rechters in nederland spoor bijster bij WCK?
Geplaatst: 09 aug 2006 14:25
vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton, locatie Gorinchem
Kenmerk: 148852 CV EXPL 04-1922
Vonnis van 26 juni 2006
7.5.8. Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat (de rechtsvoorganger van) Dexia ten tijde van het aangaan van de onderhavige overeenkomst niet over een vergunning als bedoeld in art. 9 WCK beschikte. Dit brengt ingevolge art. 3:40 lid 2 BW mee dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling en niet vernietigbaar, aangezien art. 9 WCK niet uitsluitend ziet op bescherming van een van de partijen bij de overeenkomst. In de memorie van toelichting op de WCK (kamerstukken II 1986-1987, 19 785, nr. 3, blz. 27) wordt hieromtrent immers gesteld: ”Aan het onderhavige wetsontwerp ligt, in aansluiting op het voorgaande, de visie ten grondslag dat er een kader dient te zijn, waarbinnen kredietgevers verantwoord op de markt opereren en consumenten, geruggesteund door goede markt- en productinformatie, op redelijke voorwaarden krediet kunnen opnemen.” Voorts vermeldt de memorie van antwoord op de WCK (kamerstukken II 1987-1988, 19 785, nr. 7, blz. 10) dat gekozen is voor een zodanig vergunningenstelsel, dat serieuze ondernemers zonder moeilijkheden de markt kunnen betreden. Dit vergunningenstelsel is dus blijkens de wetgeschiedenis kennelijk mede gericht op bescherming van de toegelaten aanbieders tegen ondeskundige en/of malafide concurrenten met als achtergrond dat een negatief imago van de financiële markten schadelijk is voor een goed functionerende economie en daarmee het algemeen belang schaadt. Deze bredere doelstelling van de WCK volgt ook uit de parlementaire geschiedenis van het wetsvoorstel financiële dienstverlening. Zie hiervoor kamerstukken II 2003-2004, 29 507, nr. 3, par. 2, waarin onder meer wordt opgemerkt dat de zorgvuldige behandeling van de consument tevens bijdraagt aan ordelijke en transparante marktprocessen en een beter functionerende economie en dat de WCK al tot op zekere hoogte bijdraagt aan een effectieve bescherming van de consument.
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 181355 \ CV EXPL 05-5733
vonnis van de kantonrechter d.d. 1 augustus 2006
7.5.1. Nu vast is komen te staan dat de Wck op de onderhavige overeenkomst van toepassing is, staat tevens vast dat Aegon over een vergunning als bedoeld in artikel 9 Wck diende te beschikken. Aegon erkent geen Wck vergunning te hebben, doch meent dat dit niet meebrengt dat de overeenkomst nietig of vernietigbaar is.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de systematiek van de Wck volgt dat het sluiten van een onder het bereik van de Wck vallende kredietovereenkomst zonder te beschikken over de vereiste vergunning, de overeenkomst niet nietig of vernietigbaar maakt, maar slechts leidt tot strafbaarheid van de kredietinstelling. In de Wck is immers telkens nauwkeurig aangegeven welke afwijkingen van de bepalingen leiden tot nietigheid dan wel vernietigbaarheid. Daarentegen kent die wet geen bepaling die inhoudt dat het ontbreken van de vergunning leidt tot nietigheid of vernietigbaarheid van de kredietovereenkomst, doch wordt het sluiten van kredietovereenkomsten zonder vergunning in artikel 69 Wck strafbaar gesteld.
7.5.2. Anders dan [eiseres] stelt brengt schending van de verplichtingen zoals neergelegd in artikel 9 Wck geen nietigheid of vernietigbaarheid van de overeenkomst met zich mee. Het toepassingsgebied van artikel 3: 40 lid 2 BW is beperkt. Voor de toepasselijkheid van artikel 3: 40 lid 2 BW is namelijk vereist dat de wetsbepaling in een wet in formele zin staat, van dwingend recht is en het verrichten (de totstandkoming) van de rechtshandeling verbiedt. De Wck verbiedt echter het sluiten van een overeenkomst als de onderhavige niet en heeft ook niet de strekking de geldigheid van de zonder vergunning gesloten overeenkomsten aan te tasten. Het niet naleven van de daarin opgenomen regels, levert naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen grond op voor nietigheid of vernietigbaarheid.
7.5.3. Ten aanzien van de artikelen 26, 28, en 30 lid 3 van de Wck overweegt de kantonrechter dat de wetgever aan de schending van deze bepalingen kennelijk welbewust evenmin een civielrechtelijke sanctie heeft verbonden. Dit brengt mee dat schending van deze wetsbepalingen evenmin leidt tot nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de overeenkomst. Deze stellingen van partijen betreffende schending van de artikelen 26, 28, 30 lid 3 en 37 lid 1 Wck behoeven dan ook geen nadere bespreking.
7.5.4. Ten aanzien van artikel 33 sub b onder 1 Wck is de kantonrechter met Aegon van oordeel dat er in casu geen sprake is van schending van dit artikel, nu [eiseres] eerst het product heeft gekozen. Vervolgens is ten behoeve van het product een financiering afgesloten.
Tevens is de kantonrechter met Aegon van oordeel dat artikel 7 van de Bijzondere Voorwaarden geen schending van artikel 33 sub c Wck oplevert, nu een betalingsachterstand van de maandtermijnen na ingebrekestelling impliceert dat er een totale betalingsachterstand is van tenminste twee termijnen. Overigens brengt schending van deze bepaling geen nietigheid van de gehele overeenkomst met zich mee.
Ten aanzien van de gestelde schending van artikel 37 jol artikel 33 sub e Wck overweegt de kantonrechter dat de verschuldigdheid van boeterente geen afbreuk doet aan de bevoegdheid tot vervroegde aflossing, zodat ook dit verweer ten onrechte is opgeworpen.
7.6. Hetgeen in de voorgaande rechtsoverwegingen is overwogen, leidt tot het oordeel dat [eiseres] niet met succes op grond van de Wck de nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de overeenkomst kan inroepen.
RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton, locatie Gorinchem
Kenmerk: 148852 CV EXPL 04-1922
Vonnis van 26 juni 2006
7.5.8. Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat (de rechtsvoorganger van) Dexia ten tijde van het aangaan van de onderhavige overeenkomst niet over een vergunning als bedoeld in art. 9 WCK beschikte. Dit brengt ingevolge art. 3:40 lid 2 BW mee dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling en niet vernietigbaar, aangezien art. 9 WCK niet uitsluitend ziet op bescherming van een van de partijen bij de overeenkomst. In de memorie van toelichting op de WCK (kamerstukken II 1986-1987, 19 785, nr. 3, blz. 27) wordt hieromtrent immers gesteld: ”Aan het onderhavige wetsontwerp ligt, in aansluiting op het voorgaande, de visie ten grondslag dat er een kader dient te zijn, waarbinnen kredietgevers verantwoord op de markt opereren en consumenten, geruggesteund door goede markt- en productinformatie, op redelijke voorwaarden krediet kunnen opnemen.” Voorts vermeldt de memorie van antwoord op de WCK (kamerstukken II 1987-1988, 19 785, nr. 7, blz. 10) dat gekozen is voor een zodanig vergunningenstelsel, dat serieuze ondernemers zonder moeilijkheden de markt kunnen betreden. Dit vergunningenstelsel is dus blijkens de wetgeschiedenis kennelijk mede gericht op bescherming van de toegelaten aanbieders tegen ondeskundige en/of malafide concurrenten met als achtergrond dat een negatief imago van de financiële markten schadelijk is voor een goed functionerende economie en daarmee het algemeen belang schaadt. Deze bredere doelstelling van de WCK volgt ook uit de parlementaire geschiedenis van het wetsvoorstel financiële dienstverlening. Zie hiervoor kamerstukken II 2003-2004, 29 507, nr. 3, par. 2, waarin onder meer wordt opgemerkt dat de zorgvuldige behandeling van de consument tevens bijdraagt aan ordelijke en transparante marktprocessen en een beter functionerende economie en dat de WCK al tot op zekere hoogte bijdraagt aan een effectieve bescherming van de consument.
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 181355 \ CV EXPL 05-5733
vonnis van de kantonrechter d.d. 1 augustus 2006
7.5.1. Nu vast is komen te staan dat de Wck op de onderhavige overeenkomst van toepassing is, staat tevens vast dat Aegon over een vergunning als bedoeld in artikel 9 Wck diende te beschikken. Aegon erkent geen Wck vergunning te hebben, doch meent dat dit niet meebrengt dat de overeenkomst nietig of vernietigbaar is.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de systematiek van de Wck volgt dat het sluiten van een onder het bereik van de Wck vallende kredietovereenkomst zonder te beschikken over de vereiste vergunning, de overeenkomst niet nietig of vernietigbaar maakt, maar slechts leidt tot strafbaarheid van de kredietinstelling. In de Wck is immers telkens nauwkeurig aangegeven welke afwijkingen van de bepalingen leiden tot nietigheid dan wel vernietigbaarheid. Daarentegen kent die wet geen bepaling die inhoudt dat het ontbreken van de vergunning leidt tot nietigheid of vernietigbaarheid van de kredietovereenkomst, doch wordt het sluiten van kredietovereenkomsten zonder vergunning in artikel 69 Wck strafbaar gesteld.
7.5.2. Anders dan [eiseres] stelt brengt schending van de verplichtingen zoals neergelegd in artikel 9 Wck geen nietigheid of vernietigbaarheid van de overeenkomst met zich mee. Het toepassingsgebied van artikel 3: 40 lid 2 BW is beperkt. Voor de toepasselijkheid van artikel 3: 40 lid 2 BW is namelijk vereist dat de wetsbepaling in een wet in formele zin staat, van dwingend recht is en het verrichten (de totstandkoming) van de rechtshandeling verbiedt. De Wck verbiedt echter het sluiten van een overeenkomst als de onderhavige niet en heeft ook niet de strekking de geldigheid van de zonder vergunning gesloten overeenkomsten aan te tasten. Het niet naleven van de daarin opgenomen regels, levert naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen grond op voor nietigheid of vernietigbaarheid.
7.5.3. Ten aanzien van de artikelen 26, 28, en 30 lid 3 van de Wck overweegt de kantonrechter dat de wetgever aan de schending van deze bepalingen kennelijk welbewust evenmin een civielrechtelijke sanctie heeft verbonden. Dit brengt mee dat schending van deze wetsbepalingen evenmin leidt tot nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de overeenkomst. Deze stellingen van partijen betreffende schending van de artikelen 26, 28, 30 lid 3 en 37 lid 1 Wck behoeven dan ook geen nadere bespreking.
7.5.4. Ten aanzien van artikel 33 sub b onder 1 Wck is de kantonrechter met Aegon van oordeel dat er in casu geen sprake is van schending van dit artikel, nu [eiseres] eerst het product heeft gekozen. Vervolgens is ten behoeve van het product een financiering afgesloten.
Tevens is de kantonrechter met Aegon van oordeel dat artikel 7 van de Bijzondere Voorwaarden geen schending van artikel 33 sub c Wck oplevert, nu een betalingsachterstand van de maandtermijnen na ingebrekestelling impliceert dat er een totale betalingsachterstand is van tenminste twee termijnen. Overigens brengt schending van deze bepaling geen nietigheid van de gehele overeenkomst met zich mee.
Ten aanzien van de gestelde schending van artikel 37 jol artikel 33 sub e Wck overweegt de kantonrechter dat de verschuldigdheid van boeterente geen afbreuk doet aan de bevoegdheid tot vervroegde aflossing, zodat ook dit verweer ten onrechte is opgeworpen.
7.6. Hetgeen in de voorgaande rechtsoverwegingen is overwogen, leidt tot het oordeel dat [eiseres] niet met succes op grond van de Wck de nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de overeenkomst kan inroepen.