Twee nog niet geplubiceerde uitspraken van DSI over Legio
Geplaatst: 26 nov 2002 13:47
Beste forumlezers,
Zoals ik gisteren reeds heb gemeld op het forum heb ik, ook
gisteren, contact gehad met de Webmaster van DSI. Zojuist
ontving ik per e-mail 2 uitspraken van DSI over Legio welke
nog niet geplubiceerd waren. Omdat men bij DSI nogal met dossiernummers manipuleerd heb ik het begeleidend schrijven ook even vermeld zodat alles hopelijk duidelijk is. Eén van de 3 uitspraken volgt nog.
m.v.g.
L. Blok
Hier volgt het begeleidend schrijven en de 2 uitspraken:
____________________________________________________________
Geachte heer Blok,
In antwoord op uw e-mailberichten zend ik u bijgaand twee uitspraken. Het betreft dossiernummer 01-210 met uitspraaknummer 2002-102 en Dossiernummer 01-225 met uitspraaknummer 2002-135.
Over dossiernummer 01-242 zend ik u nader bericht, deze heb ik nog niet kunnen vinden.
mw. A. Koeiman,
secretariaat Klachtencommissie DSI
____________________________________________________________
Uitspraak Klachtencommissie DSI 02-102 d.d. 10 juni 2002
(prof.mr. M.R. Mok, voorzitter, G.G.J. Kuttschreuter RA en R.H.G. Mijné)
INHOUD VAN DE KLACHT
De klacht houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.
Op 23 maart 1998 heeft klager met verweerder een effecten-
lease-overeenkomst gesloten, met een maandelijkse inleg van ƒ 500,--. In drie jaar tijd heeft klager ƒ 18.000,-- aan premies betaald. Klager is een leek op het gebied van beleg-
gen en heeft derhalve gekozen voor een effectenlease-over-
eenkomst, waarbij hij van tevoren de verzekering heeft ge-
kregen dat hij nergens naar hoefde om te kijken.
In een brief van 20 februari 2001 van verweerder kreeg kla-
ger medegedeeld dat hij bij verkoop een bedrag van circa ƒ 14.000,-- zou ontvangen. In de brief van 13 maart 2001 ver-
wijst verweerder naar de brief van 20 februari. Klager heeft
hierop de beslissing genomen om de effectenlease-overeen-
komst niet te verlengen. Klager meent dat verweerder hem met de brieven van 20 februari en 13 maart 2001 volledig op het verkeerde been heeft gezet. Ook verweerders voorstel inzake een nieuwe effectenlease-overeenkomst gaf klager de zekerheid dat hij het bedrag van circa ƒ 14.000,-- zou ontvangen.
Op 6 april 2001 ontving klager de eindafrekening, waaruit bleek dat hij niets kreeg uitbetaald en hij zijn volledig betaalde premie kwijt was. De eindafrekening bleek zelfs ƒ 491,-- negatief te zijn.
Zonder enige berichtgeving en zonder klager te informeren dat de situatie op de aandelenmarkt ten opzichte van de brief van 20 februari, sterk was verslechterd, heeft ver-
weerder het contract op 23 maart 2001 laten aflopen. Verweerder heeft klager niet in de gelegenheid gesteld om hierop een juiste beslissing te nemen.
De afloop van klagers effectenlease-overeenkomst is totaal tegengesteld aan de mededelingen uit verweerders brochure. Weliswaar geeft de brochure aan dat de waarde van het beleg-
gingscontract kan afwijken van de rekenvoorbeelden, nergens staat echter aangegeven dat een afloop van een contract zou kunnen plaatsvinden waarbij zelfs geen sprake is van enige winst en het totale ingelegde bedrag verloren is gegaan. De brochure vermeldt uitsluitend dat na drie jaar de belasting-
vrije uitbetaling op klagers rekening zou worden over
gemaakt.
Klager is van mening dat verweerder tekort is geschoten in zijn informatieplicht, door na te laten hem vlak voor de einddatum te informeren over het feit dat hij bij verkoop op 23 maart 2001 alles kwijt zou zijn, in tegenstelling tot eerdere berichten. Klager heeft hierdoor ook geen gebruik meer kunnen maken van de verlengingsgarantie, waarbij hij de mogelijkheid had gehad om niet met verlies te hoeven stoppen.
Klager verzoekt de Commissie een bedrag ad ƒ 13.919,12 aan hem toe te wijzen.
INHOUD VAN HET VERWEER
Het verweer houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.
Verweerders brochure geeft nergens een garantie over de opbrengst. In de brochure staat dat na drie jaar de drie-
dubbele winst kan worden uitbetaald. Het gaat derhalve over de mogelijkheid tot het behalen van koerswinst dan wel de mogelijkheid de behaalde koerswinst te verdubbelen. Het rekenvoorbeeld en de kapitaalprognose zoals die voorkomen in de brochure zijn gebaseerd op in het verleden gereali-seerde resultaten. De brochure vermeldt expliciet de waar-schuwing dat gerealiseerde rendementen uit het verleden geen
garantie bieden voor de toekomst. Daarnaast staat in de brochure dat als de aandelen minder waard zijn, cliënt "het verschil tussen de af te lossen aankoopprijs en de verkoop-opbrengst van zijn aandelen moet bijbetalen". Hieruit vloeit
voort dat als de verkoopprijs lager uitvalt, de aankoopprijs
deze niet meer dekt en dat er een negatief saldo resulteert.
Klager had dit kunnen en behoren te weten.
Voor de periode tussen 20 februari 2001 en de verkoopdatum (23 maart 2001) kan verweerder uiteraard geen garantie geven
aangaande de opbrengst die afhankelijk is van fluctuerende koersen. In de brief van verweerder van 20 februari 2001 staat expliciet vermeld dat deze "de verwachte opbrengst" baseert "op de slotkoersen van 1 februari 2001" en verder:
"De exacte opbrengst van uw overeenkomst hangt af van de daadwerkelijke verkoopkoersen op 23 maart 2001." Aan de tussentijdse opgave van 20 februari 2001 kunnen dan ook geen rechten worden ontleend. Voorts is verweerder van mening op 14 maart 2001 nog telefonisch contact te hebben gehad met klager, waarbij hij hem heeft geïnformeerd over de mogelijkheid tot verlenging van de overeenkomst en de voorwaarden hieromtrent. Een daarop volgend verzoek heeft verweerder nooit ontvangen.
Op grond van het bovenstaande verzoekt verweerder de Commissie de vordering van klager af te wijzen.
BEHANDELING TER ZITTING EN NADERE GEGEVENS
Klager wijst er in zijn brief van 28 november 2001 op dat verweerder op 14 maart 2001 geen telefonisch contact met hem heeft gehad. Klager verwijst hiervoor naar de nota van zijn telecombedrijf die hij als bijlage aan zijn brief van 28 november 2001 heeft gevoegd.
Klager merkt voorts op dat nergens in de brochure staat vermeld dat men risico loopt alles kwijt te raken. Als de winsten zouden tegenvallen, dan zou uitvoerig overleg worden gevoerd. Klager heeft tot 13 april 2001 niets van verweerder gehoord.
Verweerder deelt mede dat in de brochure expliciet vermeld staat dat het bedrag kan veranderen en dat hij op 14 maart 2001 met klager heeft gesproken over verlenging.
Klager reageert hierop dat verweerder een brief heeft ge-
schreven, maar dat verweerder geen telefonisch contact met hem heeft opgenomen.
Verweerder is van mening dat de brief van 13 maart 2001 voldoende aanleiding bood voor klager om contact op te nemen met verweerder.
Verweerder schrijft in zijn brief van 20 februari 2001 aan klager dat zijn contract zou aflopen. Op 13 maart 2001 heeft
verweerder klager er wederom schriftelijk op gewezen dat zijn contract af zou lopen. De Commissie vraagt verweerder waarom hij in deze laatste brief niet het bedrag vermeldt dat het contract voor klager heeft opgeleverd.
Verweerder deelt mede deze vraag niet te kunnen beantwoorden
aangezien het een administratieve aangelegenheid betreft.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
Klager is met verweerder op 23 maart 1998 een effectenlease-overeenkomst aangegaan, met een maandelijkse inleg van ƒ 500,--. In drie jaar tijd heeft klager ƒ 18.000,-- aan termijnen betaald.
Klager is van mening dat verweerder is tekortgeschoten in zijn informatieplicht. Verweerder heeft nagelaten hem er vlak voor de einddatum van in kennis te stellen dat hij bij verkoop op 23 maart 2001 alles kwijt zou zijn, in tegenstel-ling tot eerdere berichten. Klager heeft hierdoor ook geen gebruik meer kunnen maken van de verlengingsgarantie.
Doordat verweerder klager eerst na verkoop op 23 maart 2001 in kennis heeft gesteld van de negatieve uitkomst van zijn contract, heeft klager geen gebruik kunnen maken van de zogenaamde verlengingsgarantie, waarbij klager niet gedwon-
gen zou zijn geweest zijn verlies te realiseren. Klager heeft echter niet gesteld, en overigens is niet gebleken, dat daaruit schade is voortgevloeid.
Op grond van de overgelegde bescheiden is de Commissie van oordeel dat klager ervan op de hoogte had kunnen zijn dat:
- de waarde van zijn belegging kon fluctueren;
- de mogelijkheid bestond van bijbetaling als de waarde van zijn aandelen op de einddatum van zijn overeenkomst lager zouden zijn; en
- hij in dat laatste geval gebruik had kunnen maken van de verlengingsgarantie.
De Commissie kan zich voorstellen dat klager vindt dat ver-
weerder hem met de brieven van 20 februari en 13 maart 2001 op het verkeerde been heeft gezet. Het was beter geweest als
verweerder in zijn brief van 13 maart de waarde van klagers aandelenportefeuille op dat moment had vermeld. Dit neemt echter niet weg dat verweerder zich, door de opbrengst van
het contract van klager te berekenen op basis van de ver-
koopkoersen van 23 maart 2001, aan de overeenkomst heeft gehouden.
De Commissie concludeert op grond van het bovenstaande dat de klacht dient te worden afgewezen.
UITSPRAAK
De Commissie stelt het bindend advies vast dat de klacht wordt afgewezen.
____________________________________________________________
Uitspraak Klachtencommissie DSI nr. 135 d.d. 7 augustus 2002 (prof.mr. M.R. Mok, voorzitter, G.G.J. Kuttschreuter RA en R.H.G. Mijné)
INHOUD VAN DE KLACHT
De klacht houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.
Klaagster heeft, naar aanleiding van een brochure van een tussenpersoon, via deze tussenpersoon een effectenlease-
overeenkomst met verweerder afgesloten met een looptijd van drie jaar.
De tussenpersoon presenteerde het desbetreffende produkt onder de lovende woorden "onbelaste koerswinst en korte looptijd", "drievoudige koersresultaat", "fiscus betaalt een deel van de inleg mee" en tevens zouden er solide aandelen als ABN AMRO, Ahold en ING in het aandelenpakket zitten. Klaagster verwijt verweerder het product te gunstig te hebben voorgesteld.
Bij het afsluiten van het effectenlease-contract spiegelde verweerder klaagster na afloop van de termijn van drie jaar, een winst voor van mogelijk ¦ 24.058,--. Klaagster diende daarbij gedurende die drie jaar ¦ 242,-- per maand te betalen. Na afloop van de termijn, waarin klaagster in totaal ¦ 8.712,72 heeft betaald aan maandelijkse rentebeta-lingen, kreeg klaagster slechts ¦ 4.000,-- uitbetaald.
Bovendien ontdekte klaagster dat, toen zij de afrekening ontving, er heel andere aandelen in het product zaten, dan haar bij aankoop was verteld.
Klaagster vordert een schadevergoeding van ¦ 5.143,59 (= € 2.334,06).
INHOUD VAN HET VERWEER
Het verweer houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.
Verweerder stelt dat in geen van de brochures (aanbiedings-
brieven daarbij inbegrepen) een garantie wordt gegeven omtrent de opbrengst. Het woord "mogelijk" in het klaag-
schrift geeft derhalve aan dat er een mogelijkheid bestaat tot het behalen van koerswinst dan wel dat de mogelijkheid bestaat de behaalde koerswinst te verdubbelen. Verweerder kan geen garantie geven ten aanzien van koerswinsten. Daarnaast staat in de bijgeleverde brochure dat, als de aandelen minder waard zijn de cliënt "het verschil tussen de af te lossen aankoopprijs en de verkoopopbrengst van zijn aandelen moet bijbetalen".
De rekenvoorbeelden en kapitaalprognoses zoals die voorkomen in de brochures zijn gebaseerd op in het verleden gerealiseerde resultaten. Expliciet wordt daarbij de waarschuwing vermeld dat gerealiseerde rendementen uit het verleden geen garantie zijn voor de toekomst. Daarnaast wordt iedere cliënt de mogelijkheid geboden rekenvoorbeelden
met andere bedragen door te rekenen met de adviseur.
Ten slotte stelt verweerder dat geen sprake kan zijn van schade aangezien het betaalde bedrag een voortdurende rente-
betaling betrof over een geleende hoofdsom die gelijk was aan de aankoopsom van de aandelen. Het geleden verlies staat
hier los van en is veroorzaakt door de koersdaling van de aandelen.
Verweerder verzoekt de Commissie de klacht af te wijzen.
VERZOEK NADERE INFORMATIE
Naar aanleiding van het verweerschrift heeft de Commissie een afschrift van het contract bij klaagster opgevraagd. Klaagster heeft de Commissie laten weten dat zij niet meer in het bezit is van dat contract.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
De klacht valt in twee onderdelen uiteen.
In de eerste plaats acht klaagster verweerder aansprakelijk voor het door haar geleden verlies op een aandelenlease-pro-
duct. Verweerder heeft naar haar mening het product te gunstig voorgesteld. In de aanbiedingsbrochure werd de be-
legger de mogelijkheid geboden na drie jaar ¦ 24.058,-- uitbetaald te krijgen. Na afloop van deze termijn ontving klaagster slechts ¦ 4.000,--.
Vaststaat dat klaagster heeft gereageerd op een brochure van een tussenpersoon. Verweerder is voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon in beginsel niet verantwoorde-lijk. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder hiervoor wel aansprakelijk zou zijn, zijn niet gesteld of
gebleken.
Verweerder heeft gesteld en klaagster heeft niet dan wel onvoldoende weersproken, dat in de van hem afkomstige bro-
chures geen garantie wordt gegeven omtrent de opbrengst. De door klaagster geleden schade wordt veroorzaakt door de koersdaling van de aandelen die in het desbetreffende pakket
zaten. Voor deze schade kan verweerder niet aansprakelijk worden gehouden. De Commissie is dan ook van oordeel dat klaagster voldoende is geïnformeerd met betrekking tot de risico's van dit product en dat dit gedeelte van de klacht derhalve dient te worden afgewezen.
Voorts heeft klaagster gesteld dat in haar pakket andere
aandelen zaten dan in de aanbiedingsbrochure stonden ver-
meld. Om die reden heeft de Commissie aan klaagster gevraagd
een kopie van haar contract over te leggen waaruit dit ver-
schil zou moeten blijken. Aangezien klaagster niet meer in het bezit is van dit contract, heeft zij niet aannemelijk kunnen maken dat haar pakket uit andere aandelen bestond dan
die zij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De Commissie is van oordeel dat ook het tweede deel van de klacht faalt.
Op grond van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de klacht in haar geheel moet worden afgewezen.
UITSPRAAK
De Commissie stelt het bindend advies vast dat de klacht wordt afgewezen.
Zoals ik gisteren reeds heb gemeld op het forum heb ik, ook
gisteren, contact gehad met de Webmaster van DSI. Zojuist
ontving ik per e-mail 2 uitspraken van DSI over Legio welke
nog niet geplubiceerd waren. Omdat men bij DSI nogal met dossiernummers manipuleerd heb ik het begeleidend schrijven ook even vermeld zodat alles hopelijk duidelijk is. Eén van de 3 uitspraken volgt nog.
m.v.g.
L. Blok
Hier volgt het begeleidend schrijven en de 2 uitspraken:
____________________________________________________________
Geachte heer Blok,
In antwoord op uw e-mailberichten zend ik u bijgaand twee uitspraken. Het betreft dossiernummer 01-210 met uitspraaknummer 2002-102 en Dossiernummer 01-225 met uitspraaknummer 2002-135.
Over dossiernummer 01-242 zend ik u nader bericht, deze heb ik nog niet kunnen vinden.
mw. A. Koeiman,
secretariaat Klachtencommissie DSI
____________________________________________________________
Uitspraak Klachtencommissie DSI 02-102 d.d. 10 juni 2002
(prof.mr. M.R. Mok, voorzitter, G.G.J. Kuttschreuter RA en R.H.G. Mijné)
INHOUD VAN DE KLACHT
De klacht houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.
Op 23 maart 1998 heeft klager met verweerder een effecten-
lease-overeenkomst gesloten, met een maandelijkse inleg van ƒ 500,--. In drie jaar tijd heeft klager ƒ 18.000,-- aan premies betaald. Klager is een leek op het gebied van beleg-
gen en heeft derhalve gekozen voor een effectenlease-over-
eenkomst, waarbij hij van tevoren de verzekering heeft ge-
kregen dat hij nergens naar hoefde om te kijken.
In een brief van 20 februari 2001 van verweerder kreeg kla-
ger medegedeeld dat hij bij verkoop een bedrag van circa ƒ 14.000,-- zou ontvangen. In de brief van 13 maart 2001 ver-
wijst verweerder naar de brief van 20 februari. Klager heeft
hierop de beslissing genomen om de effectenlease-overeen-
komst niet te verlengen. Klager meent dat verweerder hem met de brieven van 20 februari en 13 maart 2001 volledig op het verkeerde been heeft gezet. Ook verweerders voorstel inzake een nieuwe effectenlease-overeenkomst gaf klager de zekerheid dat hij het bedrag van circa ƒ 14.000,-- zou ontvangen.
Op 6 april 2001 ontving klager de eindafrekening, waaruit bleek dat hij niets kreeg uitbetaald en hij zijn volledig betaalde premie kwijt was. De eindafrekening bleek zelfs ƒ 491,-- negatief te zijn.
Zonder enige berichtgeving en zonder klager te informeren dat de situatie op de aandelenmarkt ten opzichte van de brief van 20 februari, sterk was verslechterd, heeft ver-
weerder het contract op 23 maart 2001 laten aflopen. Verweerder heeft klager niet in de gelegenheid gesteld om hierop een juiste beslissing te nemen.
De afloop van klagers effectenlease-overeenkomst is totaal tegengesteld aan de mededelingen uit verweerders brochure. Weliswaar geeft de brochure aan dat de waarde van het beleg-
gingscontract kan afwijken van de rekenvoorbeelden, nergens staat echter aangegeven dat een afloop van een contract zou kunnen plaatsvinden waarbij zelfs geen sprake is van enige winst en het totale ingelegde bedrag verloren is gegaan. De brochure vermeldt uitsluitend dat na drie jaar de belasting-
vrije uitbetaling op klagers rekening zou worden over
gemaakt.
Klager is van mening dat verweerder tekort is geschoten in zijn informatieplicht, door na te laten hem vlak voor de einddatum te informeren over het feit dat hij bij verkoop op 23 maart 2001 alles kwijt zou zijn, in tegenstelling tot eerdere berichten. Klager heeft hierdoor ook geen gebruik meer kunnen maken van de verlengingsgarantie, waarbij hij de mogelijkheid had gehad om niet met verlies te hoeven stoppen.
Klager verzoekt de Commissie een bedrag ad ƒ 13.919,12 aan hem toe te wijzen.
INHOUD VAN HET VERWEER
Het verweer houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.
Verweerders brochure geeft nergens een garantie over de opbrengst. In de brochure staat dat na drie jaar de drie-
dubbele winst kan worden uitbetaald. Het gaat derhalve over de mogelijkheid tot het behalen van koerswinst dan wel de mogelijkheid de behaalde koerswinst te verdubbelen. Het rekenvoorbeeld en de kapitaalprognose zoals die voorkomen in de brochure zijn gebaseerd op in het verleden gereali-seerde resultaten. De brochure vermeldt expliciet de waar-schuwing dat gerealiseerde rendementen uit het verleden geen
garantie bieden voor de toekomst. Daarnaast staat in de brochure dat als de aandelen minder waard zijn, cliënt "het verschil tussen de af te lossen aankoopprijs en de verkoop-opbrengst van zijn aandelen moet bijbetalen". Hieruit vloeit
voort dat als de verkoopprijs lager uitvalt, de aankoopprijs
deze niet meer dekt en dat er een negatief saldo resulteert.
Klager had dit kunnen en behoren te weten.
Voor de periode tussen 20 februari 2001 en de verkoopdatum (23 maart 2001) kan verweerder uiteraard geen garantie geven
aangaande de opbrengst die afhankelijk is van fluctuerende koersen. In de brief van verweerder van 20 februari 2001 staat expliciet vermeld dat deze "de verwachte opbrengst" baseert "op de slotkoersen van 1 februari 2001" en verder:
"De exacte opbrengst van uw overeenkomst hangt af van de daadwerkelijke verkoopkoersen op 23 maart 2001." Aan de tussentijdse opgave van 20 februari 2001 kunnen dan ook geen rechten worden ontleend. Voorts is verweerder van mening op 14 maart 2001 nog telefonisch contact te hebben gehad met klager, waarbij hij hem heeft geïnformeerd over de mogelijkheid tot verlenging van de overeenkomst en de voorwaarden hieromtrent. Een daarop volgend verzoek heeft verweerder nooit ontvangen.
Op grond van het bovenstaande verzoekt verweerder de Commissie de vordering van klager af te wijzen.
BEHANDELING TER ZITTING EN NADERE GEGEVENS
Klager wijst er in zijn brief van 28 november 2001 op dat verweerder op 14 maart 2001 geen telefonisch contact met hem heeft gehad. Klager verwijst hiervoor naar de nota van zijn telecombedrijf die hij als bijlage aan zijn brief van 28 november 2001 heeft gevoegd.
Klager merkt voorts op dat nergens in de brochure staat vermeld dat men risico loopt alles kwijt te raken. Als de winsten zouden tegenvallen, dan zou uitvoerig overleg worden gevoerd. Klager heeft tot 13 april 2001 niets van verweerder gehoord.
Verweerder deelt mede dat in de brochure expliciet vermeld staat dat het bedrag kan veranderen en dat hij op 14 maart 2001 met klager heeft gesproken over verlenging.
Klager reageert hierop dat verweerder een brief heeft ge-
schreven, maar dat verweerder geen telefonisch contact met hem heeft opgenomen.
Verweerder is van mening dat de brief van 13 maart 2001 voldoende aanleiding bood voor klager om contact op te nemen met verweerder.
Verweerder schrijft in zijn brief van 20 februari 2001 aan klager dat zijn contract zou aflopen. Op 13 maart 2001 heeft
verweerder klager er wederom schriftelijk op gewezen dat zijn contract af zou lopen. De Commissie vraagt verweerder waarom hij in deze laatste brief niet het bedrag vermeldt dat het contract voor klager heeft opgeleverd.
Verweerder deelt mede deze vraag niet te kunnen beantwoorden
aangezien het een administratieve aangelegenheid betreft.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
Klager is met verweerder op 23 maart 1998 een effectenlease-overeenkomst aangegaan, met een maandelijkse inleg van ƒ 500,--. In drie jaar tijd heeft klager ƒ 18.000,-- aan termijnen betaald.
Klager is van mening dat verweerder is tekortgeschoten in zijn informatieplicht. Verweerder heeft nagelaten hem er vlak voor de einddatum van in kennis te stellen dat hij bij verkoop op 23 maart 2001 alles kwijt zou zijn, in tegenstel-ling tot eerdere berichten. Klager heeft hierdoor ook geen gebruik meer kunnen maken van de verlengingsgarantie.
Doordat verweerder klager eerst na verkoop op 23 maart 2001 in kennis heeft gesteld van de negatieve uitkomst van zijn contract, heeft klager geen gebruik kunnen maken van de zogenaamde verlengingsgarantie, waarbij klager niet gedwon-
gen zou zijn geweest zijn verlies te realiseren. Klager heeft echter niet gesteld, en overigens is niet gebleken, dat daaruit schade is voortgevloeid.
Op grond van de overgelegde bescheiden is de Commissie van oordeel dat klager ervan op de hoogte had kunnen zijn dat:
- de waarde van zijn belegging kon fluctueren;
- de mogelijkheid bestond van bijbetaling als de waarde van zijn aandelen op de einddatum van zijn overeenkomst lager zouden zijn; en
- hij in dat laatste geval gebruik had kunnen maken van de verlengingsgarantie.
De Commissie kan zich voorstellen dat klager vindt dat ver-
weerder hem met de brieven van 20 februari en 13 maart 2001 op het verkeerde been heeft gezet. Het was beter geweest als
verweerder in zijn brief van 13 maart de waarde van klagers aandelenportefeuille op dat moment had vermeld. Dit neemt echter niet weg dat verweerder zich, door de opbrengst van
het contract van klager te berekenen op basis van de ver-
koopkoersen van 23 maart 2001, aan de overeenkomst heeft gehouden.
De Commissie concludeert op grond van het bovenstaande dat de klacht dient te worden afgewezen.
UITSPRAAK
De Commissie stelt het bindend advies vast dat de klacht wordt afgewezen.
____________________________________________________________
Uitspraak Klachtencommissie DSI nr. 135 d.d. 7 augustus 2002 (prof.mr. M.R. Mok, voorzitter, G.G.J. Kuttschreuter RA en R.H.G. Mijné)
INHOUD VAN DE KLACHT
De klacht houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.
Klaagster heeft, naar aanleiding van een brochure van een tussenpersoon, via deze tussenpersoon een effectenlease-
overeenkomst met verweerder afgesloten met een looptijd van drie jaar.
De tussenpersoon presenteerde het desbetreffende produkt onder de lovende woorden "onbelaste koerswinst en korte looptijd", "drievoudige koersresultaat", "fiscus betaalt een deel van de inleg mee" en tevens zouden er solide aandelen als ABN AMRO, Ahold en ING in het aandelenpakket zitten. Klaagster verwijt verweerder het product te gunstig te hebben voorgesteld.
Bij het afsluiten van het effectenlease-contract spiegelde verweerder klaagster na afloop van de termijn van drie jaar, een winst voor van mogelijk ¦ 24.058,--. Klaagster diende daarbij gedurende die drie jaar ¦ 242,-- per maand te betalen. Na afloop van de termijn, waarin klaagster in totaal ¦ 8.712,72 heeft betaald aan maandelijkse rentebeta-lingen, kreeg klaagster slechts ¦ 4.000,-- uitbetaald.
Bovendien ontdekte klaagster dat, toen zij de afrekening ontving, er heel andere aandelen in het product zaten, dan haar bij aankoop was verteld.
Klaagster vordert een schadevergoeding van ¦ 5.143,59 (= € 2.334,06).
INHOUD VAN HET VERWEER
Het verweer houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.
Verweerder stelt dat in geen van de brochures (aanbiedings-
brieven daarbij inbegrepen) een garantie wordt gegeven omtrent de opbrengst. Het woord "mogelijk" in het klaag-
schrift geeft derhalve aan dat er een mogelijkheid bestaat tot het behalen van koerswinst dan wel dat de mogelijkheid bestaat de behaalde koerswinst te verdubbelen. Verweerder kan geen garantie geven ten aanzien van koerswinsten. Daarnaast staat in de bijgeleverde brochure dat, als de aandelen minder waard zijn de cliënt "het verschil tussen de af te lossen aankoopprijs en de verkoopopbrengst van zijn aandelen moet bijbetalen".
De rekenvoorbeelden en kapitaalprognoses zoals die voorkomen in de brochures zijn gebaseerd op in het verleden gerealiseerde resultaten. Expliciet wordt daarbij de waarschuwing vermeld dat gerealiseerde rendementen uit het verleden geen garantie zijn voor de toekomst. Daarnaast wordt iedere cliënt de mogelijkheid geboden rekenvoorbeelden
met andere bedragen door te rekenen met de adviseur.
Ten slotte stelt verweerder dat geen sprake kan zijn van schade aangezien het betaalde bedrag een voortdurende rente-
betaling betrof over een geleende hoofdsom die gelijk was aan de aankoopsom van de aandelen. Het geleden verlies staat
hier los van en is veroorzaakt door de koersdaling van de aandelen.
Verweerder verzoekt de Commissie de klacht af te wijzen.
VERZOEK NADERE INFORMATIE
Naar aanleiding van het verweerschrift heeft de Commissie een afschrift van het contract bij klaagster opgevraagd. Klaagster heeft de Commissie laten weten dat zij niet meer in het bezit is van dat contract.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
De klacht valt in twee onderdelen uiteen.
In de eerste plaats acht klaagster verweerder aansprakelijk voor het door haar geleden verlies op een aandelenlease-pro-
duct. Verweerder heeft naar haar mening het product te gunstig voorgesteld. In de aanbiedingsbrochure werd de be-
legger de mogelijkheid geboden na drie jaar ¦ 24.058,-- uitbetaald te krijgen. Na afloop van deze termijn ontving klaagster slechts ¦ 4.000,--.
Vaststaat dat klaagster heeft gereageerd op een brochure van een tussenpersoon. Verweerder is voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon in beginsel niet verantwoorde-lijk. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder hiervoor wel aansprakelijk zou zijn, zijn niet gesteld of
gebleken.
Verweerder heeft gesteld en klaagster heeft niet dan wel onvoldoende weersproken, dat in de van hem afkomstige bro-
chures geen garantie wordt gegeven omtrent de opbrengst. De door klaagster geleden schade wordt veroorzaakt door de koersdaling van de aandelen die in het desbetreffende pakket
zaten. Voor deze schade kan verweerder niet aansprakelijk worden gehouden. De Commissie is dan ook van oordeel dat klaagster voldoende is geïnformeerd met betrekking tot de risico's van dit product en dat dit gedeelte van de klacht derhalve dient te worden afgewezen.
Voorts heeft klaagster gesteld dat in haar pakket andere
aandelen zaten dan in de aanbiedingsbrochure stonden ver-
meld. Om die reden heeft de Commissie aan klaagster gevraagd
een kopie van haar contract over te leggen waaruit dit ver-
schil zou moeten blijken. Aangezien klaagster niet meer in het bezit is van dit contract, heeft zij niet aannemelijk kunnen maken dat haar pakket uit andere aandelen bestond dan
die zij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De Commissie is van oordeel dat ook het tweede deel van de klacht faalt.
Op grond van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de klacht in haar geheel moet worden afgewezen.
UITSPRAAK
De Commissie stelt het bindend advies vast dat de klacht wordt afgewezen.