Rechtbank Utrecht wijst verzoek om inzage peroonsgegevens af
Geplaatst: 20 jan 2005 17:31
LJN: AS2313, Rechtbank Utrecht, 186224/ZA RK 04-363 Printbare versie
Datum uitspraak: 12-01-2005
Datum publicatie: 20-01-2005
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: verzoekschrift ex artikel 46van de Wet bescherming persoonsgegevens
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
B E S C H I K K I N G
van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te Amersfoort,
verzoeker,
- t e g e n -
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam
verweerster,
procureur: mr. I.M. Jebbink,
advocaat: mr. W.A.K. Rank te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
1.1
Verzoeker heeft op 9 november 2004, aangevuld op 23 november 2004, ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ex artikel 46 van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) ingediend. Het verzoek strekt ertoe verweerster te bevelen alsnog het verzoek van verzoeker aan verweerster van 14 september 2004 als bedoeld in artikel 35 Wbp toe te wijzen.
1.2
De griffier heeft de belanghebbenden opgeroepen tegen de terechtzitting van 8 december 2004.
1.3
Verweerster heeft op 2 december 2004 een verweerschrift ingediend.
1.4
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- verzoeker, vergezeld van zijn zoon [zoon van verzoeker];
- mr. Rank, voornoemd, vergezeld van zijn collega mevrouw Thijssen.
1.5
Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.
2. Vaststaande feiten
2.1
Op 7 oktober 1999 heeft verzoeker met (de rechtsvoorgangster van) verweerster een effectenlease-overeenkomst gesloten met nummer 12100206, een hoofdsom van € 2.268,00 en een leasesom van € 3.313,00. De onderliggende aandelen daarvan hebben per 30 november 2004 een waarde van € 1.404,00. Voorts heeft verzoeker op 20 juni 2000 met (de rechtsvoorgangster van) verweerster een tweede effectenlease-overeenkomst gesloten met nummer 39282483, een hoofdsom van € 6.382,00 en een leasesom van € 16.336,00. De onderliggende aandelen daarvan hebben per 30 november 2004 een waarde van € 3.614,00.
2.2
Bij brief van 14 september 2004 heeft verzoeker verweerster op grond van artikel 35 Wbp verzocht hem binnen vier weken een volledig overzicht te geven van de door verweerster verwerkte persoonsgegevens betrekking hebbende op verzoeker, inclusief vermelding van het doel van de verwerking(en), de ontvangers van de gegevens en de herkomst van de gegevens. In deze brief heeft verzoeker aangegeven dat hij in ieder geval op de volgende gegevens doelt:
- een kopie van “de overeenkomst”
- het risicoprofiel
- de aankoopbewijzen van de in “de effectenlease-overeenkomst” genoemde aandelen
- de afschriften van dividenduitkeringen
- de inventarisatie van zijn kredietwaardigheid
- een schriftelijke uitwerking van gevoerde telefoongesprekken
- alle overige documenten die op hem van toepassing zijn.
2.3
Bij brief van 15 oktober 2004 heeft verweerster met een beroep op artikel 43 sub e Wbp aan verzoeker laten weten dat zij zich niet gehouden acht te voldoen aan het verzoek van verzoeker. Gelet op de tekst van een oproep van TROS Radar op haar website (www.trosradar.nl) om inzage bij verweerster te verzoeken, de voorbeeldbrief die TROS Radar op haar website heeft geplaatst, en het feit dat zij, verweerster, zeer veel inzageverzoeken ontvangt die, evenals het inzageverzoek van verzoeker, (vrijwel) identiek zijn aan dit TROS Radar-sjabloon, kan verweerster zich niet aan de indruk onttrekken dat aldus op collectieve wijze wordt geprobeerd haar schade toe te brengen. Voor het geval dat dit beroep op artikel 43 sub e Wbp niet houdbaar zou zijn, heeft verweerster in deze brief met betrekking tot het beleggersprofiel, de aankoopbewijzen, de kredietwaardigheid en bandopnamen van telefoongesprekken gronden genoemd waarop het verzoek naar haar mening ook overigens niet voor inwilliging in aanmerking komt.
2.4
Verzoeker heeft zich vervolgens gewend tot het College Bescherming Persoonsgegevens (hierna: het CBP) met het verzoek te bemiddelen. Bij brief van 3 november 2004 heeft het CBP aan verzoeker medegedeeld dat verweerster hem heeft laten weten dat zij geen verder gevolg zal geven aan uitspraken van het CBP van 3 september 2004 en 13 oktober 2004. Omdat niet viel te verwachten dat verdere bemiddeling tot een ander resultaat zou leiden, heeft het CBP besloten de behandeling van verzoekers zaak te beëindigen en verzoeker gewezen op de rechtsgang van artikel 46 Wbp.
2.5
In voormelde uitspraak van 3 september 2004 heeft het CBP aan verweerster zijn bevindingen bekend gemaakt van een door hem ambtshalve ingesteld onderzoek naar de wijze waarop verweerster uitvoering heeft gegeven aan verzoeken op grond van artikel 35 Wbp. De conclusie van het CBP luidde dat verweerster haar werkwijze moest aanpassen. In reactie daarop heeft verweerster bij brief van 22 september 2004 aan het CBP bericht dat zij heeft besloten haar werkwijze aan te passen zoals in die brief aangegeven. Tevens heeft verweerster het CBP geattendeerd op het feit dat TROS Radar in haar uitzending van 13 september 2004 aandacht heeft besteed aan het oordeel van het CBP en na afloop van de uitzending een voorbeeldbrief op haar website heeft geplaatst waarmee effectenlease-beleggers kunnen verzoeken om inzage bij verweerster en andere effectenlease-aanbieders. In haar uitspraak van 13 oktober 2004 heeft het CBP uitvoerig gemotiveerd vastgesteld dat de werkwijze die verweerster voor ogen heeft, nog altijd in strijd is met de Wbp.
2.6
Ten tijde van de mondelinge behandeling van het verzoek waren bij verweerster meer dan 3000 verzoeken ingediend conform de op de website van TROS Radar geplaatste voorbeeldbrief.
3. Beoordeling van het verzoek
3.1
In artikel 35 lid 1 Wbp is bepaald dat een betrokkene het recht heeft zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. Ingevolge artikel 1 Wbp dient onder persoonsgegevens te worden verstaan elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon en onder verantwoordelijke degene die het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. In lid 1 van artikel 35 Wbp is verder bepaald dat de verantwoordelijke de betrokkene binnen vier weken schriftelijk mededeelt of die gegevens worden verwerkt. In lid 2 van artikel 35 Wbp is bepaald dat, indien zodanige gegevens worden verwerkt, de mededeling een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm bevat, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens.
3.2
Aangezien verweerster persoonsgegevens van verzoeker verwerkt, is zij in beginsel gehouden hem daarvan een volledig overzicht in begrijpelijke vorm te verstrekken, alsmede de overige gegevens zoals hiervoor vermeld. Verweerster betwist echter dat zij gehouden is de gegevens te verstrekken die verzoeker met name heeft genoemd in zijn verzoek van 14 september 2004 aan haar. Ten aanzien van elk van deze gegevens zal worden onderzocht of deze verstrekt dienen te worden.
3.3 een kopie van “de overeenkomst”
Met verweerster is de rechtbank van oordeel dat in het recht op informatie als bedoeld in artikel 35 Wbp niet het recht op kopieën ligt besloten. De wet stelt ‘slechts’ het vereiste van een volledig overzicht. Verweerster dient wel in het aan verzoeker te verstrekken volledig overzicht de contractgegevens die hiervoor onder 2.1 zijn vermeld, op te nemen, nu deze kunnen worden aangemerkt als persoonsgegevens van verzoeker. Deze gegevens zijn immers herleidbaar tot de persoon van verzoeker.
3.4 het risicoprofiel
De gegevens die verweerster heeft verwerkt met betrekking tot de beleggerservaring, beleggingsdoelstellingen en de financiële positie van verzoeker, worden eveneens aangemerkt als diens persoonsgegevens, nu ook deze herleidbaar zijn tot de persoon van verzoeker. Dat verweerster zich op het standpunt stelt dat zij niet verplicht is bij het afsluiten van een effectenlease-overeenkomst naar die gegevens te informeren, neemt niet weg dat zij deze, indien die niettemin zijn verwerkt, in het te verstrekken overzicht dient op te nemen.
3.5 de aankoopbewijzen van de in “de effectenlease-overeenkomst” genoemde aandelen
Met verweerster is de rechtbank van oordeel dat dergelijke aankoopbewijzen geen persoonsgegevens zijn als bedoeld in artikel 1 aanhef en sub a Wbp. Naar verweerster onweersproken heeft toegelicht, verkocht dan wel kocht zij de onderliggende aandelen van de effectenlease-overeenkomsten gedurende de dag gebundeld aan. Een aankoopbewijs, waarmee volgens verweerster een effectennota bedoeld zal zijn, heeft dus betrekking op diverse aandelen die voor meerdere contracten gebundeld zijn aangekocht. Daardoor beschikt zij niet over aan- of verkoopbewijzen die specifiek betrekking hebben op voor een bepaalde betrokkene bestemde effecten. Die aan- en verkoopbewijzen kunnen dus niet worden aangemerkt als gegevens die een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreffen en vallen daarmee niet onder het bereik van de Wbp. Dit laatste is, net als de hiervoor onder 2.1 genoemde contractgegevens, wel het geval met de in de effectenlease-overeenkomsten met verzoeker genoemde aandelen zelf. Die zijn immers wel herleidbaar tot de persoon van verzoeker.
3.6 de afschriften van dividenduitkeringen
Wat het verstrekken van afschriften betreft, geldt hetgeen hiervoor onder 3.3 is overwogen. Voor het overige is hetgeen hiervoor onder 3.5 is overwogen, hier eveneens van toepassing: voor zover de dividenden voor verschillende contracten in hun geheel worden uitgekeerd, vallen deze buiten het bereik van de Wbp, voor zover de dividenden worden uitgekeerd op de in de effectenlease-overeenkomsten met verzoeker genoemde aandelen, vallen deze binnen het bereik en dienen deze te worden opgenomen in het door verweerster te verstrekken overzicht.
3.7 de inventarisatie van de kredietwaardigheid van verzoeker
Hetgeen hiervoor onder 3.4 is overwogen, geldt eveneens ter zake van de kredietwaardigheid van verzoeker. Verweerster kan hier niet volstaan met verwijzing van verzoeker naar het Bureau Kredietregistratie (hierna: BKR). Dat verzoeker bij het BKR de door verweerster verstrekte gegevens kan opvragen, ontneemt hem terzake niet zijn rechten tegenover verweerster op grond van de Wbp. Indien verweerster de hoofdsom van de effectenlease-overeenkomsten aan het BKR meldt, zoals zij heeft betoogd, dan dient zij die melding en de inhoud daarvan in het aan verzoeker te verstrekken overzicht op te nemen.
3.8 een schriftelijke uitwerking van gevoerde telefoongesprekken
De rechtbank is van oordeel dat, voor zover verweerster telefoongesprekken op banden heeft opgenomen en deze banden heeft bewaard, deze bandopnamen op grond van artikel 2 lid 1 van de Wbp buiten het bereik van de Wbp vallen, hoewel de inhoud daarvan persoonsgegevens kan bevatten. Naar verweerster onbetwist heeft aangevoerd zijn deze bandopnamen, gelet op de wijze waarop de telefoongesprekken zijn opgeslagen, immers niet aan te merken als een bestand in de zin van artikel 1 aanhef en sub c Wbp, reeds nu deze geen gestructureerd geheel van persoonsgegevens bevatten. Dit laatste is anders met telefoongesprekken die op digitale of schriftelijke wijze zijn vastgelegd en persoonsgegevens bevatten. Deze vallen wel onder het bereik van de Wbp, zodat daarvan melding dient te worden gemaakt in het door verweerster te verstrekken overzicht.
3.9 alle overige documenten die op verzoeker van toepassing zijn
Voor zover verweerster overigens nog persoonsgegevens van verzoeker heeft verwerkt, dient zij ook deze in het door haar aan verzoeker te verstrekken overzicht op te nemen.
3.10
Met inachtneming van het voorgaande dient verweerster derhalve in beginsel aan verzoeken als dat van verzoeker gevolg te geven. In dat verband merkt de rechtbank nog op dat verweerster aan de omstandigheid dat een verzoeker een procedure tegen verweerster zou willen instellen of heeft ingesteld, of zich anderszins in een conflictsituatie met verweerster bevindt, geen argument kan ontlenen een verzoek op grond van artikel 35 Wbp te weigeren. In dat artikel is immers bepaald dat een betrokkene zich “vrijelijk” tot de verantwoordelijke kan wenden.
3.11
Verweerster beroept zich echter tevens op artikel 43 aanhef en sub e Wbp. Daarin is bepaald dat de verantwoordelijke artikel 35 Wbp buiten toepassing kan laten voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Volgens de Memorie van Toelichting bij artikel 43 Wbp dient onder “anderen” ook de verantwoordelijke te worden verstaan en zal de verantwoordelijke conform artikel 43 aanhef en onder e Wbp aannemelijk moeten maken dat door de inwilliging van een dergelijk verzoek de administratieve lasten zodanig disproportioneel zijn dat hij in een van zijn rechten en vrijheden wordt aangetast of dreigt te worden aangetast.
3.12
Het verzoek van verzoeker aan verweerster is kennelijk ingegeven door een uitzending van TROS Radar en ontleend aan de op de website van TROS Radar geplaatste voorbeeldbrief. Deze uitzending heeft tot gevolg gehad dat bij verweerster duizenden soortgelijke verzoeken als de op de website geplaatste voorbeeldbrief bij verweerster zijn ingediend en dergelijke verzoeken nog steeds bij haar worden ingediend. Verweerster heeft onbetwist aangevoerd dat de kosten van de beantwoording van al deze verzoeken enkele honderdduizenden euro’s bedragen en haar reeds ernstig in haar bedrijfsvoering belemmeren. Verweerster heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat door de inwilliging van deze verzoeken de administratieve lasten zodanig disproportioneel zijn dat zij in haar economische rechten en vrijheden wordt aangetast of dreigt te worden aangetast. Daartegenover heeft verzoeker desgevraagd onvoldoende specifiek belang bij de door hem gevraagde gegevens naar voren gebracht. Ter zitting heeft hij weliswaar verklaard dat er bij de overname van de contracten van de rechtsvoorgangster van verweerster “van alles is misgegaan”, maar wat er is misgegaan en op welke punten dat bij zijn contracten het geval zou zijn, heeft hij niet toegelicht. Het voorgaande betekent dat het verzoek zal worden afgewezen.
4. Beslissing
4.1
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. van Binsbergen en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2005.
http://zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/dtl ... ljn=AS2313
Datum uitspraak: 12-01-2005
Datum publicatie: 20-01-2005
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: verzoekschrift ex artikel 46van de Wet bescherming persoonsgegevens
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
B E S C H I K K I N G
van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te Amersfoort,
verzoeker,
- t e g e n -
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam
verweerster,
procureur: mr. I.M. Jebbink,
advocaat: mr. W.A.K. Rank te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
1.1
Verzoeker heeft op 9 november 2004, aangevuld op 23 november 2004, ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ex artikel 46 van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) ingediend. Het verzoek strekt ertoe verweerster te bevelen alsnog het verzoek van verzoeker aan verweerster van 14 september 2004 als bedoeld in artikel 35 Wbp toe te wijzen.
1.2
De griffier heeft de belanghebbenden opgeroepen tegen de terechtzitting van 8 december 2004.
1.3
Verweerster heeft op 2 december 2004 een verweerschrift ingediend.
1.4
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- verzoeker, vergezeld van zijn zoon [zoon van verzoeker];
- mr. Rank, voornoemd, vergezeld van zijn collega mevrouw Thijssen.
1.5
Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.
2. Vaststaande feiten
2.1
Op 7 oktober 1999 heeft verzoeker met (de rechtsvoorgangster van) verweerster een effectenlease-overeenkomst gesloten met nummer 12100206, een hoofdsom van € 2.268,00 en een leasesom van € 3.313,00. De onderliggende aandelen daarvan hebben per 30 november 2004 een waarde van € 1.404,00. Voorts heeft verzoeker op 20 juni 2000 met (de rechtsvoorgangster van) verweerster een tweede effectenlease-overeenkomst gesloten met nummer 39282483, een hoofdsom van € 6.382,00 en een leasesom van € 16.336,00. De onderliggende aandelen daarvan hebben per 30 november 2004 een waarde van € 3.614,00.
2.2
Bij brief van 14 september 2004 heeft verzoeker verweerster op grond van artikel 35 Wbp verzocht hem binnen vier weken een volledig overzicht te geven van de door verweerster verwerkte persoonsgegevens betrekking hebbende op verzoeker, inclusief vermelding van het doel van de verwerking(en), de ontvangers van de gegevens en de herkomst van de gegevens. In deze brief heeft verzoeker aangegeven dat hij in ieder geval op de volgende gegevens doelt:
- een kopie van “de overeenkomst”
- het risicoprofiel
- de aankoopbewijzen van de in “de effectenlease-overeenkomst” genoemde aandelen
- de afschriften van dividenduitkeringen
- de inventarisatie van zijn kredietwaardigheid
- een schriftelijke uitwerking van gevoerde telefoongesprekken
- alle overige documenten die op hem van toepassing zijn.
2.3
Bij brief van 15 oktober 2004 heeft verweerster met een beroep op artikel 43 sub e Wbp aan verzoeker laten weten dat zij zich niet gehouden acht te voldoen aan het verzoek van verzoeker. Gelet op de tekst van een oproep van TROS Radar op haar website (www.trosradar.nl) om inzage bij verweerster te verzoeken, de voorbeeldbrief die TROS Radar op haar website heeft geplaatst, en het feit dat zij, verweerster, zeer veel inzageverzoeken ontvangt die, evenals het inzageverzoek van verzoeker, (vrijwel) identiek zijn aan dit TROS Radar-sjabloon, kan verweerster zich niet aan de indruk onttrekken dat aldus op collectieve wijze wordt geprobeerd haar schade toe te brengen. Voor het geval dat dit beroep op artikel 43 sub e Wbp niet houdbaar zou zijn, heeft verweerster in deze brief met betrekking tot het beleggersprofiel, de aankoopbewijzen, de kredietwaardigheid en bandopnamen van telefoongesprekken gronden genoemd waarop het verzoek naar haar mening ook overigens niet voor inwilliging in aanmerking komt.
2.4
Verzoeker heeft zich vervolgens gewend tot het College Bescherming Persoonsgegevens (hierna: het CBP) met het verzoek te bemiddelen. Bij brief van 3 november 2004 heeft het CBP aan verzoeker medegedeeld dat verweerster hem heeft laten weten dat zij geen verder gevolg zal geven aan uitspraken van het CBP van 3 september 2004 en 13 oktober 2004. Omdat niet viel te verwachten dat verdere bemiddeling tot een ander resultaat zou leiden, heeft het CBP besloten de behandeling van verzoekers zaak te beëindigen en verzoeker gewezen op de rechtsgang van artikel 46 Wbp.
2.5
In voormelde uitspraak van 3 september 2004 heeft het CBP aan verweerster zijn bevindingen bekend gemaakt van een door hem ambtshalve ingesteld onderzoek naar de wijze waarop verweerster uitvoering heeft gegeven aan verzoeken op grond van artikel 35 Wbp. De conclusie van het CBP luidde dat verweerster haar werkwijze moest aanpassen. In reactie daarop heeft verweerster bij brief van 22 september 2004 aan het CBP bericht dat zij heeft besloten haar werkwijze aan te passen zoals in die brief aangegeven. Tevens heeft verweerster het CBP geattendeerd op het feit dat TROS Radar in haar uitzending van 13 september 2004 aandacht heeft besteed aan het oordeel van het CBP en na afloop van de uitzending een voorbeeldbrief op haar website heeft geplaatst waarmee effectenlease-beleggers kunnen verzoeken om inzage bij verweerster en andere effectenlease-aanbieders. In haar uitspraak van 13 oktober 2004 heeft het CBP uitvoerig gemotiveerd vastgesteld dat de werkwijze die verweerster voor ogen heeft, nog altijd in strijd is met de Wbp.
2.6
Ten tijde van de mondelinge behandeling van het verzoek waren bij verweerster meer dan 3000 verzoeken ingediend conform de op de website van TROS Radar geplaatste voorbeeldbrief.
3. Beoordeling van het verzoek
3.1
In artikel 35 lid 1 Wbp is bepaald dat een betrokkene het recht heeft zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. Ingevolge artikel 1 Wbp dient onder persoonsgegevens te worden verstaan elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon en onder verantwoordelijke degene die het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. In lid 1 van artikel 35 Wbp is verder bepaald dat de verantwoordelijke de betrokkene binnen vier weken schriftelijk mededeelt of die gegevens worden verwerkt. In lid 2 van artikel 35 Wbp is bepaald dat, indien zodanige gegevens worden verwerkt, de mededeling een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm bevat, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens.
3.2
Aangezien verweerster persoonsgegevens van verzoeker verwerkt, is zij in beginsel gehouden hem daarvan een volledig overzicht in begrijpelijke vorm te verstrekken, alsmede de overige gegevens zoals hiervoor vermeld. Verweerster betwist echter dat zij gehouden is de gegevens te verstrekken die verzoeker met name heeft genoemd in zijn verzoek van 14 september 2004 aan haar. Ten aanzien van elk van deze gegevens zal worden onderzocht of deze verstrekt dienen te worden.
3.3 een kopie van “de overeenkomst”
Met verweerster is de rechtbank van oordeel dat in het recht op informatie als bedoeld in artikel 35 Wbp niet het recht op kopieën ligt besloten. De wet stelt ‘slechts’ het vereiste van een volledig overzicht. Verweerster dient wel in het aan verzoeker te verstrekken volledig overzicht de contractgegevens die hiervoor onder 2.1 zijn vermeld, op te nemen, nu deze kunnen worden aangemerkt als persoonsgegevens van verzoeker. Deze gegevens zijn immers herleidbaar tot de persoon van verzoeker.
3.4 het risicoprofiel
De gegevens die verweerster heeft verwerkt met betrekking tot de beleggerservaring, beleggingsdoelstellingen en de financiële positie van verzoeker, worden eveneens aangemerkt als diens persoonsgegevens, nu ook deze herleidbaar zijn tot de persoon van verzoeker. Dat verweerster zich op het standpunt stelt dat zij niet verplicht is bij het afsluiten van een effectenlease-overeenkomst naar die gegevens te informeren, neemt niet weg dat zij deze, indien die niettemin zijn verwerkt, in het te verstrekken overzicht dient op te nemen.
3.5 de aankoopbewijzen van de in “de effectenlease-overeenkomst” genoemde aandelen
Met verweerster is de rechtbank van oordeel dat dergelijke aankoopbewijzen geen persoonsgegevens zijn als bedoeld in artikel 1 aanhef en sub a Wbp. Naar verweerster onweersproken heeft toegelicht, verkocht dan wel kocht zij de onderliggende aandelen van de effectenlease-overeenkomsten gedurende de dag gebundeld aan. Een aankoopbewijs, waarmee volgens verweerster een effectennota bedoeld zal zijn, heeft dus betrekking op diverse aandelen die voor meerdere contracten gebundeld zijn aangekocht. Daardoor beschikt zij niet over aan- of verkoopbewijzen die specifiek betrekking hebben op voor een bepaalde betrokkene bestemde effecten. Die aan- en verkoopbewijzen kunnen dus niet worden aangemerkt als gegevens die een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreffen en vallen daarmee niet onder het bereik van de Wbp. Dit laatste is, net als de hiervoor onder 2.1 genoemde contractgegevens, wel het geval met de in de effectenlease-overeenkomsten met verzoeker genoemde aandelen zelf. Die zijn immers wel herleidbaar tot de persoon van verzoeker.
3.6 de afschriften van dividenduitkeringen
Wat het verstrekken van afschriften betreft, geldt hetgeen hiervoor onder 3.3 is overwogen. Voor het overige is hetgeen hiervoor onder 3.5 is overwogen, hier eveneens van toepassing: voor zover de dividenden voor verschillende contracten in hun geheel worden uitgekeerd, vallen deze buiten het bereik van de Wbp, voor zover de dividenden worden uitgekeerd op de in de effectenlease-overeenkomsten met verzoeker genoemde aandelen, vallen deze binnen het bereik en dienen deze te worden opgenomen in het door verweerster te verstrekken overzicht.
3.7 de inventarisatie van de kredietwaardigheid van verzoeker
Hetgeen hiervoor onder 3.4 is overwogen, geldt eveneens ter zake van de kredietwaardigheid van verzoeker. Verweerster kan hier niet volstaan met verwijzing van verzoeker naar het Bureau Kredietregistratie (hierna: BKR). Dat verzoeker bij het BKR de door verweerster verstrekte gegevens kan opvragen, ontneemt hem terzake niet zijn rechten tegenover verweerster op grond van de Wbp. Indien verweerster de hoofdsom van de effectenlease-overeenkomsten aan het BKR meldt, zoals zij heeft betoogd, dan dient zij die melding en de inhoud daarvan in het aan verzoeker te verstrekken overzicht op te nemen.
3.8 een schriftelijke uitwerking van gevoerde telefoongesprekken
De rechtbank is van oordeel dat, voor zover verweerster telefoongesprekken op banden heeft opgenomen en deze banden heeft bewaard, deze bandopnamen op grond van artikel 2 lid 1 van de Wbp buiten het bereik van de Wbp vallen, hoewel de inhoud daarvan persoonsgegevens kan bevatten. Naar verweerster onbetwist heeft aangevoerd zijn deze bandopnamen, gelet op de wijze waarop de telefoongesprekken zijn opgeslagen, immers niet aan te merken als een bestand in de zin van artikel 1 aanhef en sub c Wbp, reeds nu deze geen gestructureerd geheel van persoonsgegevens bevatten. Dit laatste is anders met telefoongesprekken die op digitale of schriftelijke wijze zijn vastgelegd en persoonsgegevens bevatten. Deze vallen wel onder het bereik van de Wbp, zodat daarvan melding dient te worden gemaakt in het door verweerster te verstrekken overzicht.
3.9 alle overige documenten die op verzoeker van toepassing zijn
Voor zover verweerster overigens nog persoonsgegevens van verzoeker heeft verwerkt, dient zij ook deze in het door haar aan verzoeker te verstrekken overzicht op te nemen.
3.10
Met inachtneming van het voorgaande dient verweerster derhalve in beginsel aan verzoeken als dat van verzoeker gevolg te geven. In dat verband merkt de rechtbank nog op dat verweerster aan de omstandigheid dat een verzoeker een procedure tegen verweerster zou willen instellen of heeft ingesteld, of zich anderszins in een conflictsituatie met verweerster bevindt, geen argument kan ontlenen een verzoek op grond van artikel 35 Wbp te weigeren. In dat artikel is immers bepaald dat een betrokkene zich “vrijelijk” tot de verantwoordelijke kan wenden.
3.11
Verweerster beroept zich echter tevens op artikel 43 aanhef en sub e Wbp. Daarin is bepaald dat de verantwoordelijke artikel 35 Wbp buiten toepassing kan laten voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Volgens de Memorie van Toelichting bij artikel 43 Wbp dient onder “anderen” ook de verantwoordelijke te worden verstaan en zal de verantwoordelijke conform artikel 43 aanhef en onder e Wbp aannemelijk moeten maken dat door de inwilliging van een dergelijk verzoek de administratieve lasten zodanig disproportioneel zijn dat hij in een van zijn rechten en vrijheden wordt aangetast of dreigt te worden aangetast.
3.12
Het verzoek van verzoeker aan verweerster is kennelijk ingegeven door een uitzending van TROS Radar en ontleend aan de op de website van TROS Radar geplaatste voorbeeldbrief. Deze uitzending heeft tot gevolg gehad dat bij verweerster duizenden soortgelijke verzoeken als de op de website geplaatste voorbeeldbrief bij verweerster zijn ingediend en dergelijke verzoeken nog steeds bij haar worden ingediend. Verweerster heeft onbetwist aangevoerd dat de kosten van de beantwoording van al deze verzoeken enkele honderdduizenden euro’s bedragen en haar reeds ernstig in haar bedrijfsvoering belemmeren. Verweerster heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat door de inwilliging van deze verzoeken de administratieve lasten zodanig disproportioneel zijn dat zij in haar economische rechten en vrijheden wordt aangetast of dreigt te worden aangetast. Daartegenover heeft verzoeker desgevraagd onvoldoende specifiek belang bij de door hem gevraagde gegevens naar voren gebracht. Ter zitting heeft hij weliswaar verklaard dat er bij de overname van de contracten van de rechtsvoorgangster van verweerster “van alles is misgegaan”, maar wat er is misgegaan en op welke punten dat bij zijn contracten het geval zou zijn, heeft hij niet toegelicht. Het voorgaande betekent dat het verzoek zal worden afgewezen.
4. Beslissing
4.1
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. van Binsbergen en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2005.
http://zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/dtl ... ljn=AS2313