LET OP: Dit topic is meer dan drie jaar geleden geplaatst. De informatie is mogelijk verouderd.

[ archief ] Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Hier kan je jouw opmerkingen en klachten kwijt over LegioLease.
Piet
Berichten: 4389
Lid geworden op: 02 jul 2003 21:20

Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door Piet »

Dexia is niet alleen op ramkoers tegen gedupeerden maar heeft daarnaast alle maling aan overheidsinstellingen en fatsoen.
Zij gaan door met hun a- sociale methodes om Nederland haar wil op te leggen en doet wat zij wilt.

Ondanks een uitspraak van het CBP (College Bescherming Persoonsgegevens) over de geweigerde inzage in de persoonsgegevens door Dexia, blijven zij dit weigeren.
Ga maar naar de rechter zegt dexia.
Prof. Rank wordt door dexia ingeschakeld om met een verweer van 33 bladzijden het voor de gewone man bijna onmogelijk te maken om zijn gelijk bij de rechter te halen.

Ondanks dat de rechter in een uitspraak van dexia heeft geëist om de onterechte BKR registratie te laten verwijderen, gebeurt dit niet en blijft dexia zich boven de wet stellen en wordt alleen een einddatum geregistreerd door het BKR.
Het ziet ernaar uit dat dus ook het BKR in de dagvaarding als partij moet worden aangeklaagd.

Ondanks dat iedereen er schande van spreekt dat niet Nederlands sprekenden als doelgroep werden misbruikt om contracten te verkopen,
Ondanks dat iedereen er schande van spreekt dat veel geestelijk gehandicapten contracten werden verkocht, dan nog komt er opeens een rechter die dexia helpt en dit soort mensen niet de volledige inleg teruggeeft.

"Voorzover al leesbaar is aan de handgeschreven conclusies van antwoord en dupliek van [gedaagde] en aan een tussentijdse brief van 17 juni 2004 van [gedaagde] in het griffiedossier inhoudelijk niet of nauwelijks een touw vast te knopen. Zijn conclusie van antwoord is voorafgegaan door een fax van [gedaagde]s behandelaar van psycho-medisch centrum Parnassia alhier, waarin deze behandelaar meedeelt dat de in Parnassia opgenomen [gedaagde] in verband met zijn chronisch psychiatrische aandoening niet in staat is om op de eerste zitting te verschijnen en gezien zijn geestesgesteldheid ook niet in staat is om de in de dagvaarding geformuleerde vorderingen goed te begrijpen."

En wat zegt de rechter:

Je bent al je geld kwijt, had je maar niet zo dom moeten zijn.

In een andere zaak:

"Over de eigen financiële omstandigheden en beleggingservaring stelt [gedaagde] - door Dexia niet of onvoldoende weersproken - dat hij spastisch en doof is en op een sociale werkplaats werkt, alwaar vele collega's evenals hij een dergelijke overeenkomst met Legio hadden afgesloten terwijl zij uit de brochures en ander reclamemateriaal van Legio totaal niet hadden begrepen dat zij hadden ingetekend op een lening met een kans op verlies."

En wat zegt de rechter:
"Daarbij moet echter mede in aanmerking worden genomen dat ook [gedaagde] een eigen verantwoordelijkheid draagt voor de gevolgen van zijn eigen onbezonnen keuze tot deelname aan deze riskante overeenkomst van aandelenlease. Kennelijk uit winstbejag of naïviteit heeft [gedaagde] immers in het risico van een negatieve afloop..

En zo zijn er veel voorbeelden van gedupeerden die niet alleen slachtoffer worden van dexia maar ook ons falende rechtssysteem.
Gelukkig begint de media hier ook aandacht aan te geven:

Belegging verkocht aan zwakbegaafde
Van onze verslaggever Merijn Rengers

AMSTERDAM - Het financieel adviesbureau Spaar Select heeft risicovolle financiële producten verkocht aan zwakbegaafden. Dat blijkt uit documenten en interne correspondentie van Spaar Select, die een klokkenluider heeft bezorgd bij de Volkskrant. Toezichthouder AFM onderzoekt het bedrijf sinds eind 2002.

De pas aangetreden directeur Robert van den Broek bevestigt de verkoop van financiële producten aan zwakbegaafden. Volgens hem heeft één franchisenemer producten verkocht aan personen die niet in staat waren zelfstandig een beslissing te nemen. Deze verkoper zou ook verzuimd hebben informatie te geven aan deze klanten.

Ook uit de Volkskrant:
"Dexia heeft aangekondigd weg te gaan uit Nederland, en heeft dus niets meer te verliezen. Die procedeert dus zo hard mogelijk, zonder aanziens des persoons. Zelfs psychiatrisch patiënten worden door Dexia gedagvaard."

Deze beerput zal open gaan en Nederland zal weten wat dexia/ Aegon veel gedupeerden heeft aangedaan!

Gedupeerden slikken pillen, zitten overspannen thuis, grote ruzies, huwelijken die kapot gaan, huizen die verkocht moeten worden, aankloppen bij de sociale dienst en schuldsanering en zelfs zelfmoord.

Er moet snel een einde komen aan dit onmenselijke drama en we moeten zorgen dat dexia straks met de staart tussen de benen richting België vertrekt en Thoompy zal ze bij de grens uitzwaaien.

Maarrrrr niet voordat wij ons geld terug hebben!
Wees dexia voor en ga NU dagvaarden en dan gaan WIJ op ramkoers zitten.

Sterkte en groeten,
Piet

Truus2004
Berichten: 2377
Lid geworden op: 17 jun 2004 00:13

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door Truus2004 »

Ondanks dat de rechter in een uitspraak van dexia heeft geëist om de onterechte BKR registratie te laten verwijderen, gebeurt dit niet en blijft dexia zich boven de wet stellen en wordt alleen een einddatum geregistreerd door het BKR.
Het ziet ernaar uit dat dus ook het BKR in de dagvaarding als partij moet worden aangeklaagd.
Als je iets niet eist, kan de rechter er ook geen uitspraak over doen. Eis dus ook een boeteclausule. Zie de postings van Lenka hierover! Geloof me, die weet waar ze het over heeft!:
Uiteraard zal er bij vernietiging van de overeenkomst geen 'aflosdatum' in CKI geregistreerd moeten worden. Door vernietiging wordt de overeenkomst, inclusief krediet, geacht nooit te hebben bestaan. Vernietiging werkt terug tot het moment van totstandkoming van de rechtshandeling die vernietigd werd.

Wanneer na vernietiging in CKI nog gegevens staan aangaande een krediet voortvloeiend uit de vernietdigde overeenkomst, dan bevat CKI gegevens die niet corresponderen met de werkelijkheid. De werkelijkheid is dan immers dat er nooit een krediet is afgesloten. In CKI verwerkte gegevens over dat krediet dienen in dat geval dus verwijderd te worden, zonder enig spoor achter te laten in CKI want ze worden geacht nooit te hebben bestaan.

Dat verwijderen van gegevens gaat blijkens de reglementen van BKR enkel op basis van een melding van de bank die het krediet in oorsprong gemeld heeft bij BKR. Om die reden heb je Dexia dus 'nodig' bij het verwijderen van de gegevens in CKI door BKR na vernietiging van de overeenkomst.

Piet
Berichten: 4389
Lid geworden op: 02 jul 2003 21:20

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door Piet »

Als je iets niet eist, kan de rechter er ook geen uitspraak over doen. Eis dus ook een boeteclausule.
Maar dan moet iemand wel geestelijk in staat zijn om dit te doen.
Oftewel laten we dit soort mensen maar aanmodderen of moeten we dit soort mensen in bescherming nemen.
Ik heb het dan natuurlijk niet over Pipa of al die anderen die actief en positief op het forum bezig zijn, maar ik bedoel meer onze maatschappij in het algemeen.

Wij zijn een zorg maatschappij.
Als ik ziek ben kan ik naar een doker
Als ik geopereerd moet worden kan ik naar een ziekenhuis
Als ik over wil steken zijn er verkeerslichten en zebrapaden.
Er is politie om mij te beschermen tegen criminaliteit.
Als een ouder iemand een drukke weg wil oversteken helpen wij mee.
Dat is onze zorgstaat, wij moeten elkaar helpen en aanvullen.

Behalve als een geestelijk gehandicapte slachtoffer wordt van dexia.
Dan zegt de rechter eigen schuld dikke bult, moet je maar de wet uit je hoofd leren toch, iedereen wordt geacht de wet te kennen en te weten wat je rechten en plichten zijn.
En dexia maar lachen.

Maar het laatste woord is hierover nog lang niet gesproken en dexia zal dat merken.

Groeten,
Piet

croosjes
Berichten: 2816
Lid geworden op: 03 jul 2003 14:25

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door croosjes »

Piet, de begeleider en de advocaat wisten er toch van. Dat is toch de zorg staat doe nou niet zielig voor jou wordt toch het proces geregeld door een advocaat of doe je zelf het proces aandelenlease. Wel gezond de dingen verwoorden. Wat dexia gedaan heeft is niet goed te praten maar om daar op door te gaan en de zorgstaat gelijk te niet te verklaren gaat te ver of moet ik jou handje ook vast houden.

Vrgr.Andre

Truus2004
Berichten: 2377
Lid geworden op: 17 jun 2004 00:13

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door Truus2004 »

Maar dan moet iemand wel geestelijk in staat zijn om dit te doen.
Advocaten? Die blijken namelijk ook niet allemaal even soepel en welwillend in dit opzicht. Sommige gaan er vanuit dat dit namelijk automatisch een gevolg is van een voor de gedupeerde positief vonnis. En keer op keer blijkt het in de praktijk niet het geval te zijn. Kun je inderdaad daarna nog eens apart voor veel geld naar de rechter voor die bkr registratie en codering! En dat hoeft niet!
Het belang is groot. Piet, Croosjes, Payback, meenemen in de eisen! Jullie kunnen hier al veel doen voor de mensen die je vertegenwoordigt.

Truus2004
Berichten: 2377
Lid geworden op: 17 jun 2004 00:13

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door Truus2004 »

De begeleider, Croosjes toch. Neem er zelf een.

croosjes
Berichten: 2816
Lid geworden op: 03 jul 2003 14:25

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door croosjes »

Pipa,dat heeft weer te maken wat de voorbereiding is geweest en kan na de eerste aanleg en zelfs in hogeberoep of onderlinge overleg behandeld worden.

vrgr.Andre

impact
Berichten: 2157
Lid geworden op: 04 jul 2004 17:04

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door impact »

Dat is een heel goede raad van Pipa, Croosjes. Jij hebt zelf echt een begeleider nodig. Dringend.

croosjes
Berichten: 2816
Lid geworden op: 03 jul 2003 14:25

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door croosjes »

impact,jij toch ook :lol:

impact
Berichten: 2157
Lid geworden op: 04 jul 2004 17:04

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door impact »

Heb ik al heel lang, Croosjes. Wie? Mijn advocaat en Piet Koremans/PAL. Daar voel ik mij wel gerust bij.

croosjes
Berichten: 2816
Lid geworden op: 03 jul 2003 14:25

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door croosjes »

impact,waar ben je dan bang voor

impact
Berichten: 2157
Lid geworden op: 04 jul 2004 17:04

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door impact »

Waar ik bang voor ben, Croosjes? Vanavond speciaal voor jou, want mijn doos bull.s..h.i.t-protectors is leeg.

Dubio
Berichten: 1268
Lid geworden op: 05 aug 2003 14:02

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door Dubio »

Ondanks dat iedereen er schande van spreekt dat niet Nederlands sprekenden als doelgroep werden misbruikt om contracten te verkopen,
Ondanks dat iedereen er schande van spreekt dat veel geestelijk gehandicapten contracten werden verkocht, dan nog komt er opeens een rechter die dexia helpt en dit soort mensen niet de volledige inleg teruggeeft.
Piet,

Als de producten voor dit soort zieligerds werd ontwikkeld, hoe kan het dan dat er een beroepsmilitair is ingestonken?!

mali
Berichten: 230
Lid geworden op: 09 feb 2004 10:29

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door mali »

Goeie bijdrage zeg, Dubio. Aan jou hebben we wat op dit forum!!! Hoop dat je tevreden met jezelf bent.

Maar als antwoord op je vraag, lees dit maar eens rustig door:


Informatieverstrekking
Vanaf 31 december 1995 geldt art. 20 NR 1995. Op basis daarvan diende de effecteninstelling zich te onthouden van het verstrekken van onjuiste of misleidende informatie met betrekking tot: de prijs of waarde van een effect; verwachtingen omtrent de waardeontwikkeling van een effect; de uitgevende instelling van effecten; de financiële verplichtingen die voor de cliënt uit het aangaan van transacties in effecten kunnen voortvloeien; en, overige misleidende handelingen. Vanaf 1 juli 1998 geldt daarbij op basis van art. 20a NR dat voldaan moest worden aan Bijlage B met daarin de verplichting dat de informatie inhoudelijk juist en niet misleidend was, dat de zin 'In het verleden behaalde resultaten...enz' moest worden opgenomen en dat voor rendementscijfers ten minste een referentieperiode van 3 jaar moest worden aangehouden. Vanaf 1 juni 1999 wordt op basis van art. 33 NR verplicht omtrent een aantal punten de cliënt te informeren (a t/m g). De precontractuele informatieplicht van de effecteninstelling ten aanzien van de risico's komt thans terug in art. 33 Bte aanhef en in het bijzonder onder sub c. Op basis daarvan moeten gegevens over de kenmerken van de financiële instrumenten waarop de diensten betrekking hebben worden opgenomen, waaronder de aan de financiële instrumenten verbonden specifieke beleggingsrisico's. Het zijn met name de kenmerken en risico's van effectenlease producten die centraal staan in de confrontatie tussen de aanbieders en afnemers van effectenlease producten. De vraag is dan of de belegger uit het foldermateriaal en/of de overeenkomst(en) en de daarbij behorende algemene voorwaarden, voldoende geïnformeerd was ten aanzien van de karaktereigenschappen en risico's van effectenlease producten, zie nader 5.

Onderzoeksplicht
Op basis van het ken uw klant beginsel (beter bekend als de neologische kreet 'know your customer') was het opstellen van een cliëntenprofiel vanaf 1 februari 1999 verplicht (inwerkingtreding 1 juni 1999) krachtens art. 28 NR 1999. Vanaf 1 september 1999 (toen bleek dat de meeste effecteninstellingen niet aan de verplichting voldeden) volgde de verplichting tot schriftelijke dan wel elektronische vastlegging van dit profiel. De eis tot vastlegging betekent overigens niet dat voorheen niet aan deze onderzoeksplicht voldaan moest worden, zij het dat in het verleden de onderzoeksplicht minder diepgaand werd geacht. Indicatoren die het ken uw klant beginsel nader invulling geven zijn bijvoorbeeld: de doelstelling van de cliënt; zijn financiële achtergrond en mogelijkheden; zijn risicobereidheid; zijn ervaring en deskundigheid, en; zijn beleggingshorizon. Het is met name op het punt van deze onderzoeksplichten dat de aanbieders van effectenlease producten in de thans bestaande rechtspraak in het ongelijk worden gesteld. De aanbieders hadden kort gezegd moeten onderzoeken of een effectenlease product, dat een tamelijk hoog risicogehalte heeft, wel paste bij de specifieke belegger, zie 5. Opgemerkt zij dat de diepgang van dit onderzoek zal afhangen van de dienst die verstrekt wordt. Waar de belegger benaderd wordt op een wijze die gekwalificeerd kan worden als een vermogensadvies, zal de diepgang van het onderzoek navenant toenemen. Hoewel de aanbieders van effectenlease producten doorgaans hun producten (al dan niet via een tussenpersoon) gestandaardiseerd aanboden, lopen zij het risico dat waar een op de persoon gerichte benadering de verkoopmethode was (door eigen medewerkers, maar mogelijk ook door inge-

__________________

59. Zie de Rb. Utrecht in haar vonnis 24 maart 2004, LJN-nr. A07618, NJF
2004,441 maar ook uitgebreid over de rol van de tussenpersoon het von-
nis van Rb. Utrecht van 7 juli 2004, LJN-nr. A07594, NJF 2004, 442.
60. Zo ging de STE (de voorloper van de Autoriteit-FM) er van uit dat de
gedragsregels gelding hadden voor cliëntremisiers, zie toelichting NR
1999, Stc. 1999, nr. 12/ pag. 8
61. De artt. 27, eerste en tweede lid, 28, 29, 30, 32, tweede en derde lid, 33,
eerste lid, onder b, c,e, en g, 34, 35, 36, 37, 39, 40 en 42 zijn niet van toe-
passing op een bij de STE geregistreerde effecteninstelling als bedoeld
in art. 12 Vrijstellingsregeling Wte 1995.
62. Overigens zij opgemerkt dat de remisier, mogelijk naast de effectenin-
stelling, aansprakelijk kan worden gesteld op basis van het civiele recht
voor eigen informatiemateriaal(via art. 6:194 e.v. BW) en/ofverstrekt
advies (overeenkomst van opdracht, zorgplicht 7:401 BW). Met name
waar geadviseerd wordt door tussenpersonen, dienen zij diepgaander
onderzoek te plegen naar de achtergrond van de belegger en kunnen zij
mogelijk niet volstaan met enkel het overleggen van gestandaardiseerde
informatie.
63. Overigens gelden meer publiekrechtelijke zorgplichten, deze zijn echter
minder relevant voor de civielrechtelijke consequenties in geval van
schending. Te denken valt nog wel aan het bewaken van de saldi van
beleggende cliënten, hetgeen betekent dat de effecteninstelling moet
ingrijpen op het moment dat de cliënt niet langer aan zijn verplichtingen
kan voldoen. De regel geldt vanaf 1 juni 1999 (art. 28 lid 3 en 4 NR),
evenwel voor die datum werd reeds een dergelijke regel afgeleid uit de.
algemene zorgplicht. Veel beleggers in effectenlease producten kunnen
niet voldoende zekerheid bieden, echter de Autoriteit-FM heeft voor
effectenlease producten op tamelijk grote schaal ontheffing verleend van
deze plicht nu handhaving niet in het belang van de beleger lijkt te zijn
(zie nieuwsbrief augustus 2002, te downloadèn via www.afm.nl).


schakelde belcentra), de belegger er op vertrouwde en mocht vertrouwen dat hier sprake was van een op de persoon gericht advies. Is in dat geval geen onderzoek verricht naar de persoonlijke situatie van de belegger, zal dat des te meer reden zijn voor civiele consequenties als schadevergoeding, dwaling en ontbinding.64

Verbod op rechtstreekse benadering van potentiële klanten (coldcalling)
Vanaf 31 december 1995 mochten derden (niet reeds zijnde cliënten) slechts benaderd worden wanneer er vooraf schriftelijke toestemming was verleend, zie art. 21 NR 1995. Vanaf 1 juni 1999 gold dat wanneer na zes maanden volgend op deze toestemming geen benadering had plaatsgevonden, niet langer contact gezocht mocht worden ook al was toestemming gegeven, vgl. art. 26 NR 1999. Vanaf 1 september 2001 volgt een versoepeling (toestemming mag nu ook elektronisch) en bovendien mag nu wel 'koud' benaderd worden als slechts informatie verstrekt wordt. In de praktijk werd veelvuldig gebruik gemaakt van belcentra, waarvan het op zijn minst twijfelachtig is of de belegger toestemming had gegeven benaderd te mogen worden. De omstandigheid dat aantoonbaar een agressieve verkoopmethode gevolgd werd zonder dat toestemming tot directe benadering was gegeven, zal meespelen bij een vordering tot schadevergoeding, ontbinding of een beroep op een vernietigingsgrond. Voor een zelfstandige grondslag voor een dergelijke civiele vordering lijkt de enkele schending van de regels voor coldcalling onvoldoende.65 Merkwaardig is mijns inziens dat de rechtbank Amsterdam overwoog dat het handelen in strijd met art. 26 NR (verbod op coldcalling) geen rol kon spelen bij de beoordeling of bepaalde informatie misleidend was. 66 Immers daardoor kan de vraag naar de wijze waarop het materiaal werd aangeboden, geen rol meer spelen bij de vraag of de informatie misleidend is of niet. Ik zie niet in waarom de presentatie van een product niet ook een rol kan spelen bij de beoordeling van de inhoud van het materiaal.

5. Schending zorgplichten
Informatieplichten; wie bewijst wat?
Bewijsproblemen kunnen ontstaan wanneer de belegger stelt dat hij informatie niet gekregen heeft, terwijl de effecteninstelling beweert dat zulks wel geschied is. Dan zal de effecteninstelling aannemelijk moeten maken dat deze informatie verstuurd is. Het is om die reden dat effecteninstellingen beleggers plegen te laten tekenen voor het feit dat zij de informatie ontvangen hebben en dat zij de risico's verbonden aan beleggen aanvaarden via de overeenkomst. 67 Op grond van een dergelijke verklaring draait de bewijslast om. Het is dan aan de belegger die meent dat de informatie niet ontvangen is, of stelt dat hij de risico's niet begrepen had, om aan te tonen dat zulks het geval is (wie stelt, moet bewijzen, zie art. 150 Rv). Evenwel recent heeft de rechtbank Amsterdam een dergelijke verklaring ambtshalve aangemerkt als een onredelijk bezwarend beding op grond van art. 6:236 aanhef en onder k BW (omkering van de bewijslast ten nadele van de consument).68 De rechtbank paste hier recente rechtspraak toe van het Hof van ]ustitie, waarbij ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden op basis van de richtlijnconforme interpretatie wordt toegelaten.69 Er is hier echter iets vreemds aan de hand. Immers in het Bte en de NRg 2002 heeft de wetgever gemeend dat een effecteninstelling verplicht een bepaling in de overeenkomst dient op te nemen met daarin:
Een verklaring van de cliënt dat hij heeft kennis genomen van de informatie die de effecteninstelling krachtens dit besluit aan hem dient te verstrekken en dat hij zich bewust is van de risico's die aan de belegging zijn verbonden;70
Hoe kan het voldoen aan een bij de wet gesteld vormvereiste onredelijk bezwarend zijn? Een dergelijke bepaling is juist opgenomen om de (potentiële) cliënt zich bewust te laten zijn van het belang van de informatie en de risico's die horen bij beleggen. Alleen al op die grond lijkt mij de redenering van de rechtbank op dit punt niet goed houdbaar. Overigens is het zeer de vraag of het hier wel een algemenevoorwaarde betrof. Ik zou menen dat een dergelijk beding niet zo zeer een algemene voorwaarde is, maar veeleer een verklaring ('ik heb kennisgenomen van het informatiemateriaal en weet dat er risico's aan beleggen verbonden zijn'), waarop de effecteninstelling in beginsel mag vertrouwen, met name omdat een effecteninstenïng nu juist voldoet aan een bij wet gestelde plicht.

Kwaliteit van de informatie
Het uitgangspunt in de publiekrechtelijke regelgeving is dat de verstrekte informatie juist, volledig en begrijpelijk dient te zijn. In de ogen van de Autoriteit-FM, was er nog wel het een en ander aan te merken op deze informatieverstrekking. Om die reden waarschuwde in 2001 de Autoriteit-FM de aanbieders van effectenleaseproducten via de krant. Waarom de Autoriteit-FM na deze waarschuwing, die niet leidde tot verbetering aan de zijde van de aanbieders, niet harder heeft ingegrepen is overigens

_____________

64. Vgl. Rb. Arnhem, vonnis van 16 juni 2004, NJF 414.
65. Bij de Rb. Arnhem in haar vonnis van 30 juni 2004, LJN-nr. AP4885,
NJF 2004, 417, werd de mededeling van de persoon van het belcentrum
dat effectenlease producten altijd beter waren dan sparen via de bank, als
onvoldoende geacht om van misleiding te kunnen spreken. Vgl. voor de
invloed van de verkoopmethode ook Rb. Arnhem, vonnis van 16 juni
2004, NJF 414 en KCD nr. 76 d.d. 23-04-2002.
66. R.o. 6.2 van het vonnis van 7 juli 2004, LJN-nr. AP8458, NJF 2004, 411.
67. Zie bijv. de arresten van Hof Den Bosch van 20 januari 2003, LJN-nr.
AF4510 en Hof Leeuwarden 4 de=ber 2002, LJN-nr. AF1619.
68. Vonnis van 12 november 2003, LJN-nr. AN7990, NJF 2003, 71.
69. HvJ 21 november 2002, nr; C-473/00, NJ 2003, 703, en HvJ 27 juni
2000, nr. C-240/98 tlm C-244/98, NJ 2000, 730. Zie over deze arresten
M.B.M. Loos, NTER nr. 3, 2003 blz. 71-74 en NJB 2003, p. 235.
70. Zie art. 36 en 25 Btc lid 2 sub i.


niet duidelijk.71 Hoe dat zij, de Autoriteit-FM en de commissie Oosting in haar spoor, zijn zeer kritisch in de rapporten die nadien verschenen zijn ten aanzien van de informatie die verstrekt werd, met name met betrekking tot de risico's verbonden aan effectenlease producten. Zo werd in hun ogen in het reclamemateriaal een te positief beeld geschetst met de nadruk op rendementsbeelden uit het verleden, zonder dat er voorbeelden waren opgenomen van negatieve scenario's. Daarnaast werd onterecht als maatstaf ter vergelijking (henchmark) de AEX-index genomen in de ogen van de Autoriteit-FM, nu de gemiddelde portefeuille doorgaans slechts bestond uit 3-5 fondsen bij effectenlease producten en daarmee geen afspiegeling was van de index. Bovendien werd volgens de Autoriteit-FM onvoldoende duidelijk gemaakt dat met geleend geld werd belegd. Uit de thans bestaande rechtspraak lijkt echter te kunnen worden afgeleid dat aangenomen wordt dat de belegger uit het gebruik van het woord 'leasesom' en het feit dat rente verschuldigd werd, in ieder geval had kunnen en moeten afleiden dat er sprake was van beleggen met geleend geld.72 Over de vraag of gewaarschuwd en/of overigens voldoende geïnformeerd is omtrent de bijzondere risico's verbonden aan het beleggen via een effectenlease product, wordt evenwel vooralsnog verschillend geoordeeld. Zo meende de rechtbank Utrecht dat het foldermateriaal ten aanzien van het Allround effect,73 dat weliswaar algemene waarschuwingen bevatte, niettemin onvoldoende waarschuwde tegen de bijzondere risico's verbonden aan deze beleggingsvorm.74 Ook de rechtbank Amsterdam concludeerde dat er sprake was van schending van de contractuele informatieplicht. Daarbij zij wel opgemerkt dat, nu aangenomen werd dat de brochure niet verstrekt was, alleen het aanvraagformulier en de overeenkomst zelf in het oordeel betrokken werden. Van belang daarbij is dat de rechtbank meende dat het enkele feit dat uit de overeenkomst zou zijn af te leiden dat met geleend geld belegd werd, daarmee nog niet voldoende geïnformeerd was omtrent de risico's verbonden aan het product.75 In het merendeel van de uitspraken wordt echter geen schending van de informatieplicht aangenomen.76 Zo oordeelde de klachtencommissie over de folders, die overigens niet waren overgelegd (de cliënt kon de folders niet meer vinden en de bank vreemd genoeg ook niet):
Het is de Commissie bekend dat in het informatiemateriaal betreffende het onderhavige effectenleaseproduct dat verweerder placht te verstrekken sterk de nadruk wordt gelegdop een verwachting van aanhoudend gunstige rendementen op aandelenbeleggingen. Naar het oordeel van de Commissie kan niet worden gezegd dat, op het moment waarop verweerder deze informatie beschikbaar stelde, in deskundige kring de stellige verwachting bestond dat de aandelenkoersen een aanhoudende en min of meer belangrijkestijging zouden blijven vertonen. De suggestie van bestendige koersstijgingen tot het moment waarop de effectenleaseconstructie tot uitkering zou moeten komen, zoals in de door verweerder beschikbaar gestelde informatie wordt gedaan, weerspiegelt een grotere zekerheid dan verantwoord is. Van een effectendeskundige moet immers worden verwacht dat hij ook rekening houdt met langdurige en ingrijpende koersdalingen. Dit klemt te meer omdat de door verweerder uitgegeven informatie wel buitengewoon nauwgezet bestudeerd en nagerekend moet worden om te beseffen dat alleen al om de kosten van de geldlening te evenaren tamelijk grote koersstijgingen vereist zouden zijn.77
Ondanks de kritiek van de klachtencommissie, is dat blijkbaar onvoldoende om schending van de informatieverplichting aan te nemen. Even verderop merkt de commissie op:
Daar staat tegenover dat deze informatie duidelijk de waarschuwing inhield dat in het verleden behaalde rendementen geen garantie voor de toekomst bieden en dat de waarde van beleggingen in aandelen kan fluctueren; dusdoende is erop gewezen dat het beleggen in aandelen risico's meebrengt en een garantie van koersstijgingen niet gegeven kon worden, waardoor de suggestie van bestendige koersstijgingen tot op zekere hoogte wordt gerelativeerd.
_____________

71. Zie ook het kritische rapport van de Algemene Rekenkamer, T. K. 2003,
2004, 29 635, nrs. 1-2. Met name het feit dat de Autoriteit-FM
nadien in haar eigen rapporten vaststelt dat de aanbieders van effecten-
lease producten, hun informatieverstrekking niet hebben verbeterd naar
aanleiding van de waarschuwingen van de Autoriteit-FM, maakt dat ik
me afvraag waarom de Autoriteit-FM niet eerder ingreep.
72. Vgl. de klachtencommissie die in KCD nr. 182 d.d. 12-05-2004 over-
weegt: 'Naar het oordeel van de Commissie heeft klager uit de tekst van
de voorwaarden van deze overeenkomst redelijkerwijs kunnen en moeten
begrijpen dat de 'leasesom' een geldlening betreft, die geheel - hoofd-
som plus rente - aan verweerder (terug)betaald moet worden, waarbij de
door verweerder aangekochte en voorwaardelijk aan klager geleverde
aandelen op het overeengekomen tijdstip aangewend konden worden om
het nog resterende bedrag van de schuld te voldoen.'
73. Met daarin de volgende waarschuwingen: Beleggen bij wie en in welke
vorm ook brengt financiële risico's met zich mee, dat geldt ook voor bet
Allround Effect. Beleggen geeft u kans op een hoger, maar ook op een
lager dan gemiddeld rendement. Dit risico is voor u. De waarde van uw
belegging kan fluctueren. Naarmate in meer risicovolle beleggingsvor-
men wordt belegd, zullen de te behalen rendementen onderhevig zijn
om grotere schommelingen en kan dus ook de eindopbrengst meer
afwijken van de in de voorbeelden gehanteerde bedragen. Wij wijzen u
erop dat de gehanteerde rendementen zijn gebaseerd op rendementen uit
het verleden. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie
voor de toekomst. De gepresenteerde bedragen zijn uitsluitend bedoeld
als rekenvoorbeeld.
74. Vonnis van 24 maart 2004, LJN-nr. A07618, N]F 2004, 44l.
75. Vonnis van 12 november 2003, LJN-nr. AN 7990,NJF 2003, 71.
76. Vgl. vonnis Rb. Den Bosch (sector kanton te Eindhoven), 6 juni 2004,
NJF 2004, 43l.
77. Uitspraak KCD nr. 182 d.d. 12-05-2004.

En:
Uit de aard van de effectenleaseconStructie.,zoals die is aangeboden, vloeit voort dat de potentiële belegger in belangrijke mate kon beoordelen of die constructie in beginsel geschikt was om aan zijn beleggingsoogmerk te voldoen. Het bedrag waàrvoor in effecten wordt geïnvesteerd, de aard van die effecten en de duur van de investering zijn immers voor de belegger op voorhand volledig kenbaar.
Met als slotakkoord:
Dit alles overziende, is de Commissie van oordeel dat de klacht, voor zover deze ertoe strekt dat klager in die mate onjuist is voorgelicht dat zich een wilsgebrek voordoet ten gevolge waarvan de overeenkomst vernietigbaar is, geen doel treft. Gelet op de inhoud van de overeenkomst en de daarbij gevoegde "Bijzondere Voorwaarden Effectelease" waarover klager bij het aangaan van de leaseovereenkomst kon beschikken en in aanmerking genomen, enerzijds, de eisen die daaromtrent uit een oogpunt van informatieverschaffing aan verweerder moeten worden gesteld en, anderzijds, de mate van onderzoek die van klager mocht worden verwacht, kan niet met vrucht worden volgehouden dat klager in dwaling is gebracht of is misleid;
Hoewel deze inmiddels tot standaard geworden overwegingen verdedigbaar zijn, met name daar waar wordt gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van de belegger 78 is mij niet geheel duidelijk hoe de klachtencommissie twee uitgangspunten met elkaar verenigt. Enerzijds stelt de commissie immers dat de informatie buiten gewoon nauwgezet bestudeerd moest worden om kort gezegd de hefboomwerking van het product te ontdekken. Anderzijds is blijkbaar voldoende gewaarschuwd voor het feit dat beleggen risico's met zich brengt. Daar miskent de commissie mijns inziens dat de hefboomwerking van een product meebrengt dat, buiten het normale risico dat verbonden is aan beleggen, extra risico's gelopen worden. Daarvan had de belegger slechts op de hoogte kunnen zijn door buitengewoon nauwgezette bestudering van het materiaal. Hetzelfde geldt voor de bijzondere risico's verbonden aan het beleggen in een nauwelijks gespreide portefeuille en de geringe beleggingstermijn. Het feit dat nauwelijks gespreid werd over verschillende fondsen en over de tijd is wel kenbaar, maar niet welke bijzondere risico's daaraan verbonden zijn. De lijn die de klachtencommissie hier volgt is dan ook niet geheel in overeenstemming met haar bestendige lijn dat daar waar bijzondere risico's gelopen worden (zoals bij het hefboomeffect), een waarschuwing op zijn plaats is omtrent dit extra risico.79 Beter had de eigen verantwoordelijkheid van de belegger tot uitdrukking kunnen komen in een overweging omtrent de eigen schuld van de belegger (zie nader onder 8). De rechtbank Roermond gaat recent nog een stap verder door kort gezegd aan. te nemen dat duidelijk was dat er met geleend geld belegd werd, er voldoende gewezen was op het feit dat een restschuld kon ontstaan en dat informatie en/of waarschuwingen omtrent de bijzondere risico's van een effectenlease product niet nodig zijn.80 Ten aanzien van de risico's van effectenlease producten overweegt de rechtbank in dat verband:
Het is niet alleen een feit van algemene bekendheid dat aandelen in waarde kunnen fluctueren, maar evenzeer dat de hoogte van het (potentiële) rendement van een financieel product is gekoppeld aan het risico daarvan: lage rendementen passen bij lage risico's (zoals bij spaarrekeningen het geval is) en hoge rendementen passen bij hoge risico's (zoals bij het beleggen in aandelen). Dat laatste geldt dan nog in versterkte mate voor het beleggen met geleend geld, waarbij in ieder geval de verplichting bestaat het geleende weer met rente- dat wil zeggen: met een extra kostenpost - terug te betalen. Ook dit is overigens een feit van algemene bekendheid.
Deze conclusies omtrent de bijzondere risico's lijken mij strijdig met hetgeen de klachtencommissie aanneemt. Ook voor het informatiemateriaal dat overlegdwas bij de rechtbank Roermond gold dat het wel buitengewoon nauwgezet bestudeerd en nagerekend moest worden om te beseffen dat alleen al om de kosten van de geldlening te evenaren tamelijk grote koersstijgingen vereist zouden zijn. Bovendien neemt de Autoriteit-FM in allebei haar rapporten tot uitgangspunt dat in de verstrekte informatie het bijzondere risico verbonden aan het hefboomeffect onvoldoende naar voren kwam. Als het hefboomeffect een feit van algemene bekendheid zou zijn geweest,dan kunnen dergelijke in het effectenrecht gespecialiseerde organen toch moeilijk tot een andere conclusie komen.Voorts zou de merkwaardige conclusie zijn dat, ware de opvatting van de rechtbank Roermond juist, in het geheel niet geïnformeerd of gewaarschuwd hoeft te worden omtrent risico's verbonden aan beleggen, noch omtrent bijzondere risico's. Die risico's zijn immers dan algemeen bekend. Als dat zo is, dan kunnen de informatieverplichtingen van effecteninstellingen uit het publiekrecht net zo goed af-

__________________

78. Zie over de eigen verantwoordelijkheid van de belegger mijn bijdrage in
Vermogensrechtelijke Annotaties, Boom Juridische uitgevers, nr.
2004/1, augustus 2004.
79. Bijvoorbeeld KCD nr. 188 d.d. 10-12-2003 en KCD nr. 68 d.d.
21-04-2004.
80. In die brochure is te lezen: 'Bij deelname via een maandbedrag betaalt u
bruto per maand f 117. Hiervan is gemiddeld f 88 aftrekbaar als con-
sumptieve rente (1,0% per maand). (...) Er is slechts 1 beursscenario
denkbaar waarin U(...) geen uitkering ontvangt: als de slotkoers na 5 jaar
precies gelijk is aan de laagste koers. Als dit scenario zich voordoet, ver-
liest u uw netto kosten.'


schaft worden. Voorts is het in zijn algemeenheid onjuist waar de rechtbank aanneemt dat het beleggen in aandelen hoge risico's met zich brengt. Er zijn bijvoorbeeld goede aanwijzingen dat daar waar op lange termijn wordt belegd, aandelen niet als zeer risicovol moeten worden beschouwd.81 In dat verband is ook de stelling van de rechtbank dat waar een financieel product of een effect grote winsten mogelijk maakt, daarbij een navenant risico op verlies behoort, in zijn algemeenheid onjuist. Vaak zijn risico en opbrengsten in de beleggingswereld inderdaad aan elkaar gekoppeld, maar niet altijd. Zo zijn er effectenlease producten verkocht met een koersgarantie waarvoor niet dezelfde risico's golden als voor effectenlease producten zonder een dergelijke constructie. 82 Ook de rechtbank Amsterdam oordeelde recent omtrent de kwaliteit van de informatie in het kader van de beoordeling van de vraag of er sprake was van misleidende mededelingen (art. 6:194 BW).83 Hoewel daarbij slechts één advertentie inhoudelijk beoordeeld werd, geven de gronden waarop de rechtbank haar beslissing baseert, wel aan hoe ander informatiemateriaal in de toekomst beoordeeld zal worden. In zoverre zet de uitspraak de toon voor toekomstige geschillen omtrent de kwaliteit van de informatie.84 De rechtbank komt kort gezegd tot de conclusie dat van misleiding geen sprake was met als belangrijkste argument dat de oplettende burger de risico's verbonden aan effectenlease producten had kunnen en moeten afleiden uit het foldermateriaal.85 Deze uitkomst was niet erg verrassend. Uit het vorenstaande bleek dat in het merendeel van de thans gewezen uitspraken, het informatiemateriaal weliswaar niet bijster duidelijk wordt geacht, evenwel deze vaststelling is onvoldoende voor het aannemen van de schending van een informatieplicht. Tevens is weinig verrassend de maatstaf die de rechtbank hanteert: De gemiddeld geïnformeerde en zorgvuldige consument. Dat is inderdaad in lijn met de huidige rechtspraak ten aanzien van art. 6:194 BW: Toch is ook deze uitspraak in een paar opzichten opmerkelijk. Zo is de vraag gerechtvaardigd of de wijze waarop informatie verstrekt wordt omtrent financiële producten, via de normale afwegingen behorend bij het leerstuk der misleidende reclame zou moeten worden beoordeeld. Mag in informatiemateriaal omtrent complexe financiële producten inderdaad de mate van overdrijving als geconstateerd door de klachtencommissie en de Autoriteit-FM, worden toegestaan (zoals de rechtbank meent)? In het algemeen zal er eerder sprake zijn van misleidende verzwijging naarmate de mededeling uitvoeriger ingaat op allerlei positieve eigenschappen of aspecten, met verzwijging van de relevante negatieve eigenschappen. Het gebruik van statistieken met stijgende koersen, de nadruk op de positieve eigenschappen van het product, het gebrek aan specifieke waarschuwingen verbonden aan beleggen met geleend geld in een zeer beperkt gespreide portefeuille, het zijn aanprijzingen die toch moeilijk vergelijkbaar zijn met de overdrijving dat wasmiddel X schoner wast dan welk wasmiddel ook. Een en ander geldt temeer nu de kenmerken van het product als zodanig moeilijk als bekend kunnen worden verondersteld bij het grote publiek. De Hoge Raad lijkt expliciet aan te geven dat voor het antwoord op de vraag of een mededeling misleidend is, de veronderstelde deskundigheid van de ontvanger een rol van betekenis zal spelen.86 Het is niet zonder reden dat aparte regels gelden voor reclame voor financiële producten. Om mij onbekende redenen wordt in het oordeel van de rechtbank buiten beschouwing gelaten dat vanaf 1 juni 1999 Bijlage 7 gold ten aanzien van reclame-uitingen (via art. 33 lid 2 NR 1999). Het is mij niet duideijk waarom aan dit specifieke, voor het aanbieden van financiële producten bedoelde, voorschrift niet gerefereerd wordt, met name nu de tekst van de beoordeelde advertentie dateerde van 2 december 2000.87 In Bijlage 7 staan tamelijk vergaande eisen die gesteld worden aan reclame-uitingen die in het bijzonder gelden voor reclame die gemaakt wordt voor effectenproducten (zie met name 7.5.). Zo geldt op basis van lid 3 van bijlage 7.5:
De informatieverstrekking is inhoudelijk juist en niet misleidend. Het beeld, dat het publiek op basis van de informatieverstrekking kan vormen van het aanbod van een effecteninstelling en de risico's van het aanbod, wijkt eveneens niet wezenlijk af van het beeld dat gevormd kan worden op grond van de verplichte informatie overeenkomstig de wet, het besluit en deze regeling.
Die verplichte informatie gaat uit van:
De informatieverstrekking met betrekking tot een product is duidelijk en transparant omtrent de aard van het product en haar samenstellende delen. Zij geeft een objectieve weergave van risico's van het aangeboden product en haar samenstellende delen.
__________

81. Zie ook de inaugurele rede van A. Lucas, Wat willen we eigenlijk? Over
preferenties, risico's en financiële markten, 25 oktlober 2001 bij zijn aan-
vaarding van de leerstoel financiële markten en instellingen aan de facul-
teit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Vrije
Universiteit Amsterdam.
82. Bij deze producten kon van dezelfde koersstijgingen geprofiteerd wor-
den, terwijl het risico ingedekt was door middel van optieconstructies.
Op de potentiële opbrengsten moeten uiteraard wel de kosten verbonden
aan het opzetten van de optieconstructies in mindering gebracht worden,
83. Vonnis van 7 juli 2004-,LJN-nr,AP8458, NJF 2004,411.
84. Het vonnis van de rechtbank Amsterdam krijgt dan ook reeds navolging,
zie Rb. Breda (sector kanton), vonnis van 24 november 2004, LJN-nr,
AR6419
85. De kern overwegingen ten aanzien van de misleiding zijn 7,2.-7.4.
86. HR 8 mei 1998, NJ 1998, 888, aan welk arrest de Rb. Den Haag dan ook
terecht refereert in haar vonnis van 17 juni 2004, LJN-nr, AP5007, NJF
2004,424.
87. Overigens gold ook voor die tijd de vangnetbepaling die de effectenin-
stelling voorschreef zich te onthouden van misleidende informatie met
betrekkmg tot o.a. de financiële verplichtingen die voor de cliënt uit het
aangaan van transacties in effecten kunnen voortvloeien.


De overwegingen van de Rechtbank Amsterdam zouden met deze uitgangspunten moeilijk te rijmen zijn geweest.88 Zo is het twijfelachtig of de samenstellende delen transparant uitgewerkt werden in de door de rechtbank beoordeelde advertentie. Transparantie bekent immers dat duidelijk geïnformeerd wordt omtrent de samenstellende delen (het lenen van geld waarmee vervolgens belegd wordt). Voorts wordt ook de aard van het product (het extra risico verbonden aan het beleggen met geleend geld en de extra risico's die de beperkte spreiding over individuele fondsen en over de tijd) niet duidelijk vermeld, laat staan nader verklaard in het informatiemateriaal. Het beleggen met geleend geld in slechts een paar fondsen voor een relatief korte termijn, is niet gelijk te stellen met het algemene risico dat verbonden is aan beleggen. Het is opvallend dat nergens in het oordeel van de rechtbank expliciet aandacht wordt besteed aan deze bijzondere risico's.89 Een mooi voorbeeld hoe het mijns inziens wel moet is het oordeel van de kantonrechter Den Haag. In het oordeel over de kwaliteit van de informatie, dat weliswaar gegeven werd in het kader van wanprestatie, wordt niettemin terecht art. 33 NR betrokken, terwijl voorts terecht wordt aangenomen dat de informatie zoals verstrekt niet voldeed aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden. 90

Uit de voorgaande uitspraken blijkt dat in een belangrijk deel van de uitspraken geen schending van de informatieplicht wordt aangenomen. Opvallend in algemene zin is tot slot dat deze oordelen, die mede gemotiveerd worden met het oog op hetgeen verwacht mag worden van de gemiddelde belegger, niet in overeenstemming lijken met hetgeen de Hoge Raad in het kader van de optiehandel (ook een bijzondere zorgplicht, net als bij beleggen met geleend geld) heeft. geoordeeld. De Hoge Raad legt daar de lat ten aanzien van wat van een belegger verwacht mag worden aan kennis en ervaring niet erg hoog.91 Die maatstaf valt mijns inziens moeilijk te rijmen met de blijkbaar grotere kennis die de klachtencommissie en de rechtbanken bekend veronderstellen bij de belegger in effectenlease producten. Het is mij niet duidelijk waarom van de belegger in effectenlease producten (complexe producten met een tamelijk hoog risico waarvan de informatieverstrekking bovendien te wensen overliet), meer verwacht mag worden dan van de belegger die in opties belegt.92 Mijns inziens is er inderdaad sprake van schending van informatieverplichtingen. Met deze schending is overigens niet gezegd dat het verlies op de aandelen dus ook voor rekening moet blijven van de aanbieders. Waar schadevergoeding wordt geëist moet de omvang van de schadevergoedingsplicht nader worden vastgesteld aan de hand van de eigen schuld van de belegger (zie ook 8). Deze mijnsinziens meer heilzame weg volgt recent de rechtbank Utrecht.93


Onderzoeksplicht; ken uw klant
De aanbieders hebben met betrekking tot de onderzoeksplichten op basis van het ken uw klant beginsel, gesteld dat deze plichten niet zouden gelden voor kanten klare producten. De gedachte is dat de belegger zelf geen verdere keuzes hoeft te maken nu het beleggingsdoel (het maken van koerswinst) reeds blijkt uit het product. In deze stelling worden zij, behalve door de rechtbank Roermond,94 niet gevolgd in de overige rechterlijke uitspraken, noch de uitspraken van de klachtencommissie. De onderzoeksplicht uit art. 28 NR geldt ook voor effectenlease producten die gestandaardiseerd worden aangeboden.95 Met betrekking tot de onderzoeksplicht overweegt de commissie voorts dat:
'Verweerder (...) zich tenminste rekenschap behoorde te geven van de vraag of zijn potentiële wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikkenom aan de uit het conttact voortvloeiende verplichtingen te voldoen. Derhalve heeft verweerder naar het oordeelvan de Commissie in ieder geval ten aanzien van de bij zijn wederpartij redelijkerwijs te verwachten bestedingsruimte ontoereikende zorg betracht. In dat verband overweegt de Commissie het volgende. De omvang van de op een effecteninstelling rustende zorgplicht wordt bepaald door hetgeen de eisen van de redelijkheid en billijkheid, naar de aard van de contractuele en feitelijke verhoudingen tussen de effecteninsrelling en haar cliënt, meebrengen. (...)'96
__________

88. In dat verband begrijp ik het vonnis van de Rb. Breda (sector kanton),
van 24 november 2004, LJN-nr. AR6419 evenmin erg goed. Een beroep
op dwaling en misleiding wordt (gelijktijdig) afgewezen met een sum-
miere motivering (verwijzing naar het vonnis van de rechtbank
Amsterdam), terwijl naar het oordeel van de rechtbank wel sprake is van
schending van de informatie- en onderzoeksplicht van de aanbieder. Dat
lijkt mij innerlijk tegenstrijdig.
89. Met name ook nu de Autoriteit-FM in haar rapporten opmerkt dat reclame-
materiaal te positief was. Ook de commissie Oosting is bijzonder kri-
tisch te noemen op deze punten. Op p. 60 t.a.p. stelt de commissie zelfs:
'De CGA kan zich niet aan de indruk onttrekken dat in informatiefol-
ders in diverse gevallen door het gebruik van bovengenoemde verhullende
termen bewust is getracht de kenmerken van het product te verdoe-
zelen.'
90. Vonnis van 17 juni 2004, LJN-nr. AP5007, N]F 2004, 424.
91. Laatstelijk in HR 11 juli 2003, RvdW 2003, 123 (Rabobank Schaijk-
Reek/Erven Kouwenberg). .
92. Zie nader over deze lijn van de Hoge Raad mijn (overigens critische)
noot in Vermogensrechtelijke Annotaties; nr. 2004/1, p. 46-79, Boom
Juridische uitgevers, augustus 2004.
93. Vonnis van 4 augustUS 2004, LJN-nr. AQ6491. De rechtbanf nam
terecht aan dat sprake was van een toerekenbare tekortkoming in de nale-
ving van plicht tot het wijzen op deze bijzondere risico's verbonden aan
effectenlease producten, waarna (wederom terecht) een correctie volgt
op basis van de eigen schuld van de belegger.
94. Vonnis 28 april 2004 LJN-nr A0834, NJF 2004, 437.
95. Vgl. r.o. 14.3 van het vonnis van de Rb. Amsterdam van 12 november
2003, LJN-nr. AN7990, NJF 2003, 71.
96. Uitspraak KCD nr. 8 d.d. 05-02-2004.


Uit de overweging van de commissieblijkt dat zij het oog heeft gehad op de precontractuele verhouding.97 Opvallend is dat de commissie art. 28 NR als zodanig niet aanmerkt als rechtstteekse grond voor de onderzoeksplicht. Wellicht dat deze benadering ziet op het feit dat de commissie buiten twijfel wilde stellen dat de onderzoeksplicht in het kader van het 'ken uw klant' beginsel, gelding heeft onafhankelijk van een expliciete publiekrechtelijke grondslag en derhalve reeds bestond op basis van de precon-tractuele goede trouw.98 Daarmee worden eventuele problemen ontlopen die zouden kunnen ontstaan voor effectenlease contracten die afgesloten zijn voordat de onderzoeksplicht expliciet in het publiekrecht kwam te staan. Hoe dat zij, zeker is dat in de ogen van de commissie de aanbieder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de bestedingsruimte van haar potentiële klanten. Had zij dat wel gedaanen waseen potentiële cliënt ongeschikt bevonden om het risico te dragen, is de volgende stap niet zo groot meer. De commissie vervolgt:
'Bovendien vloeit uit de wijze waarop verweerder de effectenlease-overeenkomst tot stand heeft doen komen voort dat hij zich in de onmogelijkheid heeft gebracht om na te gaan of er in individude gevallen geen wanverhouding zou ontstaan tussen de betalingsverplichting die zijn wederpartij op zich nam en diens inkomens- en vermogenspositie. Dat is niet in overeenstemming met de zorgvuldigheid die van verweerder als effecteninstelling gevergd diende te worden, mede omdat verweerder zich bij het aanbieden van het effectenleaseproduct heeft gericht tot een breed publiek en verweerder bij het sluiten van de overeenkomsten geen enkele beperking heeft aangebracht ten aanzien van de omvang van de betalingsverplichtingen die zijn wederpartijen op zich konden nemen.'
Was de aanbieder nagegaan of er een wanverhouding zou zijn ontstaan tussen de betalingsverplichtingen en de inkomens- en vermogenspositie van de potentiële cliënt, hadden beperkingen gesteld moeten worden aan de omvang van de betalingsverplichtingen die potentiële cliënten op zich zouden nemen. De huidige stand van zaken in de rechtspraak is dat het merendeel van de rechters aanneemt, in overeenstemming met de klachtencommissie, dat sprake is van schending van art. 28 NR 99 Van belang is daarbij dat deze onderzoeksplicht verder reikt wanneer er sprake is van een vermogensadvies. Juist in dat verband is de uitspraak van de rechtbank Arnhem waar rekening werd gehouden met de achtergrond van de beleggers en het feit dat sprake is van een onjuist beleggingsadvies.100 Minder juist lijkt mij het vonnis van de rechtbank Roermond, alwaar zij mijns inziens onvoldoende gevolg gaf aan haar eigen vaststelling dat de risicovolle effectenlease producten, die op advies van een bemiddelaar waren overeengekomen, niet pasten bij de doelstellingen van deze beleggers (opbrengsten bedoeld voor de oudedagsvoorziening en de studiekosten van een kind).101 Voorts meende de rechtbank Amsterdam in haar vonnis omtrent eventuele misleidende mededelingen (art. 6:194 BW), dat art. 28 NR in dat kader geen rol speelde.102 Dat lijkt mij in zoverre onterecht dat waar de aanbieders voldaan hadden aan de verplichtingen uit art. 28 NR (quod non), wellicht minder hoge eisen zouden hebben gegolden voor het reclamemateriaal In dat geval immers had een persoonlijke benadering nog kunnen leiden tot nadere informatieverstrekking en inventarisatie of de belegger de risico's verbonden aan het product begreep en aanvaarde. Door een dergelijk onderzoek achterwege te laten, wordt de wel verstrekte informatie des te belangrijker. Als zodanig lijkt me dat een omstandigheid van belang bij de beoordeling van het informatiemateriaal. Hoe dat zij, thans volgen de civielrechtelijke gevolgen van de schending van zorgplichten.

6. Dwaling
Uit de vorenstaande behandeling van de rechtspraak omtrent informatie- en onderzoeksplichten rustend op de aanbieder, blijkt reeds dat een beroep op dWalingvooralsnog niet erg kansrijk lijkt.103 Blijkbaar geldt dat, hoewel in de meeste gevallen die thans voor de rechter zijn gekomen vaststond dat de informatieverstrekking gebreken vertoonde, deze gebreken blijkbaar onvoldoende waren voor

_________

97. De commissie bedoelde overigens waarschijnlijk te zeggen dat de aard
van de voorgenomen contractuele verhouding deze onderzoeksplicht
meebrengt. Immers de aard van de contractuele verhouding hoeft nog
geen rol te spelen waar nog geen contractuele relatie bestond voor het
afsluiten van een effectenlease overeenkomst.
98. VgL ook het vonnis Rb. Roermond van 28 april 2004, LJN-nr. AO8347,
NJF 2004, 437 waarin aangenomen wordt dat de regels uit de Nadere
Regeling reeds gelding hadden op basis van het ongeschreven recht (vgl.
r.o. 7.4.)
99. Zie bijvoorbeeld recent Rb. Arnhem 21 juli 2004, LJN-nr. AR2579, die
daarbij integraal de motivering van de klachtencommissie overneemt.
100.Vonnis van Rb. Arnhem van 21 jnli 2004, LJN-nr. AR2562. vgl. ook
KCD nr. 78 d.d. 03-06-2004 .
101.Vonnis van 7 april 2004, LJN-nr. AO7594, NJF 2004, 435. In casu werd
slechts de schade verbonden aan de depotconstructie (deels) vergoed.
De rechtbank stelde zelf evenwel dat een aandelenlease constructie
alleen aangeboden mag worden aan beleggers met deze conservatieve
doelstellingen, als expliciet gewezen wordt op de risico's verbonden aan
de constructie. Nergens blijkt uit het vonnis dat omtrent de bijzondere
risico's (bijv. het hefboomeffect) van effectenlease producten expliciet
gewaarschuwd was. Waarom dan ook daar op alleen de schade verbonden
aan de depotconstructie voor vergoeding in aanmerking komt, is mij niet
duidelijk.
102.Zie r.o. 6.2 van het vonnis van 7 juli 2004, LJN-nr. AP8458, NJF 2004,
411.
103.Interessant is wel dat de kantonrechter te Haarlem meende dat door een
risicovol product aan te bieden aan een onervaren jongeman met beperkte
draagkracht, zulks misbruik van omstandigheden opleverde (vonnissen
Rb. Haarlem van 3 juni 2004, LJN-nr. APO996 en AP1003, NJF
2004, 428). Overigens laat de kantonrechter de gevolgen van de overeenkomst
deels in stand. Hoe deze instandhouding verenigd wordt met het
karakter van vernietiging (waarbij immers de overeenkomst niet meer
bestaat), blijkt niet uit de uitspraken.


een gerechtvaardigd beroep op dwaling.104 Dat is opmerkelijk. Immers vast staat dat op de aanbieders een informatieplicht rust omtrent de kenmerken en risico's van de aangeboden effectenlease producten (zie 5). Vast staan tevens de niet onaanzienlijke gebreken die de commissie Oosting en de Autoriteit-FM geconstateerd hebben, die in de rechtspraak en door de klachtencommissie(deels)zelfs erkend worden. Deze uitgangspunten zijn moeilijk te rijmen met de rechtspraak.van de Hoge Raad dat, waar sprake is van een mededelings- of informatieplicht, ook de onvoorzichtige koper beschermd wordt in geval van dwaling.105 Meer in lijn met de zienswijze van de Hoge Raad lijkt mij dat van een professionele en deskundige aanbieder van complexe financiële producten die bestemd zijn voor een breed (en derhalve veelal ondeskundig) publiek, tenminste verwacht mag worden dat de kernverplichting en risico's duidelijk en onmiskenbaar weergegeven worden Het is juist ten aanzien van de bijzondere risico's verbonden aan effectenleaseproducten dat de informatieverstrekking te kort schoot. Een en ander geldt temeer nu het aannemelijk is dat er sprake is van schending van de onderzoeksplicht door de aanbieders in het kader van het ken uw klant beginsel. De plicht om de achtergrond van de potentiële belegger te onderzoeken, dient om de wilsvorming van de cliënt in goede banen te leiden. Het verstrekken van generieke(gebrekkige)informatie zonder dat enig onderzoek gedaan wordt naar de hoedanigheid van de ontvanger,maakt schending van de informatieplicht waarschijnlijker. Niettemin is de gedachte die doorklinkt in de huidige rechtspraak dat ondanks de gebreken in de informatie, van de gemiddeld deskundige en oplettende consument verwacht wordt dat hij de werkwijze en de risico's verbonden aan het beleggen via een effectenleaseproduct maar moest begrijpen.106 Ook dat uitgangspunt lijkt echter moeilijk te stroken met de heersende leer van de Hoge Raad. Zoals gezegd immers legt de raad in zijn rechtspraak ten aanzienvan hetgeen van eenparticuliere belegger verwacht mag worden in het kader.van de optiehandel, de lat tamelijk laag (zie 5). Had de belegger bij gebrek aan kennis dan zelf maar moeten onderzoeken wat de risico's waren? Een dergelijke eigen onderzoeksplicht kan inderdaad worden aangenomen. Ook de, belegger heeft een plicht te voorkomen dat hij onder dwaling een overeenkomst sluit. Echter dienaangaande zij opgemerkt dat in de huidige leer van de Hoge Raad de mededelings- of informatieplicht van de wederpartij (via art. 6:228 sub a en b BW) voorgaatop de eigen onderzoeksplicht van de dwalende.107 Waar derhalve sprake is van gebrekkige informatieverstrekking, lijkt het meer in lijn met de rechtspraak van de HogeRaad aan deze schending meer gewichttoe te kennen dan aan de schending van de eigen onderzoeksplicht van de belegger.l08 Met het oog op het voorgaande begrijp ik niet goed waarom een beroep op dwaling vooralsnog weinig kans van slagen lijkt te hebben waar het effectenlease producten betreft.

7. Gevolgen van de aantastbaarheid van de overeenkomst In het voorgaande is. gebleken dat op een aantal gronden nietigheid dreigt voor effectenlease producten (art. 1:88 BW, de Wck en dwaling). Wat zijn de gevolgen voor de aanbieder en de belegger indien de nietigheid inderdaad intreedt? Bij het antwoord op die vraag dient in ogenschouw gehouden te worden dat een effectenlease product bestaat uit een kredietcomponent en een overeenkomst van opdracht en lastgeving op basis waarvan de geleende gelden voor rekening en risico van de belegger worden belegd. Wordt de effectenlease overeenkomst als geheel vernietigd (bijv. op basis van dwaling), komt daarmee zowd de titel tot het verstrekken van het krediet te ontvallen, als de titel op basis waarvan de aandelen voor rekening en risico van de belegger zijn aangekocht. Dat wil zeggen dat de plicht ontstaat tot teruggave van hetgeen ontvangen is zonder geldige titel. Dat betekent met betrekking tot de geldlening dat de belegger het geleende bedrag dient te restitueren. De aanbieder moet op zijn beurt de rente op het geleende bedrag en eventuele aflos singen terugbetalen. Voorts geldt dat, nu de overeenkomst op basis waarvan het geld belegd is evenzeer nietig is, het geleende geld zonder geldige opdracht en last in aandelen is belegd. Voorzover de aandelen nog niet verkocht zijn blijft de aanbieder, die de effecten op de beurs heeft gekocht op eigen naam als commissionair in effecten, rechthebbende van de aandelen. Doordat deze aandelen gekocht zijn op basis van een ongeldig gebleken overeenkomst van opdracht en lastgeving, dient de aanbieder de daartoe door de belegger ter beschikking gestelde (van de aanbieder geleende) gelden aan de belegger te restitueren. De belegger dient als gezegd op zijn beurt deze gelden weer aan de aanbieder te restitueren nu de kredietcomponent evenmin nog bestaat. Waar de aandelen inmiddels

______________

104.Zie bijv. Rb. Arnhem 30 juni 2004, LJN-nr. AP488S, NJF 2004, 424 en
het vonnis van de Rb. Utrecht van 4 augustus 2004, LJN-nr. AQ6491.
Overigens had de rechtbank Arnhem in haar vonnis van 16 juni 2004,
NJF 2004, 414, wel dwaling aangenomen. Die uitspraak valt te verklaren
gezien de onjuist gebleken mededelingen van de medewerker van een
belcentrum. Vgl.ook voor een geval van dwaling bij de k1achtencommis-
sie KCD nr. 76 d.d. 23-04-2002, het hoger beroep houdt in deze uitspraak
stand omdat het een op een bijzonder geval toegesneden uitspraak
was zonder algemene strekking, zie KCHB nr. 47 d.d. 12-11-2002.
105.HR 21 december 1990, NJ 1990, 251 (Van Geest/Nederlof), HR 10 april
1998, NJ 1998, 660 (Scheurvorming) en recent HR 16 juni 2000, NJ
2001, 559.
106.VgL bijv. het vonnis van de Rb. Haarlem van 16 september 2004, LJN-
nr. AR2243, waarin een beroep op dwaling om die reden werd afgewe-
zen.
107.HR 21 december 1990, NJ 1990, 251 (Van Geest/Neder1of),HR 10 april
1998, NJ 1998, 660 (Scheurvorming) en recent HR 16 juni 2000, NJ
2001,559.
108.Zie echter het vonnis Rb. Amsterdam 30 juni 2004, LJN-nr. AP4933,
NJF 2004, 410, r.o. 7.1.2: 'In geval van onduidelijkheden of (vermeen-
de) tegenstrijdigheden in het advies en/of de tekst van de overeenkom-
sten, had het (...) op de weg van [eiseres] gelegen om voorafgaand aan
het sluiten van de overeenkomsten hiernaar navraag te doen. Nu zij dit -
naar niet in geschil is - heeft nagelaten, komt haar ook op deze grond
geen beroep op dwaling toe.


reeds verkocht zijn door de aanbieder geldt dat, nu de titel tot het aankopen van effecten voor rekening en risico van de bdegger (de opdracht en last) niet bestaat, het verschil tussen de verkoopprijs van de aandelen en het door de belegger ter beschikking gestelde geldbedrag door de aanbieder vergoed moet worden. Feitelijk krijgt de belegger de betaalde rente (en eventuele aflossingen) terug en blijft de effecteninstelling met de (minder waard geworden) effecten zitten, of het verlies op de reeds verkochte aandelen. Is de overeenkomst alleen aantastbaar op basis van de kredietcomponent (bijv. op basis van art. 1:88 BW), of de effectenovereenkomst (op basis van art. 33 Wck), geldt in mijn ogen hetzelfde. Gezien de onverbrekelijke band tussen de kredietcomponent en de overeenkomst van opdracht en lastgeving tot aankoop van de effecten, moeten beide (deel)overeenkomsten geacht worden niet te hebben bestaan. Immers het kopen van aandelen voor rekening en risico van de belegger vindt plaats op basis van het geld dat geleend is via de kredietcomponent. Het is niet goed voorstdbaar dat de kredietcomponent of de effectenovereenkomst aan de effectenlease constructie komt te ontvallen, terwijl de constructie voor het overige in stand blijft. De overeenkomsten hangen dermate samen dat zij dkaars lot volgen (vgl. art. 6:229 BW). Waar het om nietigheid van rechtswege gaat (denk aan de vormvereisten uit de Wck) is partiële nietigheid van het effectenlease product op basis van art. 3:41 BW, evenmin goed voorstelbaar gezien de onverbrekelijke band tussen de kredietcomponent en de overeenkomst van opdracht en lastgeving.109 Voorts zij opgemerkt dat ten aanzien van vernietiging de situatie waarbij de reeds ingetreden gevolgen van de rechtshandeling bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden (waarmee de rechter desgevraagd op basis van art. 3:53 lid 2 BW aan een vernietiging gehed of ten dele haar werking zou kunnen ontzeggen), zich evenmin voordoet.110 De bezwaarlijkheiduit art. 3:52lid 2 BW ziet op feitelijke onmogelijkheid de gevolgen van de overeenkomst terug te draaien, dan wel op de situatie waarbij de gevolgen zeer bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden.111 Daarvan is in situatie van effectenlease producten geen sprake, immers partijen kunnen zonder problemen voldoen aan hun plicht tot teruggave. Wanneer vernietiging van de effectenlease overeenkomst dreigt (bijv. op basis van art. 6:228 BW of art. 30 Wck), is het wel voorstelbaar dat op verlangen van een der partijen (lees: de aanbieder), de rechter in plaats van de vernietiging uit te spreken, het nadeel van de belegger opheft op basis van art. 6:230 lid 2 BW. Het nadeel dat de belegger lijdt, kan dan worden vastgesteld op de door mij onder 10 voorgestelde wijze. Wordt vernietigd door de echtgenoot op basis van art. 1:88 BW, vindt art. 6:230 BW overigens geen toepassing nu de echtgenoot juist geen partij is bij de overeenkomst. Waar nietigheid van een effectenlease product dreigt, zij nog gewezen op de mogelijkheid dat de rechter ambtshalve conversie constateert op basis van art. 3:42 BW. Zo is denkbaar dat waar schending van een vormvereiste op basis van de wet nietigheid tot gevolg heeft (bijv. uit de Wck), de overeenkomst niettemin als een geldige overeenkomst wordt aangemerkt voorzover de vervangende rechtshandeling in de woorden van de Hoge Raad 'aan partijen verschaft hetgeen zij blijkens hun nietige rechtshandeling in economische opzicht wilden bereiken'.112 In hoeverre conversie slaagt in geval van ambtshalve nietigheid hangt met name af van het doel van de nietigheidsgrond (vgl. ten aanzien Vande Wck onder 3). Voorts zij opgemerkt dat, hoewel art. 3:42 BW ziet op nietigerechtshandelingen, wel aangenomen wordt dat overeenkomstige toepassing op vernietigde rechtshandelingen mogelijk is.113 Is die zienswijze juist, dan zou conversie eveneens mogelijk zijn bij vernietigde effectenlease overeenkomsten. Aangetekend zij daarbij dat een argument tegen het aannemen van conversie in het kader van art. 1:88 BW ontleend kan worden aan de slotzin van art. 3:42 BW Op basis daarvan zou de partner kunnen aanvoeren dat conversie onredelijk is ten opzichte van hem of haar als belanghebbende, nu hij of zij niet meegewerkt heeft aan de totstandkoming van de rechtshandeling (etfectenlease overeenkomst). Hoewel de wetgever bij deze uitzondering op conversie voornamelijkhet oog heeft gehad op een eenzijdige rechtshandeling,114 lijkt mij toepassing op effectenleaseovereenkomsten niet uitgesloten. Ook in die gevallen immers had de partner geen weet van de rechtshandeling die ook hem of haar vermogensrechtelijk treft. Tot slot zij opgemerkt dat, waar nietigheid van de overeenkomst (al dan niet na het inroepen daarvan door de belegger) wordt geconstateerd, daarmee niet gezegd is dat daarmee. dus de geleden verliezen voor rekening zullen komen van de aanbieder.Zo is een actie uit art. 6:230lid 2 BW in geval van vernietiging als gezegd niet ondenkbaar, kan voorts in alle gevallen waarbij de overeenkomstniet meer zou bestaan gedacht worden aan een actie uit ongerechtvaardigde verrijking van de zijde van de aanbieder

______________

109.Zie omtrent deze onverbrekelijke band in algemene zin nader Asser-
Hartkamp 4-ll (2001), nr. 490 e.v.
110.Vgl. Brunner en Roelvink t.a.p. p. 12.
111.Gedacht moet worden aan de situatie waarbij de gekochte zaak in een
andere is verwerkt en na vernietiging van de koopovereenkomst, verwij-
dering kosten en schade ten gevolge zou hebben waarvan het onredelijk
zou zijn om die voor rekening te laten van de koper, zie Asser-Hartkamp
4-ll (2001) nr.485.
112.HR 21 januari 1944, NJ 1994, 120.
113.De Hoge Raad lijkt in HR 5 november 1958, NJ 1959,2, overigens niet
bijzonder welgeallig te staan ten opzichte van deze analage toepassing,
zie ook de noot van Rutten ander het arrest. In de Parlementaire
Geschiedenis wordt analoge toepassing evenwel niet uitgesloten, zie P.G.
boek 3 BW, p. 194 en 200 e.v.,in gelijke zin Asser-Hartkamp 4-ll (2001),
nr. 493.
114.P.G. bock 3, p. 200, zie nader Asser-Hartkamp 4-11 (200l), nr. 499.


(art. 6:212 BW)115 en is in mijn ogen het tegenwerpen van art. 6:278 BW niet bij voorbaat kansloos (zie nr. 9).

8. Schadevergoeding
Vooropgesteld dat de effectenlease overeenkomst nog bestaat, wat heeft dan te gelden? Allereerst zij opgemerkt dat het van groot belang is dat gesteld wordt dat de (pre)contractuele zorgplicht geschonden is doordat onjuiste dan wel misleidend.e informatie is verstrekt en/ of onvoldoende onderzoek is gedaan naar de achtergrond van de beleggende cliënt. Wordt zuJks niet gesteld (dus onrechtmatige daad en/ of wanprestatie al dan niet in combinatie met ontbinding) dan kan een vordering tot. schadevergoeding (en/ of ontbinding) immers niet worden toegewezen.116 Daarbij is van belang dat indien verrekening gevorderd wordt door de belegger met betrekking tot zijn schade en de nog te betalen leasesom, zulks blijkens de rechtspraak alleen kan wanneer gelijktijdig ontbinding gevorderd wordt.117 Het is in mijn ogen vanuit dogmatisch perspectief overigens opmerkelijk dat in de rechtspraak tainelijk snel aangenomen wordt dat sprake is van wanprestatie, waarmee schadevergoeding en. ontbinding voor toewijzing vatbaar zijn. De onderzoeks- en informatieplichten zien immers bij uitstek op de wilsvorming in de precontractuele fase. Met name waar het een gestandaardiseerd product betreft waarbij geen advies is overeengekomen., lijkt mij de contractuele zorgplicht (die civielrechtelijk .overigens wel bestaat op basis van art. 7:401 BW en art. 2 van de Algemene Bankvoorwaarden) niet te impliceren dat na het afsluiten van de contractuele relatie, op de aanbieder doorlopende onderzoeks- en informatieplichten rusten ten aanzien van het karakter van het product. Hoe dat zij, als zowel de cliëntremisier als de effecteninstelling aansprakelijk zijn, kunnen zij hoofdelijk veroordeeld worden tot schadevergoeding, vgl. art. 6: 102 BW Met name wanneer de remisier tevens als adviseur opgetreden heeft en duidelijk is dat het advies niet voldeed, is het niet denkbeeldig dat ook deze wordt aangesproken. Deze hoofdelijkheid kan zowel zien op de schadevergoedingsplicht uit onrechtmatige daad als wanprestatie.118

Causaal verband Het causale verband tussen de schade (het verlies op de effectenportefeuille) en de schending van de zorgplicht (onderzoeks- en/of informatieplichten) in de precontractuele fase, is in beginsel gegeven.Er is sprake van overtreding van een zorgvuldigheidsnorm die nadrukkelijk is geschreven ter bescherming van de belegger.l19 Door de aanbieders is wel gesteld dat nog geen schade is geleden waar de contracten nog lopen. De vraag staat dan centraal of, waar de overeenkomst nog loopt (duurovereenkomst), er schade geleden is en zo ja wat daarvan de omvang is. Ten aanzien van de schade zij opgemerkt dat het stelsel van wettelijke schadevergoeding niet uitsluit dat toekomstige schade gevorderd en vergoed kan worden (vgl. art. 6:105.BW). Voorts heeft de rechter betrekkelijk grote vrijheid ten aanzien van de omvang van de schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Hij begroot de schade en hoeft die niet exact vast te stellen. Daarbij kan de rechter goede en kwade kansen tegen elkaar afwegen. Vandaar dat het causaal verband ook bij nog lopende overeenkomsten door rechtbanken doorgaans vrij snel aangenomen wordt.120 Zo merkt de rechtbank Amsterdam op:
Voor zover Dexia aanvoert dat voor verwijzing naar de schadestaatprocedure geen aanleiding bestaat omdat gezien de einddatnm van de overeenkomst thans nog niet is vast te stellen of [eiseres] schade zal lijden, wordt zij in dit standpunt niet gevolgd. [eiseres] heeft, in aanmerking genomen dat zij schade op te maken bij staat vordert, met baar hiervoor onder 2.4 vermelde betoog voldoende aannemelijk gemaakt dat zij schade zal lijden. Dexia heeft overigens niet weersproken dat die schade niet zou zijn ingetreden zonder de wanprestatie, zodat het causaal verband tussen wanprestatie en schade - in zoverre en voor zover van belang ter beoordeling van de toewijsbaarheid van de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure- vaststaat. De gevorderde veroordeling tot vergoeding van schade, op te maken bij staat, is dan ook in zoverre en behoudens het navolgende toewijsbaar.121
Zelfs voor effectenlease producten met een lange tennijn, is schadevergoeding niet ondenkbaar blijkens het vonnis van de rechtbank Utrecht.122 Wel zij opgemerkt dat mij verdedigbaar lijkt dat een belegger waarvan de overeen-

_________

115.Doordat de overeenkomst niet langer bestaat wordt de belegger in
zoverre verrijkt dat hij de koersverliezen thans niet meer hoeft te dragen.
Deze verrijking (die in casu bestaat uit vermogensvenneerdering doordat
zijn verliezen afnemen) staat in rechtstreeks verband met de verarming
van de aanbieder. In hoeverre deze verrijking ongerechtvaardigd is,
hangt mijns inziens af van de afweging in hoeverre de aanbieder en de
belegger verwijtbaar hebben bijgedragen aan het ontstaan van de verrij-
king dan wel verarming. Zie voor die verwijtbaarheid nader onder 10.
116.Zie terecht Rb. Roermond in haar vonnis van 28 april 2004 LJN-nr.
AO834, NJF 2004, 437.
117.Vgl. bijv. Rb. Den Haag (sector kanton), vonnis van 8 januari 2004,LJN-
nr. AO5999, NJF 2004, 422 en Rb. Arnhem 16 juni 2004, LJN-nr.
AP1734 (niet gepubl. in NJF).
118.Aldus terecht de Rb. Amsterdam in haar vonnis van 12 november 2003,
LNJ-nr. AN7990, NJF 2003, 71.
119.Zie HR 29 november 2002, RvdW 2002, 190 waarin de raad opmerkt:
'Voor toepassing van deze regel is vereist dat sprake is geweest van een
gedraging in strijd met een norm die strekt tot het voorkomen van een
specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade en dat degene die
zich op schending van deze norm beroept, ook bij betwisting aannemelijk
heeft gemaakt dat in het conrete geval bet specifieke gevaar waartegen
de norm bescherming beoogt te bieden, zich beeft verwezenlijkt.'
Vgl. Rb. Amsterdam die in haar vonnis van 12 november 2003, LJN-nr.
AN7990, NJF 2003, 71, inderdaad snel tot dit causaal verband kwam,
vgl. ook Rb. Utrecht ten aanzien van de tussenpersoon (r.o.4.19) in haar
vonnis van 24 maart 2004, LJN-nr. AO7618, NJF 2004, 441.
120.Zie bijv. Rb. Utrecht in r.o. 4.23 van baar vonnis van 4 augustus 2004,
LJN-nr. AQ6491.
121.Rb. Amsterdam 12 november 2003, LJN-nr. AN7990, NJF 2003, 7l.
122.Zie r.o. 4.21-4.23 van haar vonnis van 24 maart 2004, LJN-nr. AO7618,
NJF 2004, 441.


komst nog loopt en die zijn verplichtingen uit de effectenlease overeenkomst zonder al te veel moeite na kan komen, nog geen schade lijdt. Immers de rentebetalingen (en eventuele aflossingen) zijn dan te dragen tot het einde van de overeenkomst. In dat geval kan eventueel aan het einde van de overeenkomst worden uitgemaakt of er schade is en of deze voor vergoeding in aanmerking komt. Het is niet ongebruikelijk dat de klachtencommissie bij het antwoord op de vraag of er schade is en zo ja wat daarvan de omvang is, de looptijd van de belegging in aanmerking neemt.123 In die lijn redeneerde dan ook de rechtbank Roermond.124 Weliswaar betrof het hier een beroep op de redelijkheid en billijkheid van de belegger,125 echter analoge toepassing van de redenering is niet ondenkbaar. Het buitenbeentje ten aanzien van het causale verband is de klachtencommissie. Zij merkt op:
Verweerder heeft, in strijd met de op hem rustende zorgplicht, het aanbieden van een dergelijke voorziening achterwege gelaten. Dientengevolge is klager bij het aangaan van de overeenkomst niet in de gelegenheid gesteld maatregelen te treffen teneinde zich er van te verzekeren dat een restschuld - waarvan de omvang voor klager redelijkerwijs niet voorzienbaar was - voldaan zou kunnen worden. Daarvoor is verweerder aansprakelijk te houden.126
In de ogen van de klachtencommissie is het gevolg dat de effecteninstelling op basis van haar zorgplicht gehouden was kort gezegd te voorkomen dat er nog sprake zou zijn van een restschuld. Deze verplichting brengt volgens de commissie mee dat de effecteninstelling blijkbaar de plicht had zich in te dekken tegen langdurig koersverlies. Deze inventieve constructie van de commissie doet niettemin vreemd aan. Uit andere uitspraken van de klachtencommissie lijkt te volgen dat waar een meer risicovol product niet strijdig is met het profiel van een belegger, verliezen in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking komen.127 Mijns inziens zou dit uitgangspunt moeten betekenen dat daar waar de aanbieders van effectenlease producten per geval kunnen aantonen dat aannemelijk is dat het product niet strijdig is met het profiel van deze belegger (geen wanverhouding. ontstaat), schadevergoeding niet zou moeten worden toegewezen. Geparafraseerd komt dat neer op de stelling dat omstandigheden als het lage inkomen van de belegger, zijn behoudende risicoacceptatie, zijn gebrek aan ervaring en/ of deskundigheid en zijn lange beleggingshorizon, inderdaad spreken voor het aannemen van een wanverhouding tussen het aangeboden product en de wensen en mogelijkheden van de belegger. Evenwel voor andere beleggers met een hoger inkomen een kortere beleggingshorizon, een hogere risico acceptatie e.d., is het niet ondenkbaar dat het causaal verband tussen de schending van de onderzoeksplicht en de geleden verlien ontbreekt. In dat geval had de aanbieder, ook als zij wel onderzoek gedaan had naar de achtergrond van deze beleggers, niettemin het product mogen aanbieden.128 Voorts doet de benadering van de commissie te. weinig recht aan het leerstuk der eigen schuld.

Eigen schuld en de omvang van de schade
Wanneer schending van de z

mali
Berichten: 230
Lid geworden op: 09 feb 2004 10:29

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door mali »

Eigen schuld en de omvang van de schade
Wanneer schending van de zorgplicht(en) is vastgesteld, kan er sprake zijn van eigen schuld van de belegger (art. 6:101 BW). Factoren die van belang kunnen zijn voor de eigen schuld zijn bijvoorbeeld: de deskundigheid/ervaring van de cliënt; zijn risicobereidheid in samenhang met het doel van de beleggingen en de beleggingstermijn, en; zijn eigen onderzoeksplicht. Zo kwam de Rechtbank Amsterdam tot een schadedeling, na vastgesteld te hebben dat sprake was van schending van de informatieplicht, op basis van eigen schuld nu de belegger het aanvraagformulier niet gelezen had en deze geen nadere vragen, had gesteld.129 De klachtencommissie oordeelt inhoudeijk in min of meer gelijke zin:
Van een belegger als klager die van de aanprijzing van het effectenleaseproduct kennis heeft genomen dient gevergd te worden dat hij het beschikbaar gestelde materiaal met de nodige nauwlettendheid bestudeerde. Maatstaf daarbij is de verwachting van een niet ter zake deskundige, doch aandachtige en oplettende consument. Deze maatstaf dient ook aangelegd te worden ten aanzien van de voorlichring over een tamelijk complexe beleggingsconstructie, aangezien de beslissing om een bedrag - dat bezien tegen de achtergrond van inkomens - en vermogenspositie van de betrokkene veelal niet onaanzienlijk is - in effecten te beleggen een eigen verantwoordelijkheid voor de belegger meebrengt. Van klager mag dus worden verwacht dat deze met de nodige aandacht en oplettendheid kennis heeft genomen van de schriftelijke stukken en zich rekenschap heeft gegeven van de inhoud daarvan.
Samengevat mag van de belegger volgens de klachtencommissie verwacht worden dat deze het materiaal goed leest, waarbij de maatstaf ten aanzien van de inhoud van

____________

123.Zie bijv. KCD nr. 171 d.d. 31-10-2003.
124.Vonnis van 28 april 2004 LJN-nr. AO8347, NJF 2004, 437.
125.Op basis van de stelling dat de effecteninstelling in redelijkheid geen
nakoming kon vorderen van de betalingsverplicbting.
126.Uitspruk KCD nr. 182 d.d. 12-05-2004.
127.Slechts twee voorbeelden: KCD nr. 33 d.d. 04-03-2004 en KCD nr. 73
d.d. 17-04-2002.
128.In dat verband is de recente uitspraak van de Rb. Haarlem mijns inziens
dan ook toe te juichen waarin inderdaad het causaal verband ontbrak
(vonnis van 16 september 2004, LJN-nr. AR2243), vgl. ook Rb. Utrecht
in r.o. 4.26 van haar vonnis 4 augustus 2004, LJN-nr. AQ6491.
129.Vonnis van 12 november 2003, LJN-nr. AN7990, NJF 2003, 71. Rb.
Utrecht kwam recent op een scbadeverdeling van 75% aan de zijde van
de aanbieder en 25% eigen scbuld van de belegger, zie haar vonnis van
4 augustus 2004, LJN-nr. AQ6491.


het materiaal de aandachtige en oplettende consument is. Deze onderzoeksplicht geldt ook voor complexe producten aangezien bet te investeren bedrag fors is (dus alert zijn). Deze redenering is nog in lijn met d.eheersende leer in de lagere rechtspraak en van de klachtencommissie zelf.l30 Dan echter gaat het minder goed. De eigen schuld wordt door de commissie namelijk defacto gewaardeerd op 15% van het verlies, waarbij de betaalde rente verschuldigd is betaald, een overigens aanmerkelijk gunstiger verdeling voor de belegger dan hetgeen de Rechtbank Amsterdam had aangenomen. Een belangrijk verschil tussen de gebruikelijke lijn van de commissie in vergelijking tot de benadering via de restschuld, is het gebrek aan individuele benadering. Door de eigen schuld te fixeren op een bepaald percentage, kan geen recht worden gedaan aan de positie van elke individuele belegger en zijn eventuele eigen schuld; de aanbieders worden geconfronteerd met een gestandaardiseerd schadebedrag.131 Zo is het goed voorstelbaar dat er beleggers met ervaring zijn, of die deskundig moeten worden geacht, waarvoor hoger percentage eigen schuld verdedigbaar is. Voorts bleek reeds dat het onder omstandigheden denkbaar is dat het causaal verband tussen de schending van de informatie- en onderzoeksplicht van de aanbieders van een effectenlease product en het geleden verlies geheel doorbroken is. Voor die categorie is het vaststellen van een forfaitaire schade en het aandeel eigen schuld helemaal moeilijk te verdedigen. Het is dan ook terecht dat de benadering dat een algemene plicht zou bestaan tot het voorkomen van een restschuld niet gevolgd wordt in de rechtspraak.
Tot slot zij opgemerkt dat de eigen schuld van de belegger kan zien op zijn plicht de schade te beperken. Dat betekent dat daar waar de schade. oploopt (mede) ten gevolge van de schending van één of meerdere zorgplichten door de effecteninstelling, het ook de verantwoordelijkheid is van de cliënt alles te doen om de schade te beperken.132 Het is bij de geschillen die zich voordoen bij de klachtencommissie niet ongebruikelijk in de situatie waar de belegger zich de risico's realiseert, of had moeten realiseren, een plicht aan te nemen de verliezen te beperken.l33 Ten aanzien van effectenlease producten moet dan de. vraag beantwoord worden of, en zo ja wanneer, van de belegger verwacht had mogen worden dat deze zich redelijkerwijs realiseerde of had moeten realiseren, dat de risico's verbonden aan effectenlease producten, niet pasten bij zijn profiel. Is dat het geval dan zou de uiterste consequentie kunnen .zijn dat de belegger bij oplopende verliezen zijn effectenlease .producten had moeten stopzetten.134 De afweging of dat gevergd kan worden van de belegger, zal van geval tot geval dienen te geschieden, zij het dat waarschijnlijk de complexiteit van het product, de kwaliteit van de verschafte informatie, de kennis en ervaring van de belegger en de mate waarin de belegger duidelijk kon worden dat de verliezen aan het oplopen waren, mee zullen spelen als omstandigheden van belang voor een dergelijk oordeel.l35


Billijkheid
Deze afweging komt na het vaststellen van ieders bijdrage aan het ontstaan van de schade en is een discretionaire bevoegdheid van de rechter.l36 Het billijkheidsarguent kan een verandering van de schadepercentages tot gevolg hebben. Als voorbeeld moge dienen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank laat zich expliciet uit over de billijkheid en komt tot een andere schadedeling op basis van de billijkheid op grond van 4e volgende (generieke) argumenten: de aanbieder is een professionele effecteninstelling die beleggers actief benaderde. Onder deze beleggers bevonden zich consumenten die niet of nauwelijks ervaring hadden met beleggingen en die eerst in staat waren de beleggingsmarkt te betreden doordat de effecteninstelling het mogelijk maakte met geleend geld te beleggen.137 Deze omstandigheden koppelt de rechtbank vervolgens aan de specifieke omstandigheden in het billijkheidsoordeel. Dat wil zeggen dat de aanbieder zich niet zelf vergewist had of de belegger wist van de risico's maar had volstaan met het toezenden van de folder aan de tussenpersoon, en; had volstaan met een voorgedrukte verklaring op het aanvraagformulier dat de belegger kennis had genomen van de brochure. Op basis van deze afwegingen, komtde rechtbank tot een vergoedingspercentage van 75% voor de aanbieder.138


9. Art. 6:278 BW, de stoot tot ongedaanmaking en compensatie
Wordt ontbinding gevorderd op basis van wanprestatie wegens schending van zorgplichten, lijkt een beroep op art. 6:278 BW door de aanbieder een geducht wapen te zijn tegen beleggers die af willen van hun doorlopende betalingsverplichtingen en het sterk in waarde verminderde aandelenpakket. Zo kan de belegger niet ontbinden, wanneer sprake is van een waardevermindering van prestaties - hetgeen in casu neerkomt op de gedaalde koersen van de

__________________

130.Vgl. P. 66-75 van mijn noot naar aanleiding van HR 11 juli 2003, RvdW
2003, 123, Vermogensrechte1ijke Annotaties, 2004/1, Boom Juridische
uitgevers, augustus 2004.
131.Vandaar dat de commissie Oosting een andere benadering ten aanzien
van de schade trachtte te volgen in haar rapport.
132.Zie over deze plicht uitgebreid A.L.M. Keirse, Schadebeperkingsplicht,
Over eigen schuldaan de omvang van de schade, diss. Groningen, 2003.
133.Bijv. KCD 7 februari 2001, nr. 048 en recent KCD nr. 49 d.d.
18-03-2004
134.Zie voor een voorbeeld waar de belegger voldaan had aan zijn schade-
beperkingsplicht in het licht van effeccenlease producten: KCD nr. 72
d.d. 27-05-2004.
135.Overigens zal een beroep op de schadebeperkingsplicht subsidïar moeten
zijn, als primair gesteld wordt dat geen schade geleden is. Is dat niet
het geval, zijn het elkaar uitsluitende stellingen. Immers, ofwel er is geen
schade dus valt er niets te beperken, ofwel er is wel schade maar die had
beperkt moeten worden.
136.Zie over de volgorde waarin de verschillende deelvragen omtrent art.
6:101 BW aan de orde dienen te komen Keirse t.a.p. op p. 83 e.v.
137.Rb. Amsterdam 12 november 2003, LJN-nr. AN7990, NJF 2003, 71.
138.Overigens staat in r.o. 16.4 nog de kennelijke verschrijving dat het gezien
het voorgaande in dit geval billijk is dat de vergoedingsplicht van Dexia
wordt verminderd met 25%. Bedoeld zal zijn vermeerderd.

onderliggende aandelen - en de aanbieder aannemelijk kan maken dat het beroep van de cliënt op ontbinding enkel gericht is op de mogelijkheid deze waardevermindering af te wentelen op de effecteninstelling als wederpartij, tenzij de belegger deze waardevermindering compenseert.139 Toewijzing van deze vordering zou betekenen dat het doel van de ontbinding (niet langer doorbetalen voor in koers dalende aandelen, teruglevering van het sterk in waarde verminderde aandelenpakket en terugbetaling van de koopsom door de aanbieder), verloren gaat doordat het waardeverschil alsnog vergoed moet worden. Hoewel de wetgever uitdrukkelijk gekozen heeft de onderhavige materie apart te regelen en niet, zoals in de literatuur wel verdedigd is,l40 over te laten aan de algemene leerstukken van het vermogensrecht (zoals misbruik van recht), kan uit de parlementaire geschiedenis worden afgeleid dat de bepaling als species moet worden beschouwd van het leerstuk van misbruik van recht.141 Het element van misbruik zit in het gegeven dat de toepasselijkheid van art. 6:278 BW op effectenlease producten afhankelijk is van het antwoord op de vraag of het aannemelijk is dat zonder deze waardevermindering niet tot ontbinding zou zijn overgegaan. De bewijslast daarvan ligt bij de effecteninstelling. Gesteld echter dat de aanbieder kan aantonen dat de belegger de overeenkomst ontbindt met de enkele reden de opgetreden waardevermindering af te wentelen op de wederpartij en derhalve art. 6:278 BW inderdaad toepassing vindt, dan impliceert zulks dat de belegger andere sanctiemogelijheden ten dienste staan. Als immers ontbinding de enige mogelijkheid ware, is niet eenvoudig aan te tonen dat alleen om waardevermindering ontbonden wordt. Voor dergelijke andere sancties kan gedacht worden aan een vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad of de lex specialis uit art. 6:194 BW Tevens kan gedacht worden aan aanvullende schadevergoeding op basis van wanprestatie.
Voorts zij opgemerkt art. 6:278 BW lid 2 ziet op andere mogelijkheden dan ontbinding die het recht biedt om de gevolgen van een overeenkomst ongedaan te maken. Gedacht kan worden aan een evenmele vernietiging van de effectenleaseovereenkomst, maar ook aan een beroep op vervangende schadevergoeding als bedoeld in art. 6:87 BW: Daarmee lijkt de reikwijdte van het artikel vergaand uitgebreid. Zo kunnen de gevolgen(de verliezen) ten aanzien van de vernietigde overeenkomst op basis van bijvoorbeeld dwaling uit art. 6:228 BW en vernietiging op basis van de Wck, (deels) voor rekening blijven van de belegger. Evenwel voor de vernietigingsgrond uit art. 1:88 BW gaat een beroep op art. 6:278 lid 2 BW niet op, aldus terecht de rechtbank Zwolle.142 De gedachte is dat, nu de echtgenoot geen partij is bij de vernietigbare overeenkomst, art. 6:278 BW niet kan worden tegengeworpen aangezien deze echtgenoot als derde de stoot tot ongedaanmaking doet.143 Tevens merkt de rechtbank op dat toepassing van art. 6:278 lid 2 BW, de bescherming die de echtgenoot ontleent aan art. 1:88 BW ten aanzien van de gevolgen van een overeenkomst waardoor ook deze echtgenoot in zijn of haar vermogen wordt getroffen, de facto zou uithollen. In dat verband moet in mijn ogenhetzelfde gelden voor het antwoord op de vraag in hoeverre art. 6:278 BW toepassing vindt bij overeenkomsten die nietig zijn op basis van de wet. Aangenomen wordt wel dat art. 6:278 lid 2 BW ook toepassing vindt in geval de overeenkomst nietig is.144 Mijns inziens is het echter moeilijk voorstelbaar de werking van art. .6:278 BW uit te breiden tot overeenkomsten die op basis van een dwingende wetsbepaling nietig worden geacht (zoals bijv. in geval van de Wck). Aldus zou via de achterdeur immers de dwingendheid van de nietigheidssanctie ontnomen worden.
Evenwel waar de helegger (en niet de echtgenoot in het kader van art. 1:88 BW) een beroep doet op ontbinding, dan wel een vernietigingsgrond inroept (dwaling of op basis van de Wck), lijkt mij de stelling in het kader van art. 6:278 BW dat de belegger in geval van effectenleaseproducten enkel kiest voor een stoot tot ongedaanmaking met het oog op het afwentelen van verlies, niet geheel onverdedigbaar. Immers het is zeer de vraag of, als de belegger voor een ander rechtsmiddel had gekozen, deze even goed af zou zijn geweest.Door aanbieders is in dat verband wel aangevoerd dat.het afwentelen van het verlies blijkt uit de hypothetische situatie waarin effectenlease producten geen verlies maar winst zouden hebben gemaakt. De gedachte is dat een belegger dan immers een beroep op ontbinding, dan wel vernietiging, niet zou hebben gedaan. Hoewel waarschijnlijk feitelijk juist, is die stelling niet bijzonder sterk. Immers de kern van ontbinding of vernietiging ligt nu juist in het gegeven dat dit product verliezen oplevert, terwijl niet onderzocht is of het lopen van het risico op deze verliezen past bij de specifieke belegger. De geschonden zorgplichten door de aanbieder pogen nu juist de belegger tegen dit gevaar te beschermen. Voorts lijkt de tamelijk grote verwijtbaarheid bij het ontstaan van deze schade aan de zijde van de aanbieder in vergelijking tot die van de belegger, in de weg te staan aan snelle toepassing van art. 6:278 BW: Het artikel is immers een bijzondere vorm van misbruik van recht. Daarmee wint de stelling van de belegger aan kracht dat geen sprake is van misbruik vanrecht nu de koersverliezen in het geheel niet, of in veel mindere mate, geleden zouden zijn als deze op de hoogte was geweest van de risico's verbonden aan het product. Terecht verwerpt de rechtbank Arnhem recent

________________

139.Zie voor de vereisten LB Kluwer, aant. 3 Toepassingsvoorwaarden
(bewerkt door T. Hartlief).
140.Vgl. LB Kluwer, aant. 6 (Kritiek), bewerkt door T. Hartlief
141.P.G. boek 6 p. l041-1042, zie ook de krritiek van Dorhout Mees in WPNR
(1963) 4763, p. 170.
142.Rb. Zwolle (sector kanton), vonnis van 25 augustus 2004, LJN-nr.
AQ7409.
143.Vgl. ook Brunner en Roelvink t.a.p. p. 12.
144.Zo lijkt Asser-Hartkamp 4-ll (2001) uit te gaan van deze mogelijkheid
onder nr. 536, zie ook de aldaar genoemde literatuur.


dan ook het beroep op art. 6:278 BW op deze gronden.145 Mijns inziens kan eventueel beter. betoogd worden dat, ware gekozen voor een vordering tot schadevergoeding (bijvoorbeeld op basis van onrechtmatige daad of aanvullende schadevergoeding op basis van wanprestatie), dan ook de eigen schuld van de belegger bij het ontstaan van de schade een rol van betekenis zou hebben gespeeld. Met andere woorden; door te kiezen voor ontbinding of vernietiging, wordt de belegger mogelijk in een betere positie geplaatst. Daarmee hangt een en ander af van de eigen schuld van de belegger aan het ontstaan van de schade. Wordt aangenomen dat de eigen schuld een behoorlijke omvang heeft, kan in mijn ogen met recht gesteld worden dat een beroep op art. 6:278 BW met mime gericht is op de mogelijkheid de gehele waardevermindering van de effecten onterecht te verhalen op de aanbieder van effectenlease producten.

Uit:
Het leasen van effecten; over hoogmoed en de val

Mr. S.B. van Baalen

WPNR: Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie

impact
Berichten: 2157
Lid geworden op: 04 jul 2004 17:04

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door impact »

Dubio, kruip terug onder de beschimmelde steen waar je thuishoort en blijf daar. :evil:

CB
Berichten: 2427
Lid geworden op: 03 jul 2003 20:07

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door CB »

Geplaatst op 08 Feb 2005 09:21 door Dubio


--------------------------------------------------------------------------------
Ondanks dat iedereen er schande van spreekt dat niet Nederlands sprekenden als doelgroep werden misbruikt om contracten te verkopen,
Ondanks dat iedereen er schande van spreekt dat veel geestelijk gehandicapten contracten werden verkocht, dan nog komt er opeens een rechter die dexia helpt en dit soort mensen niet de volledige inleg teruggeeft.



Piet,

Als de producten voor dit soort zieligerds werd ontwikkeld, hoe kan het dan dat er een beroepsmilitair is ingestonken?!
Ach Dubio, hoe ver kun je zinken.

Niet Nederlands sprekende noem je zielig.

Geestelijk gehandicapte noem je zielig.

Weet je wie er echt zielig is......?

painter
Berichten: 383
Lid geworden op: 31 dec 2003 11:58

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door painter »

Dexze rechter zal ook zijn tol betalen in zijn leven en tot verantwoording worden geroepen, want dit kan niet en mag niet, ik vind dit bij assosiale af en ik snap ook niet dat ze in hoger beroep gaan met deze uitpraak.

Piet
Berichten: 4389
Lid geworden op: 02 jul 2003 21:20

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door Piet »

Het kabinet ging slechts in op het feit dat Dexia om haar goede wil te tonen de incassoprocedures heeft gestopt.
Dit was de reactie na kamervragen over het eenzijdig stopzetten van de rechtszaken door de meeste rechtbanken.
Het is duidelijk dat de incasso procedures niet gestopt zijn.
Het is ook duidelijk de onze ministers om de hete brei heen draaien.
Dagelijks worden gedupeerden gebeld door Dexia en onder druk gezet om toch maar te betalen.
RAETS incasso bureau draait overuren om zo veel mogelijk geld binnen te slepen voor Dexia.
De afgelopen jaren zijn gedupeerden geconfronteerd met grote restschulden, dreigbrieven, incasso bureaus en dagvaardingen.
Door het ontbreken van kennis en het niet weten wat te doen in zo’n situatie zijn veel gedupeerden bij verstek veroordeeld.
Of omdat ze niet kwamen of omdat ze zonder advocaat zich wilden verdedigen.
Na elke veroordeling bleef het stil.
Dexia speelde het slim en wachtte tot elke mogelijkheid om in hoger beroep te gaan was verlopen.
Daarom krijg ik nu steeds meer berichten dat de deurwaarders actief zijn geworden en daadwerkelijk dreigen met beslaglegging als er niet betaalt wordt.
Helaas kan daar niets meer aan gedaan worden en is het advies om een betalingsregeling te treffen met de deurwaarder om erger te voorkomen.
Als je gedagvaard bent, zorg voor een advocaat en liefst natuurlijk een die op de hoogte is van de aandelenlease materie.
Zonder advocaat procederen is vragen om moeilijkheden of je moet iemand hebben die juridisch geschoold is en je helpt als de zaak bij de kantonrechter loopt.
Bij de gewone rechtbank heb je altijd een advocaat nodig.
Ben je veroordeeld, kijk naar de mogelijkheden om in hoger beroep te gaan.

We moeten ons niet laten inpakken door Dexia met hun dreigbrieven of het incasso bureau.
Ga procederen en vorder je geld terug.
De tijden zijn veranderd en nu is het onze beurt om op ramkoers te liggen.
De rechter zal moeten oordelen of Dexia juist heeft gehandeld door ons deze contracten aan te bieden.
Gezien de uitspraken van de laatste maanden denkt de rechter daar gelukkig anders over.
Wil je dat jou ook recht wordt gedaan, kijk voor de mogelijkheden op onze website www.platformaandelenlease.nl of mail me.

Groeten,
Piet

Janny
Berichten: 2094
Lid geworden op: 27 aug 2003 21:15

Re: Dexia nog steeds op ramkoers deel 2

Ongelezen bericht door Janny »

Piet,

U spreekt over veel, maar in aantal, hoeveel % van de totale gedupeerden, wordt op deze:
Door het ontbreken van kennis en het niet weten wat te doen in zo’n situatie zijn veel gedupeerden bij verstek veroordeeld.
Of omdat ze niet kwamen of omdat ze zonder advocaat zich wilden verdedigen.
wijze ten tweede male de dupe van Dexia,

Dit ontbreken van verweer door gedupeerden , is dat alleen te wijten aan het ontbreken van kennis over de hulp die er nu is van allerlei instanties.
Zo ja ,?
dan is het verspreiden van die informatie van levensbelang voor gedupeerden.

Zo, nee!

dan , het kan zijn dat men gewoon z'n , hart volgt en wil afwerken.

Janny

Gesloten