hakra schreef:
Is er dan iets in de sfeer van regelgeving dat van toepassing is op polissen die méér dan 15 jaar geleden zijn afgesloten, ergo vóór 1995.
Mijn zoon bijv. heeft enkele "spaarkas" overeenkomsten/certificaten ABC van ASR - in die tijd AMEV - met zeer onduidelijke (polis)voorwaarden.
@Hakra,
Zie artikel hieronder en de verwijzingen naar prospecti Spaarkasbedrijf uit de jaren 80. De (tucht) Raad van Toezicht bestaat sinds de oprichting van het Kifid niet meer (volgens mij !).
Raad veegt vloer aan met spaarkasbedrijf 23-02-2007 • Archief • 0 reacties
De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft eind vorig jaar een aanbieder van spaarkasovereenkomsten de mantel uitgeveegd. De verzekeraar in kwestie had spaarders geen informatie gegeven over de verdeling van de inleg in spaargeld, kosten en overlijdensrisicopremie. "Daardoor is de goede naam van het verzekeringsbedrijf geschaad", zegt de Raad.
De uitspraak kan grote gevolgen hebben voor de aanbieders van spaarkasovereenkomsten. De Raad van Toezicht heeft aan de uitspraak geen financiële consequenties verbonden. Als de verzekeraar dat laatste niet uit zichzelf doet, zal de polishouder met zijn klacht ongetwijfeld naar een rechtbank stappen.
De uitkomst lijkt voer voor een schadeclaim van tienduizenden andere houders van spaarkasovereenkomsten, analoog aan eerdere claims rond het Koersplan van Spaarbeleg (Aegon).
Tussenpersoon
De klacht betreft een in 1993 gesloten spaarkasovereenkomst, met een looptijd van dertig jaar en een maandinleg van _ 68 (( 150). Juli 2005 krijgt de spaarkasdeelnemer voor het eerst, op eigen verzoek, een overzicht van de opgebouwde waarde, waaruit blijkt dat van zijn inleg maandelijks ruim _ 15 (22%) als overlijdensrisicopremie wordt ingehouden. Dat lijkt hem, zeker gezien de gekozen dekking (restitutie van de betaalde premies), wat veel van het goede. Bovendien vindt hij de verstrekte informatie "gebrekkig".
In zijn verweer meldt de verzekeraar dat klager bij het sluiten van de overeenkomst op de hoogte had kunnen zijn. Hij staat bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als assurantietussenpersoon en is dus deskundig. Door het op de polis vermelde "ingeschreven bedrag" (( 41.580) te delen door de te betalen termijnen, had hij eenvoudig kunnen zien welk deel werd gespaard. En impliciet was daarmee het deel dat was bestemd voor premie en kosten duidelijk geweest, zo stelt de maatschappij.
Prospectus
De Raad van Toezicht grijpt voor de uitspraak in het geschil terug op gebeurtenissen in 1985. Toen gaf de Nederlandse Vereniging ter bevordering van het Spaarkasbedrijf (NVS) namelijk de 'Prospectus Spaarkasinschrijvingen' uit, met daarin de volgende passage: "Het bedrag van de spaarstorting wordt op het bewijs van inschrijving vermeld, evenals de duur van de overeenkomst. Verder wordt de premie vermeld voor de overlijdensrisicodekking."
In datzelfde jaar kwam het Verbond van Verzekeraars met de brochure 'Spaarkassparen, dat gaat zó!', wat een herziene versie betrof van de NVA-prospectus uit 1980. Die brochure bevat de volgende passage: "De periodieke stortingen zijn opgebouwd uit drie onderdelen: spaarstorting, overlijdensrisicopremie en vergoeding voor kosten(...). De maatschappij vertelt u hoe deze posten zijn onderverdeeld, zodat ook duidelijk is welk deel wordt belegd."
Verder merkt de Raad nog op dat het Wetboek van Koophandel (art. 304) de verzekeraar verplichtte in de polis de premie per dekking te vermelden.
Gebrekkig
Als lid van het Verbond van Verzekeraars mag worden verondersteld dat dit alles bij de maatschappij bekend was, zo redeneert de Raad van Toezicht, en toch heeft de verzekeraar nagelaten de vereiste informatie te geven.
De Raad van Toezicht gaat nog wat stapjes verder, door er "ambtshalve" aan toe te voegen dat is gebleken dat de verzekeraar "een hoger bedrag aan kosten heeft berekend dan in de verzekeringsvoorwaarden tot uitdrukking is gebracht". En de verzekeraar heeft voor de derde keer de goede naam van het verzekeringsbedrijf geschaad door pas na twaalf jaar na het aangaan van de spaarkasovereenkomst een waardeopgave te verstrekken.
Vier aanbieders
De markt voor spaarkasovereenkomsten werd in 1993 beheerst door Aegon (met de labels Spaarbeleg, NVG en Moira) en door Amev (ABC Spaarplan). Zij bezaten destijds marktaandelen van 38% respectievelijk 37%. De twee andere marktpartijen waren Tiel Utrecht (Nationale-Nederlanden) met een aandeel van 14% en Nationaal Spaarfonds (Delta Lloyd) met een marktaandeel van 12%.
In 1993 werden circa 200.000 nieuwe spaarkasovereenkomsten gesloten. Dat jaar werd voor _ 280 mln aan spaarstortingen gedaan en voor bijna _ 70 mln aan risicopremies betaald. Het totaal aan nieuwe spaarinschrijvingen (spaarstortingen maal looptijden) bedroeg bijna _ 1 mld.