van de site Rechten.nl
Geplaatst: 13 mar 2004 21:23
Op 1 en 2 december 2003 verschenen op deze website twee bijdragen, waarin werd ingegaan op de vraag of aandelenlease wel of geen huurkoop is. Voor gedetailleerde informatie verwijzen wij naar deze beide artikelen.
Inleiding
De vraag of aandelenlease huurkoop is, is met name van belang voor de vraag naar de toepasbaarheid van artikelen 1:88 en 1:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze artikelen scheppen de mogelijkheid voor de huwelijkspartner die de aandelenleaseovereenkomst niet mede heeft ondertekend, om de overeenkomst te vernietigen (waardoor alles wat in het verleden op grond van de overeenkomst is gedaan of betaald, ongedaan moet worden gemaakt). Wie ten tijde van het ondertekenen niet gehuwd was of een geregistreerd partnerschap was aangegaan, kan geen beroep doen op deze wetsartikelen, net zo min als de huwelijkspartner die heeft mede ondertekend. Vernietiging op deze grond is bepaald niet het enige instrument in de strijd tegen Dexia, maar belangrijk genoeg om er bij stil te staan.
In de eerdere bijdragen hebben wij uiteengezet waarom aandelenlease volgens ons huurkoop is. Procesrechtelijk gezien worden huurkoopzaken bij uitsluiting door de kantonrechter (en niet door de rechtbank) beslist. Aangezien Dexia haar rechtszaken tegen onwillige contractanten aanhangig maakt bij de rechtbank, wordt door ons eerst de bevoegdheid van de rechtbank betwist. Volgens ons moet de rechtbank zich onbevoegd verklaren en de zaak naar de kantonrechter verwijzen. Dit geschil heet een bevoegdheidsincident.
Intussen hebben diverse rechtbanken en kantonrechters in dit bevoegheidsincident een beschikking gegeven. Sommigen daarvan zijn bekend uit landelijke publicaties, anderen zijn (nog) niet gepubliceerd. In het volgende geven wij een kort overzicht weer van de tot dusverre gewezen beschikkingen (voor zover bij ons bekend). Waar mogelijk geven wij commentaar en extra (achtergrond)informatie.
Rechtseenheid
Over de vraag of aandelenlease huurkoop is, wordt door de verschillende rechtbanken en kantonrechters verschillend gedacht en geoordeeld. Dat valt te betreuren. Het leidt tot rechtsongelijkheid en komt de rechtszekerheid niet ten goede.
Ondanks andersluidende berichten is er nog geen uniform landelijk rechtbank-beleid op dit punt (en daar wordt op dit moment ook niet aan gewerkt). Uit bijgaande brief van de rechtbank Maastricht blijkt dat er in het Landelijk Overleg Voorzitters van de sectoren Civiel van de verschillende rechtbanken, tot heden geen uniforme afspraken zijn gemaakt over hoe er in de bevoegdheidsincidenten moet worden geoordeeld. Vandaar dat verschillende rechtbanken over hetzelfde onderwerp verschillend oordelen.
Aandelenlease is huurkoop en de procedure moet van rechtbank naar de kantonrechter:
1. 10-03-2004 > Haarlem, LJN AO AO5456
2. 03-03-2004 > Rechtbank Maastricht
3. 04-02-2004 > Rechtbank Utrecht, LJN AO3255
4. 28-01-2004 > Rechtbank Utrecht, LJN AO AO2910
5. 03-12-2003 > Kantonrechter Amsterdam, LJN AN 9363
6. 20-11-2003 > Kantonrechter Amsterdam, LJN AN 9320
Bovengenoemde beschikkingen gaan uitgebreid in op de materie en zijn uitputtend gemotiveerd.
Aandelenlease is géén huurkoop en de procedure moet bij de rechtbank blijven en worden niet verwezen naar de kantonrechter:
1. 11-02-2004 > Rechtbank Arnhem, LJN AO5067
2. 11-02-2004 > Rechtbank Arnhem , LJN AO5071
3. 26-11-2003 > Rechtbank Almelo , LJN AO9138
In bovengenoemde beschikkingen worden diverse overwegingen gehanteerd, waaronder de aard van de overeenkomst (levering en beoogde eigendomsverkrijging) en elementen van huurkoop (waaronder termijnbetaling), maar om het bestek van dit artikel niet te buiten te gaan, worden hierna hoofdzakelijk twee argumenten nader belicht en besproken.
Het wettelijke begrip ‘zaak'
Huurkoop is een vorm van koop op afbetaling. Dit laatste is geregeld in boek 7A BW (titel 5A, artikelen 1576 e.v.). Het BW is in 1992 vernieuwd, maar de bepalingen omtrent koop (en verkoop) op afbetaling zijn daarbij grotendeels buiten schot gebleven. Deze ‘oude bepalingen' gelden nog wel maar dat levert soms spanningen op in het vernieuwde systeem. Het belangrijkste voorbeeld in deze context is het zaaksbegrip binnen het BW (‘wat is een zaak?'). Onder het oude recht was een ‘zaak' een goed én/of een vermogensrecht. Onder het nieuwe recht is een zaak uitsluitend ‘een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object' (artikel 3:2 BW: iets wat je kunt ‘vastpakken'). Om onduidelijke redenen is bij de wijziging de formulering van de huurkoopartikelen over het hoofd gezien, zodat het begrip ‘zaak' door invoering van de nieuwe definitie onbedoeld verregaand is ingeperkt. De definitie van zaak is beperkt tot een ‘roerende zaak' en een vermogensrecht hoort er niet langer onder. Het is overigens niet onmogelijk om een begrip aanzienlijk te beperken (of te verruimen) maar zeker is dat deze inperking hier niet is bedoeld, al is het maar omdat de wetgever er dan beslist een overweging en/of motivering aan had gewijd. Nu dat niet is gebeurd mag van het tegendeel worden uitgegaan. Dexia maakt echter handig gebruik van het nieuwe zaaksbegrip door zich bij aandelenlease op het standpunt te stellen dat een aandeel geen ‘zaak' is (een aandeel is onstoffelijk en kan niet echt worden ‘vast gepakt') maar een ‘vermogensrecht' (een claim op bank of bedrijf voor de waarde van het aandeel). Dexia gaat daarbij ten onrechte geheel voorbij aan de onbedoelde inperking van het zaaksbegrip en hanteert een te letterlijke uitleg van die bepalingen.
Nu is onder juristen wijd en zijd aanvaard dat bij de uitleg van bepalingen zelden enkel en alleen mag worden volstaan met een letterlijke lezing (‘grammaticale interpretatie'). Aan de zojuist gegeven ‘wetshistorische interpretatie' mag dan ook niet zonder meer voorbij worden gegaan en ook niet aan de bedoeling of het doel van een bepaling (‘teleologische interpretatie' genoemd). Vreemd genoeg zijn er dus wel rechterlijke instanties die Dexia hebben gevolgd. Wij kunnen dat niet anders verklaren dan dat dit een vergissing moet zijn.
De gelijkschakeling van ‘vermogensrechten' met ‘zaken'
Iets anders dan een vergissing is nauwelijks mogelijk, te meer omdat we het zaaksbegrip niet per se nodig hebben om de toepasselijkheid van de huurkoopbepalingen te beoordelen. Artikel 7A:1576 lid 5 BW bepaalt namelijk:
“Het in deze titel bepaalde vindt overeenkomstige toepassing op vermogensrechten […] voor zover dat in overeenstemming is met de aard van het recht.”
Voor wie niet overtuigd is van onze eerder uitleg van het begrip ‘zaak', moet dit toch de doorslag geven. Een aandeel is een vermogensrecht (een recht (claim) dat een bepaalde waarde vertegenwoordigt), zodat de titel ‘koop op afbetaling' van toepassing is en dus ook ‘huurkoop', die is geregeld in een afdeling die valt onder die titel. Overigens is ook DSI inmiddels de mening toegedaan dat aandelenlease huurkoop is (zie onder andere KCD 11, 5 februari 2004).
Alternatieve benadering: ‘het gezond verstand'
Even los van bovenstaande ingewikkelde redenering kan volgens ons iedereen tot eenzelfde conclusie komen op basis van het gezonde verstand. De wettelijke regeling rond koop en verkoop op afbetaling is namelijk bedoeld al te opdringerige aanbieders het hoofd te bieden en om consumenten te beschermen tegen overkreditering. Waarom zouden consumenten wél moeten worden beschermd tegen aanbieders van encyclopedieën (of andere ‘ouderwetse' producten) en niet tegen aanbieders van financiële producten? Daarvoor is geen zinnige verklaring te geven, met name niet nu financiële producten een grotere dreiging van een fiasco inhouden dan de encyclopedie uit het voorbeeld. Hoewel wij deze vraag heel graag beantwoord zouden zien merken wij nadrukkelijk op dat aan de behandeling daarvan nog niemand is toegekomen: in de rechtspraak is zij tot heden niet beantwoord.
Op termijn
De afwijzende uitspraken zijn overigens vaak kort. Ook inhoudelijk lijkt het erop dat men zich van het bovenstaande onvoldoende rekenschap heeft gegeven, hetgeen ons steunt in de overtuiging dat de afwijzende uitspraken berusten op een vergissing. Onze verwachting is dan ook dat afwijzende gerechtelijke instanties uiteindelijk zullen (moeten) bijdraaien (desnoods door een einduitspraak van de Hoge Raad), zodat op den duur inderdaad de vereiste rechtseenheid ontstaat. Het is echter te hopen dat deze afwijzende rechtbanken snel zelfstandig tot andere gedachten komen. Rechtbanken in Nederland voeren weliswaar regelmatig en intern (met elkaar) overleg, maar dat heeft helaas nog niet tot eenvormigheid geleid. De afwijzende uitspraken vormen naar ons oordeel (ongeoorloofde) ‘bedrijfsongevallen'. Op grond van de wet (artikel 71, lid 5 Rv) staat er geen hoger beroep open tegen deze beschikkingen. Bij ‘bedrijfsongevallen' als deze valt dat echter nog maar te bezien. Wij bereiden momenteel een procedure voor waarbij een dergelijke beschikking tóch wordt aangevochten. Een verbod tot het instellen van hoger beroep (zoals in art. 71 lid 5 Rv) kan volgens de Hoge Raad namelijk niet standhouden, indien een rechterlijke instantie een wetsbepaling niet juist toepast (HR 29 maart 1985, NJ 1986, 242). De beschikkingen van de rechtbank Roermond worden, indien de cliënten dit wensen, in appèl voorgelegd aan het Gerechtshof Den Bosch en daarna zo nodig in cassatie aan de Hoge Raad.
Artikel 1:88 BW en 1:89 BW
Terug naar het begin van deze tekst. De vaststelling dat aandelenlease huurkoop (koop op afbetaling) is, is van belang voor de mogelijkheid die artikel 1:88 BW biedt. Dit artikel beoogt het gezamenlijke huishouden te beschermen en te voorkomen dat een onwetende echtgenoot voor verrassingen komt te staan die door de andere echtgenoot zijn veroorzaakt. Degene waartegen de vernietiging is ingeroepen (Dexia in de meeste gevallen van aandelenlease) zal, op grond van de wet, daarmee moeten leven. Indien zij zich daarbij niet wenst neer te leggen, rest haar maar één mogelijkheid: naar de rechter stappen en deze laten verklaren dat de vernietiging geen stand kan houden. De huidige opstelling, waarbij Dexia er voor kiest om net te doen alsof de vernietiging haar niet raakt en op de oude voet voort te gaan met incasseren (en nog erger: BKR-achterstandsmeldingen te doen), is dan ook volstrekt in strijd met het recht. Door het vernietigen op de voet van artikel 1:88 jo 89 BW is de vernietiging gewoon een feit.
Omdat artikel 1:88 BW een inbreuk toestaat op één van de basisregels van het recht (namelijk dat overeenkomsten in beginsel gewoon moeten worden nagekomen) en in die zin daarop een uitzondering vormt, wordt dit artikel in de praktijk streng getoetst. De echtgenoot die de te vernietigen overeenkomst niet mee ondertekend heeft, kan niet alleen al om die reden de overeenkomst tegen de zin van Deixa rechtsgeldig vernietigen. Daar komt meer bij kijken. Zo zal de rechter bijvoorbeeld in zijn overwegingen ook meenemen hoeveel tijd die echtgenoot heeft laten verstrijken tussen het moment waarop hij/zij wist (of had kunnen of moeten weten) van het afsluiten van de overeenkomst en het moment waarop de vernietiging wordt ingeroepen. Overigens denkt Dexia nog meer argumenten in te kunnen brengen tegen de toepasbaarheid van artikel 1:88 BW. Daartoe beroept zij zich op ‘gezaghebbende hoogleraren' die Dexia in het gelijk zouden stellen. Dexia doet daarover nogal geheimzinnig. Na lang aandringen was Dexia uiteindelijk wel bereid ons de namen van ‘haar' hoogleraren te onthullen, maar weigert zij tot de dag van vandaag ons inzicht te geven in de gevoerde redenering. Hoogleraren of niet: erg wetenschappelijk kan die opstelling niet genoemd worden. Vooralsnog hechten wij dan ook weinig waarde aan Dexia's argumentatie.
Conclusie
‘De molens van het recht malen langzaam'. Het is een dooddoener maar helaas wel waar. Wij zien in de huidige tendens om aandelenlease als huurkoop te betitelen, een belangrijke steun in de rug voor gedupeerden. Wij verwachten dat dit oordeel op termijn de overhand krijgt, zodat voor meerdere echtgenoten van gedupeerden de deur openstaat naar vernietiging op grond van het feit dat zij niet mede ondertekenden (1:88 en 1:89 BW). Zolang Dexia echter weigert zich neer te leggen bij de gedane vernietiging, zal op haar initiatief en van geval tot geval door de rechter moeten worden beoordeeld of deze vernietiging stand houdt.
Bij de totstandkoming van deze bijdrage waren betrokken, mr. M.M.H.J. Rompelberg, mr. J.P. Van Dyck, mr. D.D.J.M. Gulpers, mr. M. Garske, mr. S.E.W. Engelen en mr. R.H.J.M. Silvertand werkzaam.
Indien u vragen heeft, kunt u deze hier aan een van hen stellen, of bellen naar nummer 045-562 05 40. Wij beantwoorden uw vraag graag.
Inleiding
De vraag of aandelenlease huurkoop is, is met name van belang voor de vraag naar de toepasbaarheid van artikelen 1:88 en 1:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze artikelen scheppen de mogelijkheid voor de huwelijkspartner die de aandelenleaseovereenkomst niet mede heeft ondertekend, om de overeenkomst te vernietigen (waardoor alles wat in het verleden op grond van de overeenkomst is gedaan of betaald, ongedaan moet worden gemaakt). Wie ten tijde van het ondertekenen niet gehuwd was of een geregistreerd partnerschap was aangegaan, kan geen beroep doen op deze wetsartikelen, net zo min als de huwelijkspartner die heeft mede ondertekend. Vernietiging op deze grond is bepaald niet het enige instrument in de strijd tegen Dexia, maar belangrijk genoeg om er bij stil te staan.
In de eerdere bijdragen hebben wij uiteengezet waarom aandelenlease volgens ons huurkoop is. Procesrechtelijk gezien worden huurkoopzaken bij uitsluiting door de kantonrechter (en niet door de rechtbank) beslist. Aangezien Dexia haar rechtszaken tegen onwillige contractanten aanhangig maakt bij de rechtbank, wordt door ons eerst de bevoegdheid van de rechtbank betwist. Volgens ons moet de rechtbank zich onbevoegd verklaren en de zaak naar de kantonrechter verwijzen. Dit geschil heet een bevoegdheidsincident.
Intussen hebben diverse rechtbanken en kantonrechters in dit bevoegheidsincident een beschikking gegeven. Sommigen daarvan zijn bekend uit landelijke publicaties, anderen zijn (nog) niet gepubliceerd. In het volgende geven wij een kort overzicht weer van de tot dusverre gewezen beschikkingen (voor zover bij ons bekend). Waar mogelijk geven wij commentaar en extra (achtergrond)informatie.
Rechtseenheid
Over de vraag of aandelenlease huurkoop is, wordt door de verschillende rechtbanken en kantonrechters verschillend gedacht en geoordeeld. Dat valt te betreuren. Het leidt tot rechtsongelijkheid en komt de rechtszekerheid niet ten goede.
Ondanks andersluidende berichten is er nog geen uniform landelijk rechtbank-beleid op dit punt (en daar wordt op dit moment ook niet aan gewerkt). Uit bijgaande brief van de rechtbank Maastricht blijkt dat er in het Landelijk Overleg Voorzitters van de sectoren Civiel van de verschillende rechtbanken, tot heden geen uniforme afspraken zijn gemaakt over hoe er in de bevoegdheidsincidenten moet worden geoordeeld. Vandaar dat verschillende rechtbanken over hetzelfde onderwerp verschillend oordelen.
Aandelenlease is huurkoop en de procedure moet van rechtbank naar de kantonrechter:
1. 10-03-2004 > Haarlem, LJN AO AO5456
2. 03-03-2004 > Rechtbank Maastricht
3. 04-02-2004 > Rechtbank Utrecht, LJN AO3255
4. 28-01-2004 > Rechtbank Utrecht, LJN AO AO2910
5. 03-12-2003 > Kantonrechter Amsterdam, LJN AN 9363
6. 20-11-2003 > Kantonrechter Amsterdam, LJN AN 9320
Bovengenoemde beschikkingen gaan uitgebreid in op de materie en zijn uitputtend gemotiveerd.
Aandelenlease is géén huurkoop en de procedure moet bij de rechtbank blijven en worden niet verwezen naar de kantonrechter:
1. 11-02-2004 > Rechtbank Arnhem, LJN AO5067
2. 11-02-2004 > Rechtbank Arnhem , LJN AO5071
3. 26-11-2003 > Rechtbank Almelo , LJN AO9138
In bovengenoemde beschikkingen worden diverse overwegingen gehanteerd, waaronder de aard van de overeenkomst (levering en beoogde eigendomsverkrijging) en elementen van huurkoop (waaronder termijnbetaling), maar om het bestek van dit artikel niet te buiten te gaan, worden hierna hoofdzakelijk twee argumenten nader belicht en besproken.
Het wettelijke begrip ‘zaak'
Huurkoop is een vorm van koop op afbetaling. Dit laatste is geregeld in boek 7A BW (titel 5A, artikelen 1576 e.v.). Het BW is in 1992 vernieuwd, maar de bepalingen omtrent koop (en verkoop) op afbetaling zijn daarbij grotendeels buiten schot gebleven. Deze ‘oude bepalingen' gelden nog wel maar dat levert soms spanningen op in het vernieuwde systeem. Het belangrijkste voorbeeld in deze context is het zaaksbegrip binnen het BW (‘wat is een zaak?'). Onder het oude recht was een ‘zaak' een goed én/of een vermogensrecht. Onder het nieuwe recht is een zaak uitsluitend ‘een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object' (artikel 3:2 BW: iets wat je kunt ‘vastpakken'). Om onduidelijke redenen is bij de wijziging de formulering van de huurkoopartikelen over het hoofd gezien, zodat het begrip ‘zaak' door invoering van de nieuwe definitie onbedoeld verregaand is ingeperkt. De definitie van zaak is beperkt tot een ‘roerende zaak' en een vermogensrecht hoort er niet langer onder. Het is overigens niet onmogelijk om een begrip aanzienlijk te beperken (of te verruimen) maar zeker is dat deze inperking hier niet is bedoeld, al is het maar omdat de wetgever er dan beslist een overweging en/of motivering aan had gewijd. Nu dat niet is gebeurd mag van het tegendeel worden uitgegaan. Dexia maakt echter handig gebruik van het nieuwe zaaksbegrip door zich bij aandelenlease op het standpunt te stellen dat een aandeel geen ‘zaak' is (een aandeel is onstoffelijk en kan niet echt worden ‘vast gepakt') maar een ‘vermogensrecht' (een claim op bank of bedrijf voor de waarde van het aandeel). Dexia gaat daarbij ten onrechte geheel voorbij aan de onbedoelde inperking van het zaaksbegrip en hanteert een te letterlijke uitleg van die bepalingen.
Nu is onder juristen wijd en zijd aanvaard dat bij de uitleg van bepalingen zelden enkel en alleen mag worden volstaan met een letterlijke lezing (‘grammaticale interpretatie'). Aan de zojuist gegeven ‘wetshistorische interpretatie' mag dan ook niet zonder meer voorbij worden gegaan en ook niet aan de bedoeling of het doel van een bepaling (‘teleologische interpretatie' genoemd). Vreemd genoeg zijn er dus wel rechterlijke instanties die Dexia hebben gevolgd. Wij kunnen dat niet anders verklaren dan dat dit een vergissing moet zijn.
De gelijkschakeling van ‘vermogensrechten' met ‘zaken'
Iets anders dan een vergissing is nauwelijks mogelijk, te meer omdat we het zaaksbegrip niet per se nodig hebben om de toepasselijkheid van de huurkoopbepalingen te beoordelen. Artikel 7A:1576 lid 5 BW bepaalt namelijk:
“Het in deze titel bepaalde vindt overeenkomstige toepassing op vermogensrechten […] voor zover dat in overeenstemming is met de aard van het recht.”
Voor wie niet overtuigd is van onze eerder uitleg van het begrip ‘zaak', moet dit toch de doorslag geven. Een aandeel is een vermogensrecht (een recht (claim) dat een bepaalde waarde vertegenwoordigt), zodat de titel ‘koop op afbetaling' van toepassing is en dus ook ‘huurkoop', die is geregeld in een afdeling die valt onder die titel. Overigens is ook DSI inmiddels de mening toegedaan dat aandelenlease huurkoop is (zie onder andere KCD 11, 5 februari 2004).
Alternatieve benadering: ‘het gezond verstand'
Even los van bovenstaande ingewikkelde redenering kan volgens ons iedereen tot eenzelfde conclusie komen op basis van het gezonde verstand. De wettelijke regeling rond koop en verkoop op afbetaling is namelijk bedoeld al te opdringerige aanbieders het hoofd te bieden en om consumenten te beschermen tegen overkreditering. Waarom zouden consumenten wél moeten worden beschermd tegen aanbieders van encyclopedieën (of andere ‘ouderwetse' producten) en niet tegen aanbieders van financiële producten? Daarvoor is geen zinnige verklaring te geven, met name niet nu financiële producten een grotere dreiging van een fiasco inhouden dan de encyclopedie uit het voorbeeld. Hoewel wij deze vraag heel graag beantwoord zouden zien merken wij nadrukkelijk op dat aan de behandeling daarvan nog niemand is toegekomen: in de rechtspraak is zij tot heden niet beantwoord.
Op termijn
De afwijzende uitspraken zijn overigens vaak kort. Ook inhoudelijk lijkt het erop dat men zich van het bovenstaande onvoldoende rekenschap heeft gegeven, hetgeen ons steunt in de overtuiging dat de afwijzende uitspraken berusten op een vergissing. Onze verwachting is dan ook dat afwijzende gerechtelijke instanties uiteindelijk zullen (moeten) bijdraaien (desnoods door een einduitspraak van de Hoge Raad), zodat op den duur inderdaad de vereiste rechtseenheid ontstaat. Het is echter te hopen dat deze afwijzende rechtbanken snel zelfstandig tot andere gedachten komen. Rechtbanken in Nederland voeren weliswaar regelmatig en intern (met elkaar) overleg, maar dat heeft helaas nog niet tot eenvormigheid geleid. De afwijzende uitspraken vormen naar ons oordeel (ongeoorloofde) ‘bedrijfsongevallen'. Op grond van de wet (artikel 71, lid 5 Rv) staat er geen hoger beroep open tegen deze beschikkingen. Bij ‘bedrijfsongevallen' als deze valt dat echter nog maar te bezien. Wij bereiden momenteel een procedure voor waarbij een dergelijke beschikking tóch wordt aangevochten. Een verbod tot het instellen van hoger beroep (zoals in art. 71 lid 5 Rv) kan volgens de Hoge Raad namelijk niet standhouden, indien een rechterlijke instantie een wetsbepaling niet juist toepast (HR 29 maart 1985, NJ 1986, 242). De beschikkingen van de rechtbank Roermond worden, indien de cliënten dit wensen, in appèl voorgelegd aan het Gerechtshof Den Bosch en daarna zo nodig in cassatie aan de Hoge Raad.
Artikel 1:88 BW en 1:89 BW
Terug naar het begin van deze tekst. De vaststelling dat aandelenlease huurkoop (koop op afbetaling) is, is van belang voor de mogelijkheid die artikel 1:88 BW biedt. Dit artikel beoogt het gezamenlijke huishouden te beschermen en te voorkomen dat een onwetende echtgenoot voor verrassingen komt te staan die door de andere echtgenoot zijn veroorzaakt. Degene waartegen de vernietiging is ingeroepen (Dexia in de meeste gevallen van aandelenlease) zal, op grond van de wet, daarmee moeten leven. Indien zij zich daarbij niet wenst neer te leggen, rest haar maar één mogelijkheid: naar de rechter stappen en deze laten verklaren dat de vernietiging geen stand kan houden. De huidige opstelling, waarbij Dexia er voor kiest om net te doen alsof de vernietiging haar niet raakt en op de oude voet voort te gaan met incasseren (en nog erger: BKR-achterstandsmeldingen te doen), is dan ook volstrekt in strijd met het recht. Door het vernietigen op de voet van artikel 1:88 jo 89 BW is de vernietiging gewoon een feit.
Omdat artikel 1:88 BW een inbreuk toestaat op één van de basisregels van het recht (namelijk dat overeenkomsten in beginsel gewoon moeten worden nagekomen) en in die zin daarop een uitzondering vormt, wordt dit artikel in de praktijk streng getoetst. De echtgenoot die de te vernietigen overeenkomst niet mee ondertekend heeft, kan niet alleen al om die reden de overeenkomst tegen de zin van Deixa rechtsgeldig vernietigen. Daar komt meer bij kijken. Zo zal de rechter bijvoorbeeld in zijn overwegingen ook meenemen hoeveel tijd die echtgenoot heeft laten verstrijken tussen het moment waarop hij/zij wist (of had kunnen of moeten weten) van het afsluiten van de overeenkomst en het moment waarop de vernietiging wordt ingeroepen. Overigens denkt Dexia nog meer argumenten in te kunnen brengen tegen de toepasbaarheid van artikel 1:88 BW. Daartoe beroept zij zich op ‘gezaghebbende hoogleraren' die Dexia in het gelijk zouden stellen. Dexia doet daarover nogal geheimzinnig. Na lang aandringen was Dexia uiteindelijk wel bereid ons de namen van ‘haar' hoogleraren te onthullen, maar weigert zij tot de dag van vandaag ons inzicht te geven in de gevoerde redenering. Hoogleraren of niet: erg wetenschappelijk kan die opstelling niet genoemd worden. Vooralsnog hechten wij dan ook weinig waarde aan Dexia's argumentatie.
Conclusie
‘De molens van het recht malen langzaam'. Het is een dooddoener maar helaas wel waar. Wij zien in de huidige tendens om aandelenlease als huurkoop te betitelen, een belangrijke steun in de rug voor gedupeerden. Wij verwachten dat dit oordeel op termijn de overhand krijgt, zodat voor meerdere echtgenoten van gedupeerden de deur openstaat naar vernietiging op grond van het feit dat zij niet mede ondertekenden (1:88 en 1:89 BW). Zolang Dexia echter weigert zich neer te leggen bij de gedane vernietiging, zal op haar initiatief en van geval tot geval door de rechter moeten worden beoordeeld of deze vernietiging stand houdt.
Bij de totstandkoming van deze bijdrage waren betrokken, mr. M.M.H.J. Rompelberg, mr. J.P. Van Dyck, mr. D.D.J.M. Gulpers, mr. M. Garske, mr. S.E.W. Engelen en mr. R.H.J.M. Silvertand werkzaam.
Indien u vragen heeft, kunt u deze hier aan een van hen stellen, of bellen naar nummer 045-562 05 40. Wij beantwoorden uw vraag graag.