Het sprookje van de fee Dexinee
Geplaatst: 28 jul 2003 21:50
Er was eens een fee met de mooie naam Dexinee.
Dexinee had een plan bedacht zodat alle mensen extra centjes zouden kunnen verdienen.
Natuurlijk waren er mensen die Dexinee niet nodig hadden; dat waren de mensen die hun boontjes heel goed zelf konden doppen. Bijvoorbeeld meneer Loonstra of mevrouw van den Plink en zo waren er nog wel meer.
Maar voor de mensen die niet al te slim waren op het gebied van centjeszaken, was dat feeën-idee bestemd.
De fee deed zich voor als een goede fee en vertelde overal over haar prachtige plan.
Ze plaatste het in de kranten, stuurde briefjes naar de mensen thuis, belde ze op en zei tegen iedereen dat ze dom zouden zijn als ze niet in dat sprookje zouden meespelen.
Veel mensen geloofden dat, want zij hadden het idee dat in hun landje misdaad niet geoorloofd is.
Dexinee lachte in haar vuistje, want de centjes bleven binnenstromen en niemand die er iets van zei.
Totdat het fout begon te gaan in centjes-land; toen begrepen alle mensen dat Dexinee helemaal geen goede fee was, maar een hele boze!
De mensen begonnen zich te roeren en zeiden dat Dexinee een heel verkeerd plan had gemaakt. Ze zeiden dat Dexinee hun bedonderd had.
Maar de boze fee was zeker niet van plan om al die centjes terug te betalen en wilde zelfs nog veel meer centjes hebben….
Alle mensen huilden en klaagden, net zolang totdat minister Forel van het landje als scheidsrechter ging optreden.
Hij probeerde Dexinee te laten beloven even niet te schreeuwen om nog meer centjes, totdat wijze, deskundige mensen met een advies over de kwestie zouden komen.
Toen sloeg Dexinee de angst om het hart: “Stel je voor dat straks die wijze mannen zeggen dat ik geen centjes meer mag vangen en alle centjes die ik al had, terug moet betalen? Oh nee, daar moet ik niet aan denken…”
Dus ging Dexinee opnieuw een plan bedenken.
“Die wijze mannen, die door de minister opgeroepen zijn, dat is fijn, maar er zijn nog meer wijze mannen. Die heten rechters.
Als ik het nou eens zover krijg dat zo’n rechter gaat vertellen dat ik echt geen boze fee ben, maar altijd keurig, eerlijk en zorgzaam was, dan durven alle andere wijze mannen nooit meer te zeggen dat ik geen goede fee ben”.
Dexinee ging op zoek en liep al snel tegen een verdwaalde kabouter aan, die met zijn handjes in het haar zat. Dikke tranen rolden over zijn gezichtje, want hij moest heel veel centjes gaan betalen voor het slechte plan van de boze fee. Daardoor was zijn hele toekomst aan scherfjes.
Dat kwam goed uit voor Dexinee en zij beloofde de kabouter te helpen met zijn problemen.
Zij maakte met hem de afspraak dat hij naar de wijze man, de rechter, zou gaan. De boze fee zou daar dan zelf ook zijn, of in ieder geval een goede collega-fee.
De kabouter moest dan aan de wijze man gaan vertellen dat hij eigenlijk heel dom is geweest om in het plannetje van Dexinee te geloven en dat het allemaal zijn eigen schuld was dat hij nu helemaal zonder centjes kwam te zitten.
Hij moest aan de wijze rechter vertellen dat Dexinee een heel goede fee is, die nòòòòit iets fout doet.
In ruil voor de moeite zou Dexinee ervoor zorgen dat de kabouter verder geen zorgjes meer zou hoeven hebben.
En zo geschiedde. De wijze man vond Dexinee een goede fee en later durfde geen enkele andere wijze man meer te zeggen dat de eerste wijze man ongelijk had.
De boze fee ging verhuizen naar een ander sprookjesland en leefde nog lang en gelukkig, want ze was héééél rijk geworden….
Dexinee had een plan bedacht zodat alle mensen extra centjes zouden kunnen verdienen.
Natuurlijk waren er mensen die Dexinee niet nodig hadden; dat waren de mensen die hun boontjes heel goed zelf konden doppen. Bijvoorbeeld meneer Loonstra of mevrouw van den Plink en zo waren er nog wel meer.
Maar voor de mensen die niet al te slim waren op het gebied van centjeszaken, was dat feeën-idee bestemd.
De fee deed zich voor als een goede fee en vertelde overal over haar prachtige plan.
Ze plaatste het in de kranten, stuurde briefjes naar de mensen thuis, belde ze op en zei tegen iedereen dat ze dom zouden zijn als ze niet in dat sprookje zouden meespelen.
Veel mensen geloofden dat, want zij hadden het idee dat in hun landje misdaad niet geoorloofd is.
Dexinee lachte in haar vuistje, want de centjes bleven binnenstromen en niemand die er iets van zei.
Totdat het fout begon te gaan in centjes-land; toen begrepen alle mensen dat Dexinee helemaal geen goede fee was, maar een hele boze!
De mensen begonnen zich te roeren en zeiden dat Dexinee een heel verkeerd plan had gemaakt. Ze zeiden dat Dexinee hun bedonderd had.
Maar de boze fee was zeker niet van plan om al die centjes terug te betalen en wilde zelfs nog veel meer centjes hebben….
Alle mensen huilden en klaagden, net zolang totdat minister Forel van het landje als scheidsrechter ging optreden.
Hij probeerde Dexinee te laten beloven even niet te schreeuwen om nog meer centjes, totdat wijze, deskundige mensen met een advies over de kwestie zouden komen.
Toen sloeg Dexinee de angst om het hart: “Stel je voor dat straks die wijze mannen zeggen dat ik geen centjes meer mag vangen en alle centjes die ik al had, terug moet betalen? Oh nee, daar moet ik niet aan denken…”
Dus ging Dexinee opnieuw een plan bedenken.
“Die wijze mannen, die door de minister opgeroepen zijn, dat is fijn, maar er zijn nog meer wijze mannen. Die heten rechters.
Als ik het nou eens zover krijg dat zo’n rechter gaat vertellen dat ik echt geen boze fee ben, maar altijd keurig, eerlijk en zorgzaam was, dan durven alle andere wijze mannen nooit meer te zeggen dat ik geen goede fee ben”.
Dexinee ging op zoek en liep al snel tegen een verdwaalde kabouter aan, die met zijn handjes in het haar zat. Dikke tranen rolden over zijn gezichtje, want hij moest heel veel centjes gaan betalen voor het slechte plan van de boze fee. Daardoor was zijn hele toekomst aan scherfjes.
Dat kwam goed uit voor Dexinee en zij beloofde de kabouter te helpen met zijn problemen.
Zij maakte met hem de afspraak dat hij naar de wijze man, de rechter, zou gaan. De boze fee zou daar dan zelf ook zijn, of in ieder geval een goede collega-fee.
De kabouter moest dan aan de wijze man gaan vertellen dat hij eigenlijk heel dom is geweest om in het plannetje van Dexinee te geloven en dat het allemaal zijn eigen schuld was dat hij nu helemaal zonder centjes kwam te zitten.
Hij moest aan de wijze rechter vertellen dat Dexinee een heel goede fee is, die nòòòòit iets fout doet.
In ruil voor de moeite zou Dexinee ervoor zorgen dat de kabouter verder geen zorgjes meer zou hoeven hebben.
En zo geschiedde. De wijze man vond Dexinee een goede fee en later durfde geen enkele andere wijze man meer te zeggen dat de eerste wijze man ongelijk had.
De boze fee ging verhuizen naar een ander sprookjesland en leefde nog lang en gelukkig, want ze was héééél rijk geworden….