Hier het hele artikel omdat de website erg traag is..
Lease-beleggers winnen zaken tegen Fortis
Gepubliceerd: 14 februari 2006
Het DSI heeft recentelijk twee nieuwe uitspraken gedaan waaruit blijkt dat Fortis bij het aanbieden van aandelenlease-contracten de zorgplicht heeft geschonden. De gedupeerde lease-beleggers kregen volledige schadevergoeding voor de verloren inleg.
Over het DSI
Het DSI (Dutch Securities Institute) is een klachteninstituut waar gedupeerden een klacht kunnen indienen over de dienstverlening van banken zoals Dexia en Fortis. De klachtencommissie oordeelt op grond van dezelfde rechtsregels als de gewone (kanton-)rechter maar een belangrijk verschil is dat het DSI alleen naar het aspect dienstverlening kijkt. Een gedupeerde kan bij het DSI wel terecht om schadevergoeding te vorderen wegens schending van de zorgplicht, maar de gedupeerde moet naar de gewone rechter voor een beroep op andere juridische gronden, zoals het ontbreken van de partner-handtekening of het argument dat de aanbieder geen WCK-vergunning had.
Termijn
Een gedupeerde moet zijn klachten binnen één jaar nadat hij daadwerkelijk bekend wordt met de schade die hij heeft geleden aan het DSI voorleggen. Voor de meeste aandelenleasers zal deze termijn inmiddels zijn verstreken.
Voorbeeldfunctie
De uitspraken van het DSI hebben een voorbeeldfunctie voor de gewone rechter. In veel uitspraken wordt verwezen naar de juridische redeneringen van het DSI.
Twee nieuwe uitspraken
Het gaat in dit artikel om de uitspraak van de klachtencommissie nr. 286 van 29 december 2005 en de uitspraak in hoger beroep nr. 171 van 30 januari 2006. De uitspraken van de klachtencommissie worden op de site
www.dsi.nl anoniem gepubliceerd maar uit de omschrijving van de aandelenlease-producten valt af te leiden dat het in beide gevallen om Fortis/Groeivermogen gaat. In beide uitspraken kreeg Fortis op vrijwel alle punten ongelijk.
De uitspraken laten zien dat het DSI zeer zwaar aan de zorgplicht tilt. In de zaak van 29 december 2005 had de klager had twee aandelenlease-contracten afgesloten met daarbij een soort verzekering. Volgens de klager had de verkoper mondeling gegarandeerd dat het 100% zeker was dat de belegger na afloop van de contracten, zijn geld zou terugkrijgen als hij de verzekering afsloot. In werkelijkheid bleek de verzekering alleen te garanderen dat er geen restschuld zou ontstaan. De klager werd onaangenaam verrast toen bleek dat hij zijn volledige inleg kwijt was geraakt.
In de zaak in hoger beroep ging het om een ouder stel dat hun groentewinkel had verkocht. Zij werden door de bank waarbij zij al klant waren, overgehaald om hun geld in aandelenlease-contracten te steken. Zij verkeerden in de veronderstelling dat ze aan het sparen waren. Zij vertrouwden op de mededeling dat zij hun inleg nooit konden verliezen.
Mondelinge toezeggingen "aannemelijk"
Aandelenlease-contracten zijn tamelijk complex voor een gemiddelde consument, vele gedupeerden vertrouwden op de mondelinge uitleg die werd gegeven door de aanbieder. Zo werd vaak verteld dat de beleggers hun inleg niet konden kwijtraken. Een probleem waar veel gedupeerden tegen aan lopen is dat zij zo'n mondelinge toezegging in een rechtszaak moeilijk kunnen bewijzen, omdat het niet zwart op wit staat. Rechters kijken meestal alleen naar de schriftelijke stukken, zoals de brochure, het contract en de bijzondere voorwaarden. Vorig jaar speelde een rechtszaak tegen Fortis bij de gewone rechter (rechtbank Utrecht, 22 juni 2005, LJN: AT8147) waarbij de gedupeerden blij mochten zijn dat zij bandopnamen hadden gemaakt waaruit bleek dat er mondeling was toegezegd dat zij de inleg niet verliezen.
Het DSI blijkt soepeler om te springen met de bewijsregels dan de gewone rechter, zo blijkt ook uit de twee laatste uitspraken. Een klager hoeft een mondelinge toezegging niet te bewijzen, voldoende is dat de klager aannemelijk maakt dat er een dergelijke toezegging is gedaan. In de uitspraak van 30 januari 2006 wordt geoordeeld:
Het stond de Klachtencommissie vrij om op grond van de inhoud van de stukken van het geding en uit de door partijen bij de behandeling van de zaak afgelegde verklaringen, bepaalde feiten zo aannemelijk te achten dat zij, omdat het tegendeel niet aannemelijk was geworden, als vaststaande moesten worden aangenomen.
Ook in de uitspraak van 29 december 2005 kreeg de klager van de klachtencommissie gelijk:
"Het is aannemelijk geworden dat de klager is afgegaan op mededelingen die bij hem de stellige indruk hebben gewekt dat zijn investering risicoloos was."
Het DSI vindt verder dat een bank als Fortis maatregelen had moeten treffen om later, in een eventueel geschil, aan te kunnen tonen dat de bank zich aan zorgplichten heeft gehouden. In de uitspraak van 30 januari 2006 zegt het DSI:
Het is aannemelijk dat in de gesprekken die zijn gevoerd vóór het aangaan van de aandelenlease-overeenkomsten de nadruk is gelegd op de verwachting dat deelname tot winst zou leiden. Bovendien zijn er geen aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. Aldus kan Fortis niet de nodige gegevens overleggen ter weerlegging van de klacht dat de bank haar klanten onvolledig heeft geïnformeerd over de aandelenlease-producten.
Zorgplicht wettelijk vastgelegd?
Volgens Fortis bestonden op het moment dat het aandelenleaseproduct werd aangeboden, nog geen wettelijke regels die waaruit de zorgplicht voortvloeit. Het DSI helpt Fortis uit de droom:
Ook voordat in 1999 de zorgplicht werd vastgelegd in de Nadere Regeling effectenverkeer 1999, moest de aanbieder kijken naar de financiële omstandigheden, beleggingservaring en beleggingsdoelstellingen van cliënten. De Hoge Raad had in de jaren daarvóór al bepaald dat een effecteninstelling - als professionele en deskundige dienstverlener - zich moet houden aan de bijzondere zorgplicht jegens particuliere cliënten. Fortis had moeten nagaan of het product paste bij de financiële doelstellingen en omstandigheden van de cliënt. Bovendien stond in een eerdere versie van de Nadere Regeling uit 1995 dat een effecteninstelling de cliënt moest informeren over de specifieke risico's, ook als de rol van instelling beperkt zou blijven tot het uitvoeren van opdrachten van de cliënt.
'Execution only'
Voor Fortis zou slechts een beperkte zorgplicht gelden omdat Fortis slechts als tussenpersoon was opgetreden. De verkoop van aandelenleaseproducten zijn een vorm van 'execution only'- dienstverlening (het uitvoeren van opdrachten van de klant), dat niet zover gaat als een adviesrelatie. DSI:
Door de bemoeienis van Fortis met het totstandkomen van de aandelenlease-contracten is Fortis als een effecteninstelling opgetreden. De rol van Fortis ging verder dan het uitvoeren van opdrachten die door de klant na een weloverwogen beslissing worden gegeven. In dit geval heeft Fortis aan de klant adviezen gegeven over het beleggen in aandelen.
Rendementen en risico's
Het DSI vindt de aandelenleaseproducten risicovol:
In het algemeen geldt dat er bij koersverlies een restschuld kan ontstaan, maar de klant kon een verzekering tegen een eventuele restschuld afgesluiten waarvoor hij een premie betaalde. Bovendien betaalt de klant een flinke rente. Door al deze kosten is aandelenlease een dure vorm van beleggen. Hierdoor moeten behoorlijke rendementen gehaald worden voordat het aandelenlease-contract méér opbrengt dan wanneer het geld op een spaarrekening was gezet. Bij een koersdaling of zelfs bij een beperkte koersstijging kan de belegger zijn inleg volledig kwijtraken.
Waarschuwing
De aanbieder moet uitdrukkelijk waarschuwen voor de risico's van aandelenlease, hij mag niet volstaan met het verwijzen naar de brochure. In de uitspraak van 30 januari 2006 bestempelt het DSI de brochure als onvoldoende waarschuwing voor het risico dat de inleg verloren kan gaan:
De deelnemer had rekening dienen te houden met het ervaringsfeit dat een waarschuwing als hier bedoeld van onvoldoende gewicht is voor, op het terrein van beleggen in effecten onervaren personen die overwegen een effectenlease-overeenkomst als Product YR aan te gaan, om de aan zodanige overeenkomst verbonden gevaren te kunnen beoordelen.
Complexe producten
Aandelenlease-producten zijn volgens het DSI complexe constructies, waarvan een gemiddelde consument niet op eigen kracht kan doorgronden welke risico's en rendementen te verwachten zijn. Fortis had hier rekening mee moeten houden, maar niettemin heeft de bank de aandelenlease-producten aangeprezen.
Als de producten zo complex waren, had de belegger dan zelf geen specifieke vragen moeten stellen? Nee, zegt het DSI op 30 januari 2006:
"Van een gemiddelde consument, met geen of weinig inzicht in beleggen in effecten, kan in het algemeen niet worden verwacht dat hij inzicht heeft in effectenleaseproducten als de onderhavige. Daarin zijn immers voor hem ondoorzichtige economische en juridische aspecten dooreen geweven. Gelet op zijn onvermogen de structuur en de gevaren van deze producten te doorgronden kan van hem ook niet worden verwacht dat hij daarop gerichte vragen stelt.
Het is een ervaringsfeit dat een dergelijke consument veelal afgaat op de adviezen van degeen degeen die hij als zijn vast adviseur beschouwt. Met dit ervaringsfeit had de deelnemer rekening moeten houden."
Bewust van risico's
Maar op het deelnameformulier dat de klant heeft ondertekend staat toch dat hij zich bewust is van de risico's van beleggen? Het DSI zegt hierover:
Fortis kan zich niet beroepen op deze clausules. Voor zover zij ertoe strekken een beroep op schending van de zorgplicht uit te sluiten, kan Fortis zich niet op de clausules beroepen omdat die zorgplicht, een regel die bedoeld is om de consument te beschermen, niet bij overeenkomst terzijde kan worden gesteld. De clausules hebben verder geen betekenis omdat de verklaring van de belegger dat hij zich bewust is van de risico's, geen betrekking behoort te hebben op risico's die hij niet kent.
Is de schade het gevolg van de schending van de zorgplicht?
Voor schadevergoeding moet een verband bestaan tussen de geschonden norm en de schade. Juristen noemen dit het "causaal verband". Het DSI op 30 januari 2006:
Gelet op de maatschappelijke positie van de klagers, het feit dat het spaargeld afkomstig was uit de verkoop van de groentenwinkel en dat dit spaargeld diende voor het levensonderhoud, is zo aannemelijk dat zij de effectenlease-overeenkomst niet zouden zijn aangegaan indien de deelnemer hen op niet mis te verstane wijze had gewaarschuwd voor de aan de effectenlease-overeenkomsten verbonden gevaren. Aldus staat de geleden schade in zodanig verband met het tekortschieten van Fortis, dat deze schade als een gevolg van dit tekortschieten kan worden toegerekend.
Schadevergoeding
Het DSI oordeelde op 30 januari 2006 dat de gedupeerde belegger de volledige schade vergoed dient te krijgen, hoewel Fortis vond dat de belegger bij nauwkeurige bestudering van het voorlichtingsmateriaal had kunnen ontdekken dat de inleg verloren kon gaan.
De bank had er rekening mee moeten houden dat de klanten de aanprijzingen zouden opvatten als een op hun persoon toegesneden advies en daaraan een zodanig gezag zouden toekennen dat zij het gedrukte voorlichtingsmateriaal niet zouden gebruiken om na te gaan of hun juiste en volledige informatie was verschaft. De Klachtencommissie heeft terecht geoordeeld dat de omstandigheden er geen aanleiding toe geven om de te vergoeden schade, op de voet van art. 6:101 BW, te verminderen.
Verschillende opties
Fortis had nog enkele verweren waarom geen volledige schadevergoeding zou moeten worden betaald. De belegger had niet gekozen voor de optie waarbij geen restschuld kon ontstaan. Maar volgens het DSI heeft Fortis geen expliciete waarschuwing dat bij bepaalde opties een restschuld kon ontstaan.
Tussentijdse beëindiging
Verder vond Fortis dat de belegger zijn schade had kunnen beperken door gebruik te maken van de tussentijdse beëindigingsmogelijkheid. Het DSI vond deze redenering onjuist omdat de voorwaarden voor tussentijdse beëindiging zo complex zijn dat van de consument niet kan worden verwacht dat hij, ter beperking van mogelijke schade, van de tussentijdse beëindigingsmogelijkheid gebruik maakt, tenzij hij daarop expliciet is gewezen.
Terwijl gedupeerde beleggers die bij de gewone rechter een beroep doen op schending van de zorgplicht meestal slechts een gedeeltelijke schadevergoeding krijgen, laat het DSI zien dat de aanbieders volledig aansprakelijk zijn voor de schade als gevolg van het niet-naleven van de zorgplicht.
Bron:
www.jurofoon.nl