categoriemodel Rechtbank onjuist
Geplaatst: 27 feb 2008 10:34
Met enige verbazing stel ik vast dat een meerderheid van de Dexia-gedupeerden de eis van de Rechtbank Amsterdam dat tal van persoonlijke financiele gegevens overlegd dienen te worden blijkbaar als makke schapen accepteert. Ook de advocaten van deze gedupeerden blijkbaar.
Naar mijn stellige overtuiging is er met dit categoriemodel van alles mis, alsook met de hantering van te overleggen financiele gegevens.
1 In het vonnis van 27 april 2007 waarin dit categoriemodel is uitgewerkt wordt allereerst vastgesteld dat dit model samenhangt met de schending van de (precontractuele) zorgplichten die op Dexia rustte. Vervolgens stapt de Rechtbank over op de causaliteit (was de overeenkomst ook gesloten als Dexia wel aan de zorgplicht had voldaan). De Rechtbank stelt dan vast dat dit achteraf niet meer goed is vast te stellen. Op zich is dit laatste in veel gevallen een discutabel oordeel, maar dat even terzijde. Vervolgens maakt de Rechtbank de reuzenstap, volstrekt gebrekkig gemotiveerd, door (blijkbaar) uit te gaan van zg. proportionele aansprakelijkheid. Aangezien echter verderop in het vonnis wordt gesproken over ''aan de afnemer toe te rekenen omstandigheden die tot diens nadeel hebben bijgedragen'' wekt de Rechtbank de indruk dat er blijkbaar sprake is van een combinatie van toepassing van 6:99 en 6.101 (eigen schuld) BW . In 2005 heeft de Hoge Raad ook eens proportionele aansprakelijkheid aangenomen, maar dit ging om een geval van een werknemer met longkanker van Eternit (asbest) en die rookte en waarbij achteraf niet meer vielt te achterhalen wat nu de oorzaak van de longkanker was, de asbest of het roken. Kortom een zaak die volstrekt onvergelijkbaar is met aandelenlease-rechtszaken, waarin normaliter geen enkele twijfel over de causaliteit zou behoeven te bestaan.
Over dit laatste (proportionele aansprakelijkheid) valt met enige goede wil misschien nog heen te stappen, omdat deze modellen ook voor gedupeerden blijkbaar kunnen bijdragen aan een snellere afdoening. De inkleuring van de modellen, met name waar het gaat om overlegging van gegevens met betrekking tot GEZINSinkomen en -vermogen lijkt mij juridisch volstrekt onacceptabel. Waarom zou het inkomen of vermogen van de partner op enigerlei wijze (of erger nog van de thuiswonende kinderen) in enigerlei causaal verband staan met het al dan niet aangaan door de contractant van de lease-overeenkomst. De aan de afnemer (de contractant) toe te rekenen omstandigheden raken immers niet aan een gezinslid. Meetellen van het inkomen of vermogen van de gezinsleden van de contractant leidt er logischerwijze toe dat een contractant wordt ingedeeld in een categorie waarin hij/zij m.i. niet thuishoort. Hij ontvangt dan een lagere schadeloosstelling.
Op zijn minst mag van gedupeerden en hun advocaten flink wat tegengas verwacht worden op dit punt.
In zijn algemeenheid ben ik ten principale van oordeel dat bij de precontractuele schending van zorgplichten (in casu door Dexia) het niet aangaat om met verweer van eigen schuld (bij de gedupeerde) te komen. De zorgplicht diende er immers nu juist voor om de deelnemers te beschermen tegen zijn eigen onkunde en/of lichtvaardigheid. Gewoon een kwestie van juridische logica.
Naar mijn stellige overtuiging is er met dit categoriemodel van alles mis, alsook met de hantering van te overleggen financiele gegevens.
1 In het vonnis van 27 april 2007 waarin dit categoriemodel is uitgewerkt wordt allereerst vastgesteld dat dit model samenhangt met de schending van de (precontractuele) zorgplichten die op Dexia rustte. Vervolgens stapt de Rechtbank over op de causaliteit (was de overeenkomst ook gesloten als Dexia wel aan de zorgplicht had voldaan). De Rechtbank stelt dan vast dat dit achteraf niet meer goed is vast te stellen. Op zich is dit laatste in veel gevallen een discutabel oordeel, maar dat even terzijde. Vervolgens maakt de Rechtbank de reuzenstap, volstrekt gebrekkig gemotiveerd, door (blijkbaar) uit te gaan van zg. proportionele aansprakelijkheid. Aangezien echter verderop in het vonnis wordt gesproken over ''aan de afnemer toe te rekenen omstandigheden die tot diens nadeel hebben bijgedragen'' wekt de Rechtbank de indruk dat er blijkbaar sprake is van een combinatie van toepassing van 6:99 en 6.101 (eigen schuld) BW . In 2005 heeft de Hoge Raad ook eens proportionele aansprakelijkheid aangenomen, maar dit ging om een geval van een werknemer met longkanker van Eternit (asbest) en die rookte en waarbij achteraf niet meer vielt te achterhalen wat nu de oorzaak van de longkanker was, de asbest of het roken. Kortom een zaak die volstrekt onvergelijkbaar is met aandelenlease-rechtszaken, waarin normaliter geen enkele twijfel over de causaliteit zou behoeven te bestaan.
Over dit laatste (proportionele aansprakelijkheid) valt met enige goede wil misschien nog heen te stappen, omdat deze modellen ook voor gedupeerden blijkbaar kunnen bijdragen aan een snellere afdoening. De inkleuring van de modellen, met name waar het gaat om overlegging van gegevens met betrekking tot GEZINSinkomen en -vermogen lijkt mij juridisch volstrekt onacceptabel. Waarom zou het inkomen of vermogen van de partner op enigerlei wijze (of erger nog van de thuiswonende kinderen) in enigerlei causaal verband staan met het al dan niet aangaan door de contractant van de lease-overeenkomst. De aan de afnemer (de contractant) toe te rekenen omstandigheden raken immers niet aan een gezinslid. Meetellen van het inkomen of vermogen van de gezinsleden van de contractant leidt er logischerwijze toe dat een contractant wordt ingedeeld in een categorie waarin hij/zij m.i. niet thuishoort. Hij ontvangt dan een lagere schadeloosstelling.
Op zijn minst mag van gedupeerden en hun advocaten flink wat tegengas verwacht worden op dit punt.
In zijn algemeenheid ben ik ten principale van oordeel dat bij de precontractuele schending van zorgplichten (in casu door Dexia) het niet aangaat om met verweer van eigen schuld (bij de gedupeerde) te komen. De zorgplicht diende er immers nu juist voor om de deelnemers te beschermen tegen zijn eigen onkunde en/of lichtvaardigheid. Gewoon een kwestie van juridische logica.