LJN: AT6308,Sector kanton Rechtbank Maastricht, 171147 CV EXPL 04-3059 Printbare versie
Datum uitspraak: 04-05-2005
Datum publicatie: 27-05-2005
Rechtsgebied: Handelszaak
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Aandelenlease - WinstVerDriedubbelaar. Gedaagde kan zich beroepen op buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst door haar echtgenoot. Vordering van Dexia wordt afgewezen. Uitgangspunt is dan dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt hersteld in de staat, waarin deze vóór het aangaan van de lease-overeenkomst was.
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaakno: 171147 CV EXPL 04-3059
typ:
coll:
Vonnis d.d. 4 mei 2005
inzake:
DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie, gedaagde partij in reconventie,
gemachtigde J.L.G. Jeukens te Heerlen,
tegen:
[Naam gedaagde partij in conventie], wonende te [adres],
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. A.L.M. van Uden te Meerssen.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
Partijen hebben de volgende processtukken ingediend:
- exploit van dagvaarding van 15 juli 2004,
- conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie,
- conclusie van repliek tevens akte voorwaardelijke wijziging van eis in conventie/ antwoord in reconventie,
- conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie tevens akte vermeerdering van eis in reconventie,
- conclusie van dupliek in reconventie.
De inhoud van voormelde stukken en daarbij gevoegde producties geldt als hier herhaald.
Nadat op een verzoek van Dexia de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden door [Gedaagde in conventie] afwijzend was gereageerd, is vonnis bepaald waarvan de uitspraak is vastgesteld op heden.
MOTIVERING VAN DE BESLISSING:
in conventie en reconventie:
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist staat tussen partijen vast:
Op of omstreeks 18 mei 2000 heeft [Gedaagde in conventie] met de rechtsvoorgangster van Dexia, Bank Labouchère N.V. h.o.d.n. Legio-Lease (hierna: de bank) een schriftelijke overeenkomst gesloten genaamd winstverdriedubbelaar genummerd 74411822 met betrekking tot door de bank op 17 mei 2000 gekochte aandelen ABN Amro, Ahold en ING alsmede een tweetal door de bank nog te kopen pakketten aandelen ABN Amro, Ahold en ING. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 36 maanden, te rekenen vanaf de eerste aankoopdag van de aandelen.
In de overeenkomst is bepaald dat [Gedaagde in conventie] de aandelen van de bank least tegen een leasesom van fl. 52.165,65. Op grond van artikel 3 van de overeenkomst is [Gedaagde in conventie] deze leasesom als volgt verschuldigd:
- 36 gelijke opvolgende maandtermijnen van fl. 251,31, voor het eerst te voldoen op of omstreeks de 1e van de maand
volgend op de eerste aankoopdag van de aandelen;
- op of omstreeks de 35e maand fl. 100,-;
- aan het einde van de lease-overeenkomst het restant van fl. 43.018,45. Daarbij is bepaald dat dit restant in principe wordt
verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
Voorts is in de overeenkomst onder andere bepaald:
5. Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.
8. Aan het einde van de looptijd heeft lessee het recht deze lease-overeenkomst te verlengen voor een periode van 36 maanden. Verlenging geschiedt op basis van maandtermijnen tegen de alsdan bij Legio-Lease geldende condities. Vanaf
1 jaar na deze verlenging kan lessee deze lease-overeenkomst dagelijks en zonder kosten beëindigen.
Voormelde op de overeenkomst toepasselijke bijzondere voorwaarden bepalen onder meer:
2. Legio-Lease en lessee komen overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar van de waarden wordt, worden de in de overeenkomst genoemde waarden voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde waarden onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchère, overeenkomstig artikel 17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht. Legio-Lease behoudt het eigendom van de waarden totdat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan en blijft als zodanig bevoegd over de waarden te beschikken zonder dat dit ten nadele van lessee werkt. (…)
3. Alle baten en waardeveranderingen van de waarden komen lessee toe. (…)
10. Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen de waarden aan de lessee worden uitgeleverd, tenzij lessee alsdan meedeelt de voorkeur te geven aan verkoop van de waarden. De verkoopopbrengst zal in dat geval door Legio-Lease aan lessee worden uitbetaald. Verkoop vindt zo spoedig mogelijk na opdracht daartoe plaats.
Ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomst was [Gedaagde in conventie] al gehuwd met haar echtgenoot [W.] (zie bij conclusie van antwoord overgelegde kopie van een uittreksel van de Burgerlijke Stand gemeente Meerssen van 3 augustus 2004).
[W.] heeft noch de overeenkomst (mede)ondertekend noch hiermee schriftelijk ingestemd en bij brief van zijn gemachtigde van 26 augustus 2004 buitengerechtelijk een beroep op de vernietigbaarheid van de overeenkomst gedaan. Dexia heeft meegedeeld dit beroep niet te aanvaarden.
Naar aanleiding van het verstrijken van de bij overeenkomst overeengekomen looptijd heeft Dexia op of omstreeks 19 mei 2003 de effecten van [Gedaagde in conventie] verkocht. [Gedaagde in conventie] heeft hierop van Dexia een eindafrekening ontvangen, die resulteert in een alsnog door haar te betalen bedrag van € 11.065,60.
2. Het standpunt van Dexia:
In conventie vordert Dexia veroordeling van [Gedaagde in conventie] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 12.850,65, vermeerderd met de contractuele rente van 0,96 % per maand althans de wettelijke rente over € 11.065,60 vanaf 3 februari 2004 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [Gedaagde in conventie] in de kosten van dit geding.
Voor het geval de vordering in reconventie van [Gedaagde in conventie] wordt toegewezen vordert Dexia bij wege van eisvermeerdering tevens haar veroordeling bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van gehele of gedeeltelijke vernietiging of ontbinding van de overeenkomst althans de datum van de verkoop van deze effecten.
In reconventie concludeert Dexia tot afwijzing van de door [Gedaagde in conventie] ingestelde vorderingen.
Voor de gronden van de vorderingen en van de verweren wordt verwezen naar de inleidende dagvaarding en conclusies van repliek tevens akte voorwaardelijke wijziging van eis in conventie/antwoord in reconventie alsmede dupliek in reconventie, waarop hierna voor zoveel nodig wordt teruggekomen.
3. Het standpunt van [Gedaagde in conventie]:
In conventie stelt [Gedaagde in conventie] dat zij niet gehouden is de restschuld te betalen, omdat:
- de overeenkomst nietig is als gevolg van het bij brief van 26 augustus 2004 door haar echtgenoot gedane
buitengerechtelijk beroep op de vernietigbaarheid hiervan althans
- de overeenkomst dient te worden vernietigd nu Dexia haar precontractuele zorgplicht heeft verzaakt althans
- de overeenkomst dient te worden vernietigd wegens dwaling zijdens [Gedaagde in conventie] althans
- de overeenkomst nietig is vanwege strijd met de Wet op het Consumentenkrediet.
Toewijzing van de bij wege van eisvermeerdering ingestelde voorwaardelijke vordering is naar haar mening niet aan de orde.
In reconventie vordert [Gedaagde in conventie], na vermeerdering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat:
a. de overeenkomst tussen partijen van 18 mei 2000 nummer 7441182 is te kwalificeren als een overeenkomst van koop op afbetaling in de zin van artikel 1:88 lid 1 sub d BW en dat deze overeenkomst is vernietigd op grond van het bepaalde in artikel 1:89 BW;
b. de overeenkomst is ontbonden c.q. de overeenkomst te ontbinden;
c. de overeenkomst op grond van dwaling, c.q. misbruik van omstandigheden is vernietigd c.q. wordt vernietigd;
2. Dexia te veroordelen tot terugbetaling van de betaalde maandtermijnen, aldus in totaal een bedrag ad € 4.150,82, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data waarop de maandelijkse termijnen zijn voldaan, althans vanaf 19 mei 2003 tot de dag der algehele voldoening;
3. indien de kantonrechter het beroep van [Gedaagde in conventie] op vernietiging, c.q. ontbinding, c.q. nietigheid van de overeenkomst honoreert, Dexia te gelasten de registratie bij het BKR, indien en voorzover deze verband houdt met de vernietigde, c.q. ontbonden, c.q. nietige overeenkomst door te doen halen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat Dexia hiermee in gebreke blijft, ingaande 4 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis;
4. indien de kantonrechter het beroep van [Gedaagde in conventie] op ontbinding van de overeenkomst honoreert, wegens tekortkoming in de nakoming van de verplichting(en) van Dexia jegens [Gedaagde in conventie], Dexia te veroordelen tot vergoeding van de door [Gedaagde in conventie] geleden materiële schade.
Voor de gronden van de vorderingen en de verweren wordt verwezen naar de conclusies van antwoord in conventie/eis in reconventie en dupliek in conventie/repliek in reconventie, waarop hierna voor zoveel nodig wordt teruggekomen.
4. De beoordeling:
4.1 Tegen de voorwaardelijke vermeerdering van eis heeft [Gedaagde in conventie] geen bezwaar als bedoeld in artikel 130 Rv gemaakt. Omdat de vermeerdering van eis niet in strijd met de eisen van een goede procesorde worden geoordeeld, is er geen reden deze ambtshalve buiten beschouwing te laten.
4.2 Bij arresten van 1 februari 2005 (
www.rechtspraak.nl LJN AS 4446, 4448 en 4449) heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch in vergelijkbare geschillen beslist, kort samengevat, dat een overeenkomst als sub 1 omschreven voldoet aan de vereisten voor koop, aan de overige vereisten voor koop op afbetaling én aan de specifieke vereisten voor huurkoop, alsmede de echtgenoot voor het aangaan hiervan op grond van artikel 1:88 lid 1 sub d jo lid 3 BW de schriftelijke toestemming behoeft van de andere echtgenoot. Daarbij verdient aantekening dat ook in de onderhavige zaak de kredietsom meer dan fl. 50.000,- bedraagt, zodat de bepalingen betreffende koop op afbetaling en huurkoop inclusief de vormvereisten onverkort van toepassing zijn. Kortheidshalve wordt naar deze uitspraken verwezen.
Dit oordeel met de daaraan ten grondslag gelegde motivering, ofschoon gegeven in het kader van een incident en daarom als voorlopig aangemerkt, wordt hier overgenomen waarbij wordt aangetekend dat blijkens deze arresten ook de in die procedures door partijen aangevoerde argumenten overeenstemmen met de in de onderhavige procedure ingenomen standpunten.
Tussen partijen staat vast dat de echtgenoot van [Gedaagde in conventie] de lease-overeenkomst noch heeft (mede)ondertekend noch aan haar schriftelijke toestemming tot het sluiten daarvan heeft gegeven. Verder is gesteld noch gebleken dat de aandelen kennelijk uitsluitend of hoofdzakelijk ten behoeve van de normale uitoefening van haar beroep of bedrijf strekken.
Overwogen wordt dat de nietigheid ex artikel 1:88 BW op straffe van verjaring op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW binnen drie jaren door de echtgenoot dient te worden ingeroepen. De termijn gaat lopen vanaf het moment dat de vernietigingsgrond aan de rechthebbende ten dienste is komen te staan, hetgeen inhoud het moment waarop de echtgenoot geacht wordt op de hoogte te zijn van het bestaan van de overeenkomst.
Dexia stelt dat [W.] van meet af aan op de hoogte was van het bestaan van de overeenkomst tussen partijen en dat zijn beroep op vernietiging van de overeenkomst is verjaard. [Gedaagde in conventie] betwist de gestelde verjaring; zij heeft haar echtgenoot eerst omstreeks mei 2003 - nadat Dexia haar de eindafrekening heeft toegezonden - op de hoogte gesteld van de overeenkomst tussen partijen. De maandelijkse betalingen aan Dexia werden betaald vanaf haar privé-rekening bij de SNS bank. Haar echtgenoot had geen inzage in haar bankafschriften.
De kantonrechter is van oordeel dat [Gedaagde in conventie] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar echtgenoot eerst omstreeks mei 2003 op de hoogte is geraakt van de overeenkomst tussen partijen. Hij heeft vervolgens tijdig, bij brief van zijn gemachtigde aan Dexia van 26 augustus 2004, een buitengerechtelijk beroep gedaan van de vernietigbaarheid van de overeenkomst tussen partijen.
Gelet op het vorenoverwogene treft het beroep van [W.] op de vernietigingsgrond als bedoeld in artikelen 88 lid 1 sub d jo 89 lid 1 BW doel en is de lease-overeenkomst sedertdien met terugwerkende kracht jegens een ieder - dus ook [Gedaagde in conventie] - als nietig is aan te merken. Dat het aan haar echtgenoot en niet aan [Gedaagde in conventie] is om in rechte dit beroep te doen, kan daarom niet worden aanvaard. Naar het oordeel van de kantonrechter dient het meest verstrekkende argument van [Gedaagde in conventie], zijnde dat haar echtgenoot de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst heeft ingeroepen, derhalve te slagen.
Uitgangspunt is dan dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt hersteld in de staat, waarin deze vóór het aangaan van de lease-overeenkomst was. [Gedaagde in conventie] heeft daarom in het kader daarvan zonder rechtsgrond € 4.150,80 betaald, zodat zij krachtens artikel 6:203 leden 1 en 2 BW jegens Dexia aanspraak heeft op teruggave van een gelijk bedrag en voorts niet tot verdere betalingen jegens haar gehouden is.
4.3 Aan de voorwaarde, waaronder de vermeerdering van eis is ingesteld, wordt aldus voldaan zodat ook hierop dient te worden beslist.
Daargelaten of in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in artikel 6:278 BW, verdragen de gevolgen van dat artikel zich niet met de bij artikel 6:88 BW beoogde bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor evenmin toestemming heeft gegeven. Dat pas een beroep op de nietigheid is gedaan nadat de koersverliezen waren opgetreden, doet daaraan niet af nu deze verliezen behoren tot de omstandigheden die aanleiding plegen te zijn voor een beroep op voormelde bescherming.
4.4 Bovenstaand leidt tot de slotsom dat de vorderingen van Dexia in conventie behoren te worden afgewezen en dat de vorderingen van [Gedaagde in conventie] in reconventie onder 1.a, 2 en 3 toewijsbaar zijn, zodat de overige vorderingen en verweren in het midden kunnen worden gelaten. De gevorderde wettelijke rente zal daarbij worden toegewezen vanaf de datum van vernietiging van de overeenkomst en de vordering tot verwijdering van gegevens bij het BKR zal worden toegewezen met dien verstande dat Dexia daarvoor een termijn van 14 dagen na betekening van dit vonnis wordt verleend en dat de dwangsom zal worden gesteld op een bedrag van € 250,- per dag met een maximum van € 10.000,-.
4.5 Dexia dient als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en reconventie te worden veroordeeld.
BESLISSING:
In conventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt Dexia in de aan de zijde van [Gedaagde in conventie] gerezen proceskosten, welke proceskosten worden begroot op € 450,- als salaris gemachtigde.
In reconventie:
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen partijen van 18 mei 2000 nummer 7441182 is te kwalificeren als een overeenkomst van koop op afbetaling in de zin van artikel 1:88 lid 1 sub d BW en dat de overeenkomst is vernietigd door de brief van de echtgenoot van [Gedaagde in conventie] van 26 augustus 2004;
veroordeelt Dexia om tegen bewijs van kwijting aan [Gedaagde in conventie] een bedrag van € 4.150,80 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 26 augustus 2004 tot de dag van voldoening;
veroordeelt voorts Dexia om binnen een termijn van 14 dagen na betekening van dit vonnis gegevens terzake de in geding zijnde lease-overeenkomst bij het BKR te (doen) verwijderen op verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Dexia in gebreke is aan deze veroordeling te voldoen, dit met een maximum van
€ 10.000,-;
veroordeelt Dexia in de aan de zijde van [Gedaagde in conventie] gerezen proceskosten, welke proceskosten worden begroot op € 281,25 als salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. P.J.M. Bruijnzeels, kantonrechter en op 4 mei 2005 uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.
http://zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/dtl ... ljn=AT6308