Interessant artikel.
Geplaatst: 15 feb 2006 00:17
Het Duisenberg-Akkoord
Dexia heeft de aandacht van de gedupeerden gevraagd voor de Duisenberg-regeling en de procedure bij het Gerechtshof te Amsterdam op grond van de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade. Zij heeft daarbij aangegeven dat de juridische argumenten, zoals die in de procedures worden gebruikt, gewogen zijn en ten grondslag hebben gelegen aan de Duisenberg-regeling.
Van deze weging is ons kantoor niets bekend.
De terzake doende stukken, die door Dexia naar buiten zijn gebracht vermelden daar niets over, zodat wij niet kunnen nagaan welke juridische argumenten zijn afgewogen, wat de overwegingen zijn geweest en waar de afweging toe heeft geleid.
In feite hebben wij veeleer aanleiding om te veronderstellen dat bij de totstandkoming van de Duisenberg-regeling juridische kwesties helemaal geen rol hebben gespeeld. Daarvoor baseren wij ons op het volgende.
In de brochure ‘De Duisenberg-regeling’ geeft Dexia aan dat deze regeling inhoudt dat bestaande of toekomstige restschulden van effectenlease-overeenkomsten geheel of gedeeltelijk kunnen worden kwijtgescholden. Enige juridische argumentatie ontbreekt hier, (bladzijde 3, linker kolom). Meer over de inhoud van de Duisenberg-regeling en over juridische argumenten bevat deze brochure niet; overigens wordt de afwikkeling van de regeling besproken.
In de ‘Hoofdovereenkomst’ komt ook weer de restschuld ter sprake, alsmede de mogelijkheid dat ‘contractanten’ mogelijk niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen als gevolg van financiële problemen, (alinea H).
Vervolgens wordt er melding van gemaakt dat Dexia en de belangenorganisaties onder leiding van de heer W.F. Duisenberg gedurende geruime tijd hebben onderhandeld over een algemene schikkingsregeling, (alinea I).
Wat bij deze onderhandelingen besproken is, welke (juridische) argumenten de revue hebben gepasseerd en waarom tenslotte is besloten zoals is gebeurd, dit alles blijft voor de lezer verborgen. De ‘Hoofdovereenkomst’ vermeldt daarover niets.
In een artikel, dat is verschenen in NRC-Handelsblad op 1 augustus 2005 naar aanleiding van het overlijden van de heer Duisenberg, wordt aandacht besteed aan de werkzaamheden die de heer Duisenberg heeft verricht ten behoeve van de Dexia-schikking. In dat artikel wordt de heer Duisenberg geciteerd:
‘Wat mij over de streep heeft getrokken, was het publieke belang om deze zaak zo snel mogelijk uit de wereld te helpen. De hele affaire schaadt de Nederlandse financiële markt’ en
’Op een gegeven moment zei ik: nu hebben we genoeg gepraat. Ik heb vervolgens een eindvoorstel gedaan. En ze hebben ja gezegd.’ Deze uitlatingen geven aanleiding tot de conclusie dat bij de totstandkoming van de schikking vooral het belang van Dexia en die van de bancaire wereld voorop hebben gestaan. Van enigerlei juridische afweging bevatten zij geen spoor.
Dit alles sluit goed aan bij wat is weergegeven in het artikel van prof. Mr. N.J.H. Huls (NJB 2005/27). Daarin wordt de heer Duisenberg aldus geciteerd:
‘Ik ben geen jurist en heb daarom geprobeerd om de juridische details van de zaak zo veel mogelijk van me af te houden. Het ging mij om de hoofdlijnen.’ Ook dit citaat geeft duidelijk aan dat er aan de schikkingswerkzaamheden van de heer Duisenberg geen enkele juridische beoordeling te pas is gekomen. De woorden van de heer Duisenberg duiden er vooral op dat de besluitvorming met de botte bijl heeft plaatsgevonden.
Hiermee wil overigens niets ten nadele van de heer Duisenberg gezegd zijn.
Dexia stelt voorts dat de Duisenberg-regeling een maatschappelijk en breed gedragen voorstel is. Wij vragen ons af welke objectieve maatstaven Dexia aan dit oordeel ten grondslag heeft gelegd. Het mag dan wel zo zijn dat een grote meerderheid van de aangeslotenen bij de stichtingen Leaseverlies en Eegalease zich uitgesproken heeft voor de Duisenberg-regeling, maar dat maakt het nog niet tot een maatschappelijk en breed gedragen regeling.
Beide stichtingen hebben immers maar een beperkt gedeelte van de Dexia-gedupeerden achter zich gekregen. Het overgrote gedeelte van de gedupeerden is niet of elders georganiseerd. Ook aan de rol van de Consumentenbond in deze kan men twijfelen. Het staat immers wel vast dat deze belangenorganisatie aandelenlease-producten in het verleden onvoldoende kritisch heeft beoordeeld en doorgerekend. Men kan zich dan ook terecht de vraag stellen of de Bond in deze mogelijk ‘boter op het hoofd’ heeft.
© Fides advocaten en procureurs
Dexia heeft de aandacht van de gedupeerden gevraagd voor de Duisenberg-regeling en de procedure bij het Gerechtshof te Amsterdam op grond van de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade. Zij heeft daarbij aangegeven dat de juridische argumenten, zoals die in de procedures worden gebruikt, gewogen zijn en ten grondslag hebben gelegen aan de Duisenberg-regeling.
Van deze weging is ons kantoor niets bekend.
De terzake doende stukken, die door Dexia naar buiten zijn gebracht vermelden daar niets over, zodat wij niet kunnen nagaan welke juridische argumenten zijn afgewogen, wat de overwegingen zijn geweest en waar de afweging toe heeft geleid.
In feite hebben wij veeleer aanleiding om te veronderstellen dat bij de totstandkoming van de Duisenberg-regeling juridische kwesties helemaal geen rol hebben gespeeld. Daarvoor baseren wij ons op het volgende.
In de brochure ‘De Duisenberg-regeling’ geeft Dexia aan dat deze regeling inhoudt dat bestaande of toekomstige restschulden van effectenlease-overeenkomsten geheel of gedeeltelijk kunnen worden kwijtgescholden. Enige juridische argumentatie ontbreekt hier, (bladzijde 3, linker kolom). Meer over de inhoud van de Duisenberg-regeling en over juridische argumenten bevat deze brochure niet; overigens wordt de afwikkeling van de regeling besproken.
In de ‘Hoofdovereenkomst’ komt ook weer de restschuld ter sprake, alsmede de mogelijkheid dat ‘contractanten’ mogelijk niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen als gevolg van financiële problemen, (alinea H).
Vervolgens wordt er melding van gemaakt dat Dexia en de belangenorganisaties onder leiding van de heer W.F. Duisenberg gedurende geruime tijd hebben onderhandeld over een algemene schikkingsregeling, (alinea I).
Wat bij deze onderhandelingen besproken is, welke (juridische) argumenten de revue hebben gepasseerd en waarom tenslotte is besloten zoals is gebeurd, dit alles blijft voor de lezer verborgen. De ‘Hoofdovereenkomst’ vermeldt daarover niets.
In een artikel, dat is verschenen in NRC-Handelsblad op 1 augustus 2005 naar aanleiding van het overlijden van de heer Duisenberg, wordt aandacht besteed aan de werkzaamheden die de heer Duisenberg heeft verricht ten behoeve van de Dexia-schikking. In dat artikel wordt de heer Duisenberg geciteerd:
‘Wat mij over de streep heeft getrokken, was het publieke belang om deze zaak zo snel mogelijk uit de wereld te helpen. De hele affaire schaadt de Nederlandse financiële markt’ en
’Op een gegeven moment zei ik: nu hebben we genoeg gepraat. Ik heb vervolgens een eindvoorstel gedaan. En ze hebben ja gezegd.’ Deze uitlatingen geven aanleiding tot de conclusie dat bij de totstandkoming van de schikking vooral het belang van Dexia en die van de bancaire wereld voorop hebben gestaan. Van enigerlei juridische afweging bevatten zij geen spoor.
Dit alles sluit goed aan bij wat is weergegeven in het artikel van prof. Mr. N.J.H. Huls (NJB 2005/27). Daarin wordt de heer Duisenberg aldus geciteerd:
‘Ik ben geen jurist en heb daarom geprobeerd om de juridische details van de zaak zo veel mogelijk van me af te houden. Het ging mij om de hoofdlijnen.’ Ook dit citaat geeft duidelijk aan dat er aan de schikkingswerkzaamheden van de heer Duisenberg geen enkele juridische beoordeling te pas is gekomen. De woorden van de heer Duisenberg duiden er vooral op dat de besluitvorming met de botte bijl heeft plaatsgevonden.
Hiermee wil overigens niets ten nadele van de heer Duisenberg gezegd zijn.
Dexia stelt voorts dat de Duisenberg-regeling een maatschappelijk en breed gedragen voorstel is. Wij vragen ons af welke objectieve maatstaven Dexia aan dit oordeel ten grondslag heeft gelegd. Het mag dan wel zo zijn dat een grote meerderheid van de aangeslotenen bij de stichtingen Leaseverlies en Eegalease zich uitgesproken heeft voor de Duisenberg-regeling, maar dat maakt het nog niet tot een maatschappelijk en breed gedragen regeling.
Beide stichtingen hebben immers maar een beperkt gedeelte van de Dexia-gedupeerden achter zich gekregen. Het overgrote gedeelte van de gedupeerden is niet of elders georganiseerd. Ook aan de rol van de Consumentenbond in deze kan men twijfelen. Het staat immers wel vast dat deze belangenorganisatie aandelenlease-producten in het verleden onvoldoende kritisch heeft beoordeeld en doorgerekend. Men kan zich dan ook terecht de vraag stellen of de Bond in deze mogelijk ‘boter op het hoofd’ heeft.
© Fides advocaten en procureurs