. Alle baten en waardeveranderingen van de waarden komen aan lessee toe. Legio-Lease zal, behoudens voor zover in de overeenkomst anders is bepaald, de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling daarvan aan lessee doen toekomen, zulks onder aftrek van wettelijk verplichte inhoudingen.(...).
(...)
10. Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen de waarden aan lessee worden uitgeleverd, tenzij lessee alsdan meedeelt de voorkeur te geven aan de verkoop van de waarden. De verkoopopbrengst zal in dat geval door Legio-Lease aan lessee worden uitbetaald. Verkoop vindt zo spoedig mogelijk na opdracht plaats.".

2.5. [A] heeft tijdens de looptijd van de overeenkomst de verschuldigde bedragen tijdig aan Dexia voldaan.

2.6. Door het verstrijken van de overeengekomen looptijd is de overeenkomst geëindigd. In verband hiermee heeft Dexia aan [A] een eindafrekening gezonden voor een totaalbedrag van € 2.480,05, welk bedrag Dexia thans in rechte vordert.

2.7. heeft schriftelijk een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de gesloten overeenkomst wegens het ontbreken van haar toestemming. Deze brief is door Dexia ontvangen op 16 mei 2003.

3. het standpunt van Dexia

Dexia heeft onder meer het volgende naar voren gebracht:

3.1. Dexia vordert betaling van voormeld bedrag ad € 2.480,05 en contractuele rente ad 0,96% per maand en buitengerechtelijke incassokosten (€ 483,14), totaal € 3.031,29.

3.2. Dexia is van mening dat de figuur van voeging zich verzet tegen het voeren van een verweer dat de gedaagde in de hoofdzaak zelfstandig niet toekomt. De figuur van voeging verzet zich uitdrukkelijk tegen het indienen van een eigen vordering door de gevoegde partij zodat de reconventionele vordering niet gebaseerd kan zijn op een beroep op artikel 1:88 juncto 1:89 BW.

3.3. Dexia heeft zich - voor zover de kantonrechter hetgeen in 3.2. naar voren is gebracht niet zou volgen - op het standpunt gesteld dat artikel 1: 88 BW niet op de effectenlease-overeenkomst die [A] heeft gesloten, van toepassing is. Dexia heeft daartoe aangevoerd dat artikel 1: 88 onder d BW overeenkomsten van koop op afbetaling aan de toestemming van de partner van de contractant onderwerpt. Koop op afbetaling is een overeenkomst die wordt aangegaan met betrekking tot een zaak niet met betrekking tot vermogensrechten. Artikel 7A: 1576 lid 5 BW bevat een uitbreiding van de werkingssfeer van de bepalingen die op koop op afbetaling van toepassing zijn. Die uitbreiding is beperkt tot de vijfde titel van boek 7A BW. Artikel 1: 88 BW is niet uitgebreid tot afbetalingstransacties met betrekking tot vermogensrechten.
Strikte toepassing van artikel 1: 88 BW leidt er toe dat voor overeenkomsten van effectenlease geen toestemmingsvereiste geldt.

3.4. Voor het geval artikel 1: 88 BW wel van toepassing is, heeft Dexia het ontbreken van de toestemming door de echtgenote van [A] betwist en heeft zij bewijs daarvan aangeboden door het horen van de echtgenote van [A] (en eventuele andere gezinsleden).

3.5. Voorts heeft Dexia aangevoerd dat effectenlease geen koop op afbetaling is, aangezien niet is voldaan aan de vereisten van aflevering van de aandelen en het verschuldigd zijn van twee of meer termijnen van de koopsom na de aflevering. Bovendien is de strekking van de overeenkomst niet dat de aandelen na betaling van de laatste termijn aan de koper in eigendom worden overgedragen, maar is uitgangspunt dat de effecten worden verkocht aan een derde waarbij slechts het verschil tussen de koop- en verkoopprijs met de cliënt wordt afgerekend.

3.6. Ten aanzien van de zorgplicht heeft Dexia (primair) uitvoerig betoogd dat artikel 28 lid 1 Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer 1999 (NR) bij een overeenkomst als de onderhavige geen plicht tot het inwinnen van informatie meebracht, omdat zij bij de uitvoering van de effectendiensten geen enkele vrijheid had: zij moest uitsluitend het geleaste mandje effecten aankopen. Subsidiair heeft Dexia - eveneens uitvoerig - aangevoerd dat aan artikel 28 lid 1 NR 99 een zodanige interpretatie dient te worden gegeven dat die bepaling niet langer een voldoende basis in de wet heeft.

3.7. Dexia betwist dat [A] bij het aangaan van de overeenkomst gedwaald zou hebben omtrent de aard en de werking van het effectenleaseproduct WinstVerDrie-dubbelaar. Dexia heeft daartoe aangevoerd dat [A] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst beschikte over de overeenkomst, de Bijzondere Voorwaarden, de brochure en de fiscale opinie. Uit de overeenkomst had [A] duidelijk moeten zijn dat het aankoopbedrag van € 3.987,06 daadwerkelijk aan Dexia voldaan moest worden. Ook in de fiscale opinie staat dat er sprake is van een 3-jarige lening. Bovendien wordt in de overeenkomst en in de brochure gesproken over rente en aflossing. [A] had uit deze bewoordingen kunnen en moeten begrijpen dat het bij de door hem gesloten overeenkomst om beleggen met geleend geld ging.
Nu het een feit van algemene bekendheid is dat beurskoersen kunnen dalen, moet het er voor worden gehouden dat [A] zelf had kunnen begrijpen dat de omstandigheden zo zouden kunnen uitpakken dat de verkoopopbrengst van de aandelen niet toereikend zou zijn om de lening te kunnen aflossen.

3.8. Dexia is van mening dat de Wet op het Consumentenkrediet niet van toepassing is op de overeenkomst. Effectenlease valt niet onder de definitie van 'krediettransactie" zoals in deze wet gehanteerd. Er is immers geen sprake van een geldkrediet omdat niet daadwerkelijk een geldsom ter beschikking wordt gesteld, noch van een goederen-krediet.

3.9. Onder de voorwaarde dat haar vordering in conventie wordt afgewezen en het beroep van [A] op vernietiging geheel of deels slaagt, beroept Dexia zich op het bepaalde in artikel 6:278 BW. Dexia wenst in dit verband betaling van [A] te krijgen van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van vernietiging of ontbinding van de overeenkomst, althans minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van verkoop. Het beroep op vernietiging door [A] kan naar de mening van Dexia niet los worden gezien van de koersdalingen die de beurzen sedert medio 2000 hebben doorgemaakt. Als de lezing van [A] juist zou zijn, zou [A] kunnen afwachten hoe de beurskoersen zich ontwikkelen. Stijgen de beurskoersen, dan kunnen zij de winst incasseren. Zit het tij tegen, dan wordt een beroep op de vermeende vernietigbaarheid van de overeenkomst gedaan en blijft het verlies voor rekening van Dexia. [A] zou in de zijn visie risicoloos kunnen speculeren. Juist voor situaties als de onderhavige is in de wet art. 6:278 opgenomen.

4. het standpunt van [A]

[A] heeft een vijftal verweren gevoerd:

4.1. [A] heeft aangevoerd dat als echtgenote van [a] op grond van artikel 1: 88 BW de overeenkomst mee had moeten ondertekenen. De aandelenlease-constructie dient te worden beschouwd als een koop op afbetaling. heeft er op gewezen dat zij de vernietiging van de overeenkomst heeft ingeroepen en dat Dexia zulks bij brief van 21 mei 2003 heeft bevestigd. Op deze grond vordert [A] in voorwaardelijke reconventie een verklaring voor recht dat de onderhavige effectenlease-overeenkomst nietig is.

4.2. Ingevolge het bepaalde in art. 28 NR had Dexia een risicoprofiel ten behoeve van [A] dienen op te stellen. Genoemd artikel is van toepassing op effectenlease. Door dit profiel niet op te stellen heeft Dexia jegens [A] onrechtmatig gehandeld, tengevolge waarvan [A] schade heeft geleden.

4.3. Dexia heeft [A] voorts onvoldoende geïnformeerd over de risico's verbonden aan de aandelenlease-constructie. Zodoende heeft Dexia haar verplichtingen uit hoofde van de artikelen 28 en 33 NR jegens [A] geschonden. [A] heeft ontkend de brochure met informatie van Dexia te hebben ontvangen.

4.4. Dexia heeft haar zorgplicht verzaakt door na te laten een voorziening aan te bieden om een negatieve koersontwikkeling af te dekken.

4.5.Op de onderhavige aandelenlease overeenkomst is de Wet op het Consumenten-krediet van toepassing. De in de overeenkomst gehanteerde rentepercentages zijn hoger dan deze wet toestaat en de totale kredietsom had in letters dienen te worden vermeld. Om deze redenen is de overeenkomst nietig.

4.6. De schade die [A] heeft geleden bedraagt € 836,--. Dit is het bedrag aan totaal betaalde rentetermijnen (36 x € 23,24). [A] vordert in reconventie betaling van dit bedrag.

De kantonrechter oordeelt over dit geschil als volgt:

5.1. Het meest verstrekkende verweer is het beroep op het ontbreken van de toestemming van de echtgenote van [a] als bedoeld in artikel 1: 88 BW.

5.2. De kantonrechter dient alvorens in te kunnen gaan op dat beroep eerst het verweer van Dexia te bespreken dat als gevoegde partij zich in conventie en in reconventie niet op dat ontbreken kan beroepen, aangezien [a] zulks niet zelfstandig kan doen en de vordering tegen laatstgenoemde aanhangig gemaakt is. Bij conclusie van eis in het incident heeft reeds duidelijk gemaakt waarom zij zich in de aanhangig zijnde procedure wil voegen, daarbij reeds uitdrukkelijk melding makend van de rechten die zij stelt te hebben, voortvloeiende uit de artikelen 1: 88 en 1:89 BW. Bij conclusie van antwoord in dat incident heeft Dexia
- kort gezegd - zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. Zij heeft toen niet het verweer gevoerd (dat zij later wel naar voren heeft gebracht), bezwaren te hebben tegen het beroep van op het ontbreken van toestemming. Aangezien de kantonrechter, acht slaande op het bij conclusie van eis in het incident gestelde, toewijzend heeft beslist op het verzoek om voeging, heeft de kantonrechter toen reeds geoordeeld dat [b] een belang heeft als genoemd in artikel 217 Rv. Nu de kantonrechter reeds een beslissing heeft gegeven over dat belang, staat het Dexia niet meer vrij in dit geschil opnieuw de vraag op te werpen of gezien haar stellingname in conventie en in reconventie [b] in zoverre wel als gevoegde partij mag worden beschouwd.

5.3. Of [b] met succes een beroep kan doen op het ontbreken van bedoelde toestemming is mede afhankelijk van de vraag of de WinstVerDriedubbelaar is aan te merken als een huurkoopovereenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat deze laatste vraag bevestigend dient te worden beantwoord en dat de overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in art.7A: 1576h juncto 1576 BW.
De overeenkomst betreft, naar de kantonrechter begrijpt, lease van aandelen in verzameldepots als bedoeld in de Wet giraal effectenverkeer (Wge). Dergelijke aandelen zijn vermogensrechten in de zin van artikel 3:6 BW. Uit de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW volgt dat huurkoop betrekking kan hebben op vermogensrechten. Het verweer van Dexia dat de overeenkomst geen huurkoopovereenkomst is omdat deze geen lease van zaken, maar van vermogensrechten betreft, wordt derhalve verworpen. Anders dan Dexia betoogt, voldoet de overeenkomst aan de essentialia van de huurkoopovereenkomst, althans heeft de overeenkomst dezelfde strekking, zodat zij - op de voet van artikel 7A:1576h leden 2 en 3 BW - als huurkoop dient te worden aangemerkt. Dexia heeft zich verbonden de aandelen in eigendom over te dragen onder de opschortende voorwaarde van algehele betaling van de prijs. Dit blijkt in de eerste plaats uit artikel 5 van de overeenkomst:
"Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.".
Ook in artikel 10 van de Bijzondere Voorwaarden is expliciet opgenomen dat uitgangspunt is dat de lessee de eigendom van de waarden wordt overgedragen nadat lessee heeft voldaan aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. Dat lessee er de voorkeur aan kan geven dat de aandelen kunnen worden verkocht, doet aan het voorgaande niet af. Voor de vraag of er al dan niet sprake is van een huurkoopovereenkomst is, anders dan Dexia meent, de tekst van de overeenkomst doorslaggevend, niet de (vermeende) strekking daarvan. Dit zou immers betekenen dat de aard van de overeenkomst afhankelijk zou zijn de (oorspronkelijke) bedoeling van de individuele cliënt bij het aangaan van de overeenkomst. Door voldoening aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst wordt [A], zoals volgt uit artikel 5 van de overeenkomst van rechtswege eigenaar van de aandelen. Daarmee verkrijgt hij de voor verkoop (en levering) nodige beschikkingsbevoegdheid.

5.4. Dexia heeft zich verder verbonden de aandelen aan [A] af te leveren. Onder aflevering dient, zoals blijkt uit artikel 7A:1576l lid 1 BW, te worden verstaan: verschaffing van de macht over het vermogensrecht. Dit betekent voor aandelen als de onderhavige: verschaffing van het genot daarvan, zoals is bepaald in artikel 7A:1576m lid 1 BW. Dat Dexia zich heeft verbonden aan [A] het genot van de aandelen te verschaffen, blijkt uit de eerste volzin van artikel 3 van de Bijzondere Voorwaarden, die bepaalt dat alle baten en waardeveranderingen van de aandelen lessee toekomen, en uit de tweede volzin van artikel 3 van de Bijzondere Voorwaarden, die bepaalt dat Dexia de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling daarvan aan lessee zal doen toekomen. Een en ander stemt overeen met het bepaalde in artikel 7A:1576n leden 1 en 2 BW. Gesteld noch gebleken is dat Dexia tot de onvoorwaardelijke eigendomsover-dracht op enigerlei wijze het genot van de aandelen heeft behouden. Het tijdstip van aflevering is, naar moet worden aangenomen, het tijdstip van de hiervoor bedoelde eigendomsoverdracht onder opschortende voorwaarde.

5.5. [A] ten slotte heeft zich verbonden de prijs te betalen in termijnen, waarvan (nog) twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan hem zijn afgeleverd. Dit blijkt uit artikel 3 van de overeenkomst:
"3. De leasesom bedraagt:
a. Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van zegge: ƒ 51,21 ( € 23,24)
(...)
De eerste maandtermijn dient te worden voldaan op of omstreeks de 1e van de maand volgend op de aankoopdag van de waarden en daarna telkens op of omstreeks de 1e dag van de daaropvolgende maand.
b. Een bedrag van ƒ 100,-;(...), op of omstreeks de 35e maand.
c. Aan het einde van de overeenkomst het restant van zegge: ƒ 8.686,32
( € 3.941.68)
(...)
Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.".
Ook indien, zoals Dexia aanvoert, de 36 maandtermijnen rente betreffen, dienen deze termijnen te worden aangemerkt als termijnen van de koopprijs als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 BW. Het gaat om de prijs van de lening die gedaagde is aangegaan om de aandelen te kunnen kopen, en daarmee, althans in economisch opzicht, om een onderdeel van de prijs van de aandelen. Het verweer van Dexia dat het bedrag van
ƒ 100,-- op het geheel van de koopprijs van ondergeschikt belang is en zo weinig betekenend dat de effectenlease-overeenkomst daarmee niet het afbetalingskarakter krijgt dat door artikel 7A: 1576 BW wordt verondersteld, laat zich niet verenigen met de tekst aan de voet van de door haar als productie bij de dagvaarding in het geding gebrachte eindafrekening ("De hoofdsom is het bedrag waarvoor de aandelen voor uw contract zijn aangekocht. In verband met artikel 1576 van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek deelt Dexia Bank Nederland deze hoofdsom in tweeën: in een "restant hoofdsom" en een "eerste aflossingstermijn" van € 45,38") en wordt daarom verworpen.

5.6. Is artikel 1:88 lid 1 onder d. BW op de onderhavige effectenlease-overeenkomst van toepassing?
Het geschil tussen partijen draait hier om de betekenis van het begrip zaak in dat artikel en de reikwijdte van artikel 7A:1576 lid 5 BW, zulks mede in het licht van de veranderde betekenis van het begrip zaak (stoffelijk object) na de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek in 1992 (daarvoor mede omvattende de vermogensrechten). Anders dan Dexia betoogt dient ter beantwoording van deze discussie geen doorslaggevende betekenis te worden gehecht aan de letterlijke tekst van artikel 1:88 BW, waarin het woord vermogensrechten niet voorkomt. In de wetsgeschiedenis is immers niet uitdrukkelijk gebleken dat de wetgever heeft beoogd de koop op afbetaling van vermogensrechten van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 lid 1 onder d BW uit te zonderen. De huidige tekst van het artikel, waarin het begrip zaak strikt genomen een beperktere betekenis heeft dan in artikel 7A: 1576 lid 5 BW, is tot stand gekomen in het kader van de aanpassing van Boek 1 BW aan het nieuwe vermogensrecht. Uit de parlementaire geschiedenis op artikel 7A:1576 BW blijkt dat de wetgever geen materiële wijziging van de wettelijke regeling van de koop op afbetaling die vóór de invoering van het Nieuw BW evenzeer betrekking kon hebben op vermogensrechten beoogde en dat de minister in het kader van de behandeling van artikel 1:88 BW verwees naar de destijds nog van kracht zijnde tekst van artikel 1576oud BW, waarin de term "zaak" ook vermogensrechten omvatte. In de gedachtegang van Dexia zou derhalve stilzwijgend een beperking van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 BW in het wettelijke systeem zijn ingeslopen. Niet aannemelijk is dat een dergelijke materiële wijziging gelet op de beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste zonder uitdrukkelijke motivering in de wet zou zijn vastgelegd. Nu deze wijziging ontbreekt moet worden aangenomen dat het geldende artikel 1:88 lid 1 sub d BW verwijst naar de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, zoals neergelegd in artikel 7A:1576 BW, dus met inbegrip van het bepaalde in artikel 7A:1576 lid 5 BW.
Dientengevolge moet ervan worden uitgegaan dat indien een gehuwde persoon dan wel een partner in een geregistreerd partnerschap een effectenlease-overeenkomst afsluit, hij/zij daarvoor de toestemming van de andere echtgenoot of geregistreerd partner nodig heeft, indien deze overeenkomst voldoet aan de criteria van een overeenkomst van koop op afbetaling, volgens de kenmerken omschreven in artikel 7A:1576 BW.

5.7. In het onderhavige geval is van de vereiste toestemming niet gebleken. Dexia heeft bewijs aan geboden van haar stelling dat de echtgenote van [a] haar toestemming wel heeft gegeven (door het in deze procedure doen horen van [A] en zijn echtgenote), maar aan dat bewijsaanbod wordt voorbijgegaan. Daargelaten dat Dexia haar stelling dienaangaande naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd onderbouwd heeft, zodat aan bewijslevering niet kan worden toegekomen, vergt artikel 1: 88 lid 3 BW dat de toestemming schriftelijk had moeten zijn gegeven.

5.8. Als onbetwist staat vast dat de echtgenote van [A] (R. [A]- de Groot) bij buitengerechtelijke verklaring, ontvangen door Dexia op 16 mei 2003, de overeenkomst heeft vernietigd. Aangezien de vernietiging terugwerkt tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht, heeft dit voor de onderhavige procedure tot gevolg dat de vordering van Dexia zoals ingesteld bij dagvaarding dient te worden afgewezen.

5.9. Gelet op het bovenstaande behoeft de vraag of de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer van toepassing is en of Dexia de daaruit vloeiende zorgplicht heeft geschonden, geen bespreking meer, terwijl hetzelfde geldt voor de overige door [A] in conventie gevoerde verweren.

5.10. Uit het voorgaande vloeit voort dat [A] geen belang heeft bij de door hem in reconventie gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst nietig is, terwijl gezien het in conventie gegeven oordeel, de gevorderde verklaring voor recht, dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [A], althans dat zij onrechtmatig jegens [A] heeft gehandeld, dient te worden afgewezen.

5.11. Uit de nietigheid van de overeenkomst vloeit voort dat de vordering van [A] tot terugbetaling van de rente die [A] aan Dexia heeft voldaan, zijnde een bedrag van € 836,-- door [A] voor toewijzing in aanmerking komt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2004. Nu de overeenkomst nietig zal worden verklaard is de voorwaarde vervuld voor beoordeling van de wijziging van eis van Dexia. Het verzet tegen deze vermeerdering van eis zijdens [A] wijst de kantonrechter van de hand. De vermeerdering van eis staat in nauwe relatie met hetgeen in conventie en in reconventie door [A] naar voren is gebracht. [A] is in voldoende mate in de gelegenheid geweest zich tegen deze vermeerderde eis te verweren, zodat bezwaarlijk met [A] kan worden geoordeeld dat de vermeerdering van eis zou indruisen tegen een goede procesorde.

5.12. Het beroep van Dexia op toepassing van artikel 6:278 BW wordt evenwel verworpen. Daargelaten of in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in dat artikel, verdragen de gevolgen van dat artikel zich niet met de door de wetgever beoogde bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor evenmin toestemming heeft gegeven. Dat [b] pas een beroep op de nietigheid heeft gedaan nadat de koersverliezen waren opgetreden, doet daar niet aan af, nu die koersverliezen nu juist behoren tot het soort omstandigheden die aanleiding plegen te zijn voor een beroep op de door de wetgever beoogde bescherming.

5.13. Dexia zal als de grotendeels het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten, die van het incident daaronder begrepen.


BESLISSING

De kantonrechter:

in conventie

wijst de vorderingen van Dexia af;

veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [A] begroot op € 675,-- wegens salaris;

en in reconventie

veroordeelt Dexia tot betaling aan [A] van een bedrag groot € 836,-- , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2004, zijnde de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [A] begroot op € 90,-- wegens salaris;

in conventie en in reconventie

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af hetgeen overigens of anders is gevorderd.


Aldus gewezen door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 januari 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 16:24
door sorrrygast
Quote:

""4.5.Op de onderhavige aandelenlease overeenkomst is de Wet op het Consumenten-krediet van toepassing. De in de overeenkomst gehanteerde rentepercentages zijn hoger dan deze wet toestaat en de totale kredietsom had in letters dienen te worden vermeld. Om deze redenen is de overeenkomst nietig. ""

vraag
1 hOE HOOG STAAT C.Q.STOND DE WET TOE?
wvd geeft aan 12X 0,96 = 11,52 %PER JAAR , IS DIT EFFECTIEF?

2 Wat verstaat men exact met totale kredietsom.(BIJ WVD)
Is dit betaalde rente + aankoopbedrag = totaal leasesom= totale kredietsom??

Wie weet dit??

BVD Sorrygast

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 17:03
door Janny
Voor mijn idee. ?

de totale som waarmee ik bij de BKR geregistreerd sta is een bedrag waarbij echt alle getallen zijn opgeteld.

dus hoger dan het totale leasesom op het contract. vermoedelijk zit hier een bedrag voor verschuldigd dividend bij in.

De totale leaesesom bestaat voor mij uit:

A. de aankoopbedragen ( 3x ....)
B. het totale inlegbedrag minus de 10% voor contant.

en dan volgdt er allerlei getallengegochel waar de honden geen brood van lusten.
Het is onmogelijk om een kloppende rekensom te krijgen

Aangezien ik alleen de inlegpremie heb betaald . eis ik dat terug. plus daarover de rente.

graag meer, maar dat zal er niet inzitten.
janny

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 17:16
door ad snoeren
Janny Vergeet niet, ook je BKR notering te laten verwijderen, met boete beding.

Liefs Ad

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 18:27
door Janny
gebeurd met een boete beding.( stok achter de deur)

Maar soms moet de bezem erdoor.

Nee ,mijn dagvaarding zit goed in elkaar.

en wat nog veel belangrijker is , mijn hart wordt al lichter. met zulke uitspraken . kan de vlag in top. Voor mij heb ik hem klaarliggen.

Janny

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 19:11
door Hans A
De GUNSTIGE uitspraak van Haarlem is al van een half jaar geleden gedaan.

Dexia zou dan inmiddels allang in hogerberoep zijn gegaan.
Het is vreemd dat deze uitspraak nu pas bekend is gemaakt.
Ik kan mij niet herinneren iets over deze zaak op het forum gelezen te hebben in deze periode.
Is er soms weer geschikt door Dexia met geheimhoudingsplicht??

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 19:29
door brussel
Hans dat zou best weleens kunnen. Wij hebben een akkoord met Dexia. Maar het zou best kunnen, dat de uitslag van die rechtzaak ook pas over enkele maanden op rechtspraak komt. :shock:

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 19:36
door Janny
LJN: AS1999,Sector kanton Rechtbank Haarlem, 240320 Printbare versie

Datum uitspraak: 24-06-2004
Datum publicatie: 11-01-2005
Rechtsgebied: Handelszaak
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Aandelen lease. Schending door Dexia van zorgplicht. Deze wanprestatie rechtvaardigt niet gehele afwijzing van de vordering. Toepassing van artikel 6:248 lid 2 leidt er echter toe dat gedaagde slechts voor 10% dient na te komen.


Uitspraak

Zaaknr/rolnr: 240320/CV EXPL 04-5642
Vonnisdatum: 12 januari 2005
Hans A.

Waarom denkt u dat er geschikt is.

Deze mensen hadden een lease overeenkomst. een totaalbedrag van
€ 47 100,84
a : Dexia en [gedaagde] hebben op of omstreeks 9 juli 2001 een overeenkomst
d : Vanaf 29 januari 2002 is [gedaagde] gestopt met betaling van de maandtermijnen. Toen [gedaagde] na een schriftelijke ingebrekestelling nog niet betaalde heeft Dexia de overeenkomst beëindigd, de aandelen verkocht en een eindafrekening naar [gedaagde] gestuurd
Maar slechts 5/ a 6 maanden betaald.
geen teruggave van de reeds gedane rente betaling en 10 % van de rest schuld + de verschuldigde rente daarover en ieder eigen proces kosten.
geen teruggave van de reeds gedane rente betaling
die ze in die 5 1/2 maand betaalden,en 10 % van de rest schuld + de verschuldigde rente daarover en ieder eigen proces kosten.

dus 90% voor Dexia plus eigen proceskosten

persoon heeft maar +/- 5 maanden betaald.
van 9/7 2001 tot 29/01 2002


Na verrekening bleef voor hen dus 10% van de restschuld als eindschuld over.

en u denkt van dat is een laag percentage, in verhouding met eerdere vergelijkbare processen?
en dat daarom er een schikking tussen zit.

de persoon in kwestie zal alleen kunnen antwoorden.

Janny

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 19:55
door Hans A
Het gaat niet zo zeer om het percentage.
Dit was een van de eerste zaken waarin de rechter een eindvonnis deed. Deze pakte voor Dexia zeer slecht uit.

Dexia hoopte afgelopen zomer nog dat de gedupeerde door al het gebluf van Dexia zouden geloven niet erg sterk te staan voor wat betreft de zorgplicht.
Deze uitspraak was dus zeer ongunstig voor Dexia, als dit bekend werd zou Dexia meteen een stuk zwakker in andere zaken komen te staan.
Je kunt op je vingers na tellen dat er dan naar deze zaak verwezen zou worden. Reken maar dat dit Dexia zeer slecht uit kwam.

Ik kan mij voorstellen dat Dexia in een poging om dit in de doofpot te stoppen de gedupeerde monddood heeft gemaakt. (bijv met een voor gedupeerde gunstige schikking).

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 20:31
door Hans A
In Leeuwarden is het contract vernietigd op grond van art 1:88 eegalease situatie.
In de uitspraak staat:

Uit de nietigheid van de overeenkomst vloeit voort dat de vordering van [A] tot terugbetaling van de rente die [A] aan Dexia heeft voldaan, zijnde een bedrag van € 836,-- door [A] voor toewijzing in aanmerking komt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2004.

Waarom deze datum? In eegalease situaties heeft gedupeerde toch recht op alle betaalde bedragen plus rente vanaf moment betaling.

Wie kan dit verhelderen?

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 20:45
door 16again
4.5.Op de onderhavige aandelenlease overeenkomst is de Wet op het Consumenten-krediet van toepassing. De in de overeenkomst gehanteerde rentepercentages zijn hoger dan deze wet toestaat en de totale kredietsom had in letters dienen te worden vermeld. Om deze redenen is de overeenkomst nietig.
Bedenk dat bovenstaande een verweer is van de lessee, en geen uitspraak van de rechter! Omdat deze zaak al op het punt eega-lease was beslist heeft de rechter zich niet uitgelaten over al of niet WCK.

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 20:45
door Gast
waarschinlijk is 6 apil 2004 de datum van dagvaarding of de datum waarop de eis in reconventie is genomen.

Bij vernietiging van de overeenkomst is de vordering gebaseerd op onverschuldigde betaling en bij onverschuldigde betaling is de bank niet van rechtswege in verzuim (alleen over de periode van verzuim is rente verschuldigd). Dat verzuim ontstaat namelijk alleen bij van rechtswege bij schadevordering op grond van onrechtmatige daad of wanprestatie, bij het verstrijken van een overeengekomen fatale termijn (je weet wel het zinnetje betalen binnen 14 dagen op de telefoonrekening) en als iemand botweg weigert na te komen. In andere gevallen moet ingebreke worden gesteld of worden geprocedeeerd, want ook in een procedure loopt de rente vanaf zonder aanzegging.

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 20:58
door Hans A
:?: :?: :?: :?: :?: :?: :?: :?: :?: :?:
Snap ik niet zo goed.

In de uitspraak van Eegalease in augustus staat bijv.

veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag van € 45,38 per maand na 1 februari 2003, zijnde de maandelijks door Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke incassotermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;

Dus vanaf die datum omdat Eegalease toe de rechtzaak begon?????
Of omdat toen de vernietigingsbrief is verstuurd??

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 21:02
door Gast
bijvoorbeeld, of omdat tegen die datum is aangemaand

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 21:09
door Hans A
Duidelijk.

Ik dacht dat de wettelijke rente wordt berekend vanaf het moment van betaling, maar dat klopt dus niet.

Groeten Hans.

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 21:24
door Hans A
Ik dacht het te begrijpen, maar lees nu toch weer iets anders.
XIII. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag van
€ 1.270,64, zijnde het tot en met 1 februari 2003 onver-schuldigd door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerde-ren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke maandter-mijnen tot aan de dag der algehele voldoening;

XIV. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag van € 45,38 per maand na 1 februari 2003, zijnde de maande-lijks door Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeer-deren met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectie-velijke incassotermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
Dus in dit geval wel rente vanaf moment betaling en dus wel over de gehele periode.
De vernietigingsbrief werd in die maand verstuurd.

Kennelijk wordt op dit punt door rechters ook verschillend geoordeeld.

Re: Uitspraak rechtbank Haarlem: Schending van de zorgplicht

Geplaatst: 11 jan 2005 21:25
door Job68
Nog even ten overvloede:

Indien de rechter wel op het verweer van de gedaagde in was gegaan met betrekking tot het, volgens de gedaagde, te hoge rentepercentage, dan had de rechter geconcludeerd dat er geen sprake was van een te hoog rentepercentage. Het maximale rentepercentage dat als kredietvergoeding mag worden gerekend is de wettelijke rente vermeerderd met 17 hele procentpunten, oftewel 17%. Een rentepercentage van 11 a 12 procent valt ruim binnen deze marge. Het is dus niet handig om dit aan te voeren.

Met vriendelijke groet,
Job68