Leeuwarden/Heerenveen vernietigd wederom contract op 1:88 BW
Geplaatst: 31 jan 2005 17:46
LJN: AS4113,Sector kanton Rechtbank Leeuwarden, 140426 /CV EXPL 03-2337 Printbare versie
Datum uitspraak: 27-01-2005
Datum publicatie: 31-01-2005
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Dexia-zaak: vordering Dexia afgewezen. Niet gebleken van benodigde toestemming van de andere echtgenoot.
Uitspraak
Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Heerenveen
VONNIS
140426 /CV EXPL 03-2337
Uitspraak: 27 januari 2005
in de zaak van
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna te noemen Dexia,
gemachtigde: Kroes & Flikkema Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[x],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen [x],
gemachtigde: mr. H.J. Tulp en mr. F. Klemann.
OVERWEGINGEN
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft eisende partij, hierna te noemen Dexia, gevorderd om gedaagde partij, hierna te noemen [x], te veroordelen tot betaling van € 2.570,82 met rente en kosten.
Dexia heeft daarbij zeven producties in het geding gebracht.
[x] heeft, onder overlegging van 23 producties, bij conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie geconcludeerd:
in conventie:
a. te verklaren voor recht dat de overeenkomst vernietigd is door de brief van de raadsman van [x] aan Dexia van 18 februari 2004, althans deze te vernietigen op grond van dwaling;
b. de overeenkomst te ontbinden, c.q. ontbonden te verklaren wegens wanprestatie;
c. Dexia niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans en in ieder geval haar die te ontzeggen;
d. voorwaardelijk, namelijk indien de rechtbank het beroep van [x] op vernietiging c.q. nietigverklaring wegens dwaling zou toewijzen en Dexia zich ter zake zou beroepen op artikel 6: 278 BW, dit beroep van Dexia af te wijzen, althans de overeenkomst te wijzigen op de voet van artikel 6: 230 lid 2 BW in dier voege dat het nadeel dat [x] door zijn dwaling heeft geleden (de door hem betaalde
€ 819,36 enerzijds en de ontstane schuld voor Dexia anderzijds) wordt opgeheven;
e. subsidiair: de gevraagde uitvoerbaarheid bij vooraad af te wijzen;
f. subsidiair: voor het geval bij tussenvonnis aan [x] enige bewijslast wordt toebedeeld en/of de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, te bepalen dat tegen dat tussenvonnis tussentijds appèl openstaat;
g. subsidiair: bij gehele of gedeeltelijke veroordeling uitvoerbaar bij voorraad van [x] tot betaling aan Dexia te bepalen dat Dexia zekerheid moet stellen;
in reconventie:
a. Dexia te veroordelen tot betaling aan [x] van € 819,36, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2004, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen andere datum, tot de dag der algehele voldoening;
b. alsmede Dexia te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis de registratie en A-codering bij het BKR te doen doorhalen als ten onrechte te zijn geschied, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 10.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft;
in conventie en in reconventie:
Dexia te veroordelen in de proceskosten.
Dexia heeft vervolgens een conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie tevens akte voorwaardelijke wijziging van eis in conventie (met twee producties) genomen, waarbij zij in conventie heeft volhard in haar stelling en haar eis voorwaardelijk heeft gewijzigd, in die zin dat zij vordert [x] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in de artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van verkoop.
[x] heeft bij conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie, tevens akte wijziging eis, in conventie geconcludeerd tot persistit en in reconventie:
- te verklaren voor recht dat de overeenkomst nietig is, althans deze te vernietigen;
- te verklaren voor recht dat de overeenkomst ontbonden is, althans te ontbinden;
- te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [x] en gehouden is zijn schade te vergoeden;
- Dexia te gelasten schriftelijk nader te motiveren dat zij de aandelen, die zij op grond van de overeenkomst moest kopen, daadwerkelijk heeft gekocht; alsmede de aan- en verkoopkoersen bekend te maken, een en ander onder overlegging van justificatoire bescheiden;
- Dexia te veroordelen tot betaling van de door [x] aan haar betaalde bedragen ad in totaal € 819,36 met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de conclusie van eis in reconventie;
- Dexia te gebieden binnen acht dagen na betekening van het te wijzen vonnis de inschrijving en achterstandscodering ten laste van [x] bij het BKR te doen doorhalen, door het BKR te verzoeken deze inschrijving door te halen als ten onrechte te zijn geschied, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft;
- subsidiair Dexia te veroordelen tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet ter zake onjuiste afrekenkoersen;
- voorwaardelijk, namelijk indien de rechtbank wel het beroep op dwaling door [x] in reconventie gevorderde vernietiging, c.q. nietigverklaring de tussen partijen gesloten overeenkomst te wijzigen op de voet van artikel 6: 230 lid 2 BW in dier voege dat het nadeel dat [x] door zijn dwaling heeft geleden (de door hem betaalde € 819,36 enerzijds en de ontstane schuld door Dexia anderzijds) wordt opgeheven;
met veroordeling van Dexia in de proceskosten.
Na conclusie van dupliek in reconventie (met zestien producties) en een akte uitlating producties is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
De feiten
in conventie en in reconventie
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. Dexia is de rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V., gevestigd te Amsterdam, eveneens handelend onder de handelsnaam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.
Hierna zal steeds worden gesproken over Dexia.
2.2. Dexia en [x] hebben op 3 mei 2000 een overeenkomst gesloten ten behoeve van het product WinstVerDriedubbelaar onder contractnummer 74408687 (hierna te noemen de overeenkomst).
2.3. In de overeenkomst staat onder meer vermeld:
"1. Lessee least van Legio-Lease, gelijk deze aan lessee verleast, de hierna te noemen aandelen/effecten, verder ook te noemen de "waarden"
(...)
totaal aankoopbedragen € 3.904,20
totaal te betalen rente (...) € 819,36
totaal overeengekomen leasesom € 4.723,56 (...)
2. Deze leaseovereenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 36 maanden, te rekenen vanaf de aankoopdag van de waarden.
3. De leasesom bedraagt:
a. Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van zegge: € 22,76
(...)
De eerste maandtermijn dient te worden voldaan op of omstreeks de 1e van de maand volgend op de eerste aankoopdag van de waarden en daarna telkens op of omstreeks de 1e dag van de daaropvolgende maand.
b. Een bedrag van ƒ 100,-; (...), op of omstreeks de 35e maand.
c. Aan het einde van de overeenkomst het restant van zegge: € 3.858,82.
(...)
Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.
(...)
5. Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden".
2.4. De op de overeenkomst van toepassing zijnde Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease vermelden onder meer:
"3. Alle baten en waardeveranderingen van de waarden komen aan lessee toe. Legio-Lease zal, behoudens voor zover in de overeenkomst anders is bepaald, de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling daarvan aan lessee doen toekomen, zulks onder aftrek van wettelijk verplichte inhoudingen.(...).
(...)
10. Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen de waarden aan lessee worden uitgeleverd, tenzij lessee alsdan meedeelt de voorkeur te geven aan de verkoop van de waarden. De verkoopopbrengst zal in dat geval door Legio-Lease aan lessee worden uitbetaald. Verkoop vindt zo spoedig mogelijk na opdracht plaats.".
2.5. [x] heeft tijdens de looptijd van de overeenkomst de verschuldigde bedragen tijdig aan Dexia voldaan.
2.6. Door het verstrijken van de overeengekomen looptijd is de overeenkomst geëindigd. In verband hiermee heeft Dexia aan [x] een eindafrekening gezonden voor een totaalbedrag van € 2.216,60, welk bedrag Dexia thans in rechte vordert.
2.7. [x] is beveiligingsmedewerker van beroep. Met zijn werk genereert hij maandelijks een netto inkomen van ongeveer € 1.100,--.
2.8. De echtgenote van [x], [voorletter]. [x] - [y], heeft bij aangetekende brief van 18 februari 2004 een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de gesloten overeenkomst wegens het ontbreken van haar toestemming.
Het standpunt van Dexia
in conventie en in reconventie
3.1. Dexia vordert betaling van voormeld bedrag ad € 2.2160,60 (te verminderen met een bedrag ad € 45,55, welk bedrag [x] heeft voldaan), contractuele rente ad 0,96% per maand en buitengerechtelijke incassokosten.
3.2. Dexia heeft gemotiveerd betwist dat effectenlease gekwalificeerd kan worden als een overeenkomst van koop op afbetaling, althans huurkoop. De overeenkomst voorziet niet in enige vorm van aflevering van de effecten voorafgaand aan de volledige betaling van de koopsom. De overeenkomst voorziet wel in een splitsing van die betaling, maar niet zodanig dat de overeenkomst economisch een afbetalingskarakter heeft. De overeenkomst voorziet ook niet in termijnen die noodzakelijkerwijs op verschillende tijdstippen worden voldaan. Eigendomsoverdracht is niet het doel of de strekking van de overeenkomst.
3.3. Aangezien er geen sprake is van een overeenkomst van koop op afbetaling in de zin van artikel 1: 88 lid 1 sub d BW had [x] voor het aangaan van de overeenkomst niet de toestemming van zijn echtgenote nodig.
Voor het geval artikel 1: 88 BW wel van toepassing is, heeft Dexia het ontbreken van de toestemming door de echtgenote van [x] betwist en heeft zij bewijs daarvan aangeboden door het horen van de echtgenote van [x] (en eventuele andere gezinsleden).
3.4. Dexia heeft gemotiveerd betwist dat [x] een beroep op dwaling toekomt.
[x] had op basis van de advertentie, de overeenkomst en de fiscale opinie kunnen weten wat het effectenleaseproduct WinstVerDriedubbelaar inhield, welke verplichtingen hij aanging en welke risico's daarbij hoorden. Dexia heeft specifieke informatie verstrekt over de rentebetalingen, de mogelijkheid dat aan het eind van de looptijd een schuld resteerde en de inleg derhalve verloren kon gaan. Volgens Dexia is de dwaling niet te wijten aan enige onjuistheid of onvolledigheid van door haar verstekte inlichtingen.
3.5. Dexia betwist dat zij heeft gehandeld in strijd met de beweerdelijk op haar rustende zorgplicht doordat zij de door [x] genoemde artikelen van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer (NR) zou hebben geschonden. Primair betwist Dexia dat zij in strijd met die bepalingen heeft gehandeld en subsidiair is Dexia van mening dat de artikelen uit de NR niet van toepassing zijn, nu zij een basis in de wet ontberen.
Voort het geval artikel 28 lid 1 NR 99 wel van toepassing is en Dexia de uit dat artikel voortvloeiende verplichtingen niet juist is nagekomen, dient de vraag te worden beantwoord of [x] de overeenkomst dan niet zou hebben getekend, want [x] kende als geen ander zijn eigen financiële positie.
Voorts heeft Dexia aangevoerd dat zij, met het oog op haar positie van kredietverlener, een toets heeft uitgevoerd bij het BKR.
Voor zover geoordeeld mocht worden dat Dexia jegens [x] onrechtmatig zou hebben gehandeld of toerekenbaar tekortgeschoten zij zijn, past een billijkheidscorrectie ex artikel 6: 101 BW. [x] is de overeenkomst doelbewust aangegaan, terwijl hij bekend was met de daaruit voortvloeiende verplichtingen.
3.6. Dexia betwist de reconventionele vordering van [x] tot terugbetaling van de door hem betaalde inleg van € 819,36.
3.7. Met betrekking tot de vordering tot doorhaling van de registratie en A-codering bij het BKR heeft Dexia aangevoerd dat een dergelijke bevoegdheid alleen het BKR toekomt en dat zij slechts een verzoek aan het BKR kan richten.
3.8. Voor het geval de vordering van Dexia in conventie wordt afgewezen en de vorderingen van [x] in reconventie geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, beroept Dexia zich op het bepaalde in artikel 6:278 BW. Dexia wenst in dit verband betaling van [x] te krijgen van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van verkoop. Het beroep op vernietiging door [x] kan naar de mening van Dexia niet los worden gezien van de koersdalingen die de beurzen sedert medio 2000 hebben doorgemaakt. Als de lezing van [x] juist zou zijn, zou [x] kunnen afwachten hoe de beurskoersen zich ontwikkelen. Stijgen de beurskoersen, dan kan hij de winst incasseren. Zit het tij tegen, dan wordt een beroep op de vermeende vernietigbaarheid van de overeenkomst gedaan en blijft het verlies voor rekening van Dexia. [x] zou in zijn visie risicoloos kunnen speculeren. Juist voor situaties als de onderhavige is in de wet art. 6:278 BW opgenomen.
Het standpunt van [x]
in conventie en in reconventie
4.1. [x] heeft gemotiveerd aangevoerd dat er sprake is van huurkoop en dat de door Dexia gebruikte effectenleasecontracten vernietigbaar zijn op grond van artikel 1: 88 BW, indien slechts een van de echtgenoten heeft getekend. Bij aantekende brief van 18 februari 2004 aan Dexia is door de raadsman van mevrouw H. [x]-[y], met wie [x] gehuwd is, de vernietigbaarheid ingeroepen van de betreffende overeenkomst.
4.2. Voor het geval geoordeeld mocht worden dat geen rechtsgeldige vernietiging van de overeenkomst heeft plaatsgevonden, beroept [x] zich op dwaling. [x] heeft bij de totstandkoming van de overeenkomst gedwaald omtrent het leningskarakter van de overeenkomst en de omstandigheid dat hij na afloop van de looptijd met een restschuld zou kunnen blijven zitten. De dwaling is te wijten aan een verzwijgen door Dexia van een voor [x] essentiële eigenschap van de overeenkomst, namelijk dat er een substantiële geldlening aan gekoppeld was, die tot het ontstaan van een forse restschuld zou kunnen leiden. In de gebruikte reclamematerialen en ook in de overeenkomst zelf zijn deze twee aspecten volstrekt onderbelicht gebleven. Gezien [x]'s kennisniveau ten aanzien van beleggingen in effecten en meer in het bijzonder zijn kennis omtrent complexe producten als een aandelenlease, had hij in de reclamematerialen en de overeenkomst zelf geen aanleiding hoeven zien tot het stellen van nadere vragen. [x] zou de overeenkomst nooit hebben gesloten indien hij niet gedwaald had omtrent de daarmee samenhangende risico's.
4.3. Dexia heeft niet voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Deze zorgplicht is neergelegd in de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer (NR), met name in artikel 25 (handelen in het belang van de cliënt), artikel 27 (cliëntenovereenkomst), artikel 28 (inwinnen van inlichtingen met betrekking tot de cliënt en bewaken zekerheden), artikel 32 (verbod tot het verrichten van misleidende handelingen), artikel 33 (verplichting tot adequate informatieverstrekking) en artikel 36 (positie-overzichten bij overstand). Dexia is hieraan gebonden op grond van artikel 11 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Door niet te voldoen aan haar verplichtingen is Dexia toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [x] althans heeft zij jegens [x] onrechtmatig gehandeld.
4.4. Voorts heeft [x] aangevoerd dat op grond van onderzoeken en publicaties de conclusie gewettigd lijkt dat Dexia vaker dan slechts incidenteel geknoeid heeft met de aan-en verkoopkoersen. [x] weet niet of ook in zijn geval met de koersen gerommeld is en of hij daardoor schade heeft geleden. Volgens [x] bestaat er aanleiding de bewijslast om te keren, in die zin dat Dexia zal hebben te bewijzen dat de gehanteerde koersen in overeenstemming zijn met de regel van artikel 30 lid 2 NR. Mocht blijken dat Dexia inderdaad onjuiste koersen gehanteerd heeft en [x] daardoor schade heeft geleden, dan beroept [x] zich subsidiair op verrekening van zijn schade met een eventueel aan Dexia toe te wijzen bedrag.
4.5. Voorts heeft [x] aangevoerd dat Dexia niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 21 Rv. en artikel 111 lid 3 Rv..
4.6. Bij conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie heeft [x] de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten betwist.
4.7. Voor het geval hij bij vonnis tot betaling zal worden veroordeeld, verzoekt [x] aan die veroordeling de uitvoerbaarverklaring bij voorraad te onthouden danwel te bepalen dat door Dexia zekerheid dient te worden gesteld.
Tevens verzoekt [x] - in geval van tussenvonnis - tussentijds hoger beroep toe te staan.
4.8. [x] betwist dat artikel 6: 278 BW van toepassing is.
4.9. [x] vordert in reconventie betaling van een bedrag ad € 819,36, welk bedrag als onverschuldigd betaald danwel ten titel van schadevergoeding aan hem moet worden terugbetaald. Tevens vordert [x] verwijdering van de registratie en de A-codering bij het BKR.
4.10. Voor het geval de vordering van Dexia wordt afgewezen, verzoekt [x] om bij de proceskostenveroordeling naar boven toe af te wijken van het liquidatietarief.
De beoordeling van het geschil
in conventie en in reconventie
5.1. Het meest verstrekkende verweer is het beroep op het ontbreken van de toestemming van de echtgenote van [x] als bedoeld in artikel 1: 88 BW.
Beantwoording van die vraag is mede afhankelijk van de vraag of de WinstVerDriedubbelaar is aan te merken als een huurkoopovereenkomst.
5.2. De kantonrechter is van oordeel dat deze laatste vraag bevestigend dient te worden beantwoord en dat de overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in art.7A:1576h juncto 1576 BW.
De overeenkomst betreft, naar de kantonrechter begrijpt, lease van aandelen in verzameldepots als bedoeld in de Wet giraal effectenverkeer (Wge). Dergelijke aandelen zijn vermogensrechten in de zin van artikel 3:6 BW. Uit de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW volgt dat huurkoop betrekking kan hebben op vermogensrechten. Het verweer van Dexia dat de overeenkomst geen huurkoopovereenkomst is omdat deze geen lease van zaken, maar van vermogensrechten betreft, wordt derhalve verworpen.
Anders dan Dexia betoogt, voldoet de overeenkomst aan de essentialia van de huurkoopovereenkomst, althans heeft de overeenkomst dezelfde strekking, zodat zij - op de voet van artikel 7A:1576h leden 2 en 3 BW - als huurkoop dient te worden aangemerkt.
Dexia heeft zich verbonden de aandelen in eigendom over te dragen onder de opschortende voorwaarde van algehele betaling van de prijs.
Dit blijkt in de eerste plaats uit artikel 5 van de overeenkomst: "Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.".
Ook in artikel 10 van de Bijzondere Voorwaarden is expliciet opgenomen dat uitgangspunt is dat de lessee de eigendom van de waarden wordt overgedragen nadat lessee heeft voldaan aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. Dat lessee er de voorkeur aan kan geven dat de aandelen kunnen worden verkocht, doet aan het voorgaande niet af.
Voor de vraag of er al dan niet sprake is van een huurkoopovereenkomst is, anders dan Dexia meent, de tekst van de overeenkomst doorslaggevend, niet de (vermeende) strekking daarvan. Dit laatste zou immers betekenen dat de aard van de overeenkomst afhankelijk zou zijn van de (oorspronkelijke) bedoeling van de individuele cliënt bij het aangaan van de overeenkomst.
Door voldoening aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst wordt [x], zoals volgt uit artikel 5 van de overeenkomst, van rechtswege eigenaar van de aandelen. Daarmee verkrijgt hij de voor verkoop (en levering) nodige beschikkingsbevoegdheid.
Dexia heeft zich verder verbonden de aandelen op een zodanig tijdstip aan gedaagde af te leveren dat daarna (nog) twee of meer termijnen verschijnen.
Onder aflevering dient, zoals blijkt uit artikel 7A:1576l lid 1 BW, te worden verstaan: verschaffing van de macht over het vermogensrecht. Dit betekent voor aandelen als de onderhavige: verschaffing van het genot daarvan, zoals is bepaald in artikel 7A:1576m lid 1 BW.
Dat Dexia zich heeft verbonden aan gedaagde het genot van de aandelen te verschaffen, blijkt uit de eerste volzin van artikel 3 van de Bijzondere Voorwaarden, die bepaalt dat alle baten van de aandelen gedaagde toekomen, en uit de tweede volzin van artikel 3 van de Bijzondere Voorwaarden, die bepaalt dat Dexia de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling daarvan aan gedaagde zal doen toekomen. Een en ander stemt overeen met het bepaalde in artikel 7A:1576n leden 1 en 2 BW. Gesteld noch gebleken is dat Dexia tot de onvoorwaardelijke eigendomsoverdracht op enigerlei wijze het genot van de aandelen heeft behouden.
Het tijdstip van aflevering is, naar moet worden aangenomen, het tijdstip van de hiervoor bedoelde eigendomsoverdracht onder opschortende voorwaarde.
Gedaagde ten slotte heeft zich verbonden de prijs te betalen in termijnen, waarvan (nog) twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan hem zijn afgeleverd. Dit blijkt uit artikel 3 van de overeenkomst:
"3. De leasesom bedraagt:
a. Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van zegge: € 22,76
(...)
De eerste maandtermijn dient te worden voldaan op of omstreeks de 1e van de maand volgend op de aankoopdag van de waarden en daarna telkens op of omstreeks de 1e dag van de daaropvolgende maand.
b. Een bedrag van ƒ 100,-; ..., op of omstreeks de 59e maand.
c. Aan het einde van de overeenkomst het restant van: zegge € 3.858,82.
(...)
Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.".
Ook indien, zoals Dexia aanvoert, de 36 maandtermijnen rente betreffen, dienen deze termijnen te worden aangemerkt als termijnen van de koopprijs als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 BW. Het gaat om de prijs van de lening die gedaagde is aangegaan om de aandelen te kunnen kopen, en daarmee, althans in economisch opzicht, om een onderdeel van de prijs van de aandelen. Het verweer van Dexia dat het bedrag van
ƒ 100,-- op het geheel van de koopprijs van ondergeschikt belang is en zo weinig betekenend dat de effectenlease-overeenkomst daarmee niet het afbetalingskarakter krijgt dat door artikel 7A: 1576 BW wordt verondersteld, laat zich niet verenigen met de tekst aan de voet van de door haar als productie bij de dagvaarding in het geding gebrachte eindafrekening ("De hoofdsom is het bedrag waarvoor de aandelen voor uw contract zijn aangekocht. In verband met artikel 1576 van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek deelt Legio deze hoofdsom in tweeën: in een "restant hoofdsom" en een "eerste aflossingstermijn" van € 45,38") en wordt daarom verworpen.
5.3. Is artikel 1:88 lid 1 onder d. BW op de onderhavige effectenlease-overeenkomst van toepassing?
Het geschil tussen partijen draait hier om de betekenis van het begrip zaak in dat artikel en de reikwijdte van artikel 7A:1576 lid 5 BW, zulks mede in het licht van de veranderde betekenis van het begrip zaak (stoffelijk object) na de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek in 1992 (daarvoor mede omvattende de vermogensrechten). Ter beantwoording van deze vraag dient geen doorslaggevende betekenis te worden gehecht aan de letterlijke tekst van artikel 1:88 BW, waarin het woord vermogensrechten niet voorkomt.
In de wetsgeschiedenis is immers niet uitdrukkelijk gebleken dat de wetgever heeft beoogd de koop op afbetaling van vermogensrechten van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 lid 1 onder d BW uit te zonderen.
De huidige tekst van het artikel, waarin het begrip zaak strikt genomen een beperktere betekenis heeft dan in artikel 7A: 1576 lid 5 BW, is tot stand gekomen in het kader van de aanpassing van Boek 1 BW aan het nieuwe vermogensrecht. Uit de parlementaire geschiedenis op artikel 7A:1576 BW blijkt dat de wetgever geen materiële wijziging van de wettelijke regeling van de koop op afbetaling die vóór de invoering van het Nieuw BW evenzeer betrekking kon hebben op vermogensrechten beoogde en dat de minister in het kader van de behandeling van artikel 1:88 BW verwees naar de destijds nog van kracht zijnde tekst van artikel 1576oud BW, waarin de term "zaak" ook vermogensrechten omvatte. In de gedachtegang van Dexia zou derhalve stilzwijgend een beperking van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 BW in het wettelijke systeem zijn ingeslopen. Niet aannemelijk is dat een dergelijke materiële wijziging gelet op de beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste zonder uitdrukkelijke motivering in de wet zou zijn vastgelegd. Nu deze wijziging ontbreekt moet worden aangenomen dat het geldende artikel 1:88 lid 1 sub d BW verwijst naar de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, zoals neergelegd in artikel 7A:1576 BW, dus met inbegrip van het bepaalde in artikel 7A:1576 lid 5 BW.
Dientengevolge moet ervan worden uitgegaan dat indien een gehuwde persoon dan wel een partner in een geregistreerd partnerschap een effectenlease-overeenkomst afsluit, hij/zij daarvoor de toestemming van de andere echtgenoot of geregistreerd partner nodig heeft, indien deze overeenkomst voldoet aan de criteria van een overeenkomst van koop op afbetaling, volgens de kenmerken omschreven in artikel 7A:1576 BW.
5.4. In het onderhavige geval is van de vereiste toestemming niet gebleken. Dexia heeft bewijs aangeboden van haar stelling dat de echtgenote van [x] haar toestemming wel heeft gegeven (door het in deze procedure doen horen van [x] en zijn echtgenote), maar aan dat bewijsaanbod wordt voorbijgegaan. Daargelaten dat Dexia haar stelling dienaangaande naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd, zodat aan bewijslevering niet kan worden toegekomen, vergt artikel 1: 88 lid 3 BW dat de toestemming schriftelijk had moeten zijn gegeven.
5.5. Als onbetwist staat vast dat de echtgenote van [x] (H. [x]-[y]) bij buitengerechtelijke verklaring van 18 februari 2004 de overeenkomst heeft vernietigd.
Hierdoor is [x] bevrijd van zijn verplichtingen. Deze bestaan enerzijds uit hetgeen hij tijdens de overeenkomst al heeft betaald of had moeten betalen (de termijnbetalingen) en anderzijds uit het bedrag dat [x] na afloop van de overeenkomst tengevolge van de koersdalingen nog moet voldoen nadat hij alle termijnbedragen heeft betaald (de restschuld).
5.6. Het beroep van Dexia op toepassing van artikel 6: 278 BW wordt verworpen. Daargelaten of in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in dat artikel, verdragen de gevolgen van dat artikel zich niet met de door de wetgever beoogde bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor evenmin toestemming heeft gegeven. Dat [x] pas een beroep op de nietigheid heeft gedaan nadat de koersverliezen waren opgetreden doet daar niet aan af, nu die koersverliezen nu juist behoren tot het soort omstandigheden die aanleiding plegen te zijn voor een beroep op de door de wetgever beoogde bescherming.
5.7. Het bovenstaande leidt er toe dat de vordering van Dexia zal worden afgewezen nu de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd. De vordering van [x] te verklaren voor recht dat de overeenkomst vernietigd is, zal worden toegewezen, evenals de vordering tot terugbetaling van het bedrag van € 819,36, te vermeerderen met rente.
5.8. Tevens zal de kantonrechter de vordering tot het doen doorhalen van de registratie en A-codering bij het BKR toewijzen zoals hierna melden, nu Dexia zich hiertegen niet gemotiveerd heeft verzet. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om hieraan een dwangsom te verbinden.
5.9. De overige vorderingen van [x] zullen bij gebreke van belang worden afgewezen. Overigens wijst de kantonrechter er op dat [x] zijn vorderingen onduidelijk heeft geformuleerd. In de eerste plaats heeft [x] in conventie een aantal vorderingen geformuleerd, terwijl [x] kennelijk slechts bedoeld heeft te concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Dexia in haar vorderingen, althans en in ieder geval tot ontzegging daarvan. Daarnaast heeft [x] bij conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie een aantal tegenvorderingen ingesteld die zich niet met elkaar verdragen en kennelijk zijn bedoeld als primaire en (meer) subsidiaire vorderingen.
5.10. Dexia zal als de in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de kosten van zowel het geding in conventie als het geding in reconventie.
De kantonrechter ziet in hetgeen [x] heeft aangevoerd geen aanleiding om daarbij af te wijken van het gebruikelijke liquidatietarief, waarbij de kantonrechter opmerkt dat hetgeen de gemachtigde van [x] in de conclusies naar voren heeft gebracht een algemene juridische stellingname betreft die niet specifiek is voor de zaak [x].
BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie
wijst de vorderingen van Dexia af;
veroordeelt Dexia in de kosten van het geding in conventie, tot op heden aan de zijde van [x] begroot op € 450,-- wegens salaris;
in reconventie
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen Dexia en [x] met betrekking tot de WinstVerDriedubbelaar onder contractnummer 74408687 vernietigd is;
veroordeelt Dexia tot betaling aan [x] van een bedrag groot € 819,36 (zegge: achthonderdnegentien euro en zesendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 februari 2004;
gebiedt Dexia binnen acht dagen na betekening van dit vonnis het BKR te verzoeken de inschrijving en achterstandscodering ten laste van [x] bij het BKR door te halen als zijnde ten onrechte geschied;
veroordeelt Dexia in de kosten van het geding in reconventie, tot op heden aan de zijde van [x] begroot op € 90,-- wegens salaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. G.H. Varekamp-Vos, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
http://zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/dtl ... ljn=AS4113
Datum uitspraak: 27-01-2005
Datum publicatie: 31-01-2005
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Dexia-zaak: vordering Dexia afgewezen. Niet gebleken van benodigde toestemming van de andere echtgenoot.
Uitspraak
Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Heerenveen
VONNIS
140426 /CV EXPL 03-2337
Uitspraak: 27 januari 2005
in de zaak van
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna te noemen Dexia,
gemachtigde: Kroes & Flikkema Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[x],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen [x],
gemachtigde: mr. H.J. Tulp en mr. F. Klemann.
OVERWEGINGEN
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft eisende partij, hierna te noemen Dexia, gevorderd om gedaagde partij, hierna te noemen [x], te veroordelen tot betaling van € 2.570,82 met rente en kosten.
Dexia heeft daarbij zeven producties in het geding gebracht.
[x] heeft, onder overlegging van 23 producties, bij conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie geconcludeerd:
in conventie:
a. te verklaren voor recht dat de overeenkomst vernietigd is door de brief van de raadsman van [x] aan Dexia van 18 februari 2004, althans deze te vernietigen op grond van dwaling;
b. de overeenkomst te ontbinden, c.q. ontbonden te verklaren wegens wanprestatie;
c. Dexia niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans en in ieder geval haar die te ontzeggen;
d. voorwaardelijk, namelijk indien de rechtbank het beroep van [x] op vernietiging c.q. nietigverklaring wegens dwaling zou toewijzen en Dexia zich ter zake zou beroepen op artikel 6: 278 BW, dit beroep van Dexia af te wijzen, althans de overeenkomst te wijzigen op de voet van artikel 6: 230 lid 2 BW in dier voege dat het nadeel dat [x] door zijn dwaling heeft geleden (de door hem betaalde
€ 819,36 enerzijds en de ontstane schuld voor Dexia anderzijds) wordt opgeheven;
e. subsidiair: de gevraagde uitvoerbaarheid bij vooraad af te wijzen;
f. subsidiair: voor het geval bij tussenvonnis aan [x] enige bewijslast wordt toebedeeld en/of de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, te bepalen dat tegen dat tussenvonnis tussentijds appèl openstaat;
g. subsidiair: bij gehele of gedeeltelijke veroordeling uitvoerbaar bij voorraad van [x] tot betaling aan Dexia te bepalen dat Dexia zekerheid moet stellen;
in reconventie:
a. Dexia te veroordelen tot betaling aan [x] van € 819,36, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2004, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen andere datum, tot de dag der algehele voldoening;
b. alsmede Dexia te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis de registratie en A-codering bij het BKR te doen doorhalen als ten onrechte te zijn geschied, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 10.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft;
in conventie en in reconventie:
Dexia te veroordelen in de proceskosten.
Dexia heeft vervolgens een conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie tevens akte voorwaardelijke wijziging van eis in conventie (met twee producties) genomen, waarbij zij in conventie heeft volhard in haar stelling en haar eis voorwaardelijk heeft gewijzigd, in die zin dat zij vordert [x] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in de artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van verkoop.
[x] heeft bij conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie, tevens akte wijziging eis, in conventie geconcludeerd tot persistit en in reconventie:
- te verklaren voor recht dat de overeenkomst nietig is, althans deze te vernietigen;
- te verklaren voor recht dat de overeenkomst ontbonden is, althans te ontbinden;
- te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [x] en gehouden is zijn schade te vergoeden;
- Dexia te gelasten schriftelijk nader te motiveren dat zij de aandelen, die zij op grond van de overeenkomst moest kopen, daadwerkelijk heeft gekocht; alsmede de aan- en verkoopkoersen bekend te maken, een en ander onder overlegging van justificatoire bescheiden;
- Dexia te veroordelen tot betaling van de door [x] aan haar betaalde bedragen ad in totaal € 819,36 met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de conclusie van eis in reconventie;
- Dexia te gebieden binnen acht dagen na betekening van het te wijzen vonnis de inschrijving en achterstandscodering ten laste van [x] bij het BKR te doen doorhalen, door het BKR te verzoeken deze inschrijving door te halen als ten onrechte te zijn geschied, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft;
- subsidiair Dexia te veroordelen tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet ter zake onjuiste afrekenkoersen;
- voorwaardelijk, namelijk indien de rechtbank wel het beroep op dwaling door [x] in reconventie gevorderde vernietiging, c.q. nietigverklaring de tussen partijen gesloten overeenkomst te wijzigen op de voet van artikel 6: 230 lid 2 BW in dier voege dat het nadeel dat [x] door zijn dwaling heeft geleden (de door hem betaalde € 819,36 enerzijds en de ontstane schuld door Dexia anderzijds) wordt opgeheven;
met veroordeling van Dexia in de proceskosten.
Na conclusie van dupliek in reconventie (met zestien producties) en een akte uitlating producties is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
De feiten
in conventie en in reconventie
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. Dexia is de rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V., gevestigd te Amsterdam, eveneens handelend onder de handelsnaam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.
Hierna zal steeds worden gesproken over Dexia.
2.2. Dexia en [x] hebben op 3 mei 2000 een overeenkomst gesloten ten behoeve van het product WinstVerDriedubbelaar onder contractnummer 74408687 (hierna te noemen de overeenkomst).
2.3. In de overeenkomst staat onder meer vermeld:
"1. Lessee least van Legio-Lease, gelijk deze aan lessee verleast, de hierna te noemen aandelen/effecten, verder ook te noemen de "waarden"
(...)
totaal aankoopbedragen € 3.904,20
totaal te betalen rente (...) € 819,36
totaal overeengekomen leasesom € 4.723,56 (...)
2. Deze leaseovereenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 36 maanden, te rekenen vanaf de aankoopdag van de waarden.
3. De leasesom bedraagt:
a. Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van zegge: € 22,76
(...)
De eerste maandtermijn dient te worden voldaan op of omstreeks de 1e van de maand volgend op de eerste aankoopdag van de waarden en daarna telkens op of omstreeks de 1e dag van de daaropvolgende maand.
b. Een bedrag van ƒ 100,-; (...), op of omstreeks de 35e maand.
c. Aan het einde van de overeenkomst het restant van zegge: € 3.858,82.
(...)
Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.
(...)
5. Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden".
2.4. De op de overeenkomst van toepassing zijnde Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease vermelden onder meer:
"3. Alle baten en waardeveranderingen van de waarden komen aan lessee toe. Legio-Lease zal, behoudens voor zover in de overeenkomst anders is bepaald, de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling daarvan aan lessee doen toekomen, zulks onder aftrek van wettelijk verplichte inhoudingen.(...).
(...)
10. Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen de waarden aan lessee worden uitgeleverd, tenzij lessee alsdan meedeelt de voorkeur te geven aan de verkoop van de waarden. De verkoopopbrengst zal in dat geval door Legio-Lease aan lessee worden uitbetaald. Verkoop vindt zo spoedig mogelijk na opdracht plaats.".
2.5. [x] heeft tijdens de looptijd van de overeenkomst de verschuldigde bedragen tijdig aan Dexia voldaan.
2.6. Door het verstrijken van de overeengekomen looptijd is de overeenkomst geëindigd. In verband hiermee heeft Dexia aan [x] een eindafrekening gezonden voor een totaalbedrag van € 2.216,60, welk bedrag Dexia thans in rechte vordert.
2.7. [x] is beveiligingsmedewerker van beroep. Met zijn werk genereert hij maandelijks een netto inkomen van ongeveer € 1.100,--.
2.8. De echtgenote van [x], [voorletter]. [x] - [y], heeft bij aangetekende brief van 18 februari 2004 een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de gesloten overeenkomst wegens het ontbreken van haar toestemming.
Het standpunt van Dexia
in conventie en in reconventie
3.1. Dexia vordert betaling van voormeld bedrag ad € 2.2160,60 (te verminderen met een bedrag ad € 45,55, welk bedrag [x] heeft voldaan), contractuele rente ad 0,96% per maand en buitengerechtelijke incassokosten.
3.2. Dexia heeft gemotiveerd betwist dat effectenlease gekwalificeerd kan worden als een overeenkomst van koop op afbetaling, althans huurkoop. De overeenkomst voorziet niet in enige vorm van aflevering van de effecten voorafgaand aan de volledige betaling van de koopsom. De overeenkomst voorziet wel in een splitsing van die betaling, maar niet zodanig dat de overeenkomst economisch een afbetalingskarakter heeft. De overeenkomst voorziet ook niet in termijnen die noodzakelijkerwijs op verschillende tijdstippen worden voldaan. Eigendomsoverdracht is niet het doel of de strekking van de overeenkomst.
3.3. Aangezien er geen sprake is van een overeenkomst van koop op afbetaling in de zin van artikel 1: 88 lid 1 sub d BW had [x] voor het aangaan van de overeenkomst niet de toestemming van zijn echtgenote nodig.
Voor het geval artikel 1: 88 BW wel van toepassing is, heeft Dexia het ontbreken van de toestemming door de echtgenote van [x] betwist en heeft zij bewijs daarvan aangeboden door het horen van de echtgenote van [x] (en eventuele andere gezinsleden).
3.4. Dexia heeft gemotiveerd betwist dat [x] een beroep op dwaling toekomt.
[x] had op basis van de advertentie, de overeenkomst en de fiscale opinie kunnen weten wat het effectenleaseproduct WinstVerDriedubbelaar inhield, welke verplichtingen hij aanging en welke risico's daarbij hoorden. Dexia heeft specifieke informatie verstrekt over de rentebetalingen, de mogelijkheid dat aan het eind van de looptijd een schuld resteerde en de inleg derhalve verloren kon gaan. Volgens Dexia is de dwaling niet te wijten aan enige onjuistheid of onvolledigheid van door haar verstekte inlichtingen.
3.5. Dexia betwist dat zij heeft gehandeld in strijd met de beweerdelijk op haar rustende zorgplicht doordat zij de door [x] genoemde artikelen van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer (NR) zou hebben geschonden. Primair betwist Dexia dat zij in strijd met die bepalingen heeft gehandeld en subsidiair is Dexia van mening dat de artikelen uit de NR niet van toepassing zijn, nu zij een basis in de wet ontberen.
Voort het geval artikel 28 lid 1 NR 99 wel van toepassing is en Dexia de uit dat artikel voortvloeiende verplichtingen niet juist is nagekomen, dient de vraag te worden beantwoord of [x] de overeenkomst dan niet zou hebben getekend, want [x] kende als geen ander zijn eigen financiële positie.
Voorts heeft Dexia aangevoerd dat zij, met het oog op haar positie van kredietverlener, een toets heeft uitgevoerd bij het BKR.
Voor zover geoordeeld mocht worden dat Dexia jegens [x] onrechtmatig zou hebben gehandeld of toerekenbaar tekortgeschoten zij zijn, past een billijkheidscorrectie ex artikel 6: 101 BW. [x] is de overeenkomst doelbewust aangegaan, terwijl hij bekend was met de daaruit voortvloeiende verplichtingen.
3.6. Dexia betwist de reconventionele vordering van [x] tot terugbetaling van de door hem betaalde inleg van € 819,36.
3.7. Met betrekking tot de vordering tot doorhaling van de registratie en A-codering bij het BKR heeft Dexia aangevoerd dat een dergelijke bevoegdheid alleen het BKR toekomt en dat zij slechts een verzoek aan het BKR kan richten.
3.8. Voor het geval de vordering van Dexia in conventie wordt afgewezen en de vorderingen van [x] in reconventie geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, beroept Dexia zich op het bepaalde in artikel 6:278 BW. Dexia wenst in dit verband betaling van [x] te krijgen van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van verkoop. Het beroep op vernietiging door [x] kan naar de mening van Dexia niet los worden gezien van de koersdalingen die de beurzen sedert medio 2000 hebben doorgemaakt. Als de lezing van [x] juist zou zijn, zou [x] kunnen afwachten hoe de beurskoersen zich ontwikkelen. Stijgen de beurskoersen, dan kan hij de winst incasseren. Zit het tij tegen, dan wordt een beroep op de vermeende vernietigbaarheid van de overeenkomst gedaan en blijft het verlies voor rekening van Dexia. [x] zou in zijn visie risicoloos kunnen speculeren. Juist voor situaties als de onderhavige is in de wet art. 6:278 BW opgenomen.
Het standpunt van [x]
in conventie en in reconventie
4.1. [x] heeft gemotiveerd aangevoerd dat er sprake is van huurkoop en dat de door Dexia gebruikte effectenleasecontracten vernietigbaar zijn op grond van artikel 1: 88 BW, indien slechts een van de echtgenoten heeft getekend. Bij aantekende brief van 18 februari 2004 aan Dexia is door de raadsman van mevrouw H. [x]-[y], met wie [x] gehuwd is, de vernietigbaarheid ingeroepen van de betreffende overeenkomst.
4.2. Voor het geval geoordeeld mocht worden dat geen rechtsgeldige vernietiging van de overeenkomst heeft plaatsgevonden, beroept [x] zich op dwaling. [x] heeft bij de totstandkoming van de overeenkomst gedwaald omtrent het leningskarakter van de overeenkomst en de omstandigheid dat hij na afloop van de looptijd met een restschuld zou kunnen blijven zitten. De dwaling is te wijten aan een verzwijgen door Dexia van een voor [x] essentiële eigenschap van de overeenkomst, namelijk dat er een substantiële geldlening aan gekoppeld was, die tot het ontstaan van een forse restschuld zou kunnen leiden. In de gebruikte reclamematerialen en ook in de overeenkomst zelf zijn deze twee aspecten volstrekt onderbelicht gebleven. Gezien [x]'s kennisniveau ten aanzien van beleggingen in effecten en meer in het bijzonder zijn kennis omtrent complexe producten als een aandelenlease, had hij in de reclamematerialen en de overeenkomst zelf geen aanleiding hoeven zien tot het stellen van nadere vragen. [x] zou de overeenkomst nooit hebben gesloten indien hij niet gedwaald had omtrent de daarmee samenhangende risico's.
4.3. Dexia heeft niet voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Deze zorgplicht is neergelegd in de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer (NR), met name in artikel 25 (handelen in het belang van de cliënt), artikel 27 (cliëntenovereenkomst), artikel 28 (inwinnen van inlichtingen met betrekking tot de cliënt en bewaken zekerheden), artikel 32 (verbod tot het verrichten van misleidende handelingen), artikel 33 (verplichting tot adequate informatieverstrekking) en artikel 36 (positie-overzichten bij overstand). Dexia is hieraan gebonden op grond van artikel 11 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Door niet te voldoen aan haar verplichtingen is Dexia toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [x] althans heeft zij jegens [x] onrechtmatig gehandeld.
4.4. Voorts heeft [x] aangevoerd dat op grond van onderzoeken en publicaties de conclusie gewettigd lijkt dat Dexia vaker dan slechts incidenteel geknoeid heeft met de aan-en verkoopkoersen. [x] weet niet of ook in zijn geval met de koersen gerommeld is en of hij daardoor schade heeft geleden. Volgens [x] bestaat er aanleiding de bewijslast om te keren, in die zin dat Dexia zal hebben te bewijzen dat de gehanteerde koersen in overeenstemming zijn met de regel van artikel 30 lid 2 NR. Mocht blijken dat Dexia inderdaad onjuiste koersen gehanteerd heeft en [x] daardoor schade heeft geleden, dan beroept [x] zich subsidiair op verrekening van zijn schade met een eventueel aan Dexia toe te wijzen bedrag.
4.5. Voorts heeft [x] aangevoerd dat Dexia niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 21 Rv. en artikel 111 lid 3 Rv..
4.6. Bij conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie heeft [x] de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten betwist.
4.7. Voor het geval hij bij vonnis tot betaling zal worden veroordeeld, verzoekt [x] aan die veroordeling de uitvoerbaarverklaring bij voorraad te onthouden danwel te bepalen dat door Dexia zekerheid dient te worden gesteld.
Tevens verzoekt [x] - in geval van tussenvonnis - tussentijds hoger beroep toe te staan.
4.8. [x] betwist dat artikel 6: 278 BW van toepassing is.
4.9. [x] vordert in reconventie betaling van een bedrag ad € 819,36, welk bedrag als onverschuldigd betaald danwel ten titel van schadevergoeding aan hem moet worden terugbetaald. Tevens vordert [x] verwijdering van de registratie en de A-codering bij het BKR.
4.10. Voor het geval de vordering van Dexia wordt afgewezen, verzoekt [x] om bij de proceskostenveroordeling naar boven toe af te wijken van het liquidatietarief.
De beoordeling van het geschil
in conventie en in reconventie
5.1. Het meest verstrekkende verweer is het beroep op het ontbreken van de toestemming van de echtgenote van [x] als bedoeld in artikel 1: 88 BW.
Beantwoording van die vraag is mede afhankelijk van de vraag of de WinstVerDriedubbelaar is aan te merken als een huurkoopovereenkomst.
5.2. De kantonrechter is van oordeel dat deze laatste vraag bevestigend dient te worden beantwoord en dat de overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in art.7A:1576h juncto 1576 BW.
De overeenkomst betreft, naar de kantonrechter begrijpt, lease van aandelen in verzameldepots als bedoeld in de Wet giraal effectenverkeer (Wge). Dergelijke aandelen zijn vermogensrechten in de zin van artikel 3:6 BW. Uit de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW volgt dat huurkoop betrekking kan hebben op vermogensrechten. Het verweer van Dexia dat de overeenkomst geen huurkoopovereenkomst is omdat deze geen lease van zaken, maar van vermogensrechten betreft, wordt derhalve verworpen.
Anders dan Dexia betoogt, voldoet de overeenkomst aan de essentialia van de huurkoopovereenkomst, althans heeft de overeenkomst dezelfde strekking, zodat zij - op de voet van artikel 7A:1576h leden 2 en 3 BW - als huurkoop dient te worden aangemerkt.
Dexia heeft zich verbonden de aandelen in eigendom over te dragen onder de opschortende voorwaarde van algehele betaling van de prijs.
Dit blijkt in de eerste plaats uit artikel 5 van de overeenkomst: "Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.".
Ook in artikel 10 van de Bijzondere Voorwaarden is expliciet opgenomen dat uitgangspunt is dat de lessee de eigendom van de waarden wordt overgedragen nadat lessee heeft voldaan aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. Dat lessee er de voorkeur aan kan geven dat de aandelen kunnen worden verkocht, doet aan het voorgaande niet af.
Voor de vraag of er al dan niet sprake is van een huurkoopovereenkomst is, anders dan Dexia meent, de tekst van de overeenkomst doorslaggevend, niet de (vermeende) strekking daarvan. Dit laatste zou immers betekenen dat de aard van de overeenkomst afhankelijk zou zijn van de (oorspronkelijke) bedoeling van de individuele cliënt bij het aangaan van de overeenkomst.
Door voldoening aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst wordt [x], zoals volgt uit artikel 5 van de overeenkomst, van rechtswege eigenaar van de aandelen. Daarmee verkrijgt hij de voor verkoop (en levering) nodige beschikkingsbevoegdheid.
Dexia heeft zich verder verbonden de aandelen op een zodanig tijdstip aan gedaagde af te leveren dat daarna (nog) twee of meer termijnen verschijnen.
Onder aflevering dient, zoals blijkt uit artikel 7A:1576l lid 1 BW, te worden verstaan: verschaffing van de macht over het vermogensrecht. Dit betekent voor aandelen als de onderhavige: verschaffing van het genot daarvan, zoals is bepaald in artikel 7A:1576m lid 1 BW.
Dat Dexia zich heeft verbonden aan gedaagde het genot van de aandelen te verschaffen, blijkt uit de eerste volzin van artikel 3 van de Bijzondere Voorwaarden, die bepaalt dat alle baten van de aandelen gedaagde toekomen, en uit de tweede volzin van artikel 3 van de Bijzondere Voorwaarden, die bepaalt dat Dexia de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling daarvan aan gedaagde zal doen toekomen. Een en ander stemt overeen met het bepaalde in artikel 7A:1576n leden 1 en 2 BW. Gesteld noch gebleken is dat Dexia tot de onvoorwaardelijke eigendomsoverdracht op enigerlei wijze het genot van de aandelen heeft behouden.
Het tijdstip van aflevering is, naar moet worden aangenomen, het tijdstip van de hiervoor bedoelde eigendomsoverdracht onder opschortende voorwaarde.
Gedaagde ten slotte heeft zich verbonden de prijs te betalen in termijnen, waarvan (nog) twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan hem zijn afgeleverd. Dit blijkt uit artikel 3 van de overeenkomst:
"3. De leasesom bedraagt:
a. Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van zegge: € 22,76
(...)
De eerste maandtermijn dient te worden voldaan op of omstreeks de 1e van de maand volgend op de aankoopdag van de waarden en daarna telkens op of omstreeks de 1e dag van de daaropvolgende maand.
b. Een bedrag van ƒ 100,-; ..., op of omstreeks de 59e maand.
c. Aan het einde van de overeenkomst het restant van: zegge € 3.858,82.
(...)
Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.".
Ook indien, zoals Dexia aanvoert, de 36 maandtermijnen rente betreffen, dienen deze termijnen te worden aangemerkt als termijnen van de koopprijs als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 BW. Het gaat om de prijs van de lening die gedaagde is aangegaan om de aandelen te kunnen kopen, en daarmee, althans in economisch opzicht, om een onderdeel van de prijs van de aandelen. Het verweer van Dexia dat het bedrag van
ƒ 100,-- op het geheel van de koopprijs van ondergeschikt belang is en zo weinig betekenend dat de effectenlease-overeenkomst daarmee niet het afbetalingskarakter krijgt dat door artikel 7A: 1576 BW wordt verondersteld, laat zich niet verenigen met de tekst aan de voet van de door haar als productie bij de dagvaarding in het geding gebrachte eindafrekening ("De hoofdsom is het bedrag waarvoor de aandelen voor uw contract zijn aangekocht. In verband met artikel 1576 van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek deelt Legio deze hoofdsom in tweeën: in een "restant hoofdsom" en een "eerste aflossingstermijn" van € 45,38") en wordt daarom verworpen.
5.3. Is artikel 1:88 lid 1 onder d. BW op de onderhavige effectenlease-overeenkomst van toepassing?
Het geschil tussen partijen draait hier om de betekenis van het begrip zaak in dat artikel en de reikwijdte van artikel 7A:1576 lid 5 BW, zulks mede in het licht van de veranderde betekenis van het begrip zaak (stoffelijk object) na de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek in 1992 (daarvoor mede omvattende de vermogensrechten). Ter beantwoording van deze vraag dient geen doorslaggevende betekenis te worden gehecht aan de letterlijke tekst van artikel 1:88 BW, waarin het woord vermogensrechten niet voorkomt.
In de wetsgeschiedenis is immers niet uitdrukkelijk gebleken dat de wetgever heeft beoogd de koop op afbetaling van vermogensrechten van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 lid 1 onder d BW uit te zonderen.
De huidige tekst van het artikel, waarin het begrip zaak strikt genomen een beperktere betekenis heeft dan in artikel 7A: 1576 lid 5 BW, is tot stand gekomen in het kader van de aanpassing van Boek 1 BW aan het nieuwe vermogensrecht. Uit de parlementaire geschiedenis op artikel 7A:1576 BW blijkt dat de wetgever geen materiële wijziging van de wettelijke regeling van de koop op afbetaling die vóór de invoering van het Nieuw BW evenzeer betrekking kon hebben op vermogensrechten beoogde en dat de minister in het kader van de behandeling van artikel 1:88 BW verwees naar de destijds nog van kracht zijnde tekst van artikel 1576oud BW, waarin de term "zaak" ook vermogensrechten omvatte. In de gedachtegang van Dexia zou derhalve stilzwijgend een beperking van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 BW in het wettelijke systeem zijn ingeslopen. Niet aannemelijk is dat een dergelijke materiële wijziging gelet op de beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste zonder uitdrukkelijke motivering in de wet zou zijn vastgelegd. Nu deze wijziging ontbreekt moet worden aangenomen dat het geldende artikel 1:88 lid 1 sub d BW verwijst naar de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, zoals neergelegd in artikel 7A:1576 BW, dus met inbegrip van het bepaalde in artikel 7A:1576 lid 5 BW.
Dientengevolge moet ervan worden uitgegaan dat indien een gehuwde persoon dan wel een partner in een geregistreerd partnerschap een effectenlease-overeenkomst afsluit, hij/zij daarvoor de toestemming van de andere echtgenoot of geregistreerd partner nodig heeft, indien deze overeenkomst voldoet aan de criteria van een overeenkomst van koop op afbetaling, volgens de kenmerken omschreven in artikel 7A:1576 BW.
5.4. In het onderhavige geval is van de vereiste toestemming niet gebleken. Dexia heeft bewijs aangeboden van haar stelling dat de echtgenote van [x] haar toestemming wel heeft gegeven (door het in deze procedure doen horen van [x] en zijn echtgenote), maar aan dat bewijsaanbod wordt voorbijgegaan. Daargelaten dat Dexia haar stelling dienaangaande naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd, zodat aan bewijslevering niet kan worden toegekomen, vergt artikel 1: 88 lid 3 BW dat de toestemming schriftelijk had moeten zijn gegeven.
5.5. Als onbetwist staat vast dat de echtgenote van [x] (H. [x]-[y]) bij buitengerechtelijke verklaring van 18 februari 2004 de overeenkomst heeft vernietigd.
Hierdoor is [x] bevrijd van zijn verplichtingen. Deze bestaan enerzijds uit hetgeen hij tijdens de overeenkomst al heeft betaald of had moeten betalen (de termijnbetalingen) en anderzijds uit het bedrag dat [x] na afloop van de overeenkomst tengevolge van de koersdalingen nog moet voldoen nadat hij alle termijnbedragen heeft betaald (de restschuld).
5.6. Het beroep van Dexia op toepassing van artikel 6: 278 BW wordt verworpen. Daargelaten of in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in dat artikel, verdragen de gevolgen van dat artikel zich niet met de door de wetgever beoogde bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor evenmin toestemming heeft gegeven. Dat [x] pas een beroep op de nietigheid heeft gedaan nadat de koersverliezen waren opgetreden doet daar niet aan af, nu die koersverliezen nu juist behoren tot het soort omstandigheden die aanleiding plegen te zijn voor een beroep op de door de wetgever beoogde bescherming.
5.7. Het bovenstaande leidt er toe dat de vordering van Dexia zal worden afgewezen nu de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd. De vordering van [x] te verklaren voor recht dat de overeenkomst vernietigd is, zal worden toegewezen, evenals de vordering tot terugbetaling van het bedrag van € 819,36, te vermeerderen met rente.
5.8. Tevens zal de kantonrechter de vordering tot het doen doorhalen van de registratie en A-codering bij het BKR toewijzen zoals hierna melden, nu Dexia zich hiertegen niet gemotiveerd heeft verzet. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om hieraan een dwangsom te verbinden.
5.9. De overige vorderingen van [x] zullen bij gebreke van belang worden afgewezen. Overigens wijst de kantonrechter er op dat [x] zijn vorderingen onduidelijk heeft geformuleerd. In de eerste plaats heeft [x] in conventie een aantal vorderingen geformuleerd, terwijl [x] kennelijk slechts bedoeld heeft te concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Dexia in haar vorderingen, althans en in ieder geval tot ontzegging daarvan. Daarnaast heeft [x] bij conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie een aantal tegenvorderingen ingesteld die zich niet met elkaar verdragen en kennelijk zijn bedoeld als primaire en (meer) subsidiaire vorderingen.
5.10. Dexia zal als de in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de kosten van zowel het geding in conventie als het geding in reconventie.
De kantonrechter ziet in hetgeen [x] heeft aangevoerd geen aanleiding om daarbij af te wijken van het gebruikelijke liquidatietarief, waarbij de kantonrechter opmerkt dat hetgeen de gemachtigde van [x] in de conclusies naar voren heeft gebracht een algemene juridische stellingname betreft die niet specifiek is voor de zaak [x].
BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie
wijst de vorderingen van Dexia af;
veroordeelt Dexia in de kosten van het geding in conventie, tot op heden aan de zijde van [x] begroot op € 450,-- wegens salaris;
in reconventie
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen Dexia en [x] met betrekking tot de WinstVerDriedubbelaar onder contractnummer 74408687 vernietigd is;
veroordeelt Dexia tot betaling aan [x] van een bedrag groot € 819,36 (zegge: achthonderdnegentien euro en zesendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 februari 2004;
gebiedt Dexia binnen acht dagen na betekening van dit vonnis het BKR te verzoeken de inschrijving en achterstandscodering ten laste van [x] bij het BKR door te halen als zijnde ten onrechte geschied;
veroordeelt Dexia in de kosten van het geding in reconventie, tot op heden aan de zijde van [x] begroot op € 90,-- wegens salaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. G.H. Varekamp-Vos, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
http://zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/dtl ... ljn=AS4113