Hoger beroepzaak na verstekveroordeling met WinstVerDrieDubbelaar
Naar mijn idee met belangrijke jurisprudentie. Goed bestuderen dus. Het hof maakt zo te zien gehakt van de eerdere uitspraak op veel onderdelen van deze zaak maar er zijn ook valkuilen te melden. Enkele details zijn hieronder uitgelicht. (Er is al een vermelding in de Telegraaf. "Gerechtshof Den Bosch kapittelt Dexia Bank"
Publicatiedatum: 7-4-2005).
Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 59454/HA ZA 04-61)
Bij het vonnis waarvan beroep had de [lagere] rechtbank alle vorderingen van [appellant] afgewezen en
bij verstek veroordeeld tot betaling.
LJN: AT2375, Gerechtshof 's-Hertogenbosch, C04/01305
http://zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/dtl ... ljn=AT2375
Datum uitspraak: 05-04-2005 Datum publicatie: 05-04-2005 Rechtsgebied: Handelszaak
Soort procedure:
Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Aandelenlease - WinstVerDriedubbelaar. Schending van de zorgplicht door Dexia. Dexia had de belegger moeten melden, dat hij na afloop van de overeenkomst een schuld aan de bank zou kunnen hebben als de aandelen bij verkoop minder waard zouden zijn dan het geleende aankoopbedrag.
In het informatiemateriaal staat nergens dat de belegger het aankoopbedrag zal lenen van de bank. Dexia had moeten nagaan of de belegger zich van dit specifieke gevaar bewust was.
[terzijde opgemerkt dat]
de WCK niet geldt voor deze overeenkomst omdat de daarbij overeengekomen kredietsom (de leasesom ad f. 104.331,56) meer dan f. 50.000,-- bedraagt (zie artikel 3 WCK zoals dat luidde ten tijde van het sluiten van de overeenkomst).
[...]
4.3.1. Bij memorie van grieven heeft [appellant] zijn eis vermeerderd door primair een aantal vorderingen in te stellen die gegrond zijn op de stelling dat zijn echtgenote de onderhavige overeenkomst buitengerechtelijk heeft vernietigd, omdat zij voor die overeenkomst geen toestemming als bedoeld in artikel 1:88 lid 1 sub d BW heeft verleend aan [appellant].
Voorts constateert het hof dat [appellant] in het petitum van de memorie van grieven zijn
eis heeft geherformuleerd en daarbij
niet meer heeft opgenomen de in eerste aanleg gevorderde schadevergoeding, waarmee deze
vordering aan het oordeel van het hof is onttrokken.
4.3.2. Op grond van artikel 353 lid 1 Rv juncto artikel 130 lid 3 Rv is bedoelde
vermeerdering van eis niet toegestaan, nu
Dexia in appel niet is verschenen en
gesteld noch gebleken is dat [appellant] de vermeerdering van eis tijdig bij exploot aan Dexia kenbaar heeft gemaakt.
Aangezien [appellant] in appel
geen schadevergoeding vordert, en daarmee zijn eis heeft verminderd, is in dit appel voor wat betreft de procedure in reconventie
nog slechts de door [appellant] gevorderde verklaring voor recht aan de orde. [...]
4.6.[...]aangezien [appellant] ter zake
geen beroep heeft gedaan op verrekening van zijn tegenvordering met de vordering van Dexia. Het hof zal de
veroordeling van [appellant] - in conventie - tot betaling aan Dexia van de eindafrekening ad € 21.996,60 vermeerderd met rente en kosten daarom
in stand laten.[...]
[...] 4.9.5.2. Het hof constateert dat in het aan [appellant] verstrekte informatiemateriaal nergens met zoveel woorden staat vermeld dat hij het bedrag voor de aankopen van de aandelen zal lenen van de bank.[...]
[...]
Het voert naar 's hofs oordeel te ver om, zoals de [lagere] rechtbank heeft gedaan, aan te nemen dat het specifieke risico van beleggen in aandelen met geleend geld een feit van algemene bekendheid is en dat daarom op de bank geen waarschuwings- en onderzoeksplicht rustte. Zulks verhoudt zich niet met de beschermingsgedachte die onder andere ten grondslag ligt aan Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten, de Wte 1995 en aan de hierboven in r.o. 4.7.3 genoemde jurisprudentie van de Hoge Raad.
4.9.5. Naar het oordeel van het hof heeft d
e bank op dit punt niet aan haar bijzondere zorgplicht voldaan, en wel om de volgende redenen.
4.9.5.1. Als onbetwist staat vast dat de door de bank aan [appellant]
verstrekte informatie over de WinstVerDriedubbelaar niet was afgestemd op het niveau van [appellant]. Anders dan de [lagere] rechtbank heeft overwogen, had de bank in haar informatiemateriaal wel rekening moeten houden met iemand als [appellant] die geen kennis van en ervaring met beleggen had, temeer omdat de bank de brochures en bijbehorende aanvraagformulieren, waarmee zij heeft aangeboden om een aandelenlease-overeenkomst genaamd WinstVerDriedubbelaar te sluiten,
huis aan huis heeft laten verspreiden. Bovendien - zo staat als onbetwist vast -
richtte de bank zich met de WinstVerDriedubbelaar ook op personen die geen ervaring hadden met beleggen in aandelen, omdat zij daartoe eerst via een lening van de bank in staat werden gesteld.
4.9.5.2. Het hof constateert dat in het aan [appellant] verstrekte informatiemateriaal
nergens met zoveel woorden staat vermeld dat hij het bedrag voor de aankopen van de aandelen zal lenen van de bank. In de brochure is wel meermaals vermeld dat het te betalen maandbedrag alleen uit rente bestaat. Voorts wordt in de fiscale opinie melding gemaakt van het feit dat 'de met de aankopen per saldo gemoeide investeringen' door de bank plaatsvinden in de vorm van een driejarige aflossingsvrije lening. Verder is in de tabellen in de brochure en in het prognosevoorbeeld op naam van [appellant] telkens een kolom 'aflossing hoofdsom' opgenomen waarin bedragen staan van f. 42.893,10 (bij een maandbedrag van f. 250,--) respectievelijk f. 85.786,20 (bij een maandbedrag van f. 500,--) welke in mindering worden gebracht op de verwachte verkoopopbrengst. Dat is ook het geval in het eerste rekenvoorbeeld op pagina 4 van de brochure. Mede gelet hierop had [appellant] naar 's hofs oordeel moeten begrijpen dat de bank niet van de maandelijkse betalingen van f. 502,62 gedurende drie jaar iedere keer voor f. 28.745,72 aandelen zou kunnen kopen, zodat [appellant] hierover vragen had moeten stellen aan de bank. Zulks neemt echter niet weg dat het
in de eerste plaats op de weg van de bank lag om [appellant] in niet mis te verstane bewoordingen te waarschuwen voor de risico's verbonden aan beleggen in aandelen met geleend geld, zoals hierna nader uit te werken.
4.9.5.3. Het hof is van oordeel dat de bank [appellant]
NIET in niet mis te verstane bewoordingen heeft gewaarschuwd tegen het specifieke risico van de WinstVerDriedubbelaar dat na afloop van de overeenkomst een schuld uit hoofde van geldleen aan de bank resteert indien de aandelen dan minder waard zijn dan het geleende aankoopbedrag. Weliswaar zijn in de brochure
waarschuwingsteksten opgenomen, maar hiermee wordt
slechts gewaarschuwd tegen het algemene risico van beleggen in aandelen, te weten dat de
waarde van aandelen kan fluctueren. Aan Dexia moet worden toegegeven dat in de brochure staat dat ingeval de aandelen na afloop van de overeenkomst minder waard zijn geworden de belegger het
verschil zal moeten bijbetalen, maar deze mededeling wordt vervolgens
direct gerelativeerd door de geruststellende opmerking dat de belegger in dat geval gebruik kan maken van een
verlengingsgarantie waardoor hij de aandelen niet met verlies hoeft te verkopen. Ook de vermelding in de overeenkomst zelf dat de laatste termijn van de leasesom
in principe wordt verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen, kan
gemakkelijk tot het misverstand leiden dat
niet hoeft te worden gevreesd dat een schuld aan de bank zal resteren. Overigens is ook het feit dat in het
prognosevoorbeeld op naam van [appellant] rekening wordt gehouden met een 'koersstijging' van gemiddeld -2% per jaar waarbij een
negatieve 'uitbetaling' resteert, v
olstrekt onvoldoende om te kunnen gelden als een in niet mis te verstane bewoordingen gegeven waarschuwing tegen het gevaar van een restschuld. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat
in de tabel verder alleen wordt uitgegaan van oplopende koersstijgingen en rendementen, terwijl ook overigens in het informatiemateriaal zeer sterk de nadruk wordt gelegd op een
verwachting van aanhoudend gunstige rendementen, hetgeen ook
volgt uit de benaming van het product zelf. Van een professionele en bij uitstek deskundig te achten dienstverlener als de bank had echter
verwacht mogen worden dat zij zich ook rekenschap had gegeven van de niet denkbeeldige kans dat de koersen (ingrijpend) zouden dalen.
4.9.5.4. Nu de bank [appellant] niet (voldoende) heeft gewaarschuwd tegen het aan de WinstVerDriedubbelaar verbonden specifieke risico, en voorts gesteld noch gebleken is dat de bank zich ervan heeft vergewist dat [appellant] zich van dit risico bewust was,
moet het oordeel luiden dat de bank jegens [appellant] niet de bijzondere zorg heeft betracht waartoe zij als professionele en op het terrein van aandelenlease als
bij uitstek deskundige dienstverlener was gehouden. De grieven 1, 3 en 4, welke kort gezegd zijn gericht tegen het andersluidende oordeel van de [lagere] rechtbank, slagen derhalve.
4.9.6. In aanmerking genomen dat de
schending van de zorgplicht door de bank heeft plaatsgevonden
in de precontractuele fase, moet voorts geoordeeld worden dat de bank
aldus onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld. Op grond van artikel 6:162 BW is Dexia, als rechtsopvolgster van de bank,
in beginsel aansprakelijk voor de schade die [appellant] hierdoor heeft geleden.
De door [appellant] gevorderde verklaring voor recht is dus toewijsbaar, zij het dat gelet op het voorgaande voor recht zal worden verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld
in plaats van dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [appellant].
Het hof komt - zie overweging 4.3.1 - niet toe aan de beoordeling van de vraag of Dexia de door [appellant] gestelde schadevergoeding ad € 34.956,18 verschuldigd is, nu [appellant] deze
vordering blijkens het petitum van de memorie van grieven
niet heeft gehandhaafd.
Conclusie
4.10. Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat het hof het beroepen [het eerder uitgesproken ]
vonnis zal vernietigen voor zover de [lagere] rechtbank hierbij (in reconventie) de door [appellant] gevorderde verklaring voor recht heeft afgewezen en [appellant] (in oppositie en in reconventie) heeft veroordeeld in de proceskosten.
Opnieuw rechtdoende zal het hof de door [appellant] gevorderde verklaring voor recht alsnog toewijzen, zoals in het dictum te vermelden. Voorts zal het hof de
proceskosten van de eerste aanleg (de verzetprocedure) tussen partijen
compenseren als na te melden, nu partijen daarin over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld.
Het hof zal het beroepen vonnis voor het overige bekrachtigen, dat wil zeggen voor zover de [lagere] rechtbank hierbij de door [appellant] in oppositie gevorderde ontheffing van de bij het verstekvonnis uitgesproken veroordeling heeft afgewezen, en (in reconventie) de vordering van [appellant] tot het betalen door Dexia van schadevergoeding heeft afgewezen. [kan dit ook voor een ieder begrijpelijke taal gezegd worden? Wie is goed op de hoogte?]
Tenslotte zal het hof de
proceskosten van het hoger beroep tussen partijen compenseren als na te melden, nu partijen daarin over een weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover hierbij de door [appellant] gevorderde verklaring voor recht is afgewezen en [appellant] is veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld en daarvoor aansprakelijk is;
compenseert de proceskosten van de eerste aanleg (de verzetprocedure) aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
compenseert de proceskosten van het hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Feith, Hendriks-Jansen en Fikkers en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 5 april 2005.
Okerene