In een van je links staat een onderzoek beschreven waarbij ze aspartaam oplosten in water. Inderdaad, dat zal geen prikkel opleveren want dat is niet lekker... water met een schep suiker is ook niet lekker. Maar aspartaam in cola, dat smaakt naar meer... mensen kunnen werkelijk snakken naar een glas cola light.
Hieruit zou dan blijken dat niet aspartaam maar andere stoffen in cola light voor de trek verantwoordelijk zijn (mocht die er zijn). De eigenschappen van aspartaam veranderen niet of het nu in water of water met een cola-smaak is toegevoegd.
Ga er maar vanuit dat suikerwater een insulineafgifte veroorzaakt.
En nog even dit: ik doe veel aan veldonderzoek.
Dat is leuk voor je praktijk, maar zegt hier eigenlijk niet zoveel. Er zijn talloze confounders die ik kan noemen waardoor het onderscheid in oorzaak, samenhang onmogelijk is.
Ik heb vanzelfsprekend gegevens hierover bijgehouden. Voldoende aantoonbaar bewijs!
Men verliest gewicht wanneer men minder eet dan dat men verbruikt. Koolhydraatbeperkt kan daar een manier voor zijn samen met de andere adviezen die je daarin geeft.
Je verdedigt nu voornamelijk jouw totale voedingsgedachte, maar de specifieke rol van aspartaam daarin blijft onduidelijk.
Wanneer je koolhydraatbeperkt eet zonder aspartaam verandert er veel meer dan alleen de inname van aspartaam. Een voorbeeld is de eiwit-inname die hoger zal komen te liggen en voor een grotere verzadiging zal zorgen.
Daarom nogmaals mijn vraag, waardoor ben je erachter gekomen dat aspartaam de insuline-afgifte stimuleert?
Al deze positieve bevindingen hebben tot mijn boek geleid en daarop krijg ik via mijn forum alléén maar bevestiging.
Dat ga ik ook niet bestrijden. Aangezien ik daar geen inkijk in heb kan ik daar geen uitspraak over doen.
Maar nogmaals, jouw boek heet niet 'leven zonder aspartaam'. Naar ik aanneem geef je meer adviezen waardoor de rol van aspartaam onduidelijk wordt.
Ik heb inmiddels dus heel wat meer mensen als proefpersoon dan in diverse proeven waar jij mee komt (n=18, n=20).
Het aantal respondenten is niet het enigste criterium dat de betrouwbaarheid van de resultaten bepaalt. Daarnaast is de opzet van de studie, de mogelijkheid tot reproductie van de resultaten en het elimineren en corrigeren voor confounders van belang.
Het noemen van het aantal mensen dat bij je op consult is geweest zegt dan ook weinig wanneer de interventie niet proteculair plaatsvind.
Bovendien is het aantal respondenten afhankelijk van de onderzoeksvraag. Om te kijken of aspartaam de insulineafgifte stimuleert zijn geen 2000 respondenten nodig om voldoende 'power' uit de resultaten te krijgen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de kankerincidentie door aspartaamgebruik waarvoor duizenden respondenten noodzakelijk zijn.
Wat moet ik me hierbij dan voorstellen? Is dat allemaal uit een dikke duim gezogen?
Veel klachten die genoemd worden wel neem ik aan. Wanneer iemand een gezondheidsprobleem heeft en te horen krijgt dat aspartaam daar voor kan zorgen legt men al snel de oorzaak bij aspartaam. Ook wanneer mensen die aspartaam gebruiken geen gezondheidsproblemen hebben maar de gevaren van aspartaam horen kunnen plotsling klachten krijgen.
Dit is een algemeen psychologich werkingsmechanisme van de mens.
Een vergelijking kan gemaakt worden met mensen die denken een voedselallergie voor een bepaald voedingsmiddel te hebben. Na een dubbelblinde, placebogecontroleerde provocatietest (gezien als de goude standaard) blijkt het merendeel niet voor dat voedingsmiddel allergisch te zijn.
Moeten ze ijzerenheinig alleen maar wetenschappelijke standpunten hanteren die officieel ´bewezen´ zijn? Of mogen ze ook putten uit een vaak rijke praktijkervaring? Voor mij is duidelijk dat zowel het een als het ander moet.
Het gebruik van je eigen praktijkervaring is een onderdeel van evidence based dietetiek. Maar dan dient deze ervaring wel goed geinterpreteert te zijn en het wetenschappelijke bewijs dat er ligt niet tegenspreken.
Zeker de manier waarop de praktijkervaringen hier aangedragen worden kan ik de specifieke rol van aspartaam niet duidelijk krijgen.
Het wordt gebruikt in combinatie met koolhydraatbeperkt, eiwitrijk en voldoende vet, geen suikers etc. Daarnaast worden redeneringen gemaakt op basis van aannamen die aantoonbaar weerlegt kunnen worden.
Om te kunnen zeggen dat aspartaam de insulineafgifte stimuleert zal dit een keer getest moeten zijn. Tot nu toe heb ik daar niets van vernomen.
Steeds vaker blijkt dat alleen gepubliceerd wordt wat die opdrachtgevers welgevallig is.
Volgens mij is het tegenovergestelde het geval. Er is veel discussie over de industrie als financier van wetenschappelijk onderzoek waardoor contracten aan het veranderen zijn.